Laatste wijziging: 2022-06-19 (technisch), 2011-12-26 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Storm - Opruimen - Kind - Verhaal doen - Verhaal halen - Tussenspel - Afscheid
Ik moest aan De Watersnood denken. Onterecht, want de storm was zuidwestelijk en plaatselijk. We bemerkten het niet meteen toen we de keukendeur uit gingen om onze boodschappen te halen, want die ligt op het noorden. Wel zagen we twee paar geldwolven onder de struiken liggen, dus moest Wiesje ijlings nòg twee koekjes pakken. Buiten ons tuinhek, op de Digitale Zandweg, werd de storm al voelbaarder. Maar pas toen we nabij de Bittenbrug uit de beschutting van de overwegend kale bomen en struiken kwamen, konden we eventjes de volle kracht van de storm voelen. Er kwamen ook enkele regendruppels mee. Wiesje nam onze bagage (draagtassen en ons afval, uiteraard samen één collo) van mij over om de kans op wegwaaien te verminderen, al is ze nu eenmaal geen zwak of mager poppetje, en hielden we elkaar uiteraard stevig vast. Vanaf de kroeg liepen we weer beschutter.
Aan de kade lag de "Ha-Ru 2" met enkele containers (ongetwijfeld met afval of leeg) afgemeerd. Blijkbaar kon Speedy het zich veroorloven om te wachten, en blijkbaar zou de storm dus ook spoedig voorbij zijn.
Bij Ab en Sophie in de loods was het vol. Behalve henzelf troffen we er de boys, de goten, bout en moer, en Speedy. Rudy grijnsde ons toe: "'t Waait, hè?" Wiesje was melig, liet haar bagage vallen, en acteerde zwaar overdreven: "Oh, mijn lieve! Spréék mij er niet van, bid ik u! Mijn lieftallig en onbetaalbaar kapsel, ganselijk naar de klote!" Dat laatste woord maakte de voorafgaande volstrekt belachelijk. Het was olie op het vuur van de lacherige sfeer. (Jawel, de goten en op een afstandje het kwartet waren toen dit verhaal speelt weer deel van de groep, en deelden in de algemene stemming.) Ons werd één stevige stoel toegeschoven en één mok koffie aangereikt. Zo hoort dat voor schootzitters.
Rudy zocht oogcontact met mij, en ik eigenlijk ook met hem. Hij toonde in een soort uppercut zijn polshorloge, wees erop, en verklaarde:: "Over een uur of drie is de storm over. Als ik meteen was teruggegaan, was ik even laat klaar. En met mijn autootje was ik waarschijnlijk niet eerder thuis geweest." De andere aanwezigen hadden niet de volle kracht van de wind gevoeld, maar Ab zei: "De containers waaiden zowat van mijn trekker. Zelfs de volle." Er viel een eerbiedige stilte.
Aart peinsde: "Er zullen best veel takken afwaaien, misschien bomen omwaaien. We moeten straks de weg maar controleren. Al was het maar voor de bus van Sans Perail." Geert en Herman keken elkaar aan, dan Ab. Herman vroeg Ab: "Rij jij of rij ik?" Ik moest glimlachen bij die oude kreet (dashboard sticker uit mijn schooljaren). Herman keek verbaasd, totdat Geert (ouder dan ik) het hem uitlegde. Hij grijnsde. Ab antwoordde: "Als jullie dat zouden willen doen, dan blijven Sophie en ik hier." Hij keek Aart aan: "Waar staat de trekker van Bob nu?" Aart moest even denken: "Bij het station. Dus dat helpt niet." Ab besliste: "Dan rijd ik straks, als jullie terug zijn, met mijn trekker Aart naar het station. Kunnen we onderweg alvast iets doen."
Aarts telefoon ging: Ton. Of er misschien toevallig vrijwilligers waren om straks stormschade te helpen ruimen? Abs telefoon ging: Kees van de camping. Of er misschien toevallig vrijwilligers waren om straks stormschade te helpen ruimen?
