Laatste wijziging: 2022-06-01 (technisch), 2009-05-23 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Schaapjes"

[sex]

Erheen - Zeil- Ontmoeting - Schaapskooi - Wedijver - Terug

Erheen

Enkele weken na het Heidefeest gingen Wiesje en ik op zoek naar Frans en Cisca voor een tegenbezoek. Wiesje was schoorvoetend zelf met het voorstel gekomen, dus blijkbaar was de rivaliteit gezakt.

Het was een druilerige ochtend, tussen twee herfststormen in. We waren toe aan wat uitwaaien, en aan een ruimere blik dan de slaapkamer (waar we overigens ook hadden liggen bomen over onderwerpen als tijdreizen en soevereiniteitsoverdracht). Dus sjokten we in regenpakken en kaplaarzen oostwaarts, de hei op. Ik torste bovendien een rugzak, waarvan de inhoud berekend was op logeren en verdwalen. Spamerica is een naar Nederlandse maatstaven uitgestrekt heideveld, met hier en daar bomen of zo'n boomgroep die wij een bos durven noemen. We hadden de schaapskooi gevonden met Google Earth, maar we hadden per SMS doorgekregen waar we de kudde zouden kunnen vinden.

Het lopen viel zwaar. Het hoogveen onder de heide zoog aan de laarzen. Ik genoot van de wijde blik, tussen het kijken waar ik liep door, maar Wiesje leek ons plan alweer te betreuren: ze oogde verbeten. Ik haalde haar aan, en gaf haar een lange tongzoen. Ze glimlachte flauwtjes "Je hebt gelijk!", greep mijn hand, en stapte energiek verder. Het motregende zowaar even niet, toen we bij een nolletje kwamen, begroeid met een berk en spaarzaam gras. Van Us Net zag je nog slechts boomtoppen. Wiesje spiedde rond, zag niemand, en sprong me om de nek. Het leek mij niet echt de tijd (van het jaar) en plaats, maar dat doet niet terzake als je lief wil vrijen. Ik spreidde mijn regenpak over de grond, en daar lagen we, slechts in trui en sokken, op elkaar.

Wiesje oogde nu heel kleintjes. "Wat haal jij je toch weer in je hoofd, meisje?" Ze gaf weer die flauwe glimlach. "Ik wéét het, maar jij bent zó belangrijk voor mij. Vergeef me, dat ik altijd zo bang ben." Mijn gemoed schoot vol, voorzover het nog niet vol was. "Malle meid, wil je nu voor eens en altijd aannemen, dat niemand tussen ons kan komen - Cisca niet en je moeder niet!" Daarna gaf ik haar een beurt, in sex en knuffelen, waarin ik mijzelf overtrof. Wiesje, gewend aan een meer gelijkwaardig verloop, was er aangenaam door verrast - zacht gezegd. Ze straalde nu alsof ik mijn jawoord had gegeven (wat ze officieus natuurlijk allang heeft), en kreunde dat ze me geloofde. Daarna moest ik op mijn rug liggen voor een beurt die mij dan weer aangenaam verraste. Daarna lagen we amechtig naar de wolken te kijken.

Een jonge vos sprong vanachter de rugzak op mijn borst, maar hij schrok van zijn eigen lef, en rende weg. "Dacht zeker dat we konijntjes waren," meende ik. Wiesje glansde weer vurig. We hoorden regen naderen, schoten in onze kleren, en liepen gezwind verder, hand in hand. We werden ingehaald door een onweersbui met wolkbreuk. Wat nu? We renden soppend naar een nabij bosje naaldbomen op een flauwe heuvel, en zochten daar naar een wijdere opening tussen de stammen. Daar hadden we weinig (zeg maar: geen) beschutting tegen de regen, maar hopelijk wel dekking tegen bliksem.

Zeil

Mijn mobieltje meldde een gesprek. Frans wilde weten waar wij waren. Ik noemde onze GPS-coördinaten en gaf een toelichting. Hij meldde, dat zij met de kudde in een ander bos scholen, onderweg naar de schaapskooi. En dat wij twintig meter van ons vandaan een stuk zeil van hen zouden vinden. Een stuk zeil! Warempel, het lag opgevouwen, het wapen van de provincie boven, onder een kei. Uitgevouwen bleek het groot genoeg om overdekt op te zitten. Of te liggen...

