Laatste wijziging: 2022-06-19 (technisch), 2013-05-26 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Jan 2"

[geloof, sex]

 

heenweg - getuige - Jan - herders - zusjes - herdertjes - herder

Heenweg

Het was ongeveer een jaar na Jan 1 en het was bloedheet. Wiesje en ik zaten in de Speeltuin te babbelen met Mila. Er waren amper klanten, want wie gaat op een dag als deze fietsen naar een plek als deze (en terug!)? Wel kwamen en gingen de mannen van Sans Perail, want hun geknutsel in de loods bij het station vergde bovenmenselijk veel doorzettingsvermogen. Maar ja, eerdaags kwam het Stoomwezen twee ketelproeven afnemen, en dan zoek je liever eerst zèlf de lekkages, verhelpt ze, en kijkt of dat gelukt is. Kortom, er werd gebuffeld, terwijl de zon op loods en materieel neerbrandde, en het vuur in twee locomotieven brandde.

Mila had de omstandigheden aangegrepen om nu eindelijk eens uit te vissen wat een jaar geleden foutgegaan was. Wiesje had naar mij gekeken voor het antwoord, en dus had ik het Mila verteld: dat Wiesje het gevoel had gehad dat Mila haar wilde versieren.

Mila lachte bitter: "Weet je, eigenlijk ben ik een gewone vrouw. Maar mannen vinden mij niet aantrekkelijk, en vrouwen meestal ook niet. Maar ook ik wil wel eens een knuffel. Of méér, ja." Ze dronk in twee teugen een glas bier leeg, en staarde naar boomtoppen verderop. Wiesje legde een hand op Mila's schouder: "Wij begrijpen het, en we leven met je mee." Mila knikte flauwtjes. Daarmee was het onderwerp afgedaan. Na een kwartiertje kouten rekenden we af, gaven Mila een kus, en stapten op onze fietsen.

Eigenlijk waren we op weg naar een plekje aan het fietspad, zie Fietstocht [sex]. Wiesje wilde dáár wel eens een nacht kamperen, dus we hadden "alles" bij ons. Op zich zou lopen het kortst zijn, of anders langs het viaduct fietsen, maar we hadden ons uitgeput in smoesjes om om de noord te fietsen. En dan niet eens het fietspad schuin over de heide, maar helemaal eromheen: vlak langs het huis van Jan.

De camping van het natuurvriendenhuis stond vol, en van bij het zwembadje klonk kindergejoel. We aarzelden, maar besloten niet óók nog bij Ton en Saar op de thee te gaan. Het schelpenpad hield op, en het zand was rul. We keken nieuwsgierig naar links toen de weg naar een vreemde herinnering aftakte, zie Zeil 2 [geloof, sex] (en dit jaar Kind, maar dat bedoel ik niet), maar behalve trillende lucht zagen we niks. Het was trouwens ook doodstil.

We ontwaarden verderop een paadje door het naaldbomenbos dat als het dóórliep beter befietsbaar zou zijn dan de geplande grindweg rechtsaf (zie Koken), en ook "twee centimeter" minder òm. We waagden het erop. Het paadje bleek aan onze linkerhand de "dambord" percelen bos te begrenzen. Rechts kon je redelijk onder de bomen door kijken, oudere dennen, berken en eiken. We hadden hier schaduw en koelte.

Bij een perceelscheiding was een klein lapje gras. Wiesje vond het tijd voor een korte stop. Met lege blazen en een lege prostaat tuften we verder. Tot inderdaad het weggetje naar de schaapskooi. We gingen rechtsaf.

Jans huisje was grondig leeggehaald, alles blijkbaar afgevoerd. De stal was verlaten. In een hoek lagen enkele gesloopte geraamten van schapen en lammeren. Later zagen we er ook enkele vanaf het fietspad, verspreid over de heide. En sommige plukken wol zaten aan vel vast. Blijkbaar hoedde Hector de kudde niet belangeloos, en eigenlijk was dat niet gek bekeken.

We stapten weer op onze fietsen. Het bospaadje liep door, en we volgden het tot aan het fietspad. Daar gingen we weer rechtsaf. De bomen leken langzaam terrein te winnen op de heide, maar toch was het hier weer betrekkelijk open. Gelukkig had de zon al merkbaar aan kracht ingeboet. We kregen zelfs de indruk, dat er onweer kwam.

We waren net een plek voorbij waar wat sparretjes het uitzicht op de heide benomen hadden. Opeens werden we aangeblaft. Het bleek Hector, verwilderd maar kwispelend. We stopten, aaiden hem, gaven hem koekjes, en lieten hem van ons water drinken. Vooral dat laatste bleek welkom. Een paar schouderklopjes, een opgeruimde blaf, en hij rende de heide op. We hoorden geblaat in de verte.

We kwamen bij de spoorwegovergang (in dit fietspad). Ik meende iets te horen, en waarschuwde Wiesje (die voorop reed op een smal pad als dit). Niet te geloven! Van links kwam uitrollend (dus bijna geluidloos) de grootste stoomlocomotief die Sans Perail heeft, tender vóór, de stoker waakzaam speurend naar fietsers en schapen aan déze kant. We herkenden Louis, en zwaaiden. Hij hief groetend zijn rechterhand, en liet dat gebaar overgaan in duim-omhoog en met die duim wijzen op de locomotief. Inderdaad, dat klonk goed, rook goed, en toonde geen stoomlekken. Ik stak ook mijn duim op. Zodra de locomotief het fietspad over was, gaf de meester weer stoom, met open cilinderkranen. Wel, dan waren de brandnetels ook weer afgestoft.

We fietsten verder, en bereikten weldra het beoogde plekje, rechts. Hé, er was een vennetje links, aan de overkant van het fietspad! Nou ja, zo'n brede maar ondiepe hoeveelheid water die je in Amsterdam kunt aantreffen als twee straatkolken verstopt zijn. De lucht betrok nu snel en onheilspellend. We maakten dat we ons tentje stevig hadden staan, met al onze spullen (behalve de fietsen) erin, snelden bloot op het vennetje af, en gingen erin liggen. Onze hoofden en voeten, Wiesjes borsten en vooral mijn buik vormden eilanden. We bleven even liggen, draaiden ook even op de buik, voelden eerste regendruppels, en renden nat naar ons tentje. Binnen droogden we ons af, en gingen vanonder de toegang liggen loeren. (We hadden de tent weer opgezet met de opening aan de lijzijde, ongeveer noordoost, en van de flap geen luifel gemaakt.)

De regendruppels stuitten al terug van het vennetje, en het onweer zelf was nu waarschijnlijk boven ons huis. Het was donker, al was de zon nog niet onder. Wiesje lag te genieten, en alleen al daarom ik ook. Dit ging een gezellige vrijpartij worden! (Denk aan Tuingenot [sex].)

Getuige

Rechts van ons werd hoorbaar geremd, er klonk een fietsbel, en een vrouwenstem vroeg: "Zou ik even mogen schuilen?" Ik dook naar achteren, schoot mijn korte broek aan (zonder string eronder), en reikte Wiesje haar string aan, even later haar T-shirt. Ook vouwde ik het ene luchtbed tot een stoel, en legde die op het andere. Dan zou het bezoek onze bedden niet nat maken. Intussen antwoordde Wiesje: "Ja hoor, momentje!" Ze trok haar spullen aan, en ritste de tentflap vèrder open. De regen kletterde erop.

Bij het licht van een hoofdlampje namen we onze bezoekster op: een magere meid van midden twintig met dun lichtblond kort haar. Ze ritste snel de flap dicht. Ze droeg sandalen, een spijkerbroek en T-shirt, alles uiteraard doorweekt. Ik diepte een tweede handdoek op, en gaf die via Wiesje aan haar. Wiesje deed het hoofdlampje uit: "Trek je kleren maar uit, als je denkt dat het zin heeft." Er klonk een zucht boven het onweer uit. Bij het licht van bliksemflitsen zag ik de kleren uitgaan en de handdoek een schimmenspel opvoeren.

Ik ging tegen mijn rugzak zitten, mijn benen naar de flap. Wiesje kwam op schoot, maar reikte eerst de bezoekster het gevouwen luchtbed als zitplaats. Het onweer leek te willen logenstraffen, dat felle buien kort duren.

Geleidelijk raakten we aan de praat. Ons bezoek heette Angela, kwam uit de stad niet zo ver naar het oosten, en was de route wezen nafietsen die ze vorig jaar met de huifkar afgelegd had. Een huifkar? Over dit smalle fietspad?

Ja, dat was een miskleun. Ze had als gastvrouw meegereden met een gezelschapje dat een huifkar had afgehuurd, Op verzoek van een gast hadden ze niet de weg genomen, maar dit fietspad dichter langs de hei. Achteraf had die gast gedacht dat dit pad veel breder was. Het paard was bek-af geweest van het trekken van de kar door beide bermen. En zelf dacht ze ook nog wel eens aan dat jongetje. Jongetje???

Ja, toen ze bij die paar huisjes rechtsaf gingen, toen was een jongetje achterop de kar geklommen. Hij had zó genoten, dus ze hadden hem laten meerijden, zelfs snoepjes gegeven. Maar uiteindelijk waren ze ongerust geworden, hadden hem gemaand uit te stappen en dat hele eind terug te lopen, van óver de spoorbaan. Hadden ze daar wel goed aan gedaan?

Wiesje en ik hadden kippenvel. Wiesje vroeg, of er nog andere mensen in de buurt waren geweest. Ja, ze waren toen net langs een kudde met schaapherder gekomen. Dat had de sfeer zo verhoogd. Hoezo? Ik voelde Wiesje overeind gaan zitten: "Omdat waarschijnlijk die schaapherder de laatste is geweest die dat jongetje levend gezien heeft. We weten nu, hoe Jantje zo ver van huis kon komen." Angela schrok: "Oh jee! Wat is er dan gebeurd?" Wiesje vertelde, wat wij toen in Jans stal hadden aangetroffen. Angela kreunde: "Oh, neeee...! En nu?" De bliksem sloeg vlakbij in.

Wiesje dacht hardop: "Je zou naar die bakker kunnen gaan, en dit verhaal vertellen. De regen wordt al iets minder. Ik kan ze bellen..." Angela stemde aarzelend toe. Wiesje graaide naar haar mobieltje. Ze kreeg Monica aan de lijn. Een halfuur later kwam Egbert met zijn bestelwagen bij ons aan. Angela had haar kleren uitgewrongen en zich weer aangekleed. We hadden gegevens uitgewisseld, en namen afscheid. Egbert zei ons gedag, bedankte voor het telefoontje, gaf Angela een hand, hees haar fiets in de bestelauto, liet haar instappen, keerde en reed vrij snel terug. De ondergaande zon scheen onder de wolken door.

