Laatste wijziging: 2022-07-27 (technisch), 2009-05-22 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Tuingenot"

[sex]

In leesvolgorde begint dit verhaal al na Fietstocht [sex].

Aanleg - Voorspel - Genot - Naspel

Aanleg

Wiesje en ik klitten aan elkaar, dat weet iedereen. Maar naar mevrouw Hoofddoek vergezel ik haar lang niet altijd.

Nu was ik zelfs een hele dag niet welkom, terwijl Wiesje haar hielp met iets wat blijkbaar geen mannen verdroeg. Het was een inspirerende dag in april, en ik voelde me heel eenzaam. Ik was wel gezellig met Wiesje opgestaan, maar nu was het stil.

Ik ontvluchtte het huis, en slenterde onze rimboe in, als vanzelf naar de poel. Het was er mooi als altijd, maar ik zat te huilen. Wiesje, niet eens zo ver van mij verwijderd, leek het te voelen, en het was of ze me aanhaalde. (Achteraf kwamen onze belevingen van dat tijdstip overeen.) Getroost liep ik langs een onbekende route terug.

Opeens liep ik eventjes in onverklaarbare schaduw, en keek op. De bomen waren nog niet vol in blad. Op een paar meter hoogte hing een groot stuk landbouwplastic, zo als we in Nat en Droog wel hadden gezien. Wiesjes belangstelling voor zeiltjes ken je inmiddels ook wel. Met beperkte schade aan de planten kreeg ik het plastic op de grond. Het was echt een grote lap, dun maar stevig, en hij leek ongeschonden. Ik vouwde hem op, en nam hem mee naar huis.

Thuis liep ik peinzend door de tuin. Het is een voor stedelingen onvoorstelbare lap (die grond, het plastic misschien minder), maar voor een hedendaagse boerderij zou het oppervlak niet reiken. We tuinieren niet echt, dus afgezien van een hoekje waar toevallig aangewaaide groentes zich hebben gevestigd, schiet het gras hoog op. En de tuin wordt omzoomd door een soort houtwal, aan de straatkant door een soort heg. In beide gevallen bedoel ik met "een soort", dat het gaat om plantengroei die jarenlang zijn gang heeft kunnen gaan. "Wild" of "verwilderd", dat kan ons niet schelen.

In de noordoosthoek is de houtwal zo breed, dat je er als Hollander al van een "bos" zou spreken. De gelijkenis met onze rimboe trof me opeens, al waren de grond en dus de planten anders. In dit "bos" bemerkte ik een open plek, althans een plek van enkele vierkante meters onder de boomtakken waar geen houtig gewas groeide. Er klikte iets. Ik sjouwde het plastic die kant op. Ik liep naar de bijkeuken om een spade. Na twee meter struikelde ik.

Vloekend zocht ik de oorzaak. Op slag leefde ik op, want hier stond stiekem een plankje met een waterkraan, met tuinslangkoppeling zelfs, en er stond waterdruk op. Ik hervatte mijn weg naar de bijkeuken des te sneller, liep toch even naar boven voor andere kleding, en trok werkschoenen aan.

Ik zette in gedachten op de open plek een omtrek uit, en groef er een kuil van enkele vierkante meters oppervlak en enkele decimeters diep, de ontgraven grond gebruikend voor een aansluitende wal om de kuil. Inderdaad, ik maakte een zwembadje, met het plastic als afdichting. Ervóór, grenzend aan het "gazon", maakte ik een vlak van ongeveer twee bij drie meter vrij van gevallen takken en zo. Van die en andere takken en aarde maakte ik een soort afscherming van het plekje.

Inderdaad, ik had nu alsnog (vergelijk Zeil) een plekje in de tuin dat aan de poel herinnerde, een plek waar we onbespied intiem zouden kunnen zijn (onder de boomtakken, maar wel in de zon), en zouden kunnen afspoelen of afkoelen. Ik haalde een tuinslang, en vulde het badje met water.

Het liep tegen vijven. Ik ruimde mijn gerei op, nam een stortbad, en ging bij een biertje zitten denken over het menu van straks.

