Laatste wijziging: 2022-06-19 (technisch), 2012-02-24 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Teun"

In dit verhaal kan het lastig zijn om beide Kezen uit elkaar te houden. Doe je best!

Voorspel - Heenweg - Dorp - Terugweg - het Indiase spul - Vrijdag - Weekeinde - Teun

Voorspel

Dit verhaal begint waar veel andere eindigen: na een zaterdagavond muziek in de kroeg.

De Bluesjes hadden opgetreden, zonder Dennis, maar met Wouter op slagwerk. Na de laatste set voegden Aart en Wouter zich bij trotse Yvonne en Maaike, en gingen na nog één glas naar huis. Kees had blijkbaar haast om naar Toos te gaan, en Teun bleef dus als enige over. Hij is geen gezelligheidsmens, maar hij had nu blijkbaar behoefte aan morele steun. Hij borg zijn gitaar in zijn gitaarkoffer, nam zijn halfvolle glas bier, en schoof schichtig bij ons aan.

Wiesje en ik zitten òf ergens achteraan in het duister (vooral voor elkaar), òf helemaal vooraan (als vertrouwde toehoorders voor de muzikanten) - zoals nu. Op afzonderlijke stoelen, want op schoot zitten en toch achteroverleunen wil niet zo. We dronken Tripel Kees, en voerden elkaar borrelnootjes. Teun keek ons beurtelings vragend aan, en deed een grote greep in de nootjes. Hij sloeg ze achterover, spoelde ze weg met al zijn bier, en zocht naar een openingszin.

Als je nu wat verhalen achtereen gelezen hebt, dan denk je hierbij wellicht aan Peter in Kwartet [geloof, sex]. Maar Teun praat weinig, misschien gemiddeld een zin per dag. (Dit verhaal werd daarop een grote uitzondering.) We keken hem bemoedigend aan. Dat hielp. Hij stamelde, dat hij voor een boodschap naar het dorp voorbij de camping moest, en dat hij het leuk zou vinden als wij meegingen: zijn evenwicht begon hem in de steek te laten, dus alléén fietsen durfde hij eigenlijk niet meer.

Wiesje en ik knepen elkaar in de hand. Ik zei Teun, dat we natúúrlijk mee gingen. Wanneer? Teun rekende mompelend: niet op zondag, maandag misschien gesloten, dinsdagmiddag? Ons best, afgesproken. Teun liep ietwat moeizaam naar de toog, en kwam terug met volle glazen en een vol bakje nootjes op een bibberend dienblad. We klonken op de onderneming.

Heenweg

Die dinsdag waren Wiesje en ik op de middag met onze fietsen bij Teun, de kleine rugzak met chocola, pleisters en een plakset bij Wiesje achterop. Teun kwam naar buiten met zo'n stereotypische fiets van mijn leeftijd: zwart, degelijk, terugtraprem, draadje naar een eierdop-achterlicht. Achterop had hij zo'n dubbele bruine canvas fietstas, leeg.

Op de bestrating van de Digitale Zandweg reden we gedrieën naast elkaar. Die aanblik was goed voor veler foto's: Teun in gezelschap, bovendien op de fiets, en zonder zijn gitaar. Op de schelpjes reden we achter elkaar: ik achter Teun om snel te kunnen ingrijipen, Wiesje vóór hem om hem het gevoel te geven dat hij samen met ons onderweg was. Ze keek vaak of Teun haar nog kon bijhouden, maar ze reed eerder te traag dan te snel. De bomen zaten weer aardig in het blad, en veel nieuwe scheuten raakten ons in het gezicht. De camping van Kees was al bevolkt. Op het meertje ertegenover dobberden al twee opblaasboten.

Dorp

Ja, dat dorp voorbij de camping heeft uiteraard een naam: Eikenrode. Het heeft niets te maken met de gelijknamige domeinen op het Internet, en het valt onder een gemeente die anders heet.

Het is een brinkdorpje, gelegen aan de doorgaande weg waarin sinds de opening van de Digitale Snelweg planten zich omhoogwerken door scheuren in het asfalt. Het ligt uiteraard ook aan de Digitale Zandweg, maar in Eikenrode kreeg ik opeens de indruk, dat de Digitale Zandweg en over grote stukken de sloot ernaast eigenlijk de overblijfselen zijn van een verdwenen water (gekanaliseerde zuidwaartse afwatering van Spamerica, zoals de nu gekanaliseerde Zeg 'ns Aa westwaarts?) met een jaagpad erlangs. Van de rimboe rond Veldzicht dan (vóór de ontginning), want de stukken sloot liggen aan de westzijde van de weg. Misschien was Eikenrode ooit het noordelijkste punt voor grotere schepen. Ja, mijn fantasie is groot...

