Laatste wijziging: 2022-06-18 (technisch), 2011-06-22 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Wiesje: "Jan 1"

Dit verhaal begint rond het vertrek van de herdertjes.

Nou ik weer es. Larie zit tegenwoordig wel véél te internetten. Ik kom geen aandacht tekort, maar ik zou meer naar buiten willen, en hij wordt maar dikker. Jammer genoeg was het bijna nooit weer voor de poel of zo.

Op een zaterdag had ik hem zover gekregen, dat we op de fiets naar de Speeltuin zouden gaan, dus eerst ook even naar het station, en misschien uiteindelijk naar het natuurvriendenhuis.

We zaten op het dak van het station koffie te drinken met Mila, met wie we straks naar de Speeltuin zouden gaan, en met Louis. Larie en Louis waren in gesprek over stoomverdeling. Mila leek mij te willen versieren, en dat sloeg ons gesprek steeds dood. Ik keek over de hei, op zoek naar een smoes om zelfs niet naar de Speeltuin te gaan.

Gedachteloos (nou ja, zonder gedachten dááraan) zag ik de schaapskudde van Jan langzaam naderen. Ik hoorde Hector soms blaffen. Maar opeens besefte ik, dat ik Jan zelf niet zag of hoorde. Ik tikte aarzelend Larie aan, wees hem op de kudde, en vroeg of hij Jan zag. Nee, hij óók niet. Ik kreeg kippenvel. Larie was blijkbaar net aan het eind van zijn schroefjes en moertjes gesprek gekomen, want ik hield zijn aandacht. (Achteraf bleek, dat hij zelfs bemerkt had hoe ik met Mila omhoog zat.) Hij stelde voor, dat we gingen kijken.

We lieten onze fietsen bij het station staan, namen de rugzak (met water en zo) mee, en liepen hand in hand de hei op. Die is hier vrij vlak en echt hei-ig, heel open. We hadden gelukkig wèl sokken aan, maar geen wandelschoenen.

Na een kwartier ploeteren bereikten we de schapen. Hector kwam kwispelend op ons af. Ik gaf hem een koekje. Jan zagen we nog steeds niet. Larie vroeg Hector: "Waar is Jan, waar is de baas?" Hector keek ons schattend aan, doorkruiste de kudde in de richting van Jans huis, stopte in tweestrijd, en begon te janken. Larie en ik keken elkaar bezorgd aan. Larie trok zijn mobieltje, en belde Herman - immers een vriend van Jan. Herman zag het blijkbaar niet somber, maar zou zich gereedhouden. Ik vroeg Hector, of wij naar Jans huis moesten gaan. Hij leek opgelucht, en wijdde zich weer aan de schapen.

Zo snel als we konden sjokten we door de hei, en later ook een gebied met struiken (oh, eikenhakhout). Gelukkig was het bewolkt, en ongeveer twintig graden. We tuurden rond naar een teken van Jan.

Na een half uur was het weer koekjestijd, want we ontmoetten de familie wolf uit Speedy [geloof, sex]. Gezellig, maar we hadden allemaal haast.

Bek-af kwamen we bij huisje en stal van Jan. Doodse stilte. De deur van de stal stond open. We probeerden eerst het huis, maar alles zat dicht en op slot. We pakten onze hoofdlampjes, en gingen de schemerige stal binnen.

Ieks!!! Vanuit het gat naar de hooizolder hing een touw, en aan dat touw bungelde Jan in zijn blootje. Zo te zien al een tijd dood, maar nog wel herkenbaar. Larie leek haastig te zoeken. Al snel vond hij in een hoek nog een lijk: een jongetje, ook bloot. We zochten steun bij elkaar.

Na een knuffel trokken we beiden onze mobieltjes. Larie belde Herman en de hermandad, ik filmde de toestand bij het licht van mijn hoofdlampje.

Na een halfuur waren Geert en Herman ter plaatse. Ze keken in de stal rond, en waren diep geraakt. Zo kende ik ze helemaal niet!