Wiesje en ik keken elkaar aan, in het schemerdonker van de tent. Geeft niet, we hebben voor onze communicatie geen licht nodig. We kleedden ons snel weer uit, dronken op de tast een slok water, legden dat ene luchtbed weer plat, en gingen over tot ons avondritueel. Uiteindelijk namen we ook nog een koekje. Toen hoorden we plots een snuif pal buiten de flap (dus vlakbij onze hoofden). Natúúrlijk krijgen wolven koekjes! Ja, het voelt gezellig en geborgen, dat we in de omgeving van Us Net steeds die bovennatuurlijke dieren nabij hebben.

Als je uit het bovenstaande iets opvalt, dan heb je het waarschijnlijk goed: ik heb bijna niets gezegd waar Angela bij was. Wiesje spreekt meestal voor ons beiden, en daar voelen we ons prettig bij. Met een vreemde jonge blote vrouw in ons tentje spreekt het helemáál vanzelf: dat ik achteroverleun, Wiesje op schoot heb, en zij het woord voert. De voornaamste uitzondering is, als het manlijke techneuten betreft, zoals Louis toen, zie Zandweg 2 [sex].

Jan

Inmiddels was het doodstil. We lagen verstrengeld en in onze eerste slaap, toen we opschrokken van een geluidje. Wiesjes mobieltje had een SMS van Angela ontvangen: dat ze veilig thuis was na een goed gesprek. We legden het ding weg, kropen weer in onze omarming en ombening, en schrokken van een vreemder geluid: een aanzwellend gekreun. Boven onze heupen verdichtte zich een ijle gestalte totdat die nèt herkend kon worden: Jan! We begroetten hem zachtjes.

Het gekreun ging over in nèt verstaanbare woorden. Aan de andere kant van de flap hoorden we een onderdrukte jank van Hector (een eind van zijn eigen grondgebied en kudde!) en een vermanende snuif van een wolf.

Jan vertelde. Jantje was op hem afgerend, had Hector geaaid, schapen geaaid. Jantje had moeten plassen, en had dat onbevangen recht voor Jan gedaan. Jantje had ook een natte wind of zo gelaten. Jan had aangeboden om Jantjes kleren een beetje te wassen. Maar eigenlijk was hij dat niet van plan geweest. Hij had Jantje zich laten uitkleden, had "voor de gezelligheid" zelf ook de kleren uitgetrokken, en was handtastelijk geworden. Dat was op zich allemaal nog goed gegaan, totdat Jantje de betovering verbroken had met de vraag, wat zijn ouders zouden denken. Jan was in paniek geraakt, had Jantje verstikt, en had zich daarna onoverkomelijk vies gevoeld. Zelfdoding had de enige uitweg geleken.

Nu was hij dan dood, maar de wroeging gaf hem geen rust. Hij was bij zijn kudde gebleven. Hij had Jantjes begrafenis gevolgd. Zijn eigen resten waren gecremeerd, de as bij het crematorium uitgestrooid. Dit niet-bestaan was ondraaglijk. Maar nu waren wij eindelijk op een plek en in een toestand waar hij in ons de wereld kon bereiken.

Wiesje vroeg, of hij ooit rust zou vinden. Jan wist het niet. Hij hoopte op rust na bijvoorbeeld de tijd die hij voor doodslag in de gevangenis zou hebben gezeten. Hij zou de seconden ervan wegstrepen, maar het vooruitzicht van een eind aan zijn kwelling zou die draaglijk maken.

Ik wilde Jan een slokje geven, maar hoe? Ik besloot het te doen zoals we offertjes klaarzetten. Op de tast haalde ik het Griekse spul en een stapeltje wegwerpbekertjes uit mijn rugzak, zette voor Jan een bekertje wijn neer, schonk Wiesje een bekertje voor ons beiden, en plaatste een derde vol bekertje naast me in de hoek. Ik zag even niet, hoe ik olijven en nootjes moest aanbieden, wellicht ook aan dieren buiten. Wiesje stak koekjes naar buiten. Driemaal werd voorzichtig een koekje uit haar hand genomen.

Ik was heel benieuwd, of dat offertje aanvaard zou worden, en of er wisselwerking zou ontstaan tussen de geest van Jan en wie het offer zou aannemen. Jan had immers wel de Trojaanse paarden waargenomen, maar van de wolven kon ik me dat niet herinneren, en Griekse goden leken me aan hem niet besteed.

Bij het offertje verscheen de blauwe gedaante. Hij klonk met Wiesje, maar de geest van Jan nam hem blijkbaar niet waar. Wiesje vroeg nauwelijks hoorbaar naar Jans lot, en Jan vroeg verbaasd, of ze tegen iemand ze sprak.

Hermes werd bijna onzichtbaar vaag van het nadenken: "Hij heeft dit zichzelf aangedaan. Hij heeft zelf de straf bepaald. Maar als de ouders van Jantje binnen zijn bereik komen en hem uitdrukkelijk vergeven, dan is het óók goed. Wij staan hierbuiten." De blauwe gedaante verdween, het offertje bleek aanvaard. Wiesje bracht Jan de boodschap over, maar vertelde niet, van wie die kwam.

Jan leek opgelucht. Zijn bekertje raakte leeg. Hij bedankte ons, en vervaagde. Hector gaf een zachte blaf, een eind van ons af. Van nog verder kwam een vermanende blaf: van zijn collega. Wiesje en ik dronken een tweede gezamenlijk bekertje, en deden een tweede avondritueel. In een tongzoen vielen we in slaap.

Herders

We werden wakker van de zomerzon: het werd licht, en vooral warm. Samen wakker worden, dat vinden wij toch zó heerlijk! En dan liefst een ongehaast ochtendritueel... We baadden weer in het vennetje, totdat we een fiets meenden te horen naderen. Die kwam niet, maar inmiddels waren we in de tent weer druk met elkaar. (Ook onze luchtbedden hebben inmiddels een camouflagepatroon - van vlekken.)

Eigenlijk hadden we trek in koffie. Maar wij maken nooit vuur, zelfs niet met een gastankje. Dan maar een slok cola. We legden onze luchtbedden buiten de tent aaneen, zodanig dat ze vanaf het fietspad onzichtbaar waren, en gingen in string liggen soezen. Wij zijn niet van die mensen die "voor hun crematie oefenen" [uitdrukking van Harrie Jekkers, meen ik], maar vooral Wiesje is dol op buiten zijn, liefst bloot.

We hoorden geblaat en geblaf naderen: Hassan en Aïcha met de kudde die ze vorig jaar van Frans en Cisca hadden overgenomen. We kleedden ons gauw aan (T-shirt en rokje danwel korte broek). Even later verscheen een druk snuffelende hond, een collie. Wiesje hield een koekje op, en meteen stonden we als goed aangeschreven. We liepen de open heide op, en zwaaiden naar het stel. (We noemen Hassan en Aïcha vaak de herders, ter onderscheiding van hun voorgangers de herdertjes.) Ze sloften op ons af.

We noodden hen op een bekertje cola met een koekje, en ze namen de uitnodiging aan. Even later zaten zij op het ene luchtbed, wij op het andere. Bekertje cola en bekertje muntthee, mèt koekje. De hond verloor ons niet uit het oog! Hassan vertelde, dat hun hond Ali heette - naar een ondeugende neef.

Aïcha vroeg, of hier vannacht een hond geweest was: Ali had aangeslagen. Wiesje vertelde, dat Hector even bij ons was geweest. Jan niet, vroeg Hassan. Wiesje meldde, dat Jan al ongeveer een jaar dood was, en dat Hector nu zelfstandig de kudde hoedde. Daar keken ze van op!

Aïcha aarzelde, en zei toen: "Als we aan deze kant zijn, bij het fietspad, of bij het spoor, dan is het nèt of hij daar is..." Hassan knikte instemmend. Wiesje en ik wisten niet, hoe te reageren. Ze zagen dat. Aïcha vroeg: "Hebben jullie dat óók?" Wiesje keek even opzij naar mij, en bekende: "Hij is hier vannacht aan ons verschenen." Aïcha knikte: "En toen kwam Hector?" We knikten. Hassan vroeg: "Is hier iets dat hem geen rust geeft?" Wiesje antwoordde: "Hij heeft een jongetje misbruikt en gedood, en toen zichzelf." Ze knikten, als werd een vermoeden bevestigd. Er viel een stilte.

Aïcha vroeg: "Het voelt net, alsof hier méér wezens zijn dan wij zien. Hebben jullie dat ook?" Wiesje antwoordde behoedzaam: "Wij en sommige mensen zien hier méér dan andere mensen." Hassan knikte bedachtzaam, sprak "Daar kunnen we dan een volgende keer eens over praten", en stond op. Ze namen afscheid, en sloften de heide weer op. Ali had best nog een koekje gelust.

Wiesje en ik verzamelden onze spulletjes, mikten de luchtbedden de tent in, ritsten de flap achter ons dicht, en deden een vroeg avondritueel: vooral napraten (op onze manier), maar dan volgt de rest vanzelf.

Zusjes

We lagen te fantaseren over een horizontale traplift, een telescopische arm of zo, die ons zonder verdere krachtsinspanning onzerzijds zou kunnen thuisbrengen. Wiesjes mobieltje ging over: Yvonne vroeg, of wij zin hadden om een nachtje op de hei te kamperen met Sheila en Maaike. Wiesje vond het best, en zei dat wij nu aan de overkant waren, langs het fietspad. Of wij de meiden dan tegemoet konden komen? Ik gebaarde naar Wiesje: "over dat schuine pad". Volgens mij was daar ook ergens een groter ven. Wiesje was bijzonderheden aan het afwerken: wat de meiden dan op hun fietsen voor ons zouden moeten meebrengen. Vooral een pak koekjes was belangrijk, misschien ook een paar wortels. Nee, ze hoefden geen tent mee te nemen: bij regen konden we op elkaar kruipen in de tent. Ik grijnsde om de woordspeling. Uiteindelijk vroeg ik nog om brandkranen in de buurt: Aart heeft er een kaart van hangen. Ah, Yvonne zond Wiesje een digitale kopie. Oh, mij ook maar meteen!

We pakten alles in, hesen het op de fietsen, en vertrokken. Wiesje was merkbaar voorzichtig bij de spoorwegovergang. Toen we op het schuine pad waren, bleek een klein stoomlocomotiefje oostwaarts onderweg. Wiesje wees.

We keken rond naar een geschikt plekje om te kamperen, maar kwamen nu bij een (duidelijk zichtbare) brandkraan. We vulden onze voorraad drinkwater bij. Een liter weegt (per definitie) een kilo... Ik hoopte me de plek te herinneren. Oh ja, ik had die kaart nu op mijn smartphone.