Hoe dan ook, nu is Eikenrode slechts een rechthoekig plein aan de voet van een te groot rooms kerkje, met bijna gesloten gevelwanden aan de andere drie zijden, en snel afnemende bebouwing in de omtrek. Achter de kerk ligt een kerkhof, dáárachter een kanjer van een bedrijfshal (golfplaten op een stalen skelet), houdende een grote supermarkt, een winkel voor boerderijbenodigdheden en een garagebedrijf.

Aan de brink kun je nog zien, dat die bedrijven vroeger dáár gevestigd waren. Onze notaris houdt kantoor naast de vroegere kruidenier. Slechts op afspraak, want de rest van de tijd werkt ze op een notariskantoor in de stad, of doet ze de back office van de boerderijbenodigdhedenwinkel van haar vriend. Ze heten Nelleke en Fred.

Wiesje stopte bij het vergane bord dat de grens van de bebouwde kom aangaf - nog niks andere gemeente. Desgevraagd sprak Teun wijzend: "Hoofdstraat rechtsaf, voorbj het plein iets van het tweede huis rechts." We fietsten die luttele meters verder. Wiesje en ik waren benieuwd naar het soort winkel, want we wisten nog steeds niet, wat voor boodschappen Teun te doen had.

Wel, het bleek een kringloopwinkel, uit de tijd dat zoiets waarschijnlijk uitdragerij genoemd werd. We zetten de fietsen tegen de gevel, Wiesje en ik zetten de onze op slot. Teuns band met de grote stad is veel losser dan de onze, dus hij glimlachte hoofdschuddend. We gingen binnen.

De winkel toonde een rijke verscheidenheid aan oude troep: dingen die in Amsterdam na Koninginnedag met het vuilnis mee gaan, met daartussen van die dingen voor de liefhebber. (Kort voor het schrijven van deze zinnen heeft iemand ergens voor vijftig euro een viool gekocht die een ton waard is.) Nu bleek ook wat Teun zocht: een manchester pak (liefst zwart, zoals hij ook aanhad), desnoods een broek. Of meer, afhankelijk van beschikbaarheid in zijn maat en de prijs. Hij doorzocht de kledingrekken en -stapels.

Wiesje en ik namen geboeid de overige voorraad in ons op. Ik zag allerlei jeugdherinneringen, vooral verbonden met mijn vaders moeder, en wees ze haar aan (zoals die gewolkte emaille pannenset met melkkoker, maar die hadden mijn ouders ook). Inmiddels werden wij beiden aangestaard door de winkelierster, een gezette en gemoedelijke grijsaard. Ze bood ons (alledrie) 'n kop thee aan, en vroeg of we iets bepaalds zochten. Nou nee, Wiesje en ik niet: wij waren slechts met Teun mee. De vrouw dacht na, en vroeg of wij dan daarginds over de snelweg woonden. Wiesje knikte.

De vrouw had gehoord, dat wij daar allerlei muziek maakten. We knikten. De vrouw zei aarzelend: "Misschien heb ik achter iets wat jullie leuk vindt." Ze schommelde voor ons uit, een gangetje in. Teun was verdiept in een stapel broeken.

Achter het huis was een plaatsje, met aan de overzijde een tuinhuisje als schuurtje. Ze liet ons er binnen, schakelde een peertje aan, en wees. Niet te geloven! Zwaar bestoft stond daar een Indiaas instrumentarium: sitar, tabla's, harmonium (geen psalmenfiets!) en zo. Ik vroeg verbluft: "Hoe komt u dááraan?"

De winkelierster glimlachte ongemakkelijk: "Een knaap uit de buurt was gek van de Beatles. Toen die met die sitar begonnen, ging hij op de Indiase toer met een paar anderen van de landbouwschool. Ze zijn nog naar India geweest, in van die gewaden. Maar ja, ze kregen de een na de ander verkering, namen de boerderij van hun vader over, hadden geen tijd meer, en zo wat. Trouwens, twee zijn er al dood, en hij is naar Canada gegaan. Hij heeft me dit in consignatie gegeven. Nou, ik zou een straaljager éérder los zijn geraakt."

Wiesje en ik bukten ons naar de instrumenten, veegden wat stof opzij, bevingerden een snaar. Het oogde goed. De balg van het harmonium was niet lek. Ik richtte me op, en vroeg: "Wat moet het kosten?" De vrouw hapte naar adem: "Eigenlijk zijn we al blij als we er een goed tehuis voor hebben gevonden..." Wiesje keek mij aan, vragend zonder vermoeden van mijn antwoord. Ik vroeg de vrouw "Ogenblikje!", en nam Wiesje naar buiten.