Tegen zessen kwam Wiesje aangefietst, moe en bezweet. Grote knuffel, en ze ging douchen. Ze lustte wel koffie. Die had ik klaar, toen ze verfrist de keuken in kwam. Ze voelde, dàt ik iets gedaan had, beter dan zitten kniezen. Ik liet haar eerst koffie drinken en háár verhaal doen. Nou ja, ze had geholpen met een stuk van de Grote Schoonmaak, want Doekjes eigen krachten schoten steeds verder tekort. En ik?

Ze had de koffie op. Ik leidde haar naar buiten, keek even uit naar pottenkijkers (nieuwsgierige Afra's inbegrepen), en leidde haar naar de vrucht van mijn werk. Ze vloog me om de hals, en liet zich op de grond zakken. We stelden vast, dat we redelijkerwijs onbespied zouden zijn. Zo moe als ze was, deze plek moest ingewijd worden. Dat werd uiteraard een stevige vrijpartij.

Met haar onnavolgbare gevoel voor ritueel en symboliek liet ze mij afrollen in plaats van onder te komen liggen. Ze peuterde liggend een kuiltje in de grond, hurkte erboven, en poerde met haar vingers mijn kwakkie uit haar kut in het kuiltje. Daarna likte ze die vingers af, en legde de aarde weer over het kuiltje. Toen pas duwde ze mij omver, en kwam weer even op mij liggen. Het werd een teder halfuur.

Voorspel

Sindsdien werkten we met kleine stapjes aan de vervolmaking van ons hoekje: probeerden struiken zodanig te verplaatsen of te poten dat ze de inkijk zouden belemmeren. We werkten ook, meteen maar door de hele tuin, aan dingen (zoals trekdraden) die ons zouden waarschuwen voor insluipers. Het zeiltje dat ooit in de tuin gehangen had (zie Paard) belandde opgevouwen onder een steen in ons hoekje, samen met een paar takken die als een soort tentstokken konden dienen..

Het was de zomer van Stoom 2 en Heide 3. Die had een paar weken van broeierig weer. De nachten werden niet kouder dan twintig graden, de dagen werden dertig graden, de luchtvochtigheid was hoog, en bijna elke avond hadden we wel weerlicht of onweer. De toeristen haalden het niet van Ton naar Kees of omgekeerd (zie Fietstocht [sex]), en kregen vaak van Bill onderdak in de kerk. Wij inwoners wisten ook niet, waar verkoeling te zoeken. Er werd veel gezwommen in de Baai, en wie moest zwoegen (zoals Ab) kreeg spontaan hulp.

Iedereen die in navolging van ons een zeil op steigers had was er dolblij mee, en lag vooral in het water, vaak onder een parasol. Maar wij lagen meestal bloot in ons hoekje op een tweepersoons luchtmatras, hadden een beschut plekje tot pishoek bestempeld, en konden ons afspoelen of afkoelen in het badje.

We sliepen er zelfs, en dat hadden we bij de poel nooit gedurfd. We hadden een klamboe in schutkleuren bij de hand. Niemand snapte waar we waren, maar we beantwoordden pogingen tot contact, en we staan bekend als konijnen, dus we hoefden geen smoes te bedenken.

Het was de eerste avond van die zwoele tijd, maar slechts Mina had dat uit de weerberichten opgemaakt. De kroeg zat vol mensen met rugzakken en fietstassen, hun kleding doorweekt van het niet-verdampende zweet. Mina had weer met Ab een menu opgesteld, Bill had de kerk opengesteld. De Hijbezems stonden zoals wel vaker klaar om Bill en Mina te helpen (Wiesje en ik vóór, Geert en Herman achter), muziekspullen nog op de handkarren in het voorraadhok.

We voelden en vulden elkaar met ons zessen goed aan, we hadden lol, en er was altijd loon naar werken. (Ab was nummer zeven, maar die trok zich liefst terug als de etenswaren geleverd waren. Hij peilde nog wel met Bill, of levende muziek zou lonen, en zo ja, welke beschikbare groep, en hielp zonodig muziekspullen vervoeren, maar ging dan zelf eten, en kwam vaak tegen het eind van de avond weer even als bezoeker.)