De jaffa's kwamen binnen. Ze hadden aan een half woord genoeg, en knikten. Wiesje streelde mijn hand op haar dijen zodanig, dat het betekende: "Wat vind jij?" Dat houdt dan ook in, dat ze zelf neigt naar instemming of toegeven. Ik greep haar hand zodanig, dat zij hardop kon zeggen, dat wij wel wilden helpen. Als vanzelf vormde zich een ploeg uit "zuiderlingen" die zuidwaarts zou gaan, en een ploeg uit "noorderlingen" die (raad eens!) noordwaarts zou gaan.
En nu? Wiesje en ik leverden ons afval in, controleerden onze bestelling, betaalden, en gingen huiswaarts: "Eerst eten." Dat vond navolging. We wachtten een minuutje op de jaffa's, en liepen voor de wind naar huis. Rudy liep tot de kroeg met ons mee. Thuis vonden we op de notebook computer een berichtje aan allen, dat Mina (vanuit school) het weer in de gaten hield, en dus zou aangeven wanneer wij zouden kunnen beginnen.
We aten inderdaad een hapje, op bed, en legden kleren klaar die geschikt zouden zijn voor sjouwen. Wiesje dacht even na, en legde spullen klaar om zonodig in het natuurvriendenhuis te kunnen overnachten, plus wat wij verstaan onder chocola en pleisters. Ik laadde op de notebook een website met het weer bij ons van het ogenblik en de komende uren.
Je kunt het beredeneren: we waren kort na het middaguur bij Ab geweest, we moesten uren wachten, en het was winter, dus het was al donker toen het nog hard waaide. Bericht van Ab: hijzelf zou tegen middernacht op zijn trekker Aart naar Bobs trekker (bij het station) brengen, dan zelf terugrijden tot het viaduct (en dan naar huis, natuurlijk), en voor het helpen van camping en natuurvriendenhuis werden we verzocht om te 08:00 aan de weg te staan. Ik sloot de weer-website. We keken elkaar aan.
Je kent Wiesje onderhand. Die heeft bij zwaar weer (maar ook bij rustig weer) een sterke neiging om naar buiten te gaan. Liefst een eind de hei op sjouwen of de rimboe in, liefst in een tentje of onder een zeiltje overnachten. Maar was dat nu wel verstandig? Ware ze een hond, dan had ze binnensmonds gejankt. Ik bedacht iets haalbaars - en het pleit tegen ons, dat we het niet jaren geleden al bedacht hadden. Over de hei sjouwen in het pikdonker is niets, de weg kon vol takken en zelfs bomen liggen, maar de dijk zou vrij liggen. We zouden een "strandwandeling" over de dijk kunnen maken, en misschien even Bob en Marie kunnen bezoeken.
Wauw! Wiesjes knuffel had me bijna gesmoord. Ze keek op de klok, en belde Marie. Die had een eenvoudige afspraak: zolang we niet meldden dat we terugkeerden, zouden we nog naar hen onderweg zijn. We schoten onze kleren in, namen voor de zekerheid de kleine rugzak (waarin chocola en pleisters) mee, en gingen met ferme tred op weg. Waar de Televisiekanaaldijk (commerciële zijde) het kanaal bereikt, keken we over de Baai. Geen scheepslichtjes: Rudy was inmiddels afgevaren.
Laat ik kort zijn: we hebben gezellig een klaverjasje gelegd. Verrassing: Bob had zich gewaagd aan het brouwen van bokbier in de "Klaas Vaak", en Kees had zich overtroffen betoond. We moesten ons tandenknarsend inhouden (vooral ik), met het oog op wekker en klus. Bob bood nog aan om ons met de "Boxershort" terug te brengen, maar tot Maries opluchting wilde Wiesje terug lopen.
De wind was afgezwakt tot windkracht 4 of zo, en er vielen gaten in de bewolking. Soms scheen de maan er fel door. Wiesje was blij. Over "glanzen" heb ik vaker geschreven, maar hoe beschrijf ik eigenlijk deze blijheid, en ook hoe diep die mij raakt? Oh ja, uiteindelijk vertaalt het zich in knuffels en vrijpartijen, Maar dit gevoel zelf? "De klok willen stilzetten?" Huiswerk voor een volgend verhaal. Misschien kan ze het dan zelf proberen. (Maar lief, als jij niet alleen meegaat in mijn wensen, maar ze zelfs uitvoerbaar maakt, dan bèn ik toch blij en gelukkig!)