Uiteraard gaf ik Wiesje eerst een (korte) knuffel, en verklaarde: "Ik zou het graag meenemen, naar huis, misschien later naar de kroeg. Ik wil haar ook geld geven: honderd euro." Met Wiesje moet je niet over geld praten. Als ik dacht, dat we het konden lijden, of dat het een goede reden was om honger te lijden, dan was het goed. En voor kunstzinnige dingen is ze altijd te vinden. "'s Goed!" lachte ze. We gingen omarmd het tuinhuisje in, en sloten de koop.

Eerst liepen we terug naar de winkel. Teun keek inmiddels zoekend rond, en zuchtte opgelucht toen hij ons gewaar werd. Ik wilde pinnen, maar dat kon hier niet. De vrouw wees me de geldautomaat bij de bank, een paar huizen verder. Ik liep erheen, Wiesje bleef voor de winkeldeur staan, en belde Herman om vervoer.

Weer binnen overhandigde ik de honderd euro. Teun was nieuwsgierig: "Wat hebben jullie dan gekocht?" Ik glom: "Een set Indiase muziekinstrumenten." Teun stond versteld: "Wat! Een sitar en zo?" Ik knikte. Teun keek even opzij naar de winkelierster, en zei: "Had ik moeten wéten! Kees en ik hebben ook wel zitten dromen van een sitar en tabla's. - Mogen wij ook es?" Ik spreidde mijn armen gastvrij: "Natuurlijk!"

Inmiddels had Wiesje de winkelierster verteld, dat een vriend met de auto onderweg was. De verkoopster rekende eerst met Teun wat kleding af, en begon een pad vrij te maken van het gangetje naar de voordeur. Aansluitend tremden we gevieren de instrumenten naar voren. Een volgende klant keek verrast: "Ben je de spullen van Berend eindelijk los?"

We hoorden het zware geluid van Hermans pick-up naderen, en gingen naar buiten. Herman remde, want op het plein stak iemand over. Wiesje riep: "Nelleke!" en zwaaide. Nelleke keek verrast, en haastte zich op hakjes de stoep op en naar ons toe. Ze maakte kennis met Teun. (Herman en Geert kende ze al.) Ze babbelde even met Wiesje, terwijl Herman en ik de instrumenten stouwden. De winkelierster kwam twijfelend met een pak oude kranten aan. Herman ging onverwacht handig proppen tussen snaren proppen en andere inpak-handelingen verrichten. Voor de schilderijen van Geert had hij ook wat dekens bij de hand. Hij wikkelde de grotere instrumenten in die dekens. Daarna had Herman een vraag: "Willen jullie terug fietsen, of moeten die ook achterop?" We keken naar Teun. Die aarzelde: "In dit geval wil ik wel met de auto terug."

We tilden de drie fietsen (waarvan twee op slot) op de pick-up, evenals ons rugzakje en Teuns fietstassen met kleding. Intussen babbelde Wiesje bij met Nelleke. Wiesje en ik besloten om ook achterop te gaan zitten, om de fietsen gescheiden te houden van de instrumenten. Maar nu had Wiesje eerst een verrassing: ze gaf een rondje op het terrasje, een paar huizen verderop.

Daar zaten we dan, in een waterig zonnetje aan een stil plein: de winkelierster en Nelleke met zicht op de deuren van hun bedrijfspanden, Herman met uitzicht op zijn auto, Teun, Wiesje en ik op de overige plaatsen in de kring. De waard nam met openhangende mond de bestellingen op van dit ongewone gezelschap.

Amper was hij weer binnen, of we zagen Kees van de camping bij de bank binnengaan. Op ons roepen gebaarde hij: "Eerst dit!" Na vijf minuten schoof hij bij ons aan. De waard had aan een gebaar van Kees genoeg: pilsje.

Kees was geestdriftig over onze aankoop: "Ik heb altijd eens een raga willen spelen!" Langzamerhand kreeg de winkelierster het gevoel, dat ze het Indiase spul verkeerd had gewaardeerd, en dat ze er veel eerder vanaf had kunnen zijn. Wiesje troostte haar met het "goede tehuis", en Nelleke met het geld dat ze er ongevraagd voor gekregen had. Ook Nelleke gaf een rondje, en een citroentje bleek de winkelierster goed te doen.

Nelleke stond op: "Het was gezellig, maar ik heb zometeen een afspraak." Zij en ik (namens Wiesje) hadden meteen afgerekend, en we waren dus vrij om te gaan. We dronken allen uit, en braken op.