Laries telefoon ging: de politie had de weg niet gevonden, wilde nu per helicopter komen, en vroeg om herkenningspunten. Larie noemde de watertoren. Daarna nam hij me mee het bos uit, de hei op. Samen zochten en vonden we een plek waar de helicopter zou kunnen landen. We gingen in het midden zitten.

Na weer een half uur hoorden we de heli naderen. We stonden op, zwaaiden, en maakten plaats. Even later hadden we twee agenten bij ons, met grote zaklantaarns en een grote videocamera. We gingen ze voor naar de stal, en stelden de boys aan hen voor. Die hadden tussen stal en huis op de grond gezeten.

De agenten filmden grondig in en om de stal, stelden voor de camera onze identiteit vast en wanneer wij hoe hier gekomen waren, en lieten een vrouwlijke collega uit de helicopter komen met twee body bags en een koevoet. Met handschoenen aan legden ze het jongetje in een body bag, haalden Jans hoofd uit de strop en legden hem in de andere zak, stelden ondermeer het touw veilig als bewijs, en wrikten uiteindelijk de huisdeur open. Wij moesten buiten blijven. Na een kwartier stonden ze weer buiten, en verzegelden de huisdeur. Ze wilden ook de stal verzegelen, maar ik herinnerde ze aan Hector, die blijkbaar zelfstandig de schapen hoedde. De agenten wisselden een blik, en borgen hun spullen op.

Ik vroeg, of ze wisten wie dat jongetje was. De agente zei aarzelend, dat een bakker verderop een zoontje als vermist had opgegeven. Een bakker? Die kant op? Egbert! De agenten leken het tijd te vinden voor een nieuwe aanpak. Zij waren hier volstrekt onbekend, terwijl ze hier vier personen hadden die de ene dode kenden en vermoedelijk de vader van de andere. En het terrein. Herman bood aan, hen met de body bags naar Egbert te rijden, en later desgewenst naar een politiebureau. Ze namen het aan. De agente nam afscheid, ging terug naar de helicopter, en steeg even later op. De boys hielpen de beide andere agenten om de body bags in de laadbak van de pick-up te leggen. Larie en ik gingen óók maar achterop, de agenten voorin.

Een raar gevoel! Opeens zaten we met twee lijken bij Herman in de laadbak, onderweg naar Egbert en Monica. Goh, dat die naam me weer te binnen schoot! We hobbelden naar de bosweg, en rechtsaf, het lange bijna rechte stuk evenwijdig aan het fietspad.

Het was zaterdagmiddag, dus de bakkerij sloot vroeg. We gingen achterom, naar het woonhuis. Ik belde aan. Monica was uiteraard overrompeld: vier vage vrienden en twee politieagenten. Als op afspraak lieten we de agenten naar binnen gaan, en bleven zelf buiten wachten. Larie hield de auto in de gaten, maar op het geluid van een hand-grasmaaier na leek alles uitgestorven.

Na enkele lange minuten kwamen de agenten weer naar buiten, gevolgd door Monica en Egbert, asgrauw. We lieten hen voorbijgaan, en liepen mee naar de auto. Geert en Herman lieten de achterklep neerklappen, de agenten trokken de ene zak naar zich toe, openden die, en traden terug. Monica en Egbert keken even in de zak, en vielen elkaar stil om de hals. Ook de boys en wij wilden elkaar troosten, eerst als stellen, later als group hug. Één agent keek steels op zijn horloge. Monica zag dat blijkbaar onbewust, en vroeg of we iets wilden drinken. Herman keek de agenten aan. Die hielden hem graag aan zijn aanbod om hen en hun last naar het bureau te brengen. Geen probleem! De boys vertrokken met de agenten en de lijken, Larie en ik gingen mee naar binnen.