De wekker liep om zes uur af, opdat we rustig wakker konden worden. Het bokbier was voelbaar, maar gaf geen kater. We hadden nog geen trek, maar we smeerden boterhammen. Koffie voor nu en onderweg. Wat voor weer was het eigenlijk? Aangekleed gingen we behoedzaam de keukendeur uit. Het was helder, bijna windstil, en tegen het vriespunt. Twee koekjes armer snelden we weer naar binnen. Even de kleding aanpassen.
Om vijf voor acht gingen we aan de weg staan. Oh ja, de jaffa's gingen ook net klaarstaan. We liepen naar hen toe. Groepsknuffel. (Ja, dat is een gebruik geworden onder de meeste schootzitters: om en om gaan staan, dus tegenover je eigen levensgezel, en dan zo'n knuffel als damesvolleybalteams kennen.) We zagen de lichten van de trekker naderen. Even later zaten we gevieren bij Aart achterop, op een pallet op de hefvork, om een kist gereedschap.
Aart reed vrij langzaam, en gaf met een kort toetertje en een handgebaar aan, waar Ab en hij gisteravond de weg (en het fietspad!) hadden moeten vrijmaken. Of daar verder nog iets moest gebeuren, was van later zorg.
Vanaf het station moesten we opletten, want daar was nog niemand geweest. Een web crawler met bakfiets verscheen kleumend bij het stationsgebouw, en sloot achter ons aan. David maande hem om ruim afstand te houden.
We reden nu echt stapvoets. Als Aart weer zo'n toetertje gaf, dan sprongen David en ik van de pallet, en liepen naar voren. Over de weg lagen wel takken, grote soms, maar geen hele bomen. Mooi zo! Bij de speeltuin gingen we even aan de kant, en verspreidden ons vijven om de toestand op te nemen. Nou, dat beetje konden de dames zelf wel opruimen. We reden verder, weer gevolgd door de web crawler. Die hield steeds weinig afstand, en kon maar net botsingen vermijden als Aart stopte. We moesten dus met onze benen over de zijkanten zitten. Bij het natuurvriendenhuis draaiden we het terrein op. De web crawler bleef midden op de weg wachten.
Uiteraard hadden Ton en Saar de koffie klaar, en een schaal krentenbollen. Ze hadden inmiddels de indruk, dat de stormschade ook bij hen wel meeviel. Na de koffie leidden ze ons snel rond. Ton pakte een kettingzaag en twee paar oorkappen, en zette zich met Aart aan het zwaardere werk. De jaffa's gingen lastige takken verzamelen op het terrein om het huis, Wiesje en ik staken over naar de kampeerplaats. De web crawler stond als een robot te wachten.
De kampeerplaats heeft weinig hoge bomen, zeker aan de westkant, dus het veld lag er bijna schoon bij. We legden die paar takken maar langs de heg of de houtwal. Na een knuffel gingen we terug naar de anderen. We namen de helft van het terrein van de jaffa's over. We legden de hinderlijke takken op stapels. Vervolgens hielpen wij vieren Ton en Aart met hùn stuk. Tenslotte brachten we met de trekker die stapels naar een composthoop. Om elf uur zaten we weer aan de koffie, en om twaalf uur gingen we terug. Vanaf de pallet zagen we de web crawler mechanisch zijn weg vervolgen.
Aart stopte nog even bij het station om bij daglicht de toestand daar op te nemen. Ik besefte (nu pas...) dat het zaterdag was, en vroeg Aart waar de mensen van Sans Perail waren. Hij keek me verrast aan, dacht even na, en trok zijn mobieltje. Even later wisten we, dat hun bus motorpech had. Aart was al bellend om gebouwen en materieel heen gelopen (met Wiesje en mij), en meldde dat alles in orde leek. Ik vond het een vreemde gewaarwording: zo'n park aan spoormaterieel, en dan met name de grotere stoomlocomotieven, doodstil en koud in de winterzon.