Terugweg

De zon had steeds door een dun maar gesloten wolkendek geschenen. Nu ik ging staan, zag ik (die met mijn gezicht naar de gevelwand in het noorden had gezeten) een donkere lucht naderen uit het noordwesten. Ik draaide me naar Hermans auto met de instrumenten slechts in dekens en kranten achterop, en zei "Oei!" De anderen volgden mijn blik terug, en begrepen mijn zorg.

Nelleke greep haar mobieltje uit haar tas, en beval "Fred". (Voor wie dat niet begrijpt: Nelleke deed aan voice dialing.) Enkele tellen later werden we bij diens winkel verwacht. Zijzelf klikklakte haar kantoor binnen. De winkelierster schommelde snel terug naar haar nering, haar gezwollen voeten in halfhoge naaldhakjes vechtend met het verwaarloosde plaveisel. Kees sprong met een ouderwetse zwaai op zijn fiets, maakte zinloos vaart, en vloog bijna uit de bocht.

Teun stapte bij Herman vóór in diens auto, Wiesje en ik nestelden ons voor éven tussen de instrumenten vóór ons en de fietsen achter ons. Herman reed rustig, maar niet langzaam, naar Freds winkel. De donkere lucht haalde ons in.

Fred stond met twee jongelui voor zijn ingang, op de grond een opgevouwen groen dekzeil en een vracht touw. Hij gaf ons de tijd niet voor plichtplegingen of hartelijkheid, maar ontvouwde met de jongens het zeil over de achterkant van de pick-up, en bevestigde het met touw aan de auto. Daarna stak hij even zijn hoofd eronder, zei "Hoi! Kunnen jullie het zo volhouden?", wachtte niet op antwoord, liep naar Hermans deur, en vroeg: "Kan ik het spul gauw terugkrijgen, liefst vanavond nog?". Vermoedelijk zei Herman ja. We reden weg, na een pit-stop van hooguit twee minuten. De eerste regendruppel viel hoorbaar op het zeil.

Daar zaten we dan, in het donker onder een zeil in de weldra hevige regen. Dus... dus kreeg ik de rugzak aangereikt. Ik plantte die tegen de bakboord rand, en ging onderuit ertegenaan zitten, zoals in ons tentje. Vervolgens kwam Wiesje op schoot. Maar weldra lag ik op mijn rug, met Wiesje op me. Ja, die was weer helemaal in haar knollentuin. Wanneer hadden we voor het laatst "onder zeil gegaan"? (Nee, terugbladeren helpt niet. Onze verhalen zijn geen logboek.)

Blijkbaar hadden we Kees niet ingehaald: ik voelde geen uitwijken, ik hoorde geen groetend toetertje. We hoorden wel de klank van de uitlaat veranderen toen we onder het viaduct door reden. Wiesjes mobieltje ging over: Herman vroeg waar wij wilden uitladen: kroeg of huis. Twee stemmen voor kroeg.

Eigenlijk had ik het Indiase spul (niet te verwarren met het Griekse) eerst eens rustig thuis willen bekijken, maar de belangstelling van Kees en vooral Teun veranderde mijn keuze. Wiesje is toch al geneigd tot "niet nog meer spullen in huis". (Ook al had ze ermee ingestemd. Wiesje en ik weten van elkaar wat de ander zelf wil en waarin die toegeeft - een vrucht van de biecht.)

We schikten onze kleding toen we de ondergrond voelden veranderen van zand in steen. Even later draaide Herman de auto achteruit het dorpsplein op. Hij stapte uit, en zei: "Wacht even. Eerst vragen."

Zo te horen was de regen voorbij. Teun zat nog in de auto, en neuriede een blues, ritmisch op het dashboard slaand.

Na enkele minuten was Herman weer terug. Hij meldde: "Ik rij naar de achterkant."

Daar werd het zeil losgemaakt en weggetrokken. Bill was razend nieuwsgierig. Hij keek van bakboord en van stuurboord (Nee Wiesje, ook als het stuur links zit.), en gebaarde ons, hem de instrumenten aan te reiken. Teun meldde zich ook als sjouwer, maar hem gaven we de lichtere dingen. Na onze fietsen klommen we zelf af. Bill had in de berging een mooi hoekje voor het spul vrijgemaakt. (Ter herinnering: de muziekspullen van de Hijbezems staan er op een handkar.)