We fietsten speurend verder, vaak op de trappers staand om verder te kunnen kijken. We waren ongeveer op de helft (van dat schuine pad), toen ik bij wat boompjes rechts water meende te zien. Wiesje bleef bij de fietsen, ik baande me een weg door heide, biezen en struiken. Ik vond er een hoekje van een soort dat mij aanspreekt, met inderdaad een plas water van enkele tientallen meters "middellijn". Aansluitend liet ik Wiesje kijken. Die was nog meer in haar sas. We brachten onze spullen erheen, maar lieten de fietsen nog naast het pad.

Telefoontje van Sheila aan Wiesje: ze waren net van huis vertrokken. Waar zouden ze ons vinden? Ja, dat schuine pad kenden ze. Nou, ongeveer halverwege zouden ze onze fietsen zien, en dan waren wij bij die bomen. Tot zo!

We zetten de tent op, en bliezen de luchtbedden op. Wiesje wilde weer gaan liggen knuffelen. Ik uiteraard ook, maar dit ven moest beslist allerlei dieren aantrekken, en ik wilde er even omheen lopen om er tekenen van te zien. Ik had er meer schapenkeutels verwacht, en vroeg me af, of Hector het struikgewas te dik vond voor de nu ongeschoren schapen. We zagen wel een familie ree onder de struiken liggen. Wiesje huppelde inmiddels bijna van blijdschap: dit plekje ging wedijveren met zowel de poel als het zeiltje (uit Schaapjes [sex]). We noemen het inmiddels het schuine ven.

Wiesje klom in een eikje, en zag zowaar de meisjes naderen, in bikini op de fiets, zwoegend wegens hun bagage. Bovendien was het uiteindelijk weer ongeveer even heet als gisteren. We liepen naar de fietsen. Halloooo...! We namen nu ook de fietsen mee naar de tent.

Maaike verloor geen tijd, gooide haar bikini uit, en rende het water in. "Lekker diep!" riep ze, zwom twee slagen, en dook omlaag. Sheila en wij keken elkaar een oogwenk aan, gooiden ook alle kleding uit, en renden het water in. De bodem was beslist van veen (voorzover voldoende om het water hier vast te houden) met een dun laagje zand. Het ven was wellicht tot drie meter diep.

Maaike was alras de bodem aan het verkennen, en vertelde van boomstronken en zo. Wiesje wilde bewezen hebben dat ik reddend kan zwemmen, althans dat ik op mijn rug kan zwemmen met mijn handen op haar borsten en mijn afgebeulde pikkie tussen haar benen. Sheila had even iets gedaan dat leek op baantjes trekken, zag ons, en wilde dat óók eens ondergaan. Wiesje was grootmoedig (al vanaf het instemmen met dit gezelschap), en maakte plaats. Sheila heeft grotere borsten dan Wiesje, dus ik moest zoeken naar de juiste stand van mijn handen. Van opwinding wezen haar tepels de weg.

Maaike dook naast ons op, en miste de clou: "Kan ik óók, hoor!" Wiesje speelde erop in, en liet zich door Maaike vervoeren. Die kleine zwom als een reddingboot, oordeelde Wiesje later. Daarna deden we een wedstrijdje drijven, wat in zoet water nu eenmaal moeilijker is dan in zout. Maar ja, ik heb nu eenmaal een inwendig zwemvest - al moet ik wel heel ver achterover (met mijn ogen zowat onder water). Inmiddels had ik blijkbaar weer een helmstokje of zo, dus werd het tijd voor iets anders.

Maaike dook nog een tijdje door, maar ik kreeg het nu dubbel te verduren. Sheila had het afgelopen schooljaar in Amsterdam wat nieuwe dingen geleerd van haar vele nieuwe contacten, en maakte er een sexworkshop van. (Ze laat zich nu periodiek onderzoeken op geslachtsziekten, en schijnt om die houding en om haar voorkomen hogelijk gewaardeerd te worden bij de GGD.) Uiteindelijk lag ik uitgeteld op een luchtbed, paar druppels kwakkie op mijn buik, die door de meiden eerlijk gedeeld werden.

Maaike kwam op de aanblik af:, en herleefde haar oude vraag met nieuwe klemtoon: "Wat doen jullie nou?" Sheila vertelde het haar, likkebaardend. Maaike haalde haar neus op: "Gatsie!" Sheila hield het voortouw: "Weet je wat óók lekker is?" Ze ging op haar rug op het andere luchtbed liggen, benen wijd, en gebood mij haar te beffen. Zelf klauwde ze in haar borsten. Wiesje wachtte ongeduldig op háár beurt. Maaike keek het aan, trok een vinger door haar gleufje, en duwde haar eigen borstjes op. Borstjes - tuinbonen op de plank. Ze haalde haar schouders op, maar vroeg toch "Mag ik eens?"

Wiesje en ik wisselden een berustende blik. Sheila maakte grootmoedig plaats. Ik probeerde eerst die tuinbonen te laten ontkiemen. Er verschenen inderdaad twee tepeltjes. Daarna zakte ik, duwde de donzige grote schaamlippen opzij, en zag wat zou uitgroeien tot de kleine. Ik gaf voorzichtig een paar likken, en deed een paar voorzichtige slagen met een middelvinger. Maaike had er alweer genoeg van. Wiesje haastte zich om haar plaats in te nemen. Sheila zat te lachen: "Hoe lang heb ik niet gatsie geroepen?" Wiesje wist het: Speeltuin 2, drie jaar geleden. Sheila rekende Maaike voor: "Dus jij blijft nog drie jaar gatsie zeggen." Wiesje twijfelde: "Maaike ligt een jaar op jou voor, schat ik." Maaike stond naast mijn en Wiesjes hoofdeinde, en bevoelde twijfelend haar edele delen. Wiesje keek dankbaar naar haar op: "Ah, dank je! Je brengt mijn ouwe weer tot leven."

Wiesje maakte dat ik op mijn rug kwam te liggen, en begon aan het betere pijp- en trekwerk. Maaike vroeg berustend: "Ga ik dat óók lekker vinden?" Vàst wel, dacht Sheila. Maaike knielde, en liet zich door Wiesje uitleggen wat de bedoeling was. Ze trok een paar slagen, niet eens onverdienstelijk, gebruikte èven haar mond, maar was snel weer bij de tijd: "Over twee of drie jaar, dus." Ze ging staan, haar voeten te weerszijden van mijn hoofd. "Hebbes!" deed Wiesje, en ving mijn onverwachte kwakkie in haar mond. Sheila pruilde, maar Wiesje meende: "Wees blij dat Maaike erbij is. Ze bezorgt Larie extra hormonen. De volgende is voor jou, maar niet in je doos!"

De uren vlógen voorbij. Maaike was vooral aan het duiken, Sheila en Wiesje hielden mij afgebeuld, en praatten elkaar bij over wat hen opwindt en over mannen in het algemeen. Sheila zou goud waard zijn voor een roddelblad!

De bomen wierpen hun schaduw over het tentje en over een stuk ven, het tentje stond min of meer toevallig weer net de opening naar het noordoosten, en dus werden we verrast door een knetterende donderslag halverwege ons huis (in het zuidwesten). Maaike kwam met tegenzin het water uit, en we kropen met alles (behalve de fietsen) in het tentje. Deze keer maakten we wèl een luifeltje van de flap.

Ons tentje is berekend op twee personen die hoogstens zitten. Het was dus best vol: Wiesje en ik op ons ene luchtbed, de zusjes op het andere. We gingen eerst maar eens eten, en genieten van het natuurgeweld. Nou ja, Wiesje genoot hevig, ik een beetje, Sheila vond het spannend, en Maaike was het liefst blijven zwemmen: ze was tòch al nat. Sheila zei, dat zij óók nat was. Maaike begreep dat niet, totdat Wiesje met een hoofdlampje tussen Sheila's benen scheen. Maaike zag de witte glans, en verklaarde "De ouderdom komt met gebreken". Sheila en Wiesje bezwoeren haar, dat dit beslist geen gebrek was.

Maaike voelde ongelovig bij zichzelf, en bleef zich onbewust vingeren. Ze kwam klaar met een ongelovig "Hè???" Wij anderen schaterden. Vervolgens moest ik vertellen van die eerste keer dat ik opeens een kwakje voortbracht, en wat een opluchting dat was geweest na jaren van steeds vaker een stijve hebben. Ik bespeurde zowaar medelijden, vooral bij Wiesje. Sheila leek meteen aan Dennis en Wouter te denken. Maaike blijkbaar ook, want ze meende: "Ik zal het Wout wel vertellen, als ik hem met een stijve plasser zie." Sheila vond, dat ze hem beter zou kunnen helpen als ze het hem voordeed. Ze onthulde, dat zij Dennis in Amsterdam had ingewijd - maar dat hij op mannen valt.

Maaike had dat voordoen nog niet helder: "Wouter is toch anders dan ik?" Sheila legde uit: "Nee, bij hèm. Zó..." Ze greep mij weer eens bij de taas, voelde even alsof ik een fietsband was, en zei tegen Maaike: "Probeer maar!" Mij werd niets gevraagd, maar dit afbeulen had iets feestelijks. Maaike deed een ernstigere poging dan toen de zon nog volop scheen. Ze gebruikte zelfs even haar mond erbij. Wiesje en Sheila zaten zich afgunstig te vingeren, en zelf kwam ik niet verder dan met twee handen drie meiden aaien.

Ik voelde een hoogtepunt naderen, en kreunde. Wiesje richtte haar hoofdlampje. Net op tijd: er sprongen druppels op mijn buik en op Maaikes hand. Wiesje en Sheila bogen zich naar mijn buik, en knalden met de hoofden tegen elkaar. Daas gaven ze elkaar een verontschuldigende aai, en deden een poging om die paar druppels eerlijk te delen. Maaike liet me los, rook aan haar hand, en likte in tweestrijd de hoofdprijs op. Wiesje kwam tot zichzelf: "Wel ja! Nòg meer concurrentie!" Ze gaf Maaike een zusterlijke knuffel, en ging op mij liggen.

Ja, daaraan had ik net behoefte. Het is een genoegen om met Sheila bezig te zijn, het is opwindend om de oude fiets te zijn waarop Maaike het zo vroeg al moest leren, maar Wiesje is en blijft mijn wederhelft. Ik liet het haar merken, en dat was dan weer waaraan zij behoefte had. Het werd een langdurige knuffel met mijn hoofd onder Wiesjes krullen. Toen Wiesje zich oprichtte, zag ik hoe Sheila Maaike nadere uitleg gaf over hoe een meisjeslichaam volwassen wordt.