Ik vond het een goede gelegenheid en een geschikte tijd voor een lunch. Wiesje lag met haar hoofd op mijn schoot, en liet zich in mijn brood delen. Na een slok thee wilde ze een banaan. Alsof we die bij ons hadden! Ze kwam overeind, sjorde flink aan mijn kleding, en begon aan een adembenemend nummer aftrekken en pijpen. Ik ging binnenstebuiten. Ze kreeg alles binnen, proefde aandachtig, slikte het door, nam weer een slok thee, en verklaarde zakelijk: "Zo! Dat had ik nodig." Dat gierde om wraak! Ik legde zacht haar hoofd op de grond, ging op mijn knieën, baande mij een weg door háár kleding, en begon te lebberen als een kat aan een schoteltje melk. Algauw werd het slurpen. Toen nog eens even grondig handwerk. Uitgeschokt greep ze die hand, en likte hem grondig af. Daarna kreeg ik een tongzoen met kutsmaak. Vervolgens likte ze haar eigen handen grondig af. Hoe katachtig kan een mens doen?

De bui was over. We schikten onze kleding, sloegen het zeil uit, en vouwden het zo op als we het gevonden hadden. Wiesje wees giechelend naar vlekjes: "niet van òns!" De kei sloot het oponthoud af.

Ontmoeting

We liepen terug, het bos uit. Op de tegenoverliggende glooiing van een bijna onmerkbaar dal zagen we iets bewegen. Tussen twee windvlagen door hoorden we gefluit en geblaf. Even later werden we ook aangeroepen.

Frans en Cisca waren net zo gekleed als wij. We begroetten elkaar met een warme knuffel. Daarna begroette Wiesje mij nog eens. Cisca knakte in een lachstuip, gaf Wies een klapje op de verste schouder, en liet die arm daar even rusten. De hond leek ook blij om ons weer te zien, en probeerde ons in het gezicht te likken. Het ware een mooie choreografie. Daarna slenterden we naar de schaapskooi. Naar kooi wegens een verwachte weersverslechtering, slenteren om de schapen te laten grazen. Die leken zich helemaal in beide te kunnen vinden. Ondanks mijn afstamming weet ik niets van schapen, dus liet ik me zo begrijpend mogelijk door Frans bijpraten.

De meiden liepen voor ons uit, en leken als bakvissen de slappe lach te hebben. Al had ik de rugzak, er viel een last van mijn schouders. Frans leek dat uit een ooghoek te bespeuren. Hij begon blonTjesmoppen te spuien. De meiden keken naar ons om, en Frans stopte midden in een lettergreep, zo hevig blozend als ik geen man heb zien doen. De meiden keken hem aan, keken elkaar aan, en rolden om van de lach. De hond kwam toegesneld om hulp te bieden. Cisca gaf hem een knuffel en zoen, zodanig dat ik me naar Frans omdraaide. Die was net weer ontkleurd. Hij knikte goedig. Of toch berustend?

We hielden even halt voor een theepauze, en gingen op zo'n nolletje zitten. Om en om. Ieder koppel met een eigen thermosfles. Frans vroeg belangstellend, wat wij erin hadden. Wiesje verslikte zich met de fles aan haar lippen. Het was mijn beurt voor ernstige lachstuipen. Op Wiesjes gezicht trokken verstandhouding en verontwaardiging in snelle afwisseling over. Ik trok haar troostend naar me toe.

Cisca leek de achtergrond aan te voelen, en liet zich schaterend tegen Frans aan glijden. Toen daagde ook hem iets. Met zijn vrije hand (aan Wiesjes zijde dus) streek hij gedachtenloos (of juist -vol?) met duim en wijsvinger langs een kaal heidetakje op en neer. Wiesje ging rechtop zitten, legde haar hand op de zijne, en vermaande hem: "Er zijn dames bij!" Toen liet ze zich zo hard terugzakken, dat ik mee omrolde. Cisca had niet meegekregen wat er achter haar rug gebeurde, en keek vragend naar Wiesje. Die vond naast zich ook een kaal heidetakje. Ze hief het, en deed met de andere hand Frans' beweging na.

Nu rolde Cisca Frans omver, en landde bovenop hem. Pas na een stevige knuffel kwamen ze overeind. Ik lag nog, want Wiesje gebruikte mij als armleuning. Ik fiepte als een hond die buiten een winkel wordt vastgemaakt. De schaapshond was met twee sprongen bij mij, en had nu alle kans om mijn gezicht te likken. Na een paar tellen duwde Wiesje hem weg, hees mij overeind, en trok mij in diezelfde beweging door, zodat ik nu tegen haar schouder leunde. Ze legde haar hand op mijn zij, haar vingers in erogene richting. Toen vroeg ze schor: "Is het nog ver?"

De hond kreeg uit een waterzak een kom water aangeboden. Hij had het op voordat de waterzak opgeborgen was, en blafte een onmiskenbaar reveille. We kregen elkaar overeind, Frans en ik hesen onze rugzakken, en daar gingen we, een vroege avondschemer tegemoet.