Herman vroeg onze hulp bij het opvouwen van zijn dekens en Freds zeil, en vroeg of we nu met hem mee gingen. Natuurlijk! Wel even bij Ab stoppen. Hij keek me eventjes verbaasd aan, en glimlachte begrijpend. We stapten nu voorin. Wel met het rugzakje, maar de fietsen bleven hier.

We betrokken Ab in onze keuze: hij weet vrij goed, wie wanneer wat bij hem in de winkel gekocht heeft. We besloten tot drie truien, gebreid door Nora. Ik legde een arm om Herman, en vroeg wat hij voor zijn geweldige hulp wilde hebben, afgezien van vergoeding van de brandstof. Hij keek mij en daarna Wiesje innig aan, en sprak: "Ik ben juist blij, dat ik iets voor jullie heb kunnen doen." Hij zei het zonder andere klemtoon dan op "blij", en ik zou geen dienst weten waarvoor dit de wederdienst kon zijn. Ik keek Ab aan: "Wil jij op onze rekening een mooie fles voor de boys bestellen, en zorgen dat wij de diesel van tweemaal heen en weer betalen?" (Ter herinnering: Herman tankt bij Ab.) Ab knikte. Uiteraard, als iemand gevoel heeft voor het op geld waarderen van wederdiensten, dan moet je bij hèm zijn. (En dan overdrijft hij niet.)

Met de truien reden we terug. Allereerst naar de kringloopwinkel. De verkoopster wilde haar trui niet aannemen. Ik zei dat ze hem ook wel mocht verkopen, maar toen kreeg ze een felle blik in de ogen, en liep met de trui naar achteren.

Nellekes kantoor was dicht. We vonden haar bij Fred. Beiden waren verguld met de truien. En met de snelle terugkeer van het zeil. De twee jongens waren er ook. Wat nu? Fred zag het probleem, en lachte: "Ik betaal ze wel gevarentoeslag."

Na een kopje thee reden we terug. Herman zette de vaart erin, maar hield wijselijk in toen we de camping naderden. Anders hadden we een moeder met twee kleuters geplet. Verderop haalden we zo'n web crawler met bakfiets in. Wat doen die domoren toch steeds op de Digitale Zandweg? (Ach natuurlijk: kijken of er nieuwe verhalen op deze website staan. Nee, ik ben nog aan het schrijven!) Herman wist hem na tergende tellen half door de berm rechts in te halen.

het Indiase spul

Herman stalde zijn auto bij zijn huis. Geert was er niet. We liepen naar de kroeg. De gelagkamer was leeg, en de deur naar de berging stond open. Jawel, onze vrienden stonden zich te vergapen aan het Indiase spul, maar bleven er bijna vanaf. Bijna kwijlend keken ze Wiesje en mij aan. Wiesje en ik wisselden een blik. Ik zei: "Wij branden zelf óók van nieuwsgierigheid, maar we willen eerst éven naar huis: eten en zo." We hoorden instemming met het eten, maar we zagen instemming met het "en zo". Wiesje en ik knepen elkaar in de hand bij die aanblik, en liepen naar onze fietsen. Die stonden nog achter de berging tegen een boom, maar die van Teun was weg.

We reden naar huis, en gingen eerst maar eens in bad. Daarna deden we "en zo", en tenslotte maakten we een potje macaroni. Gesterkt wandelden we terug naar de kroeg.

Wauw! Op het podium lagen een toepasselijk vloerkleed en kussens! Ik stak mijn duim op, Bill en Mina grijnsden. Kees en Teun zaten op de bank op het podium, en zochten blijkbaar een raga op Teuns gitaar. Ze keken op als een hond die zijn baas de riem ziet pakken. We gingen gevieren naar de berging.

Teun mocht de sitar proberen. Zijn blik sprak boekdelen. Kees nam de tabla's. Wiesje nam het harmonium (shruti), ik de tanpura. (Zie Wikipedia.)

We gingen op het podium zitten. Er waren nog geen andere gasten, dus Bill en Mina kwamen vooraan zitten. Bill had uiteraard de opname-apparatuur gestart. We stemden behoedzaam op de shruti. Vervolgens bedacht Teun iets wat voor een raga moest doorgaan. Kees viel in op de tabla's met een soort tala. Hij wist duidelijk, wat hij wilde. Wiesje en ik zorgden voor de achtergrond.

Teun kreeg de sitar snel in de vingers. Hij heeft nauwelijks kennis van muziektheorie (en dat zeg ik...), maar hij betoonde zich begenadigd. Weldra was hij zo op dreef, dat Bill en Mina de binnenkomst van tien gasten (in vier plukjes) niet bemerkten - maar die gasten kwamen óók ademloos luisteren.