Inmiddels trok het onweer weg. Weer kwam de ondergaande zon onder de wolken door. Maaike rende maar weer het water in, en wij volgden. Nou ja, ik strompelde. Nou nee, ik moest plassen. Wiesje riep de meiden erbij, en liet mij het op handen en knieën doen. Sheila vond het toch mooier als een man "de leiding in handen houdt".

Zelf vroeg ik me af, of vrouwen ook op handen en knieën staand kunnen plassen. Wiesje en Sheila waren eensgezind: dat werd alleen maar geklieder, maar misschien konden jonge meisjes het. Maaike kwam het water uit, ging berustend door de knieën, en probeerde. Met hoge druk werd het nog iets, maar verder werd het inderdaad vooral vies. Ze rende weer het water in. Wiesje en Sheila hurkten gewoon, zo dat ze het ook van elkaar konden zien. Dat wond mij dan weer extra op. "Dan doen we het voortaan in stereo," beslisten ze. We liepen gedrieën het water in.

De zon ging onder. Tijd om ons voor te bereiden op de nacht. Ik groef een schijtkuil en blies de zwemring ("WC-bril") op, maar hield die in de tent: wie weet, wat wind en dieren zouden kunnen doen. Wiesje legde de meiden uit, wat de bedoeling was, en legde pedaalemmerzak en WC-rol klaar. Sheila overtrof zich, en blies de beide luchtbedden van haar en Maaike op. Vier bedden, twee plaatsen in de tent. Hoe nu?

Maaike wilde buiten, Wiesje wilde buiten (met mij, uiteraard), Sheila wilde binnen (met mij en dus ook Wiesje). Ik vertelde van de vreemde dingen die de nacht zou kunnen brengen. Dat versterkte iedereen in de keuze. Uiteindelijk gingen de zusjes binnen, hun hoofden bij de ingang, Wiesje en ik buiten, ook hoofden bij de ingang. De stokken van de luifel zouden in de weg staan, dus rolden we de flap op. We hadden trouwens geen van allen slaapzakken mee, wel kleding met lange mouwen en lange pijpen. Maar waarschijnlijk konden we het bloot redden.

We namen onze plaatsen in. Half op de tast namen we nog wat Grieks. Maaike wilde niet eens wijn, en nam water. Sheila was geboeid door het offertje dat we in de hoek bij Maaikes hoofdeinde neerzetten. Wiesje legde uit, dat wij dat avondritueel hebben (en dat ochtendritueel), en dat we dan dus even met elkaar liggen te praten, zij het bijna geluidloos. Sheila vond dat "alles uitpraten" een geweldig idee, dat haar toekomstige vriend ook zou moeten willen.

Niet dat we èrg luidruchtig geweest waren (Sheila nog het meest, in haar sexuele opwinding), maar nu werden wij stil, en ervoeren we de nacht ten volle. De weidsheid, de stilte met enkele dierengeluiden, de koelte, de geuren. Wiesje en ik lagen het op onze ruggen op te nemen.

Weldra hoorden we zacht gesnuffel. We voelden snorharen in de schaamstreek, daarna bij onze gezichten. Het was weer een paar geldwolven (met nu duidelijke rode rug), maar we konden ze in het donker niet herkennen. Gaf niet, allemaal vrienden. Wiesje tikte Maaike aan voor de koekjes. Die gaf er één aan Sheila, en elk gaven ze hun koekje aan de wolven. We kregen allevier een lik over onze gezichten. Sheila fluisterde, dat ze ook elders wel een lik wilde. De wolven gingen de tent niet in, maar gingen blijkbaar ongeveer bij onze fietsen liggen. Sheila herhaalde haar wens, en kreeg die vervuld door Maaike, die blijkbaar geen gezeur wilde.

Grappig. Sheila gedraagt zich als een bloedgeil prinsesje, Maaike ontpopt zich als heel kortbesloten en gericht op haar eigen keuzes. Dat bleek vorig jaar al, toen Wiesje en ik met haar op de heide waren (zie Speedy [geloof, sex]): als zij wil zwemmen, dan gooit zij haar kleren uit, en als dat een ander zou ergeren, dan heeft diegene maar 'n probleem, niet zij. En als Sheila pas rustig wordt na een lik over haar gleuf, dan gééft Maaike die, als zij rust wil.

We kregen Hector weer langs: koekje happen, water drinken uit het ven, lik, weg. We kregen weer de geest van Jan op bezoek, nu bezorgd over wat ik met Maaike gedaan had. Maaike was nog klaarwakker, en meldde dat zij uitmaakte wat met haar gebeurde, dat zij gewoon in haar puberteit zat, en dat dit er voor haar gewoon bij hoorde. Wiesje en ik knepen elkaar blauw, van opwinding over dit meisje dat de goedbedoelende geest van een moordenaar terechtwees.

Het offertje werd ook zichtbaar aanvaard, maar nu weer eens door Aphrodite. Ze zei niets, maar had een glimlach die vertedering, bewondering en een zweem van verlangen leek te bevatten. Sheila nam de gelegenheid te baat: "Zoudt u mij de jongeman kunnen sturen die bij mij past? Dank u!" Maaike probeerde een proestlach te smoren. Aphrodite moest glimlachen: "Jouw tijd komt heus wel! Misschien moest jij het geluk eens wat minder achterna hollen." Sheila overtrof zichzelf, en bitste: "Ja, hàllo! Ik ben niet onsterfelijk!"

Wiesje en ik meenden het onbehagen bij de godin te voelen. Maaike zat er niet mee, en kaatste: "Dat moest er nog bij komen!" Sheila was op stoom: "Wáárbij?" Maaike bleef kalm: "Dat jij tot in eeuwigheid achter de mannen aan zou zitten." Sheila leek te pruilen: "Ik wil helemaal niet tot in eeuwigheid achter de mannen aan zitten! Ik wil mijn prins nú." Wiesje werd blijkbaar kriebelig, en vroeg: "Doe je er wel batterijen in?" Dat ontging Maaike, maar Aphrodite en ik moesten lachen. Sheila klonk naar opgeven, maar vroeg toch aan Wiesje: "Doe jij batterijen in Larie?" Wiesje was geraakt: "Jij hengelt alleen maar naar sex. Larie laat zich met een knuffel opladen."

Sheila kroop op mij, voelde met één hand in mijn kruis, gaf me een geweldige tongzoen, voelde weer, en zei terugkruipend: "Dat valt tegen." Wiesje raakte echt geërgerd. Terwijl ik haar teder op mij trok, zei ze, alweer ontspannend door mijn ingreep: "Ik kan Larie met een knuffel opladen. Ik kan geen batterij in zijn prostaat vervangen, maar ik kan hem laten voelen wat hij voor mij betekent, en dàt laadt hem op." Aphrodite moet naar een ware sportwedstrijd hebben gekeken. Ze oogde nu vermaakt. Ze koos partij: "Wiesje heeft gelijk. Die les heeft ze trouwens ook mij geleerd, en daar ben ik haar dankbaar voor."

Wiesje rolde zich van mij af, ons andere luchtbed op, dwars door Aphrodite die daar was gaan zitten, en reikte haar (verbaasd door de onverwachte houding) de hand. (In de huidige straatcultuur zouden ze een fist bump gedaan hebben.)

Ik wilde de gelegenheid benutten, en vroeg Aphrodite, of de dood van Jantje te vermijden was geweest. "Niet door ons," antwoordde ze onmiddellijk, en vervolgde peinzend: "Jan is zó lang zó alleen geweest... Misschien was de laatste kans om dit te voorkomen al in zijn jeugd..." Ze leek zichzelf loslippig te vinden, nam vluchtig afscheid, en vervaagde.

Sheila peinsde: "Zouden we de paarden nog zien?" Maaike was helder: "Niet in het donker..." Ik dacht, dat die moeite zouden hebben om dit ven te bereiken, door het struikgewas heen: "Die drinken waarschijnlijk op een makkelijkere plaats."

Wiesje en ik kropen tegen elkaar aan, om elkaar tijdens de slaap niet te verliezen. Sheila smachtte: "Ik wou, dat ik Danny hier had... of Stanley..." Maaike bitste: "Jij hebt steeds de ware gevonden, maar ik heb er nog nooit een gezien!" Sheila wilde opspelen, maar brak in snikken uit. Maaike draaide zich hoorbaar om, en meldde: "Ik ga slapen!"

Wiesje en ik werden wakker, waarschijnlijk van de koude. Het was kort voor zonsopgang, dus licht. We hoorden een licht gerucht, richtten ons half op, en zagen aan de andere kant van het ven twee paarden drinken. Daarna kwamen ze langzaam op ons af. De wortels zaten in mijn rugzak, en die stond net om het hoekje in de tent. Ik legde een hand op Sheila's schouder, fluisterde "Sheila, paarden!" in haar oor, en reikte naar de rugzak.

Sheila schrok wakker, klapte overeind, en staarde. Pas na aandringen hielp ze mijn rugzak de bocht om. Wiesje had Maaike gewekt. Die was meteen helder, draaide haar hoofd naar de paarden, meteen door naar Sheila, en hernam: "Ja, nú is het licht, hè..."

De paarden waren inmiddels bij ons, en kietelden Wiesje en mij in het kruis met hun gesnuif. Het ene paard gaf ons beiden een lik. Wiesje was opgetogen: het veulen van weleer! Het andere paard was blijkbaar zijn vriendin. (We hebben deze Trojaanse paarden altijd in koppels gezien, nooit in kuddes, behalve in Heide 1. Maar zo veel zullen het er ook niet zijn.) We maakten kennis met de merrie, iets bruiner dan dat zwarte veulen en diens ouders. Wij mensen gaven elk een wortel en twee suikerklontjes, en kregen allevier een lik. Daarna slenterden de paarden weer weg naar de plek waarlangs ze blijkbaar bij het ven waren gekomen.

Sheila was zichzelf weer: "Zo'n hengst, die heeft tenminste een lekkere..." - "Dan had je maar een merrie moeten worden," kaatste Maaike. Ze krabbelde langs Wiesje de tent uit, ging op enkele meters op de hurken, en hobbelde opgelucht het water in. (Ik zeg steeds "hobbelen", want Maaike heeft een peuter-achtig loopje.) Met al haar geduik verwacht ik haar eens te zien met een vis tussen de tanden - maar vennen bevatten waarschijnlijk geen vis.

Ook Sheila, Wiesje en ik leegden de blazen. Daarna had ik geen keus, maar ook bepaald geen tegenzin in wat mij te wachten stond. Ik herinner me nog, dat ik Maaike in het boompje schuin boven me zag, maar niets van de sex. Niet zó gek, want ik zal een tijd op mijn buik gelegen hebben voor beffen en pompen, en ik zal op mijn rug óók vaak iemand op mijn gezicht gehad hebben.