We hadden gebakjes bij de thee. Niet omdat er reden was voor feest, wel omdat ze niet verkocht waren. Monica vertelde intussen van de spoorloze verdwijning van hun zoontje (geloof het of niet) Jan. Die was zo dol geweest op de heide en op schapen. Maar hoe hij zo ver van huis was gekomen, aan de andere kant van het spoor, dat was een raadsel. En schaapherder Jan hadden ze hier nooit gezien. En hadden wij ooit iets geks aan hem gemerkt? Nee. Dat moesten ze maar aan de boys vragen: hij had enkele keren bij hèn gelogeerd. Egbert keek misprijzend, telkens als het gesprek in de buurt kwam van homosexualiteit. Voor hèm was dat een zondige leefwijze. Punt.

Vrij spoedig kwamen de boys terug. Ook zij kregen thee met gebak, maar (toevallig???) geen stoelen naast elkaar. Egbert vatte ons gesprek voor hen samen, en vroeg of zij iets aan Jan gemerkt hadden. Geert zei: "Uiteraard hebben wij ons dat vanmiddag óók afgevraagd. Die agenten hebben het ons óók gevraagd. Maar wij zijn net zo verbijsterd als jullie." Hij zag blijkbaar iets in de blik van Egbert, en hernam: "Ja, Herman en ik delen onze levens met elkaar. Omdat dat onze aard is. Verder verschillen we niet van andere mensen." Waarschijnlijk had Egbert zo'n blik van "ja, ja...". Geert stond vrij krachtig op, onmiddellijk gevolgd door Herman, en keek ons aan: "Hoe komen jullie naar huis?" Ik hoefde Larie niet eens aan te kijken, en antwoordde: "Met jullie!"

We namen afscheid, de boys zichtbaar geveinsd vriendelijk. Ik vroeg Monica om ons op de hoogte te houden, en Larie wenste haar en Egbert en hun overige kinderen (die we niet te zien kregen) de kracht om deze toestand het hoofd te bieden. Volgens mij zocht hij tevergeefs naar een passend citaat uit de bijbel.

Larie en ik zaten nu op de achterbank. Ik zei, dat onze fietsen bij het station stonden. Geert grijnsde "Dan lopen jullie toch van ons af daarheen? Heeft Larie ook eens wat lichaamsbeweging!" Herman nam de kortste weg naar huis, dus langs het viaduct. Bij hen voor de deur draaide hij zich naar ons en vroeg: "Zeg het maar. Zal ik je erheen brengen?" Larie wilde bedanken, maar Sophie kwam uit de winkel gerend: of we ons gereed wilden houden om die avond met de Hijbezems op te treden. Herman zegde namens ons vieren toe, wachtte Laries antwoord niet af, en denderde naar het station.

Larie zag Louis, vertelde kort wat er gebeurd was, zag dat de boys onze fietsen hadden opgeladen, en stapte weer in. We kachelden terug.

Thuis laadden wij onze fietsen af. Geert liep even bij de jaffa's aan, en kwam met zijn duim omhoog weer terug. We wensten elkaar smakelijk eten.

Smakelijk eten? Onze hoofden stonden niet naar eten. We namen zwijgend samen een bad, en namen een komkommer en een stuk brood mee in bed. De komkommer eindigde heel braaf in beurtelingse happen.

Om half acht werden we gewekt door het verzoek om naar de kroeg te komen. We kleedden ons aan, en sloften erheen. Binnen had Bill een boodschap voor de boys: een verontschuldigend SMSje van Egbert.

Om half negen begonnen we te spelen. De eerste set waren de boys en wij nog erg afwezig, maar de jaffa's en vooral Sophie hielpen ons op dreef. Het werd een gezellige avond voor een aardig volle zaal.

Die vrijdag zagen we het kistje van kleine Jan naar beneden gaan. Over de uitvaart van grote Jan hebben we nooit iets vernomen.

Van Saar heb ik begrepen, dat Hector Jans kudde blijft hoeden, en ongenaakbaar is geworden. Wel heftig: in korte tijd zijn de herdertjes opgevolgd en Jan verdwenen.

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).