Kees roffelde waarschijnlijk geen echte tala (omdat hij die niet kende), maar het klonk goed, en hij liet zich meeslepen. Kortom, het had iets. Ik droeg de tanpura over aan Bill, en haalde de bansura (fluit) uit de berging. Ik probeerde er fills mee te maken, eenvoudige loopjes tussen Teuns steeds hevigere riedels door. Mina keek eens om, en bespeurde inmiddels twintig gasten. Geschrokken ging ze aan het werk.

Toos kwam binnen, keerde meteen om, en was even later bij ons met haar viool. Ze bleek die op Indiase wijze te kunnen bespelen. De jaffa's kwamen binnen. Esther nam de bansura van mij over. David en ik liepen naar de berging. David nam de dhol (trom), ik de vingerbekkentjes. Bill liep even naar privé, en kwam terug met wierook (staafjes en een houder). Mina liet de beamer allerlei plaatjes en korte filmpjes van lotusbloemen tonen. Kortom, het werd een hippe bedoening. Niet bepaald puur Indiaas, maar wel love & peace. Zelf was ik destijds net te jong en te burgerlijk om mee te doen met de flower power, maar Teun, Kees en ook Toos kwamen helemaal in the groove. Mina maakte wat foto's, en even later had Wiesje bericht dat de afdeling Waterland vrijdag zou komen, woord en beeld meteen maar weer voor een week.

Bij de biecht meldde Wiesje, dat alleen al deze avond de aanschaf van het Indiase spul had gerechtvaardigd. Mooier kon ze het voor mij niet maken!

Vrijdag

Woensdag en donderdag verdrongen alle muzikale en niet al te teruggetrokken inwoners van Us Net zich lange dagen rond dat podium met inmiddels alle Indiase spullen. Ze wachtten zo geduldig mogelijk hun kansen af, en namen intussen de verrichtingen van de anderen goed in zich op. Bill had een camera midden boven het kleed bevestigd, en projecteerde de beelden ervan op een scherm. Zodoende kon iedereen zien, wat er gebeurde. Voorts bleek Bill die camera te laten streamen, zodanig dat Kees van de camping kon zien (of aan gasten kon laten zien) wat hier gebeurde. Dat was onderdeel van zijn nieuwe klantenlokbeleid, onafhankelijk van mijn aanschaf.

Op vrijdagochtend kwamen Ton en Saar even kijken, want ook het natuurvriendenhuis kon de stream volgen. Toevallig kwam Kees even later. Ze kregen de gelegenheid om gedrieën iets te proberen, aangevuld door mensen uit Us Net. Ton en Saar bleken in het begin van hun verhouding een zomer door India te hebben gezworven, en hadden een duidelijke kijk op de muziek. Kees wist weldra, dat dit niet zijn stijl van muziek maken was, maar hij bleef twee afkoelende koppen koffie lang toeschouwen.

Rudy bleef niet hangen bij aflevering van de bevoorrading, omdat hij Hanna nog moest ophalen.

Aan het begin van de avond kwam dan de hele afdeling Waterland: Rudy en Hanna in de (iets minder kleine) auto bij Frans en Cisca, Mart en Diana hadden in Amsterdam Sheila en Dennis opgehaald. Die gedijen weliswaar uitstekend bij hun grootouders, maar grijpen graag bijna elke gelegenheid aan om weer even in Us Net te zijn. Kortom, het werd een gezellige, bijna feestelijke, drukte.

Voor de opmerkzamen: ook al heeft heel Us Net de tijd aan zichzelf, toch heerst hier een sterk gevoel van werkweek en weekeinde, zoals getijden soms een eind stroomopwaarts op een rivier merkbaar zijn. 's Zomers dragen de toeristen dat ritme, 's winters zou het ritme van de school, hoe klein die ook is, het net tot het volgende seizoen kunnen dragen. Waarom dan ook, het is zo.

Je kunt je afvragen, wat de komst van twee uitwonende kinderen, twee uitwonende ouders (scheve vergelijking!), twee oud-buren en de schipper van onze bevoorrading met diens vrouw voor verschil maakt in een gemeenschap van ongeveer honderd mensen in ongeveer veertig woningen.

Wel, van die ongeveer honderd is nog steeds een meerderheid van nog (letterlijk) onbesproken gedrag. Denk voorts aan mensen zoals het kwartet en de goten, die nogal op zichzelf zijn, althans tot voor kort waren. Ook zijn er, die weliswaar door hun omzet de kroeg levensvatbaar houden, maar ook dan het contact met anderen beperken tot bestellen en misschien een schichtige groet.