Ik moet uiteindelijk even van de wereld zijn geweest. Wiesje kent mijn grenzen nu wel, en houdt zich er met moeite aan, maar Sheila lijkt te denken dat de helft van 100% véél meer is dan 50%.

Ik kwam weer bij met Wiesje tegen mij aan liggend, mij zachtjes strelend. Ik streelde haar gezicht, en was verbaasd om de inspanning die me dat kostte. Ze glimlachte in een mengeling van gevoelens: "Samen zijn we teveel voor je, hè?" Ik kon amper knikken.

Nog erger: mijn darmen wilden nu wel eens leeg. Ik kroop op handen en knieën naar de schijtkuil, en Wiesje haastte zich met de zwemring, de plastic zak en het toiletpapier. Het werd weer zwart. Ik heb niet eens gemerkt, dat Wiesje mijn kont heeft afgeveegd. Ik kwam weer bij op het luchtbed, met Wiesje tegen mij aan liggend, mij zachtjes strelend. Ik streelde haar gezicht, en was verbaasd om de inspanning die me dat kostte. Alweer.

Wiesje gaf me suikerklontjes. Ze vouwde een luchtbed tot stoel, en hielp me daarop. Nu had ik uitzicht over het ven. Maaike was weer aan het duiken. Sheila zat zich te vingeren, in kleermakerszit, haar ogen dicht, haar tepels stijf. Ik wendde mijn hoofd af. Wiesje klom op schoot, haar borsten tegen mijn borst. Ze lekte op wat nog restte van haar speeltje. In die knuffel ging ik wéér op zwart.

Mijn herinnering begint weer bij een bekertje sinaasappelsap, een boterham met kaas, en het besef dat de zon een aardig eind gedraaid was. Ik had zowaar weer een beetje kracht om Wiesje te knuffelen. Ze betoonde zich hevig opgelucht. Na een uur kon ik het water in strompelen om het zweet af te spoelen. Wiesje heeft aanleg voor verzorging.

De middag liep ten einde. Wiesje ruimde onze spullen op, wist Sheila aan te zetten tot het opruimen van haar en Maaikes spullen, stouwde alles op drie damesfietsen, zorgde dat iedereen weer een minimum aan kleding droeg, en leidde de terugtocht.

Bij de Speeltuin stopte ze. Alle vier een pannenkoek. Mila keek me bezorgd aan. Wiesje verklaarde: "De ouderdom komt met gebreken." Sheila verbeterde: "De kruik gaat zo lang te water, tot die barst." Ik sloeg mijn armen om Wiesje en Sheila heen, gaf Sheila een kus en Wiesje een lange tongzoen. Maaike niesde poedersuiker in het rond.

De zon was al bijna onder, toen we bij de konijnenflat aankwamen. Aart en Yvonne zaten ons in onze tuin op te wachten, volgens mij niet met hun armen over elkaar. Ze zagen de verdeling van de bagage over de fietsen, en schudden hun hoofden. "Niet mijn schuld!" zei Maaike. "Een beetje," verbeterde Sheila. "Nu al?" zuchtte Yvonne. Ook Maaike kende haar spreekwoorden: "Tja... Wie met pek omgaat, wordt ermee besmeurd..." Aart keek mij in de ogen: "Volgens mij is de pek op." Sheila droomde: "Ik zou een centaur willen. Ik bedoel: een man met de pik van een paard." Maaike echoode: "Wie met pik omgaat, wordt erdoor besmeurd." - "Wacht jij nou maar twee of drie jaar," vond Sheila. - "Zorg jij nou maar, dat jij dan je centaurprins hebt!"

Wiesje leidde ons allen naar binnen, dan door de terrasdeuren weer naar buiten. Rondje Grieks spul voor allen, maar appelsap voor Maaike. Opeens schoot mij iets te binnen, misschien de eerste woorden die ik sprak sinds ik Sheila wekte: "Maaike, ik heb helemaal geen spekkies gezien..." Maaike keek me aan met een onverwacht vrouwelijke blik: "Tja, ik word ouder, hè..." Sheila lijsde: "Twee of drie jaar is een heleboel spekkies..." Yvonne wilde uitsluitsel over die "twee of drie jaar". Wiesje rekende het voor. Yvonne grijnsde: "Jullie krijgen wel weer een belletje..." (Een verwijzing naar Bloot 4 [sex].) Ik reutelde "traplift".

Het werd nog gezellig. Maaike bracht geestdriftig verslag uit van het ven, Sheila van de tweedaagse sexworkshop, Wiesje vertelde uiteindelijk zachtjes van Jan en van Angela. Yvonne stelde Sheila namens Ton en Saar voor, om een deel van de rest van haar vacantie bij hen te komen, en tegen kost, inwoning en een beetje zakgeld een beetje te helpen - en dat ze nog tijd zou hebben om naar leuke jongens te kijken. Nou, daarover moest ze een nachtje slapen. Maar zo te zien voelde ze er wel voor.

Het was nu donker. Wiesje en ik (en veel anderen) hebben behalve hoofdlampjes ook van die moderne knijpkatten, waarvan je de accu met handkracht oplaadt. Wij hebben er veel. We gebruiken ze als tuinlichtjes, gehuld in boterhamzakjes (of draagtassen, als we kleurtjes willen), Dan hangen we ze op, of klemmen ze met grote knijpers vast. (Op de grond leggen heeft zelden zin, want wij doen niet aan gras maaien.) Binnenshuis gebruiken we die ook steeds vaker als sfeerverlichting. Nu zaten we dus in de tuin, bij het licht van een stuk of tien van die lampjes.

De girls, die wisten dat bout en moer ons opwachtten, kwamen eens aan. De boys, die Wiesje en mij na die twee dagen erg misten, hadden bij hen aan de wijn gezeten, en kwamen dus óók. Een hechte heg is geen geluidsisolatie, dus de jaffa's hadden ook wat wijn binnengekregen. Kortom, bijna alle schootzitters waren aanwezig. Ook Dennis en Wouter kwamen aansloffen. Maaike beschreef Wouter geestdriftig het ven. De rest werd deelgenoot van de verhalen over Jan en Angela. Geert en Herman waren opnieuw aangedaan.

Na de eerste opwinding viel de boys op, hoe stil ik was. Sheila schamperde, met een knipoog naar mij: "Larie is een watje!" Wiesje vulde aan: "... mèt staaf!" (Zie Cartoons [sex] en veel berichten van mij in nieuwsgroepen alt.madcrew en nl.humor.) Ze stond op van mijn schoot, en voelde door de pijp van mijn korte broek heen. "Ja?" vroeg Sheila hoopvol. Ik trok Wiesje weer op schoot, dat wil zeggen: ik had nèt voldoende kracht om haar evenwicht te verstoren en haar achterwaarts op mijn schoot te laten ploffen. Ze stond meteen weer op, schudde haar hoofd, en kwam nu weer met haar borsten tegen mijn borst zitten voor een knuffel. Knok-tik-zon. (Dat gebaar is inmiddels afgesleten tot zoiets als inzoomen op een iPad of iPhone, maar het behoudt tussen ons zijn volle lading.)

Ten derden male werden we verrast door onweer. De girls, boys en jaffa's haastten zich achterom naar het huis van de girls. Aart, Yvonne en dier kinderen (die nu eenmaal aan het andere uiteinde van Us Net wonen) zagen zich gevangen, en hielpen om alles snel naar binnen te brengen.

Daar zaten we dan, in onze huiskamer. We vonden plekjes voor de lampjes en voor ons achten. We keken en luisterden naar het onweer. We schonken nog maar eens in. Dennis wees ons op het netwerk een opname van een optreden van hem met wat schoolvrienden. Ik moest denken aan die ene keer dat ik met een punkbandje gerepeteerd had. Niemand kon zich dat voorstellen.

We werden slaperig. Het onweer dreef weg, maar de plensbui en de harde wind hielden aan. Yvonne begon Aart en Wiesje aan te kijken. Geen probleem! Dat wil zeggen: twee logeerkamers met samen drie bedden, een eenpersoonsluchtbed (nu in de badkamer), vier luchtbedden op drie fietsen (buiten), en in de huiskamer de hangmat en het bankstel. (Het tweepersoons luchtbed in de houtwal rekenden we even niet mee. Het onderschuifbed in de kleine logeerkamer vergt ruimte die vaak door andere dingen ingenomen is.) Aart knikte berustend. Wiesje stond van mijn schoot op, en keek vragend. Ik leek weer een beetje op krachten.

Aart, Yvonne, Wiesje en ik zetten ons schrap bij de keukendeur, Dennis stond klaar om die open te houden. We telden af, doken beurtelings naar een fiets, en snelden ermee naar binnen, laadden die in de keuken af, en brachten die naar de bijkeuken. (Die bijkeuken is niet zo groot, en er staat al veel troep in. Met twee extra fietsen was die wel vol.) Dennis sloot de buitendeur.

Aart en Yvonne in de grote logeerkamer, doorgaans gebruikt door woord en beeld. Wouter verkoos de hangmat, Dennis de driezitsbank. Sheila wilde met haar luchtbed in ònze slaapkamer. Maaike keek verbaasd de kring rond: "Nou, dan heb ìk een bed. En rust..." Ze nam haar fietstas op, wenste iedereen met iets van spot welterusten, ontwaarde de traplift, en liet zich met haar spullen omhoogvoeren. Wouter ging demonstratief in de hangmat liggen.

Ik nam met Wiesjes en mijn spullen de traplift. Beneden hoorde ik Wiesje proesten en schateren. Ik keek omlaag. Aart had Yvonne in zijn armen, en droeg haar moeizaam de trap op. Maaike kwam bloot uit de badkamer met een toilettasje en ruikbaar gepoetste tanden, keek over mijn schouder in het trapgat, en zei schamper: "Aansteller!" Haar kamerdeur sloot met kracht achter haar.

Yvonne keek Aart glanzend aan: "Dàt was lang geleden!" Aart wist geen antwoord. Hij zette haar teder neer, staarde omlaag naar Wiesje en Sheila, en vroeg: "Nòg een keer?" Yvonnes knuffel leek mij iets anders te betekenen. Wiesje gebaarde naar onze kamer: "Als je nog een slaapmutsje wilt..."