Deze avond zetten de heren hun kaarten op rock & roll muziek. Dat was Abs eigen pakkie an, maar die had geen puf om zang en slaggitaar te doen. De band zelf was wel beschikbaar. Dus viel ik in op slag (eventueel af te wisselen met Wiesje), en namen andere leden de meeste zang over. Het ging lekker, maar ik had al in het tweede nummer de indruk, dat blues beter was geweest, langzame blues.

Ik overlegde tijdens het spelen met de band, ik wenkte Wiesje, en liet haar met Bill praten. Gevolg: in de tweede set speelde ik niet meer mee, vervangen door de sologitarist, en hadden Kees en Teun diens plaats ingenomen. Dat viel inderdaad beter. Wiesje deed in de derde set Janis Joplin na met "Ball and chain", en Teun had er prachtige fills bij. En uiteraard een lange solo.

Rond middernacht voelden we het onweer naderen, en tegen enen overstemden regen en donder de muziek zowat. De muziek stopte om twee uur, en de tent kon vrijwel meteen dicht. Teun en Kees liepen als parasolmieren onder hun gitaarkoffers door de hoosbui. Wiesje en ik laadden onze spullen wel op de handkar, maar lieten die in het hok.

En nu? We waren dun gekleed, en toch al kletsnat van het zweet. (Wiesjes zodoende zichtbare tepels hadden Kees al de hele tijd uit zijn evenwicht gebracht. Maar uiteraard had ik ze ook gezien, en had Wiesje ze zelf door haar T-shirt voelen prikken.) We renden naar huis, vielen allebei een keer in de blubber, en kwamen ontoonbaar bij ons huis.

Genot

Wiesje trok me weg van de huisdeur, naar ons hoekje. Ze trok er alle kleding en schoeisel uit, gooide die in het badje, plonsde er zelf even in om zich af te spoelen, en haalde het zeil vanonder de steen. Ik hielp haar de luchtmatras onder dat zeil ondersteboven te draaien (maar de onderkant bleek ook nat), gooide ook mijn schoeisel en kleding in het badje, en ging ook zelf even kopje onder.

Even later lagen we op de luchtmatras op en onder het zeil, poedelnaakt en kletsnat. Maar niet koud, want dat was het dus niet, en bovendien hadden we elkaar meteen klemvast. De stoom sloeg er meteen vanaf.

Dat konden we niet zien, want het was nacht, het hoosde, en we hadden ons "tentje" met de open kant naar achteren, naar het duister onder de bomen (waar ook de bliksem geen licht bracht) en achter de borstwering.

Borstwering, me hoela! Eindelijk voelde ik die tepels weer eens! Gauw erop, voordat de bliksem erin slaat! Wiesje was in haar knollentuin: met mij klaar voor een vrijpartij onder een zeiltje, en dan óók nog bij onweer. Eigenlijk ben ik zelf liever met haar op een droog bed, maar haar genot is ook het mijne. We beulden elkaar àf, en vielen uiteindelijk verstrengeld in slaap.

De zon bleek een gaatje in onze rugdekking te vinden. We werden ietwat klam wakker, en ontwarden onze knoop.

Wiesje hurkte in de pishoek. Daarna kon ik er mijn pik niet omlaag richten, en probeerde er op handen en voeten met mijn kont omhoog het beste van te maken. Bij Wiesje deed die aanblik de witte vloed de gele druppels wegspoelen. Dat ik zó kon geilen op haar plassen!

We visten onze spullen uit het badje, en snelden bloot naar de bijkeukendeur. Alle natte kleren gingen meteen de wasmachine in, de schoenen werden te drogen gezet. Wiesje liet boven het bad vollopen, en zorgde er voor koffie. Ik bracht een ontbijtje naar de badkamer.

Het werd een heet bad, en de eenpersoons luchtmatras op de vloer kreeg het weer zwaar te verduren. We kleedden ons met tegenzin aan, hingen de natte tweepersoons luchtmatras waarop we geslapen hadden in de zon te drogen.