Voor ons schootzitters en mensen zoals de bio's is het wèl een feest der ontmoeting. Maken wij het gezellig, dan zien anderen dat op het netwerk (zoals Ton, Saar en Kees sinds kort over het Internet buiten ons netwerk kunnen volgen), en komen vaak alsnog naar de kroeg om het mee te beleven.

Nu gingen dus allen om beurten proberen om iets Indiaas klinkends voort te brengen en voor het overige luisteren naar wat anderen probeerden. Misschien laat de sfeer zich vergelijken met de opening van een tentoonstelling van een beeldend kunstenaar, met vooral andere kunstenaars als publiek. (Wiesje herkent het van dergelijke gelegenheden van Diana, of van waarheen ze Diana vergezeld heeft.)

Het onvermijdelijke gebeurde. Mart deed een geslaagde poging om een stuk uit de Odyssee voor te dragen zo als Homerus dat gedaan zou kunnen hebben, maar dan met de tanpura in plaats van een harp. Vervolgens kwamen er (laat op de avond, buiten het toeristenseizoen) enkele vreemdelingen in klassieke gewaden binnen, die bijna rechtstreeks doorliepen naar het podium, en daar even lieten zien (en vooral horen) hoe je met deze instrumenten omgaat. Ze bleken zelfs prachtig kathak te kunnen dansen. Ik stootte Wiesje aan, en haalde met haar aan de toog een mooi rondje Griekse drank, nootjes en olijven. Vervolgens werd het pas ècht gezellig.

Tot verbazing van velen gingen deze vreemdelingen vervolgens met Mart, Diana, Wiesje en mij mee naar huis. Daar zijn we helemaal op de Griekse toer gegaan, totdat de slaap ons vieren overmande.

Weekeinde

Het werd vrijdag laat, dus zaterdag kwam iedereen laat op gang. De slaapplaatsen waren weer zoals in de Goten [geloof]. De boertjes, Rudy en Hanna kwamen bijtijds bij ons warm eten: de boertjes wilden weer terug naar hun dieren, en Rudy en Hanna wilden zondagochtend graag naar de kerk.

Nu bleek een onverwacht probleem: hoe kwamen Sheila en Dennis tijdig terug in Amsterdam? Tijd voor spoedoverleg bij Aart en Yvonne. Die zaten juist nu met het voltallige gezin aan tafel, en kregen er plots acht omstanders bij. Sheila en Dennis wilden pas zondag terug. Yvonne opperde, dat er wellicht huiswerk te doen was.

Wiesje kreeg een inval, en trok haar mobieltje. Even later hadden we ook Geert en Herman in de kamer. (Zes mensen aan tafel, tien eromheen...) Maar het hielp! Wiesje had goed opgevangen, dat Geert (en dus ook Herman) in Amsterdam (oh, Amstelveen) een schilderij af te leveren had. Het tijdstip daarvan viel te veranderen. Kortom, alweer even later stond het vertrek van de pick-up gepland op zondag op de middag, mèt Sheila en Dennis. Het toetje kon weer in gezinsverband genoten worden.

Na het Acht Uur Journaal liep de gelagkamer (van de kroeg natuurlijk) snel vol. Maar het tij bleek verlopen: nu even geen Indiaas. De keus viel op de muziek van Rokkenrol. Tom en Ina verschenen in gepaste uitmonstering. Dat wil zeggen, hoe leg je een vetkuif in sterk uitgedund grijs haar, en wat moet een vrouw van die leeftijd met een petticoat... Maar het was geschikte muziek als achtergrond èn om op te dansen. Isabel deed mee op piano, liet zich aflossen door Kees van de camping, en de laatste set (die om middernacht begon) schreef geschiedenis: Geert deed mee op saxofoon.

Kees had trouwens Nelleke en Fred meegebracht, plus die verkoopster en (in een rolstoel) haar breekbare echtgenoot. Nelleke en Fred hebben een groot deel van de tijd gedanst. Wiesje en ik hebben verkoopster en gade in privé wat beelden van de Indiase sessies laten zien. Zo te zien hebben we haar daarmee een plezier gedaan. Als het goed is, heeft Nelleke het adres van genoemde Berend van haar gekregen, en heeft Bill hem een DVD opgestuurd. (Zou Bill ooit een reactie uit Canada gekregen hebben? Eens vragen.)

Mina was ons in haar eigen huiskamer thee komen brengen. Het was helaas te druk om er even bij te komen zitten. Een opkomende vraag (verwijzend naar Us Net 2) kon ze niet bedwingen: "Een paar jaar terug hadden we hier ene Henk in een rolstoel op bezoek. Die was hier geboren, en logeerde bij zijn bezoek in Eikenrode bij de weduwe van zijn jeugdvriend Cor. Zeggen die namen u toevallig iets?"