Even later zaten we gevijven bloot op ons bed met wat Grieks, Aart en ik naast elkaar leunend tegen het hoofdeinde, Yvonne en Wiesje op schoot. Sheila had haar luchtbed tot stoel gevouwen, en zat daarop op het voeteneinde. Ze keek, alsof ze ging inzetten op een wedstrijd. Wiesje lachte bitter: "Van Larie kun je vannacht niet veel verwachten, behalve slapen." Sheila keek blijkbaar eventjes hoopvol naar Aart, want Yvonne bitste: "Nee, je vader is van mij!" Sheila pruilde. Wiesje gebaarde naar Yvonne: "Laatje van het nachtkastje aan jouw kant..." Yvonne reikte de dildo aan Sheila. Aansluitend tikte ze Aart op zijn dij, deelde met hem de rest van hun glas retsina, en wenste schamper "Welterusten!" Aart wuifde vaag. Zijn stijve was indrukwekkend.

Nu waren we dus alleen met Sheila. Die overwoog blijkbaar haar mogelijkheden. Wiesje oordeelde: ""Als hij denkt dat hij het aankan, dan kun je een bef krijgen. Dan blijft er voor mij niet méér over dan een knuffel, maar dat halen we later wel weer in."

Eigenlijk had ik helemaal geen zin in Sheila, en geen fut voor sex. Maar goed, ik likte Sheila naar één hoogtepunt, en ze nam er genoegen mee. Ze verdween met haar luchtbed achter het voeteneinde. We wensten elkaar zonder bijklank welterusten, deden de lichtjes uit, en Wiesje en ik rolden tegen elkaar aan. De regen kletterde tegen de ruit.

Wiesje en ik werden wakker van een geschil te weerszijden van de badkamerdeur. Maaike wilde naar binnen, maar Aart en Yvonne wilden genieten van onze dubbellange badkuip. Wiesje herinnerde Maaike (die dat waarschijnlijk nog niet wist) aan het badje bij de houtwal. Maaike keek haar verbluft aan. Daarna denderde ze de trap af, en ging beneden naar de WC. Wij volgden bedaard, en Sheila volgde ons. Ik opende de keukendeur. Buiten scheen een waterig zonnetje. Wiesje greep de rol koekjes.

Maaike stoof de WC uit, greep haar handdoek van de keukentafel, en kwam op centimeters van de rol koekjes tot stilstand. Wiesje drukte twee koekjes omhoog. Maaike nam ze van de rol, en stapte naar buiten. Inderdaad, naast het zwembadje lag het lichte stel geldwolven. Ze bespeurden opwinding, en kwamen overeind als stereotype ambtenaren op de laatste slag van negenen. Hap-slik-lik, en een slok uit het badje. Daarna verdwenen ze de houtwal door.

Maaike sloeg haar handdoek over een tak, en stapte het badje in. (Ter herinnering: Tuingenot [sex]) en laat het drie bij vier meter zijn. Waarschijnlijk eerder twee bij drie.) Uiteraard stapte ze in water van haar onbekende diepte (een meter), maar dat gaf niet, de temperatuur evenmin. Ze verkende de bodem (haar grote belangstelling), en vond tussen alle bezinksel een tennisbal. Hoe die daar ooit gekomen mag zijn, en dan nog wel op de bodem...

Dennis en Wouter kwamen naar buiten geslenterd, waarschijnlijk niet eens uit de kleren geweest. Sheila, Wiesje en ik stonden er bloot, Maaike zwom bloot. Wouter leek even te blozen bij het aanschouwen van Sheila en Wiesje, liep op het badje af, en liet zich door Maaike niet tweemaal noden. Hij ontwaarde het tweepersoons luchtbed, zette zijn schoenen ervoor, wierp zijn kleren erop, en plonsde ook naakt het water in. Dennis' houding was: "Ik hoor hier niet bij."

Wouter en Maaike gingen duikoefeningen doen: proberen om in één sprong vanaf de (korte) kant de overliggende kant te halen, zich daartegen af te zetten, en uit te drijven naar hun vertrekpunt. Zoiets. Daarna gingen ze met de tennisbal hun duik bemoeilijken. Ze gingen helemaal in hun spel op.

Aart en Yvonne kwamen aangekleed naar buiten. Ook hen was ons badje niet eerder opgevallen, of ze waren het weer vergeten. Aarts blik was duidelijk: "Ik ga óók graven, als het kan vandaag nog."

Dennis had het wel gezien. Hij wierp een misprijzende blik op mijn buik en op wat daaronder hangt, stapte de keuken in, en ging in kastjes kijken. Wiesje en ik gingen ook naar binnen. "Beneden zetten we koffie met de hand," verklaarde ik. Wiesje had de fluitketel al beet. Ik vulde een fliterzakhouder met filter en koffie. Wiesje keek mij sluw aan, en vroeg aan Dennis: "Kun jij opschenken?" Ze trok mij mee naar boven. Yvonne had de badkamer ijselijk netjes achtergelaten. We hingen tegen elkaar van het lachen.

We lieten het bad weer vollopen, en genoten intussen van een echte toiletpot. Daarna deden we een stuk ochtendritueel in bad. Sheila had dat te laat door, en klopte op de deur: "En ik dan?"

We hielden het kort, en trokken verfrist schone kleren aan. Sheila legde de dildo weg, en ging gemelijk de badkamer in voor een douche.

Beneden had Dennis kopjes gevonden. Hij vroeg iedereen of men koffie moest, en schonk dan in. Toen Sheila benedenkwam, keek hij opgelucht: "Eindelijk!" Hij vroeg Wiesje om een handdoek, ze beschreef hem de plek, en hij ging met twee treden tegelijk de trap op.

Ontbijt met zes gasten was teveel gevraagd. Gaf niet: ze waren immers zó thuis. Yvonne maande de zwemmers het zwembad uit. Ze kwamen met tegenzin, totdat Maaike zich ons ligbad herinnerde. Ze greep haar handdoek, net voordat Wouter dacht die te kunnen gebruiken, en rende nat naar binnen, de trap op, naar de badkamer. Wouter zag geen keus, vroeg in de keuken druipend om een handdoek, kreeg ook de plek te horen, en rende met zwaaiende plasser de trap op. Dennis keek hem na.

Toen wij zessen twee kopjes koffie per persoon op hadden, ging Yvonne boven kijken. Ze kwam dromerig naar beneden: "Maaike heeft Wouter afgetrokken..." - "Scheelt weer een belletje," meende Sheila. Wiesje proestte.

De zwemmers kwamen aangekleed beneden, Wouter stil en glanzend voorop, Maaike met een uitdrukking die ik van Aart kende als die ons met een handvaardig klusje geholpen had. Wouter beliefde koffie, Maaike appelsap.

We zagen Aart en Yvonne met één blik alle gezinsgesprekken opzouten tot thuis. Na koffie en appelsap namen ze afscheid. Wiesje en ik haastten ons naar de slaapkamer.

Na een uurtje en geklop ging de keukendeur open. Maaike riep: "Joehoe!" Verbaasd kwam Wiesje overeind, en slofte de trap af. Ik volgde dan maar. Maaike keek langs Wiesje heen naar mij. Ze hield zo'n grote zak spekkies omhoog: "Alsjeblieft!" Ze liet Wiesje de zak aannemen, en stoof weer weg, blijkbaar op haar fiets. We haastten ons naar boven, mèt de spekkies. Ons hernieuwde ochtendritueel strandde in herhaalde lachstuipen.

Herdertjes

Rond noen was alles weer bij het oude: Wiesje en ik bevredigd, de kampeerbagage uitgepakt, wasmachine aan, iets gegeten. We zaten op de driezitsbank, ik zat e-mail en nieuwsgroepberichten in te halen. Toen ging Wiesjes telefoon: Cisca voor een babbeltje. Dus Wiesje vertelde van onze belevenissen (zij het niet over sex, Aphrodite en Trojaanse paarden). De geest van Jan ontmoeten, dat boeide Cisca. Kortom, over enkele dagen zouden we met haar en Frans gaan kamperen.

Uiteraard kwam de Golf Pickup vanaf het viaduct Us Net binnen. Wiesje kreeg dus meteen een seintje van Yvonne, met als terzijde, dat zij met Aart, Wouter en Maaike straks voor een nacht (of zelfs twee) naar dat schuine ven zouden gaan. Dennis zou bij de boys verblijven, en Sheila was inmiddels (zoals wij al wisten) voor een week in het natuurvriendenhuis. Wiesje antwoordde, dat wij dan met de herdertjes een andere plek zouden zoeken.

Even later hadden we de herdertjes aan de keukentafel. Hun naamloze hond logeerde bij Hanna, en Mart en Diana hielden op afstand de boerderij in het oog. Even op het netwerk afmelden, spullen op de fietsen, klaar voor vertrek. Frans laadde hun fietsen en rugzakken uit de achterbak, sjorde de spullen op de fietsen. Rijden maar!

Achter ons klonken fietsbellen. Ja hoor, Yvonnes ploeg was ook net vertrokken. We lieten hen voorgaan op het smalle fietspad (langs de Digitale Zandweg), want Maaike en Wouter wilden beslist snèl naar dat ven, Aart is sterk, en Yvonne had gewoon een kleiner deel van de bepakking.

Daarna werd het stuivertje wisselen, want Aart moest even stoppen bij het station, en Frans had zin in poffertjes bij de Speeltuin. Ook goed: zij poffertjes, wij elk een pannenkoek. Frans nam er tegen de dorst een Tripel Westmalle bij - niet mijn gedachte als dorstlesser, hoe lekker ook. Hij scheen trouwens ook niet te weten, dat je dit bier anders inschenkt dan pils. Maar Frans wilde van het uitje genieten, bood ook ons tripel of zo aan, en betaalde uiteindelijk alles. (Ze zijn nog lang niet rijk, maar het vergaat hen op de boerderij veel beter dan op de heide.)

Aller ogen waren nu op mij gericht, want ik had immers gezegd, dat ik een ander plekje zou vinden. Dat had ik ook, en Wiesje wist niet hoe. Nee, Wiesjes verhaal Verrassing [geloof, sex] gaat nog op. Ik wilde even genieten van mijn eigen slimheid, verklapte nog niets, maar ging voorop fietsen.

We reden over het schuine fietspad, en kwamen bij de plek vanwaar we naar het schuine ven waren gelopen. Ik hief een arm, en stopte even met trappen. Na misschien honderd meter stapte ik af. De anderen dus ook. Ik wees, met mijn rug tegen mijn fiets, schuin naar links: "Dáár, bij die bomen zaten we." Ik wees bijna rechtuit, dus haaks op het fietspad: "En nu gaan we naar dàt boompje. Eerst even kijken, zonder de fietsen."

Frans ging met mij mee, de meiden bleven bij de fietsen. We moesten verder lopen, en de grond leek hier wel "polliger" dan bij het schuine ven, dus moeilijker begaanbaar. Gelukkig was het niet meer zo heet.