Wiesje had opeens een andere inval: vroeger was er bij de speeltuin een groot paard. Later hadden we er niet op gelet. Van wie was dat paard eigenlijk, en wat was ervan geworden? Aart wist het óók niet. Opeens schoot ons te binnen, dat het een Fries paard was, en dat de Trojaanse paarden op de hei óók zo ogen. Maar dat leek ons toeval.
We reden terug naar Us Net. Aart stopte bij ons huis. Kort beraad. David en Esther namen afscheid, en gingen naar huis. Wiesje legde ons rugzakje binnen. Wiesje en ik reden met Aart mee tot bij de loods van Ab. Diens trekker stond er niet. Er was niemand, dus we gingen naar de kroeg. Aart keek even, of Yvonne thuis was. Niemand. Chot balkte in zijn stal. Op verzoek van Wiesje gingen we even bij hem binnen. Mèt klontjes. Zijn dag was weer goed.
In de kroeg vonden we allereerst Yvonne, kletsend met Mina en Sophie. Wouter en Maaike probeerden Google iets vaags te leren, maar die wilde liever doezelen. Tijd voor alweer een bak koffie. Aart belde Ab. Bij Kees bleek een grote boom omgewaaid. Die waren ze nu aan het verzagen. Nee, geen hulp nodig. Na een kwartiertje liepen Wiesje en ik weer naar huis.
Iemand snelde ons van verre tegemoet. Hij zwaaide heftig naar ons, struikelde, en viel in het zand, misschien tweehonderd meter voorbij ons huis. Wij begonnen ook te rennen. Wiesje liep bij ons binnen voor haar rugzakje met chocola en pleisters. Zelf moest ik weldra weer inhouden: rennen met honderd kilo valt niet mee.
Wiesje en ik waren tegelijk bij die ander. Die lag nu op zijn rug uit te hijgen. Het was een magere man van ongeveer 25, in korte mouwen zonder jas. Ik sleepte hem behoedzaam door het zand naar een nabij paaltje (tussen zandweg en schelpenpad), en liet hem ertegenaan leunen. Wiesje nam een fles water en een bekertje. Ik haalde chocola en koekjes tevoorschijn, en liet hem kiezen. Ik kreeg het al met al warm, trok mijn windjack uit, en hing het om de schouders van de man.
Na een minuut of twee kon hij een beetje praten: "... child born... there..." Wiesje belde Grada. Ik wilde Herman bellen, toen Ab, besefte dat die blijkbaar nog bij Kees waren, en belde Aart. Die was nog in de kroeg, sloeg daar alarm, en was hoorbaar al buiten toen ik hem vroeg om Grada op te pikken en twee extra jassen mee te nemen.
Enkele minuten later was de trekker bij ons, met op de pallet Aart en Grada en spullen. Op Aarts verzoek en eigen poten was Google meegekomen. Die begreep dat er iets gebeurd was, maar lustte ook wel een koekje.
De man had inmiddels kunnen uitbrengen dat hij Josef heette, en zijn vrouw (jawel!) Maria. Hij kreeg de twee extra jassen van Aart aan, opdat ik de mijne weer aan kon. Het was ongeveer vijf graden. Aart startte de trekker. Josef klom bij Aart op de bok, Grada voegde zich bij Wiesje en mij, Aart maande Google om ook achterop te springen. Dat deed ze.
Daar gingen we weer het spoor over, de speeltuin langs, nu ook het natuurvriendenhuis langs. Wiesje belde Saar, voor het geval dàt.
Tot ons beider verbazing sloegen we verderop linksaf, en stopten we bij het vijvertje dat Wiesje en ik kenden uit Zeil 2 [geloof, sex]. Ongeveer waar ons tentje had gestaan lag een bergje kleren. Daaruit klonk het gehuil van een zuigeling. We snelden eropaf, maar Aart bleef op de trekker. Hij reed behoedzaam achteruit naar moeder en kind.