Schaapskooi

In het donker bereikten we de schaapskooi, zo'n bouwsel met een rieten dak dat tot vlak boven de grond doorloopt (alsof iemand het een verdieping de grond in heeft geramd), wel met aan de voorzijde een vergroot woongedeelte. De kudde werd aan de achterzijde naar binnen geleid, nadat ijlings het stro was vervangen. Vanonder de nok zag ik een uil wegsnellen. Als laatsten gingen Frans en ik naar binnen. De schaapjes werden geteld, voorzien van water en wat voer. Mensen en hond liepen door naar de woonkeuken. De hond ging in zijn mand liggen hijgen. We trokken blij de regenkleding uit, en hingen die te drogen.

Wiesje haalde uit onze rugzak een fles vruchtenbrandewijn van Kees, een zeer geslaagd slokje, en gaf die aan Cisca. Deze herinnerde zich de slivovic van het Heidefeest, en toonde het geschenk blij aan Frans. De hond uitte zo'n korte jank van "En ik dan?", en ging met de kop op de poten dagdromen.

Met dank aan de vrieskist werd een maaltijd geregeld naar ieders smaak, en intussen kletsten we bij een aperitiefje. De regen begon tegen de ruiten te kletteren, en de wind rukte aan de (openstaande) luiken. Wiesje rilde onwillekeurig. Cisca stookte het fornuis een tandje op.

Met alles achter de kiezen en de boel aan kant besloten we tot spelletjes uit de oude doos. Bij ganzenbord zat ik nog in de put toen de anderen uit waren. Wiesje troostte me overdreven. Uiteraard liet ik me dat welgevallen, maar herinnerde haar eraan, dat het na mijn 31e toch nog goed was gekomen, en haalde haar aan. Ze straalde boven het fornuis uit! De toon was gezet: we waren met twee smoorverliefde koppels, en Amy kon zich in haar graf omdraaien (tenzij dat ongepast zou zijn).

Wedijver

Cisca herinnerde zich opeens iets, en noodde ons naar de woonkamer. Daar stonden de meubels terzijde, want in het midden stond... een tennistafel! Wiesje dook met een grauw op één van de twee batjes af, en wilde weer tegen Cisca. Frans pookte de kachel op, want het was hier beduidend koeler dan inmiddels in de keuken.

De herdertjes hadden blijkbaar flink geoefend, want Wiesje verloor met 22-20. Ze wilde meteen revanche. Inmiddels hadden de strijd en de kachel hun werk gedaan, dus de revanche werd slechts in slip gespeeld. Frans en ik zaten terzijde te kwijlen. Wiesje won nu met 22-20. Tijd voor het heren enkel, meteen in slip. Cisca haalde er maar vast twee flessen wijn bij. Ook Frans en ik haalden elk die stand. Er waren niet nog twee batjes. Daarna gingen we gevieren op een bank zitten, de meiden in het midden. Het paste nèt. We waren inmiddels halverwege die tweede fles.

Tijd voor beraad over de nacht. Het huis had een zolder boven keuken en woonkamer, en daar sliepen de herdertjes altijd, op een tweepersoonsmatras. Daar was nog een tweepersoonsmatras, en beneden was die bank waarop we zaten. Die kon uitgetrokken worden. Toilet en douche bevonden zich achter de keuken (onttrokken aan de deel). Warm water afhankelijk van warm fornuis. Boven was geen stromend water, geen electrisch licht, wel een po. Wat we wilden? Wiesje was door het dolle heen: óók boven! Het werd twee aan twee tandenpoetsen, twee aan twee plassen (met dank aan de douche), en toen gevieren de steile zoldertrap op. Cisca met een petroleumlamp voorop, ik met onze rugzak achteraan.

De matrassen lagen te weerszijden van de trap-opening, de po stond in een hoek. We kregen lakens en dekens voor onze matras. Ons bedje was snel gespreid. We wensten elkaar innig en schamper welterusten, doken op de betreffende matras. Cisca deed na een laatste rondblik de lamp uit. Frans zei gedragen: "Dat de Spelen beginnen!"

Na enkele tellen begon het keten. Van wie dit was? Waar dat was? Of de anderen het wel zachtjes wilden doen? Of die po wel groot genoeg was? Waarop Frans eraan herinnerde dat die po niet voor niets vlakbij een raam stond. Maar geleidelijk werd er minder geroepen. De vloerbalken deelden in het gekreun. Wiesje probeerde een wedstrijdstand bij te houden. Van de mannen, want dat was eenduidig. Bovendien, lijsde ze, zou Cisca anders geen kans hebben. Maar mijn oren zeiden me, dat Cisca bij Frans in zeer goede handen was. Na de 1-1 werd het snel stil. Afgezien van regen en wind.

Toen het eerste daglicht door dat venster scheen, werd ik wakker van beweging aan de overkant. Wiesje hield in diepe slaap mijn pik vast. Ik zuchtte, en probeerde in een iets andere stand verder te pitten. Nu werd ze wakker, gaf me een likje op mijn neus, hees onder de dekens haar slip aan, en ging naar het toilet beneden. Even later was ze weer terug onder het dek, en bloot. Ze duwde mijn hand in haar spleet, en daarna onder mijn neus. Geen pislucht. Ze kroop op mij voor een 69. Het stond 2-1.