"Dat boompje" bleek uiteindelijk het bovenstuk van een aardige boom in een flauw dal. Ook hier was een bosje, en er was een groter ven. Je kon zo zien, dat de overzijde door veel dieren gebruikt werd als drinkplaats. We liepen terug.

De meiden piepten bijna van opwinding. Gelukkig hadden we allen rugzakken als bagage, want fietsen beladen met fietstassen waren hier echt niet vooruit te schuiven, en gewone fietsen draag je ook niet gemakkelijk. Maar de inspanning werd beloond: het plekje was inderdaad prachtig. We namen eerst een slokje water, en zetten toen onze tenten op. Leuk, deze gelijke tentjes weer eens bij elkaar! De onze stond "vanzelf" weer met de opening naar het noordoosten, de hunne naar het noordwesten, zo dat ze elkaar op één punt bijna raakten.

We waren nog bezig, toen Hector zich aandiende, blij verrast met de baasjes van de naamloze hond. Maar binnen een minuut was hij weer weg, naar zijn kudde. Oh, die kwam hij aan de overkant drenken.

We gingen maar weer uit de kleren. Wiesje en ik verkenden het water. Planten op de bodem, minder diep dan het schuine ven: misschien anderhalve meter. We deden een wedstrijd "reddend zwemmen", en renden weldra naar de luchtbedden voor onze ouderwetse wedstrijd (zie Schaapjes [sex]). Daarna werd het tijd om te kletsen. Dat wil zeggen, Frans' darmen waren inmiddels ontregeld door het gist-bezinksel van de tripel. Onwennig drukte hij zich uit op de zwemring, want hij was wildpoepen gewend. Het beviel wèl.

Die gesprekspauze herinnerde Wiesje aan de brandende vraag, hoe ik dit ven gevonden had. Ik wachtte totdat Frans weer bij ons was, gaf Wiesje een extra knuffel, en zei: "Dankzij jou!" Ze wendde zich verbluft om op mijn schoot: "Mij???" Ik werkte naar de ontknoping toe: "Ik heb dit gevonden op jouw foto's. Die je op de watertoren gemaakt hebt." (Zie Nat en Droog.) Na drie tellen begon ze langzaam te schateren: "Wat slim van jou!" Dankbaar onderging ik de knuffel van verdienste.

Belletje van Yvonne: waar wij nu waren? Een klein eindje naar het oosten (ietsje verder langs het fietspad, stukje verder van het pad af), honderd meter of zo. Oh, Maaike en Wouter wilden ons ven zien.

Even later hadden we de kinderen op bezoek. Nou ja, ze zeiden gedag in het voorbijgaan. Even een rondje bodemonderzoek in het ven, en ze waren weer weg: dit ven was te ondiep.

We kletsten wat bij, we legden een kaartje, we aten wat, we vervolgden gemoedelijk onze wedstrijd, we gingen even het water in, en geleidelijk viel de schemering. We legden onze luchtbedden met de hoofdeinden buiten de tenten, gingen erop liggen, en wachtten af. Wiesje herhaalde desgevraagd alles over Jan. Daarna vielen we stil.

Wiesje en ik bespeurden van alles, zoals bij de poel, maar de herdertjes leken niets bijzonders waar te nemen.

Uiteindelijk verscheen de geest van Jan vóór onze tenten. Knorrig vroeg hij aan Wiesje en mij, of hij nu een toeristische attractie was geworden. Wiesje wees hem erop, dat zijn oud-collega's de moeite hadden genomen om hem op te zoeken. Hij gromde, en verdween. Frans en Cisca vielen hoorbaar in slaap.

Van verre naderde snel een kreun. Bij onze hoofden verscheen een mistwolkje. Het straalde koude uit, en kreunde. Wiesje begreep het: "Ben jij Jantje?" Het wolkje kreeg de vorm van een jongetje. "Kunnen wij iets voor je doen?" vroeg ik. Jantje zuchtte gekweld: "Papa en mama laten mij niet los. Laat ze aanvaarden dat ik er niet meer ben, dan ben ik vrij. En... en laat hen Jan vergeven. Hij bedoelde het niet kwaad. Hij is óók een kind. Als ze hem vergeven, dan kan hij óók weg." Wiesje beloofde, dat wij dat aan Egbert en Monica zouden overbrengen.

Dat bracht mij op de vraag: "Kun jij hen dat dan niet zelf zeggen?" Jantje zuchtte, zo'n koude vlaag alsof 's winters een buitendeur iemand doorliet: "Als de dominee zou zeggen dat ik hier was, dan zouden ze me willen zien. Nu zouden ze hoogstens denken dat ik de Satan was." Ik hoorde mezelf vragen: "Waar gaan papa en mama naar de kerk?" Jantjes antwoord was verbluffend: "Dat weet ik niet, maar ze geven de dominee altijd een lift." Wiesje keek blijkbaar nog verbaasder dan ik, want Jantje vervolgde onmiddellijk: "Hij woont naast ons, in het huis met rieten dak."

Wiesje wilde weten: "Heb je pijn?" - "Nee, geen pijn alsof ik gevallen was of zo, maar het is meer alsof ik als een geit aan een paaltje gebonden ben. Doei...!" Hij vervaagde naar de verte. Wiesje en ik zochten warmte bij elkaar. We schoven zonder op te staan beide luchtbedden helemaal de tent in, en lieten de tentflap los neerhangen. We moesten beiden denken aan die nacht in het bos. Zie Zeil 2 [geloof, sex].

Alle andere bovennatuurlijke wezens verschenen niet. Na een kort avondritueel vielen we in slaap.

We werden gewekt door een hoogtepunt van Cisca. Het verschrikte ook enkele vogels. Onze tentflap hing nog afschermend neer. Mooie gelegenheid voor een kort ochtendritueel. We vinden elkaar bij het ontwaken het vertederendst: zo helemaal ontspannen, zo lekker tegen elkaar aan, zo... nou ja, hoe zèg je dat. Cisca vroeg gedempt, of we al wakker waren. Eh... ja... Gevieren de blazen legen, en het water in.

Eigenlijk waren lucht en water koel, de lucht stond niet naar zon, en de wind had bij het aantrekken kracht 3 bereikt, op weg naar 6. Het uitstapje leek te verzanden: het verschijnen van Jan was geen hoogtepunt, het verschijnen van Jantje was aan de herdertjes voorbijgegaan, het overbrengen van Jantjes boodschap aan Egbert en Monica leek een ondankbare taak, het was geen weer om te gaan kamperen, en voor de herdertjes was bij nacht in het veld liggen tot voor een jaar gewoonte. Wat nu?

Frans en Cisca lagen weer te vrijen. Wiesje stelde mij voor, om even bij Yvonne en de haren aan te gaan. We meldden ons even afwezig, en sjokten naar het schuine ven.

We waren welkome versterking bij een onduidelijk balspel in het water. Het herinnerde mij aan véél hongerige eendjes voeren met één stukje brood. Vervolgens werd je door Wouter en Maaike, voorzover zij niet in bal-bezit waren, van onderaf aangevallen.

Verrassing: Aart had zodanige voorzorgsmaatregelen getroffen, dat Yvonne op een gasbrandertje koffie kon zetten. Hoogst welkom ,want inmiddels zaten Wiesje en ik met een slaapzak om onze blote lijven te kleumen. De kinderen gingen het water weer in. Wiesje vroeg bout en moer, hoe hun nacht geweest was. Bezoek gehad?

Wolven en paarden, geen Jan. En wij? Wàààààt, Jan en ook Jantje??? Wiesje beschreef onze opdracht. Als zij een aanpak wisten, dan zouden ze die aan ons doorgeven.

Hadden zij nog bericht van Sheila of Dennis? Yvonne lachte scheef: de boys leken voor Dennis wat wij voor Sheila waren. En Sheila (Aart moest weer lachen terwijl Yvonne vertelde) had van Ton en Saar een volgnummerautomaat naast haar kamerdeur gekregen. Aart dikte nahikkend aan: "Ze hebben Bill gevraagd of hij dranghekken wist."

We hadden de koffie op. We namen met een knuffel voor Aart en Yvonne en een zwaai naar de kinderen afscheid, en baanden ons met kippenvel een weg terug naar ons kamp. Frans en Cisca hadden zich aangekleed, lange mouwen zelfs, en zaten blijkbaar echt op ons te wachten. Ook wij wilden ons aankleden, maar ik had de kracht voor een sur place. Stelt niet uit tot morgen wat gij heden kunt verrichten! (Ja Wiesje, zo luidt dat spreekwoord nu eenmaal: tot morgen. Het is van vóór onze tijd.) Moe maar voldaan kleedden ook wij ons aan. Wanneer had ik Wiesje voor het laatst in een lange broek gezien - bij het passen van het uniform?

Dat we aanstonds zouden vertrekken was duidelijk. We pakten dus in, en sjouwden terug naar het schuine fietspad. Maar dan? De herdertjes aarzelden tussen meteen naar huis of even kijken bij hun opvolgers. Wiesje en ik aarzelden tussen meteen naar huis, verkassen naar het schuine ven, of naar huis gaan met een omweg langs het natuurvriendenhuis: kijken hoe het Sheila verging.

Frans belde Hassan: dat hij vlakbij was, en waar ze waren. Oh, dat kwam goed uit, want Hassan had een paar vragen. We namen innig afscheid, en de herdertjes fietsten voor de wind weg naar het fietspad. Ze hadden geen spullen bij ons binnen, en de auto stond in de berm van de Digitale Zandweg.

Wiesje kwam op schoot zitten om beter te kunnen nadenken. Ik opperde, dat we ook weer eens een nacht bij het zeiltje zouden kunnen doorbrengen. Maar dan konden we beter eerst naar huis gaan. Afgestreept. Ik had een beter idee, niet voor waar, maar voor wat: Hermes vragen, hoe we die boodschap zouden moeten overbrengen. Wiesje was opgetogen. Maar eerst Sheila opzoeken. Wiesje ging dat even aan Yvonne vertellen. Ze kwam giechelend terug.

Met frisse tegenwind trapten we naar het natuurvriendenhuis. We zetten onze fietsen bij de privé-ingang van Ton en Saar. Saar zag ons, en noodde ons binnen. Bij een kop thee vertelde Wiesje, wat wij vernomen hadden. Saars ogen twinkelden: ja, Ton had ergens die volgnummer-automaat gevonden, en die bij de eerste tekenen van krolsheid (dus al heel spoedig) naast Sheila's deur gezet. Sheila deed heus haar best om klusjes te doen, maar haar aandacht lag volledig bij alle aanwezige manvolk. Ik begon zachtjes "Nikkelen Nelis" te zingen. Saar knikte: precies! En dan niet alleen in en om het huis zelf, maar ook op de camping aan de overkant.