Aansluitend haalden we een bestelling op bij Ab. Het werd een gezellige koffievisite met tien man. Op de terugweg zag Mina ons, en zei dat het wéér de komende dagen zo zou blijven: broeierig met onweer. Wiesje glansde naar mij, en Mina probeerde dit te begrijpen. Ik tuitte relativerend mijn lippen. Mina nam er genoegen mee, maar begreep dat ze misleid werd toen Wiesje proestte. Moest kunnen: iedereen heeft zijn geheimpjes, en als wij ze hadden, dan zou het wel om sex gaan. Maar of Bill en zij al vanaf drie uur op ons zouden mogen rekenen? Het zou wel weer druk worden, en er moest ook veel schoongemaakt worden, zoals de kerk gedweild. Afgesproken!

Thuis gingen we eerst maar eens... toch maar vast warm eten. Daarna boven op het zeil bloot liggen zonnen en vrijen. (Niet verwarren: "boven op het zeil" betreft het zeil op de steiger, "bovenop het zeil" zou slaan op het zeil onder de bomen.) We lieten Afra ook even toe.

Dat laatste kan vreemd klinken. Kijk, Afra is onze buurvrouw, en ze was altijd mijn maatje in humor. Maar sinds Bloot 3 [sex] lijkt ze meer degene die sex komt vragen dan humor komt geven. En die sex vraagt ze dan vooral van Wiesje, tenzij Diana er is. We gunnen haar met liefde die sex, maar het contact roept minder onze geestdrift op dan vroeger. Moet je zoiets aansnijden?

Om half drie hadden we Afra weer weg. We maakten nog een nummertje, gingen even onder de douche, en kleedden ons aan. Figuurlijk zagen we de bui al hangen, dus deed Wiesje toch maar een beha aan (om die tepels te verbergen, want ondersteuning hebben háár borsten niet nodig).

We keken in en om het huis naar toestanden die je bij regen, bliksem of windstoten wilt vermijden, legden de (inmiddels droge) tweepersoonsmatras als calzone-vulling in het alvast uitgevouwen zeil onder de bomen (opgeblazen, maar evenals dat zeil verankerd), en maakten alles gereed om 's nachts weer letterlijk onder zeil te kunnen gaan. Ik maakte op het laatste moment nog kleine gootjes die de afwatering van ons plekje moesten bevorderen.

Om drie uur waren we bij de kroeg. Mina bespeurde meteen de beha, en glimlachte. Ze vroeg, of wij de kerk wilden schoonmaken. Daar viel inderdaad wat te vegen, te dweilen, te legen. Mina en Bill hadden het inmiddels druk met dorstige reizigers.

Die reizigers bleven weer bijna allemaal eten en slapen. Voor de muziek werden nu meteen de Bluesjes gevraagd. Kees en Teun hadden dat na gisteren zien aankomen, maar hun halve band ontbrak: Aart en Dennis waren met de rest van het gezin op vacantie. Dus werd de "rock & roll" bezetting van gisteren herhaald. Mina projecteerde steeds de nieuwste weersinformatie op de beamer. We konden nu al om half twaalf onweer verwachten, en nu ook windstoten.

Wiesje en ik maakten onszelf overbodig, en gingen om elf uur naar huis. In de keuken keken we elkaar aan. Geen discussie, Wiesje wilde buiten slapen.

We propten wat spullen in de grote rugzak: handdoeken, zaklantaarn, toiletpapier, en ook een pretpakket metaxa en hapjes (uit de niet-slinkende niet-bedervende voorraad van Laries lares 1 [geloof]). We deden schoeisel en bovenkleding uit (en Wiesje die beha), maar deden dunne windjacks in de rugzak. Daarna slopen we naar ons holletje, en ontblootten ons.

Ik bedacht opeens iets, pakte een trapleer uit de bijkeuken, en verplaatste in het donker in mijn blootje de klampen van dat andere zeil op de steiger zodanig, dat het minder wind kon vangen (horizontaal en verticaal), en dat het niet zou klapperen. Ik borg het trapje weer op, en vlijde me tegen Wiesje aan.