Grada deed ervaren een snel onderzoekje aan moeder en kind. Josef trok Aarts jassen uit, nam zijn eigen trui en jas van de stapel, en trok die aan. Wiesje legde Aarts jas over de pallet. Behoedzaam (ja ja!) tilden Grada, Josef, Wiesje en ik Maria met haar kind op de pallet. Nu lagen er een rugzak, een grote draagtas en wat afval op de grond. Josef legde de bagage op de pallet, Google groef op verzoek een kuil, Wiesje en ik schoven bebloede en bepoepte kledingresten die kuil in, en dekten die af. Grada en Aart overlegden kort. Aart belde even - met Bill, naar later bleek.
We waren nu dus met Josef, Maria & kind, Aart, Grada, Wiesje en mijzelf, Google, en de gezamenlijke bagage. Aart kantelde de hefvork iets verder achterover. We legden moeder en kind zo, dat die dwars lagen met het opstaande deel van de vork als zijleuning. We toonden Grada de inhoud van ons rugzakje. Josef en Grada gingen met alle bagage achterop, ik klom voorop op de lier en nam Wiesje op schoot. Google kreeg het verzoek om het lopend te proberen. Ze gaf een begrijpende blaf, en ging in sukkeldraf achter de trekker aan. Aart leek goed te weten, wat hij van haar mocht verwachten.
Bij het hek van het natuurvriendenhuis stonden Ton en Saar klaar. ('s Winters kun je daar een trekker van ver horen aankomen.) Ze mochten even kijken, en reikten een pak volle melk aan. Al bij het station hadden Josef en Maria dat leeg. We moesten daar trouwens even wachten, want Aart zag in de verte dan toch de bus van Sans Perail naderen, en wilde geen moeilijkheden veroorzaken. (Uit Zandweg 2 [sex]: de zandweg is vier meter breed, het schelpenpad één, en de paaltjes staan daartussen om de tien meter.) Toen de bus wegdraaide, moest Aart even uitleggen wat hij aan het doen was, en beloven zijn best te doen om zo gauw mogelijk met die trekker terug te zijn.
De korte middag was ver over de helft, toen we met het hele spul bij de kroeg kwamen. Hans stond klaar met een brancard (met inklapbaar onderstel, zoals bij ziekenauto's). Maria en spruit werden overgeladen, en in de kroeg naar privé gereden. Josef volgde met hun bagage, Grada met de hare, Wiesje en ik met de onze. Google boog af naar haar brokjes en water.
Terwijl moeder en kind verfrist konden uitrusten (op een tweepersoons luchtbed op de vloer van de huiskamer), moest Josef voor (in de gelagkamer) zijn verhaal doen.
Maria en Josef waren anderhalf jaar geleden als leden van een groep arbeiders uit Oost-Europa naar Nederland gekomen. Ze kenden elkaar toen nog niet. Ze waren door een fout uitzendbureau bij een foute boer beland. Uiteindelijk waren zij beiden er eh... meer ontsnapt dan weggelopen. Zonder geld, zonder papieren, zonder voorbehoedmiddelen. En eigenlijk had Josef ginds... Het werd hem teveel.
Na een tijdje kon hij verdergaan. Ze waren gaan zwerven, beetje werken, beetje bedelen, beetje stelen. Aarzelend tussen samen teruggaan (en Josefs probleem onder ogen zien) en hier hopen dat iemand hen aan hun papieren en zuurverdiende geld kon helpen. Tijdens die storm was de bevalling begonnen. Josef had radeloos zijn best gedaan, doodsbang om Maria en kind te zien (in het donker: voelen of horen) doodgaan. In de ochtendschemer was hij weggelopen om hulp te zoeken, zijn jas over Maria achterlatend. Bij de splitsing was hij radeloos geworden, maar was gelukkig rechtsaf gegaan. Na een tijdje had hij in de verte een trekker gehoord: toen wij bij het natuurvriendenhuis aankwamen. Hij had ons er uit de verte zien wegrijden, de web crawler had hem tot razernij gebracht, hij had het natuurvriendenhuis verlaten gedacht, de speeltuin en het station uiteraard ook. Nu waren ze gered, voor het ogenblik. Hoe verder? Hij stortte in.