We namen voorwaardelijk afscheid van Saar, en gingen steels op zoek. Binnen een minuut hadden we prijs: ze zat in de gemeenschappelijke keuken op een tafel, flirtend met twee jongemannen in bermuda. Wiesje nam een foto met haar mobieltje. Sheila's mond viel open. Ik maakte een verontschuldigend gebaar naar de jongens. Die begrepen dat ik geen kaper op de kust was, maar keken wel belangstellend naar Wiesje. Die drukte zich tegen mij aan, en daarmee waren de kaarten geschud. De jongens voelden zich teveel, Sheila riep hen na dat ze zo kwam, en Wiesje en ik kregen een lachstuip voordat we Sheila een kus konden geven.

Wiesje vroeg, of die jongens wel een nummertje getrokken hadden. Terwijl Sheila naar adem hapte, opperde ik, dat ze nu juist iets anders wilden dan nummertjes trekken. Nu lagen we gedrieën in een stuip. Sheila bloosde diep: "Ja, ik zie hier veel leuke jongens. Ik kom ook niks tekort. Maar de goeie zit er niet bij." Wiesje maande: "Denk nou aan wat Aphrodite je zei: maak je nou es niet zo druk." Sheila zuchtte: "Ik moet de man vinden die ik langer dan één nacht bij me wil hebben, met wie ik later kinderen wil hebben, en die nog vrij is. Wiesje, jou hoef ik niks te vertellen. Maar jij hebt Larie gevonden toen je 24 was. Als ik zó lang moet wachten, ga ik liever metéén dood." We moesten haar troosten.

Ik opperde: "Sheila, het helpt om te bedenken, wat jou aantrekt in een man. Dan moet je zorgen, dat je in contact komt met juist dat soort mannen. Je hoeft niet echt iets gemeenschappelijk te hebben, het is al goed als elk iets in de ander bewondert." Sheila toonde een blik van begrip, en de tranenstroom stopte: "Wat hebben jullie eigenlijk gemeen?" Wiesje lachte, wisselde één blik met mij, en antwoordde: "Dat wij elkaar aanvullen, maar ook dat we allebei een brede belangstelling hebben. Nee, dat we voor van alles belangstelling kunnen krijgen, zó moet ik het zeggen. En uiteraard helpt het, als je ongeveer dezelfde levenshouding hebt: geen ruzie krijgt over gordijnen of luxaflex, geen ruzie over schoonmaken, geen ruzie over het eten."

Ik wilde het dichter bij huis houden: "Precies! En als je bijvoorbeeld helemaal gek bent op zwemmen, dan vind je op een zwemclub alvast geestverwanten. Als je belangstelling hebt voor politiek, dan heb je ook een idee van hoe de samenleving eruit zou moeten zien. Sluit je je dan aan bij de jongerenclub van de partij die jou aanspreekt, dan vind je jongens die waarschijnlijk goed bij jou passen. Enzovoorts. Maar misschien vind je de ware wel in de broer of neef van een vriendin." Wiesje vulde aan: "... of in een vriend van je vader. Ik zou Larie anders nooit hebben gevonden." De knuffel kwam van twee kanten, ook de uitbreiding tot Sheila. Ze lachte: "Ik snap het. Dank je wel!"

We namen afscheid van Sheila, troffen buiten Ton, dronken weer thee met Saar en hem, en liepen naar de fietsen. We reden nu beschut, of hadden de wind in de rug. Ja hoor, bij het schuine pad troffen we ook Yvonne en aanhang weer. Mooi! Het lukte nèt om met twee naast elkaar te rijden - tenzij anderen erlangs wilden. Wiesje bracht verslag uit aan Yvonne, Aart praatte mij bij over die twee locomotieven. Ja, de ketelproeven waren geslaagd.

We noodden hen nog bij ons op de thee, maar eigenlijk waren we blij dat Yvonne & co liever meteen door gingen: "Stel je voor, dat het weer gaat regenen!" Zelfs geen knuffel, wel handenschudden onder het fietsen. De auto van de herdertjes stond er nog.

Even later zaten we in een warm bad, pot nane op een theelichtje. Bij mij viel een puzzelstukje op zijn plaats: "We hoeven Hermes niks te vragen. We moeten bij die dominee aanbellen." Wiesje heeft geen ervaring met godsdiensten, en de Olympiërs ziet ze als een bijzonder soort vrienden. Heerlijk onbevangen! Ze vroeg nu dus: "Jij weet, hoe je dat moet aanpakken?" Ik meende: "Ik denk het. Misschien is het een stijve letterknecht, dan wordt het moeilijk. Misschien is het een jonge vrouw die was uitgeloot voor geneeskunde, dan weet jij het nog beter dan ik." Opgelucht gingen we aan de knuffel. Buiten hoorden we de auto van de herdertjes starten en wegrijden.

Herder

Halverwege de volgende middag stapten we op onze fietsen, voor ons doen netjes gekleed. Theetijd leek mij de beste tijd om bij een dominee aan te komen. Onderweg zagen we Aart. We vertelden hem, wat we wilden gaan doen. Hij knikte. We reden weer het eerste stuk van onze fietstocht [sex], voor ons doen afwezig. Ikzelf zat als een schaker (mocht ik willen!) allerlei openingszinnen door te nemen. Wiesje fantaseerde over de aanstaande onbekende gebeurtenis. Ze had ons doel voor ogen, en probeerde te bedenken wat haar rol zou kunnen zijn - iets tussen niets en alles, als ze mij goed begrepen had.

We zetten de fietsen tegen een boom die niet vanuit de bakkerij gezien kon worden. Het huis was waarschijnlijk ooit een boerderijtje geweest. De tuin eromheen oogde verwaarloosd, voor ons een goed teken. Van vóór de deur zag ik binnen goedgevulde boekenkasten. Ik belde aan.

De deur werd geopend door een vrouw die beslist veel met Wiesje gemeen had. Ze zei verbaasd "Hallo?" Ik voelde me geruster worden: "Goedemiddag. Wij zijn Wiesje en Larie. Wij komen de hulp zoeken van de dominee om gemeenteleden te kunnen helpen." De verbazing werd groter, maar kreeg een bijklank van betrokkenheid. Ze noodde ons naar binnen, en stelde zich voor: Jitske, vrouw van de dominee. Ze liet ons plaatsnemen aan een eettafel, en zweefde de gang op, de trap op. Daarna kwamen twee paar voeten omlaaggesneld.

De dominee leek mij iemand die aan de VU studeerde terwijl ik aan de UvA studeerde, en in uiterlijk in die tijd was blijven plakken: een blonde baard in een corduroy pak, op sandalen. Hij gaf ons een stevige hand, en stelde zich voor als Gerben. Jitske vroeg, of we thee wilden. Ze verdween de gang op.

Gerben nam Wiesje en mij in zich op: "Volgens mij heb ik jullie een paar keer eerder gezien. Wonen jullie niet aan de overkant van de hei?" We knikten, op onze beurt verbaasd. Gerben hernam: "Wij komen af en toe bij Hans en Grada: die ken ik van vroeger. Ik heb jullie ook wel eens zien optreden." Wiesje bloosde. Gerben lachte: "Ik heb genoten." De ongeschreven regel werd bevestigd: niet over zaken praten tot onder de koffie (nu thee).

Jitske bracht thee en koekjes. Ze leek te aarzelen, of ze in de kamer zou blijven. Gerben keek ons beiden aan, en vroeg of wij bezwaar hadden. "Nee hoor!" zei Wiesje. Jitske lachte. Gerben proefde van zijn thee, en stelde voor: "Zeg het eens..."

Ik vergat al mijn openingszetten: "Het gaat over Jantje van hiernaast, die vorig jaar gedood is." We leken allevier weer die koude tochtvlaag te voelen. Ik vervolgde: "Volgens de bijbel kan het vàst niet, maar de geest van Jantje is laatst aan ons verschenen. Die van zijn moordenaar, Jan, trouwens ook. Jantje is gebonden aan deze omgeving, zolang zijn ouders hem niet loslaten, en Jan is gebonden aan deze omgeving, zolang Egbert en Monica hem niet vergeven. Maar Egbert en Monica geloven niet in spoken. Ze geloven wèl wat de dominee zegt. Gelukkig had Jantje ons verteld, dat zij jou altijd een lift geven. Natuurlijk verwacht ik niet, dat het helpt als wij nu met ons vieren bij hen binnenvallen, en dat jij zegt dat wij zeggen dat de geest van Jantje zegt... Daarom dacht ik: misschien valt er iets in een preek te zeggen over loslaten en over vergeving. Dan zouden levenden en doden rust vinden. En baat het niet, dan schaadt het niet." Ik zweeg, bek-af. Wiesje greep onder tafel mijn hand. Jitske keek Gerben aan.

Gerben knikte bedachtzaam, en sprak: "Ja, misschien kunnen we hen zo helpen. Ik moet er nog even over slapen, maar het lijkt goed." Hij glimlachte verontschuldigend, zweeg enkele tellen, en vroeg toen: "Dat is het?" Wij knikten. Gerben hernam: "Ik wil niet ongastvrij zijn, maar ik was een preek aan het voorbereiden, en ik moet straks op huisbezoek."

We dronken onze kopjes uit, stonden op, en namen afscheid. Jitske liet ons uit. Ze bedankte ons voor onze komst. We zagen Egbert lopen, en doken naar onze fietsen. Hij zag ons: "Wilden jullie weer langskomen?" Wiesje keek mij aan. Ik verklaarde: "We waren bij de buren. De wereld is toch maar klein!" Egbert liet het erbij. Op de bovenverdieping van de domineeswoning zag ik een hoofd een raam binnen gaan. We schudden Egbert de hand, en beklommen onze fietsen. Toen we onder de Digitale Snelweg door waren (dus aan de kant van Kees' camping), stopte Wiesje. Alweer een knuffel van verdienste. Ik gebaarde: dankzij jouw steun! Vervolgens hadden we haast om thuis te komen.

De avond van de tweede zondag nadien speelden we in de kroeg. Het was pauze, en de jaffa's en wij zaten op de bank terzijde van het podium van onze levensgezellen te genieten. Wiesje en ik voelden weer die koude tochtvlaag. We zagen vaag vóór ons de gedaanten van Jan en Jantje. "Eindelijk rust," zeiden ze in koor, "Dank je wel!" Ze vervaagden. De jaffa's hadden niets bemerkt. Ik begon de volgende set van HZ met een (gemakkelijk) nummer dat wij lang niet gespeeld hadden: Just a closer walk with Thee. Toen ik Wiesje onder de solo van Geert de naam vertelde, viel ze bijna om van het lachen.

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).