We lieten dit zeiltje nog eventjes plat liggen, en zaten of lagen te kijken, luisteren en ruiken. En versnaperingen te proeven en elkaar te voelen. Wiesje genoot volop, en ik dus ook.

Het onweer kwam dichterbij, en de wind stak op. Ik trok het zeil nu maar dubbel, maakte het vast aan lage boomtakken, en borgde ook de "tentstokken" en de rugzak. De wind kwam uit het oosten, en dat verbaasde me. Ik moest het Wiesje uitleggen: dat ik bang was, dat er iets heftigs uit het zuiden naderde. Ze nam het voor kennisgeving aan.

Opeens was er regen, weer zo'n plensbui. Ik zag kans om ons zeil met de bolle kant naar de wind te draaien. Niks te vroeg, want de wind zwol snel aan, en smeet de regen ertegenaan. Intussen bliksemde het onophoudelijk, en knetterde de donder vlakbij. Al gauw sloeg de bliksem dreunend in onze steiger. Wiesje werd nu een beetje kleintjes. Ik lag nu een beetje om een hoekje te gluren, en zij drukte zich tegen mij aan - zonder erotische bedoelingen. Ik was zelf niet echt bang. Ik had liever in de slaapkamer gelegen, maar dat was een zaak van comfort.

Ik kreeg de indruk, dat alles naar verwachting ging, trok mijn hoofd terug, schonk een plastic bekertje wijn in, en liet ons er samen uit drinken. Dat hielp. Ze vond op de tast de olijven, en stak ons er om beurten een in de mond. Dat hebben we wel eens anders gedaan... (Zie Verjaardag [sex].) Daarna gingen we weer liggen waarnemen. Regendruppels en hagelstenen stuiterden zelfs van kort gras hoog terug. De wind leek bij vlagen op de grens van een hoos. Het bliksemde grotesk. Het natuurgeweld was oorverdovend. Soms rook ik vaag een brandlucht.

Maar in ons holletje waren de zintuiglijke prikkels bescheiden. We proefden de wijn en olijven nog, in stereo als we tongzoenden. We voelden elkaars strelingen, die toch weer de gevoelige plekjes zochten. Ook achter het zeiltje stond nog wat wind, en Wiesjes tepels leken wel vingerhoedjes. Ik gaf ze alle aandacht, en drukte Wiesje daarna stevig tegen mij aan. Ze werkte met haar benen onze onderbuiken tegenover elkaar, en maakte dat ik bij haar naar binnen gleed. Teder begon ik te pompen.

Voor het eerst besefte ik, dat de woestheid van de omgeving die tederheid van ons beiden des te sterker deed uitkomen, en dat dàt was wat Wiesje nu aantrok, en wat ze elders buiten wel zocht maar niet altijd vond. Ik vertederde nog meer, en voelde me met haar samensmelten. Ben ik klaargekomen? In slaap gevallen?

Opeens waren wind en regen weg. Wiesje, onder me, bemerkte het ook. Maar meteen kwamen ze weer terug - de wind nu uit het westen: het oog van de storm was over ons heen getrokken. We wisten het zeiltje nu met de bolle kant daarheen te draaien. We bleven eventjes opletten, en gingen toen weer in elkaar op.

We hervonden die tederheid, het samensmelten. Ik kwam bijna terloops in haar klaar, en voelde me ietwat schuldig. Ze trok mijn hoofd omlaag, en fluisterde in mijn oor dat het zo goed was. Dat ik vooral zo moest blijven liggen. Ik bleef dus liggen, mijn slappe lul in haar, en steunend op mijn ellebogen. Na een eindeloze tongzoen rolden we andersom. Ik streelde haar rug, de zijkant van haar borsten. We kusten elkaars gezicht waar we maar konden. En zo vielen we in slaap.