Bill leidde Josef naar privé, en bleek hem daar te hebben laten eten en douchen, alvorens hem bij Maria achter te laten. Weer vóór vroeg hij Kees en Teun om een stukje blues. Al vóór het eind van de set namen ook Wiesje en ik aangedaan afscheid.
De volgende dagen trokken de gasten extra klandizie. Iedereen wilde de kleine, inmiddels Sveta genaamd, zien. Bij bijna iedereen leidde de vertedering tot versterking van de eventuele kinderwens. Desondanks zocht iedereen thuis naar babykleertjes en vergelijkbaar spul om aan Sveta te geven. Ook Maria en Josef kregen kleding.
Geleidelijk groeide echter ook de aandacht voor hoe het verder moest, en dus ook voor hoe het zo gekomen was. Josef en inmiddels ook Maria hadden ook bijzonderheden verteld over hun uitbuiting, en Ab had stilletjes dingen nagetrokken en wáár bevonden.
De jaffa's trokken zich die uitbuiting aan, en gingen Josef ongeveer uithoren. Ab doorzag het, en werkte bereidwillig mee. Het volgende hoofdstukje hebben we moeten reconstrueren.
De volgende zaterdagmiddag gingen de jaffa's en Josef bij Herman in de auto. Ze reden naar een dorp nabij de boerderij waar Josef en Maria laatstelijk gewerkt en gewoond hadden. Herman zette zijn auto bij de plaatselijke supermarkt, en ging rustig met Josef winkelen. De jaffa's verkenden als wandelaars onopvallend de omgeving van de boerderij. 's Avonds gingen ze gevieren een pannenkoek eten, met een half oog op het acht uur journaal.
In de auto kleedden David en Esther zich om in gevechtskleding en gezichtscamouflage, en behingen zich met wapens. Josef trok weer zijn oude (maar gewassen) kloffie aan. Nu reden ze tot vlakbij het hek van de boerderij.
Deze boerderij lag enkele honderden meters van de weg. De oprit was voorzien van een doeltreffend hek, en bij nader inzien waren de heggen, sloten en schrikdraadhekken een aardige beveiliging rondom de akker- en weidegronden. Bovendien liepen er vervaarlijke honden los.
Josef belde bij het hek aan, kreeg meteen twee honden op het hek af, en zei in de intercom dat hij zijn geld kwam halen. Uiteraard werd hij uitgelachen. Hij vroeg het beleefd drie keer. Vanuit de schaduw filmde Herman alles met nachtzicht (mijn videocamera). Vervolgens zei Josef, dat hij het nú kwam halen. Dat leverde nog twee vervaarlijke honden.
Nu kwamen de jaffa's als knokploeg vanuit de schaduw in actie. Vier pistoolkogels, vier honden dood. Een vijfde kogel verknalde het slot van het ijzeren hek. Josef had zich volgens afspraak op Herman teruggetrokken. David snelde met getrokken pistool vooruit, Esther hield hem ver van achteren gedekt met een machinegeweer.
Na twee of drie minuten kreeg Josef een fluitsein. Hij voegde zich bij de jaffa's. Die hadden onder dreiging met een handgranaat de boer en boerin naar de voordeur gekregen, en daar veiliggesteld. (Zoals Esther later vertelde: wie weet, hoezeer ze in het huis van de vijand in het nadeel zouden zijn.)
Josef had een declaratie bij zich, een keurige spreadsheet-afdruk van Ab met machtiging van Maria aan Josef om haar in dezen te vertegenwoordigen, en een lijst van spullen die zij hier hadden moeten achterlaten - zoals paspoorten en credit cards.
Uiteraard beweerden boer en boerin, dat ze noch het geld noch de spullen hadden. Josef toonde weer een troef: afdrukken van credit card overzichten. Wel, die konden zij niet verklaren. David vond het welletjes. (Hij voerde het woord, opdat zo lang mogelijk onopgemerkt zou blijven, dat Esther een vrouw is.) Hij sleurde de gebonden boer een eindje weg naar een slootkant, bond de boer in een heel vervelende houding (ondersteboven aan een boomtak boven de slootrand, geen zicht op wat er gebeurde), liet Josef hem bewaken, Esther de vrouw losmaken, en ried haar aan om snel met al het gevraagde het huis uit te komen.
