Laatste wijziging: 2022-06-17 (technisch), 2011-04-24 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Speedy"

[geloof, sex]

Voorstelronde - Water - Kraambezoek - Boottocht - Fietstocht - Winkel - Heide 1 - Heide 2 - Veenweide 1 - Tussenspel - Veenweide 2 - Tenslotte

Voorstelronde

Het was bijna zomer. Bob vond het tijd om van zijn AOW en spaargeld te gaan genieten. Beter gezegd: om meer tijd te hebben voor het opknappen van zijn vloot naast het spelen van de blues op zijn mondharmonica. Daarom had hij al een tijd gekeken (niet echt gezocht) naar mogelijke opvolgers. Tevens had hij ons voorbereid op minder dienstverlening tegen een hogere prijs.

Op een avond kreeg "iedereen" bericht van Ab: dat morgen Bob zijn beoogde opvolger zou meebrengen en voorstellen. We konden niet beredeneren waarom, maar Wiesje en ik waren reuze benieuwd.

Ook Aart en Yvonne bleken benieuwd. We zaten die volgende ochtend met hen bij Ab en Sophie te kletsen, in afwachting van het seintje van Bob: Abs mobieltje tweemaal laten overgaan. Vandaag gaf Bob aansluitend twee korte stoten op de scheepstoeter. We liepen naar de loswal, Ab reed achter ons aan op zijn trekker, een container op de vork.

De toeter had nog enkelen naar het dorpsplein gelokt, maar een oploop was het zeker niet. Bob en Marie maakten vast, twee anderen stapten de kade op. Ab loste de (vandaag) drie tienvoets containers (een koel-, een vries- en vandaag één gewone container), en zette die ene retourcontainer op een van beide dekschuiten. Daarna bracht hij de nieuwe niet meteen naar zijn loods. Heel opmerkelijk, want Ab wil altijd eerst werken en daarna pas kletsen, en op de wal valt de koeling stil. Mijn slotsom: deze kennismaking viel onder werk.

Wij (genoemde tien) gingen met Ab voorop de kroeg binnen, en troffen daar uiteraard Bill. Mina niet, want het was schooltijd. Bill noodde ons naar de stamtafel, en nam bestellingen op - allemaal koffie. Daarop had Bill al gerekend, dus we hoefden slechts enkele tellen op hem te wachten. (Bill hééft de koffiemachines uit de reclames, maar gebruikt die slechts op verzoek. Het liefst gebruikt hij een klassieke machine met twee gamellen.)

Bob stelde voor, aan zijn linkerhand: Rudy, zijn beoogde opvolger, en tussen Rudy en Wiesje (niet op schoot) in: Hanna, diens verloofde.

Rudy was een sportief en blijmoedig ogende jongeman. Hij vertelde over het schippersinternaat, de binnenvaartschool, zijn schip, zijn wensen en plannen. Daarna gaf hij het woord aan de hoofdpersoon in die wensen en plannen: Hanna. Die oogde net een tikje minder sportief, maar ook opvallend blijmoedig. Ze vertelde over dat schippersinternaat, waar Rudy en zij elkaar letterlijk en meteen figuurlijk gevonden hadden toen ze nog klein waren, en dat ook zij de binnenvaartschool had doorlopen. Maar dat zij toch vooral veel kinderen hoopte te baren en zelf thuis op te voeden - als ze eenmaal getrouwd waren.

"Thuis" bleek een tot salonboot verbouwd oud aakje, dat Rudy onlangs dankzij de kredietcrisis goedkoop had weten te bemachtigen met van beider ouders geleend geld. Het had een ligplaats in Amsterdam-Noord. Wiesje en ik keken elkaar aan.

Rudy hoopte de bevoorrading van Us Net te gaan uitvoeren met zijn werkschip. Uit zijn antwoord op mijn vraag bleek dat ongeveer een kleine uitgave van een model zandschip dat ik in Amsterdam sinds mijn jeugd zo vaak had gezien: met vóórop een verzinkbaar stuurhuis, zoals de "Slotermeer". Maar dit schip, de "Ha-Ru 2" (inderdaad, de salonboot was de "Ha-Ru 1") had een kraan om zelf containers (of toch nog zand) te kunnen lossen.