We werden weer wakker van een zonnestraaltje. Wiesje plaste weer hurkend, ik weer op handen en voeten. We rolden weer in elkaars armen, maar zochten weer dat samensmelten. Pas na een uur of zo gingen we vrijen. Ik kreeg haar weer van hoogtepunt naar hoogtepunt. Ze aanvaardde het dankbaar. Maar ze zei ook, dat dat tedere samensmelten voor haar meer waard was dan al die hoogtepunten. "Voor mij ook," zei ik, "maar ik kan niet zonder die lozingen." Ze glimlachte, pijpte mij in recordtijd, slikte alles door, smakte, en zei: "Zo! Dat had ik nodig." Daarna lagen we weer een halfuur samen te smelten.

We stonden met tegenzin op, zagen tot onze stomme verbazing tegen de rand van ons badje een koppel geldwolven liggen, zagen ons verder onbespied, en snelden bloot met de rugzak (en alles erin) ons huis in. We gingen samen onder de douche, kleedden ons aan, en liepen met een beker koffie weer de tuin in.

Wij hadden geen schade, maar elders in Us Net waren wat steigers met zeilen aan de wandel gegaan, vernamen we van ons netwerkje. Op de campings bleek veel rampspoed voorgevallen: bij Kees had een wind- of waterhoos gewoed. Op de hei bleek een boom verbrand, het berkje waarbij ik (in Schaapjes [sex]) gezegd had, dat niemand tussen ons kon komen.

We boden de wolven stukjes baklava aan. Ze moesten eraan wennen, maar vonden het eigenlijk best lekker. Een aai ook. Maar toen moesten ze er toch maar eens vandoor.

We ruimden ons plekje een beetje op, want Wiesje wilde nu toch wel weer eens binnen slapen.

We hielpen Bill en Mina weer, het onweer kwam nu om kwart voor één, en wij waren kletsnat om half twee thuis. We hadden zelfs de ramen dicht, toen we samensmolten. "Binnen is inderdaad comfortabeler," gaf Wiesje toe. Ik antwoordde met een knuffel. Droomden Wiesje en ik het allebei, of zagen we werkelijk Hera en Aphrodite gelukkig zijn om ons?

Naspel

Dat weer hield dus een tijd aan, zo ook de drukte in de kroeg en onze inzet daar. We bleven thuis binnen slapen, maar lagen overdag vaak op ons plekje. Vooral Wiesje verlangde naar de poel, maar daarvoor ontbrak ons de tijd. We lieten het zeil op de steiger "gereefd", met het oog op rukwinden en zo. Dat deden veel anderen ook, maar moesten zich herinneren hoe ze erzonder waren uitgekomen.

De wolven (dit stel, maar ook andere) bleven terugkomen. Hadden ze misschien al lang in onze tuin gewoond? Wiesje probeerde hen kunstjes te leren. Ik hèb een foto van haar op handen en knieën in de tuin, met een pantoffel in haar mond.

Over hondachtigen en kunstjes gesproken: die hond van Frans en Cisca hééft helemaal geen naam. Ze praten over hem als hun "hond", en ze roepen hem met een bepaalde fluittoon.

We gingen bij Afra op de koffie, en probeerden een ouderwets stuk humor te beginnen, in plaats van handtastelijk te worden. Toen dat maar niet lukte, vroeg Wiesje achteloos (maar volgens plan), waar onze flitsende dialogen toch gebleven waren.

Afra zocht naar woorden, en ik begon druk in mijn zakken te zoeken naar mijn aandeel. Ze lachte flauwtjes. Het was onze schuld, zei ze met een knipoog, dat ze zo bezeten was geraakt van sex, en dat ze haar welbevinden nog slechts daaraan afmat.

Wiesje pruilde, dat ze de geinige Afra zo miste, ook al ontging haar vaak een groot deel van onze grappen. Dat ze sex genoeg had, maar humor te weinig, verduidelijkte ze.

Afra bleek de hint te hebben gevoeld, en probeerde al tijdens dit gesprek haar gedrag aan te passen. Later ook jegens Diana. Het werd weer gezellig met haar!

Het werd weer tijd om over een Heidefeest na te denken.

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).