De boerin ging inderdaad het huis in, deed behoedzaam een raam boven de voordeur open, en gooide vanuit het donker een zware bloempot naar waar Josef steeds gestaan had. Esther had op dat raam gelet. Ze schoot één kogel door dat raam, zo steil, dat die de boerin waarschijnlijk niet zou raken.
Na vijf minuten was de boerin weer bij de voordeur met twee koffers en een draagtasje. Het draagtasje moest ze in de richting van Josef gooien. Die moest het van David ophalen en bij de boer bekijken. (Josef had een hoofdlampje te leen.) Het tasje bevatte inderdaad paspoorten, credit cards, huissleutels, en lege portemonnees. Josef meldde dat aan David.
David vroeg de boerin (nog steeds van veilige afstand) om de ene koffer open te maken in het licht van de buitenlantaarn, en de kledingstukken en andere inhoud één voor één op de andere koffer te leggen, daarna de koffer ondersteboven te houden. Vervolgens moesten de spullen er weer in. Koffer dicht, nu hetzelfde met de andere koffer.
Nauwelijks ging die open, of er stoof een kat uit. David had blijkbaar zoiets verwacht, en liet de boerin ook van deze koffer de inhoud tonen. Aansluitend moest ze de koffers enkele meters naar Josef brengen, waarna die de inhoud bekeek. Hij meldde, dat die inhoud niets meer waard was.
Nu ging het nog slechts om geld. De boerin moest weer in het licht gaan staan, en zorgen dat het geld er kwam. De boer kreunde. De boerin jammerde, dat niemand zoveel geld in huis had. David vroeg, of ze het op de bank had. Ja, in Zwitserland op een nummerrekening.
David bond haar armen achter haar rug, en dreef haar tot waar de boerderij tussen haar en haar man was. Daar liet hij haar nummer en code opnoemen. Terwijl Esther haar daar onder schot hield, liep David naar de boer, en liet die nummer en code noemen. Beide antwoorden spoorden niet.
David liep weer naar de boerin. Als ze niet met het goede antwoord kwam, dan zou ze een wond krijgen waaraan ze langzaam zou leegbloeden. Ze bleef bij haar eerdere antwoorden.
David liep naar de boer. Als die niet goed antwoordde, dan zou hij zodanig gehangen worden, dat hij slechts door zijn rug te krommen zijn mond boven water kon houden. Nu gaf die hetzelfde antwoord als de boerin.
David ging weer naar de boerin. Ze moest nu (laat op de zaterdagavond) een spoed-overmaking plegen van die rekening naar een andere Zwitserse nummerrekening, en zorgen dat zeker mobiel telefoonnummer gebeld werd door de ontvangende bank als het daar was. Gelukkig bleek dat dezelfde bank.
Nee, het bedrag was niet beperkt tot de vijf cijfers (vóór de komma) van Josef en Maria. Op de declaratie stond immers een stelpost "incassokosten", en nu ging David mondeling specificeren. Ook hij kwam tot vijf cijfers. Samen was er bijna een ton te betalen (alle kosten voor de opdrachtgever), èn vrij te tekenen voor de eisen van Belastingdienst, UWV en dergelijke.
De boerin aarzelde. Esther liep naar de boer, en hing hem te laag boven de sloot. Zijn gorgelende gekerm deed de boerin toegeven. Nadat de opdracht telefonisch was doorgegeven, hing Esther de boer weer in zijn vorige houding, nog steeds heel onprettig. De boerin kon tenminste op de drempel gaan zitten, maar onder schot, en mocht zelfs niet naar binnen voor de WC.
Na ongeveer een uur kwam het verlossende telefoontje bij David. Die liet Josef de declaratie voor ontvangst tekenen en enkele meters van de boerin op de grond leggen. Daarna haalde hij zelf de boer weer van de tak, en droeg hem (nog steeds gebonden) tot bij dat papier.
Op aanwijzen van David verzamelde Josef zijn en Maria's spullen, en liep ermee naar het toegangshek. David hield boerin en gebonden boer onder schot met een pistool, terwijl Esther met een machinegeweer terugtrok op het hek. Daarna trok ook David zich terug.