(Voor de opmerkzame lezers: inderdaad had Rudy de "Ha-Ru 2" langer dan de "Ha-Ru 1". Nummer 1 was domweg gereserveerd voor "thuis". Bovendien had de verwerving van het salonbootje zich zo lang voortgesleept, dat Rudy en Hanna al naar alternatieven hadden uitgekeken.)

Dat was dan het goede nieuws. Het slechte nieuws was, dat Rudy ons niet vijf, maar slechts twee dagen per week dacht te bevoorraden (en afval mee terug te nemen), en dat hij het echt niet kon doen voor Bobs vriendenprijsje. Hij moest echt véél klussen aannemen om de hypotheek op zijn werkschip af te lossen èn de leningen aan beider ouders en om Hanna en de verhoopte kinderen een goede toekomst te bieden. Hanna straalde, maar was niet het type om "yesssssssssssss!" te zeggen. Rudy besloot met de verklaring, dat hij voor die vele klussen nu eenmaal veel in de Randstad moest zijn, en dus weinig tijd zou hebben voor ons navelstrengetje, een eind daarbuiten.

Dat zette mij aan het denken: je vaart niet eventjes heen en weer van ons naar de Randstad. Bovendien kost je dat veel brandstof. Toen ik dat uitte keek Rudy waarderend, betrapt en sluw tegelijk. Hij kon zijn eigen schip hierheen brengen, en ginds opstapper zijn.

Ab werd onrustig, en wenkte Bill en Rudy naar Bills privé-ruimten. Nu waren in de gelagkamer de vrouwen aan zet, en het klikte. Hanna was snel in levendig gesprek met Wiesje en Yvonne, terwijl Sophie en Marie (beiden met de kinderen het huis uit) vooral luisterden en blikken van verstandhouding wisselden. Bob keek naar buiten, naar de "Boxer", maar wellicht meer naar de toekomst. Aart en ik luisterden, en keken elkaar aan met woorden als "schroefjes" en "boutjes" op de tong. (Dat gaat helemaal terug op Speeltuin 1.)

Wiesje verstarde opeens, leek zich te bezinnen, en kwam dwars op mijn schoot zitten. Yvonne volgde meteen bij Aart. Wiesje glom: "... en dit is dan nog waar vreemden bij zijn. Ik word verwend, hoor!" Yvonne echoode "Ik ook!" Sophie knipoogde naar Hanna, en over Maries gezicht trok weer eens een wolk (al doet Bob tegenwoordig zó zijn best).

Hanna leek verward: "Zelfs als we getrouwd zijn zou ik niet bij Rudy op schoot kruipen waar anderen bij zijn." Wiesje daagde uit: "En Larie houdt zijn handen niet stil!" Hanna werd vuurrood. Wiesje vervolgde: "Wanneer denken jullie te gaan trouwen?" Hanna leek te rekenen: "Over twee jaar..." Wiesje klonk bijna vermanend: "Ga dan alsjeblieft van elkaar genieten! Zelfs als dat volgens jullie een zonde zou zijn, dan is daar ook volgens jullie tweeduizend jaar geleden iemand voor gestorven. En anders is God toch barmhartig?"

Inderdaad, Rudy en Henna waren streng christelijk gebleken, maar dan van het geïnspireerde slag. Niet te verwarren met de erfzonde-torsers waartoe mevrouw Hoofddoek ooit behoord had.

Hanna had het voorhuwelijkse gedrag nog niet zó bekeken. Ze zat met dat rode hoofd in hevige tweestrijd. Toen kwamen de mannen terug.

Ab nam het woord: "We gaan het proberen. Rudy neemt vanaf komende maandag met zijn eigen schip onze bevoorrading over van Bob. Minstens op dinsdag en vrijdag, afhankelijk van de hoeveelheid werk die hij van de groothandel en andere bedrijven in deze streek krijgt. Krijgt hij hier te weinig werk, dan kan hij op andere dagen in Rotterdam of Amsterdam werken. Krijgt hij hier te veel werk, dan zijn wij de sluitpost met die twee keer. Krijgt hij hier zoveel werk dat hij er de tijd voor heeft, dan komt hij dagelijks. Maar hij zit op hogere lasten dan Bob, dus moet hij een hogere prijs vragen - ook al is hij best bescheiden. Bill en ik moeten die hogere prijs wel doorberekenen, maar dat zal loslopen."