De ouderen keken elkaar verrast aan. De man sprak bevend, met een geluid of hij dat inademend deed: "Jazeker! Cor en Jopie waren onze buren. Henk is ook wel bij ons binnen geweest. Ze zijn vorig jaar samen naar een tehuis gegaan, Jopie en Henk. In de stad."

Wij waren verbluft. Mina leek door te willen praten, dus boden Wiesje en ik aan om voor te gaan helpen. Ze knikte dankbaar.

Rokkenrol had net een setje afgesloten, dus iedereen stroomde naar de toog. Bill was dus blij met twee mensen, al hebben wij niet de routine van Mina. Voor samen achter de toog hebben we wel een goede taakverdeling gevonden: Wiesje neemt de bestellingen aan, ik haal zonodig dingen uit de koelkast achter de toog, en ik doe het geld.

Ik sla de omzet aan op een computer met aanraakscherm, en allen uit Us Net en enkelen van buiten hebben een rekening-courant met incasso-machtiging. (Eigenlijk is dat weer een onderdeel van Abs geldrijk, en dat hangt dan weer aan de Rabobank in Eikenrode. Voor Wiesje en mij komt het erop neer, dat we die geschenkjes van vanmiddag met deze invalbeurt deels terugverdienen.)

Wiesje is een geweldige barvrouw. Ze ziet aankomen wat iemand gaat bestellen, staat open voor veranderingen daarin, kan vloeiend bier tappen of vruchtensap persen, en luistert intussen meelevend naar mogelijke verhalen. Wordt het weer rustiger, dan ga ik bijvoorbeeld servies ophalen en afwassen.

Teun, Toos en beide Kezen zaten aan het tafeltje waar dit verhaal begon. De Kezen delen een liefde voor blues, zij het voor verschillende onderstijlen, en Toos wist nu dat ze aan Teun alles kon vertellen wat ze wist over Indiase muziek. Toen ik langs het tafeltje kwam, leek hij haar zelfs te volgen in een betoog over stokvoering en grace notes. Het bracht mij tot de inval: "Hebben jullie al eens samen cajun gespeeld?" (Als je me niet kunt volgen, luister dan naar dit mogelijke raakvlak van hun werelden. Zie ook Zonder hen. Dat verhaal van Afra was mijzelf ontschoten.) Beide Kezen keken op: "Hé, goed idee!" Maar vandaag zou het er niet meer van komen.

Teun

In de daaropvolgende weken ebde de belangstelling voor het Indiase spul weg. Wiesje en ik zaten nog wel eens te pielen, vooral op stille tijden, en dan deed Bill mee.

De komst van het Indiase spul had wèl een uitwerking op Teun. Toos had een kant van hem gezien die haar aansprak. Dat leidde tot een overeenkomstige verschuiving in de merkwaardige driehoeksverhouding die zij en Kees hebben, en Teun kreeg er zelfvertrouwen van. Hij bleef zwijgzaam, maar schoof gemakkelijker bij anderen aan. Hij had minder de blues, en speelde minder de blues. Ook dat verschoof het driehoeksevenwicht, want de blues bond hem en Kees, maar stootte Toos af.

Toos enerzijds en Ton en Saar anderzijds kenden nu elkaars belangstelling voor India. Zodoende zagen Wiesje en ik Toos en Teun nu vaak voorbijfietsen naar het natuurvriendenhuis of terug. Dan bleef Kees achter met des te meer blues, en leek hij bedeesd naar Nora toe te willen. Sterker nog, toen Wiesje en ik eens rond middernacht bij de boys vertrokken, meenden we Kees en Nora omarmd naar de rimboe te zien lopen.

In de schemer van een warme avond in mei zagen Wiesje en ik Teun en Toos terugkomen. Wiesje noodde hen spontaan bij ons binnen. Een grappig ogenblik, want meteen daarna dacht Wiesje dat ze bloot was, zoals wij in eigen huis en tuin vaak zijn, en besefte dáárna dat we toevallig kleren aanhadden, omdat we... (Wat was het ook alweer?)

Zo hadden we hen voor het eerst op bezoek. Het werd een avondje in de tuin, aan de noordzijde om niet ook de girls (en wellicht vervolgens de jaffa's) aan te trekken. De kout ging vooral tussen Wiesje en Toos, vooral over muziek, vooral over Toos' muziek. We lijken die avond voor een toelatingsexamen geslaagd, want sindsdien is Toos hartelijker naar ons.

Dat alles dankzij het evenwicht van Teun.

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).