Vanaf het hek waren ze snel bij de auto. Herman stopte nu met filmen. (Gelukkig was dat niet in Full HD, anders had het niet op het harde schijfje gepast.) Onzichtbaar vanaf de boerderij reden ze weg. In de auto kleedden David en Esther zich weer terug, en veegden de camouflageverf weg.
In de kleine uurtjes van zondag kwamen ze bij de kroeg. Daar was het nog aardig druk. Slechts weinigen wisten van de overval (ook Wiesje en ik niet, want Herman had met een smoesje mijn camera geleend), maar het was gewoon gezellig geweest.
Die kus waarbij Josef Maria haar paspoort en credit card teruggaf was indrukwekkend: nu waren ze weer mensen, legaal in Nederland. David en Esther waren eerst even naar huis geweest om zich te wassen, hadden meteen telefonisch het geld van Josefs declaratie (naar boven afgerond) naar zijn rekening overgemaakt, hadden zich zelfs niet de tijd gegund voor een wip, en konden mèt Josef en Maria blij zijn toen die op een tablet computer van Bill konden zien dat hun geld nu op Josefs rekening stond. We deden een setje met de Hijbezems, en begonnen met onze uitvoering van "Mayim".
De volgende dag (de grotere uurtjes van diezelfde zondag) was er beraad in de kroeg. We wisten van niets, maar Wiesje voelde zich erheen getrokken. We werden dankbaar door Mina ingeroepen als invalkrachten. Zelf ging ze met Bill naar privé. Er waren geen klanten, maar weldra kwamen de bio's binnen voor koffie met appeltaart. Ze hadden vanaf dageraad over de hei gestruind.
Na een tijdje kwamen Bill, Mina, Ab en Sophie vanuit privé tevoorschijn. Mina vertelde, dat ze iedereen had uitgenodigd voor een mededeling. Ik haastte me om een gamel koffie te zetten. Ze glimlachte goedkeurend.
Even later zaten we met een man of twintig, dertig en Josef. Ab nam het woord.
Josef en Maria wilden naar huis. Ze hadden inmiddels contact gehad met hun thuisfront. Voor Josef een pijnlijke opluchting. De volgende dag zouden ze met Aart en Herman naar een tweedehands auto gaan kijken. De dag daarna zouden ze met Yvonne (en die auto) kleding gaan kopen. Leeftocht en wat andere spullen kwamen met Speedy mee. Woensdag zouden ze dan afreizen.
Ik was wel benieuwd naar wat ze ginds hoopten te gaan doen. Josef glimlachte mat: hij wilde zijn verkommerde boerderijtje ombouwen tot tuinderij, met een kas.
Wel, zo verliep het. Maandagavond bleek de aangeschafte auto een afgeleefde kleine Fiat met een een-assig aanhangwagentje. Dinsdagavond werd dat aanhangertje bedolven onder (naar Josef antwoordde) gereedschappen en plantenzaden, kleding en een deel van de leeftocht. De kofferbak werd gevuld met jerrycans benzine, water en smeerolie. De achterbank werd gereedgemaakt voor Sveta en de eerste leeftocht.
Hanna was met Rudy meegekomen om Sveta te bezichtigen. We maakten er een soort feestje van, met voor Josef en Maria als hoogtepunt een optreden van Grada's Slavische koor. Sveta lag het met wijdopen ogen te beleven.
Eigenlijk hadden we vooral Josef meegemaakt, omdat Maria had moeten herstellen van de bevalling, en zich helemaal op dat wondertje van haar en Josef gericht had. Als we haar zagen, lachte ze dankbaar en afwezig.
Woensdagochtend moesten we vroeg op, want zij wilden bij dageraad vertrekken.
Bijna heel Us Net was uitgelopen. Het werd een flinke partij handenschudden, afgewisseld met knuffels en kussen voor wie Josef en Maria hadden bijgestaan, vooral Google. Maaike gaf een zak spekkies mee.
We bleven de hobbelende achterlichten nastaren terwijl ze langzaam verdwenen.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).