Dat was weer Ab: niet gewoon onderhandelen, maar hier in de buurt werk zoeken voor Rudy. Ik riep "Bravo!". Ab smuilde zijns ondanks: hij kan dergelijke lof wel waarderen, maar nog steeds niet verwerken. Sophie gaf hem een knuffel, en aansluitend ons allen een rondje.

Rudy probeerde de sfeer te voelen. Hij zag Yvonne en Wiesje nu op schoot, Sophie tegen Ab aan, en Hanna met een wegtrekkende blos en een glans in haar ogen. Hij keek Hanna vragend aan, maar Wiesje ging rechtop zitten (in die detective-houding), en antwoordde belerend: "Dat jullie niet nog twee jaar moeten wachten met liefkozen, en dat je dan heus niet in de hel komt." Ze keek voor Hanna langs, daarna in dier ogen, en vervolgde: "Moet je kijken! Zó'n bobbel in zijn broek is voor een man niet eens lekker. Die moet jij zien te voorkomen, en dat is voor jullie samen wèl lekker. Als je het goed doet, tenminste."

Wiesje had haar zegje gedaan, en trok zich terug in een knuffel van mij. Aart en Yvonne grinnikten. Aart heeft deze laatste houding van Wiesje met mij al eens vergeleken met Maaike en haar speelgoedpanda - een knuffelbeest dat nu in vergetelheid lijkt te geraken.

Ab trachtte met Sophie mee te glimlachen. Bill gaf Wiesje een vette knipoog, en zei geluidloos "flinterdun" (uiteraard een verwijzing naar onze verhalen met die titel). Marie zuchtte. Bob staarde naar buiten. Rudy en Hanna keken elkaar blozend aan. Na tien tellen schoot Hanna bij Rudy op schoot. Het werd een stevige knuffel, maar geen vrijpartij.

Wiesje keek eerst mij en dan de hele kring triomfantelijk aan. Bob had zich net teruggedraaid, en moest die blik vol ondergaan. Hij zuchtte hartgrondig, sloeg een arm om Marie heen, en haalde haar krachtig maar nog steeds onwennig aan. Zij genoot. Yvonne voelde Wiesje aan, en vroeg: "Krijgen we huiswerk op?" Wiesje gaf haar een vette knipoog (voelde ik), en verklaarde: "Jullie niet!"

"Wij wel?" vroeg Rudy hees. Wiesje rees weer op, en klonk nu hartgrondiger dan daareven: "Juist jullie. Jullie werken nu toe naar iets groots, maar jullie moeten hopen dat het allemaal klikt. Ik spreek uit ervaring: ik heb vaak gedacht dat ik de ware gevonden had - en ik zou he-le-maal kapot zijn als ik met zo'n hoge inzet als jullie naar de hoogtepunten toe had geleefd - en kort daarna de teleurstellingen had moeten ervaren. Je weet tevoren niet wat er fout kan gaan. En voor mannen is sex heel belangrijk. Voor mij inmiddels ook. Als je dan elkaars wensen niet kunt vervullen, dan kun je beter als vrienden uit elkaar gaan dan terwille van de kinderen en de hypotheek in bed met de ruggen naar elkaar liggen."

Wiesje maakte zich heel klein. Even leek ze in mijn oksel te willen kruipen. Ja, dàt is het: ze heeft de tweeslachtigheid van een kat: "tiger on the tiles" en tevens "the kitten that never grew up" (beide uitdrukkingen ontleend aan Desmond Morris' documentaire "Tiger on the tiles" uit 1988 voor BBC1). Uiteraard kreeg ze meteen haar liefkozingen.

Ons gezelschap was even roerloos. Toen leken er wat opengevallen monden dicht te klakken. Hanna draaide langzaam haar blik en lijf van Wiesje naar Rudy. Die zat doodstil. Ik kon zijn ogen niet zien, maar iedereen beschreef later zijn blik als "hevig spartelen". Uiteindelijk stamelde hij: "Dat moeten we zondag na de dienst vragen." Wiesje teemde vanaf mijn borst: "Breng anders dinsdag je dominee maar mee."