Het bleef buiten schemerdonker, wind en regen varieerden van rotweer tot noodweer. Frans daalde manmoedig af, liet de hond even naar buiten gaan en terugkomen, en kwam daarna Cisca allerlei ontbijtspullen aanreiken. We schoven de matrassen naar elkaar, met ruimte voor die spullen, en lieten de slips nu maar uit. Cisca wilde ons uit een theepot inschenken. Wiesje vroeg zoetjes, wat zij erin had. Frans beukte de vloer van het lachen, en beneden blafte de hond meelevend.

Na het ontbijt schoven Wiesje en ik onze matras toch maar weer een stukje weg, beducht voor concentratieverlies in de tweede helft. Het werd een melige dag in bed. We vertelden verhalen en moppen. We speelden "ik zie wat jij niet ziet" (in het halfdonker!). Kees vroeg per SMS of de brandewijn in de smaak gevallen was. Hij kreeg een antwoord vol kusjes. Toen we naar beneden gingen om te douchen en warm te eten was de stand 5-5.

Onder het eten spraken we af, dat Wiesje en ik ongeacht het weer de volgende dag weer zouden gaan. Daarna maakten we staat van alcoholica enerzijds en levensmiddelen anderzijds. Ik bespeurde namelijk, dat de herdertjes toch al niet veel voorraad hadden, en wellicht geen gelegenheid zouden hebben om die aan te vullen. We mailden een boodschappenlijst aan Ab, morgen hier af te leveren maar door ons te betalen (en niet méér dan het bestelde).

Toen was het weer tijd voor ganzenbord (Wiesje kòn maar niet op 63 komen) en tafeltennis. Oh ja, we hadden ook twee batjes en wat balletjes besteld. Het laatste alcoholicum was de fles van Kees. Die ging mee naar boven. Frans schonk iedereen in, maar Wiesje wilde eerst op voorsprong komen. Met zo'n actie als onder dat zeil kwamen wij op voorsprong (bij licht van de lantaarn).

Wies wachtte mijn tegenprestatie niet af, maar waggelde naar de theekopjes (bij gebrek aan passende glaasjes). Ze sloeg het ene achterover, goot mij het andere van een meter hoogte in mijn mond met de woorden "Ik doop u Larie, en ik wens u een behouden vaart", zette de kopjes terug, en plofte op onze matras (nou ja, op de dekens over mijn schenen). Ik sjorde haar naar zachter plekken, en begon te strelen. Ze had zich blijkbaar bezeerd, want ze zocht eerder troost dan sex. Zo kwamen we van voorsprong op achterstand.

Ook de volgende ochtend was het rotweer of noodweer. We dronken de laatste brandewijn bij het ontbijt boven.

Wiesje bepaalde in blessuretijd de eindstand op 9-9, en nadat we getweeën gedoucht hadden kleedden we ons voor de terugtocht.

Terug

Toen we na uitgebreid afscheid de voordeur uit gingen, werd net de bestelling namens Ab afgeleverd. Hij had er voor eigen rekening een fles slivovic van Kees bij gedaan. Cisca dook een kast in, en gaf ons een zelfgemaakte trui mee voor Ab. En toen moesten we echt gaan! We gingen.

Amper buiten gezicht van de schaapskooi vloog Wiesje me om mijn hals. Daarna had ze minstens een kilometer huppelneigingen. Wat voelde ik me warm van binnen! We kwamen nu van een punt dat veel zuidoostelijker lag dan waar we de kudde eergisteren zouden ontmoeten. Maar Wiesje leidde mij op een dwaalspoor naar rechts. Het daagde me pas toen we er waren: het zeil. Het was al gevaarlijk schemerig toen de kei weer op dat zeil lag...

We liepen niet naar ons huis, maar naar Ab. Donker. We vonden hem (en veel anderen) bij Bill. Ik gaf Ab de trui. Hij was er verguld mee, en meldde dat per SMS aan de herdertjes. We kregen nogal wat vragen, waarop we tevergeefs ontwijkend antwoordden, en bestelden dus maar 'n dagschotel. En nu maar een pot thee erbij. Mina wilde ons inschenken, maar Wiesje vroeg wat ze erin had. Ik verslikte mij in de eerste hap erwtensoep, en legde dan mijn hoofd in de schoot van Wiesje (naast mij).

Pas tegen het eind van de avond kwamen we verdwaasd thuis. Ik ging boven in bad. Wiesje kwam op schoot zitten, duwde mijn hand in haar gleuf, en vroeg "Wat heb jij erin?"

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).