Rudy huiverde, Hanna verloor daardoor bijna haar evenwicht. Hier werd een autoriteit uitgedaagd door een lieftallig maar zondig vrouwtje. Mocht de uitdaging zelfs maar overgebracht worden? - Ze waren blijkbaar nog niet lang genoeg in Amsterdam om te weten dat Amsterdammers geen reden zien om tegen gestudeerden op te zien, en dat de dominees van Amsterdam-Noord zich niets aanmatigen.

De rest van de kring lachte flauwtjes. Bob vouwde Maries linkerhand in zijn eigen rechterhand (de vingers om en om, als voor gebed), en legde die kluwen op tafel. Hij keek strak Rudy en Hanna afwisselend in de ogen, zei hees: "Ze heeft zó gelijk!", en zweeg in tranen. Die aanblik deed alle stellen steun zoeken bij elkaar.

Net op dat ogenblik kwam Mina door de gastendeur naar binnen. Ze voelde de lading, en vroeg helder: "Wie wil er nog koffie?" Aansluitend deed ze de ronde, te beginnen met een knuffel van achteren voor Bill, gevolgd door een handdruk voor Rudy en Hanna. Ze grijnsde om Hanna bij Rudy op schoot, ging uiteindelijk bij Bill op schoot zitten met een bord sandwiches, en keek even op haar horloge: dit was haar lunchpauze. Toen keek ze de kring rond, en vroeg: "Waarover gaat het?"

Toen Mina was bijgepraat, was haar pauze zowat om. Ze nam afscheid, en liep weer naar buiten. Bob moest Rudy en Hanna terugvaren naar de groothandel, en zij wilden snel weer naar huis. Dus stonden ook zij drieën en Marie op. De rest volgde, en ging ook mee naar buiten.

Nu pas viel onze gasten het kerkje op. Dat had hun grote belangstelling. Rudy vroeg of het nog in gebruik was. Bill antwoordde: niet als zodanig, maar het was beschikbaar. Hanna vroeg, of ze het van binnen mochten bekijken. Bill gebaarde: vanzelfsprekend. We gingen allen (behalve Mina) mee naar binnen.

Als je de plattegrond van Us Net in je hoofd hebt, dan weet je dat de kerk aan het westelijke uiteinde van het dorpsplein staat. Als je iets van kerkgebouwen weet, dan zoek je de toren en de hoofdingang aan de westzijde, want het altaar en de consistoriekamer aan de oostzijde. Daar vind je ze meestal, maar niet altijd.

Ons kerkje, duidelijk gebouwd voor de op het gesproken woord gerichte protestantse eredienst, heeft de toren en hoofdingang aan de zuidkant. Rudy was de eerste, wien dat opviel. Bill vermoedde, dat dat gedaan was om het dorpsplein als zodanig te begrenzen. Ab meende zich iets te herinneren van dit kerkje als tijdelijke voorloper van een nooit gebouwde grote kerk. Deze richting zou dan gekozen zijn om de aanvoer van bouwmaterialen vanaf de loswal niet te belemmeren. Misschien hing het samen met de ligging van het begraafplaatsje aan de westzijde. Henk vragen?

De kerk heeft geen banken, behoudens achter het koorhek die voor de ouderlingen. Er zijn klapstoelen, nu (zoals meestal) opgetast op rolcontainers. Bill gebruikt ze zonodig ook voor zijn terras. De kerk zelf wordt vaak gebruikt als nood-slaapplaats voor gestrande trekkers. Dan is een lege vloer handig. De plavuizen zijn wel hard en koud...

Rudy en Hanna knielden voor een gebedje. Wij anderen bleven op gepaste afstand staan. Daarna vroeg Rudy, of hij bij zijn werkbezoeken ook even de kerk binnen zou mogen. Geen probleem, sleutel in de kroeg. Rudy knikte dankbaar.

Het afscheid was hartelijk, maar niet klef. De "Boxer" vertrok voor zijn bijna laatste vaart in onze bevoorrading. Ab haastte zich om de vriescontainer als eerste naar zijn loods te rijden.

Water

Het werd dinsdag. Ik was benieuwd naar die "Ha-Ru 2", maar een aankomsttijd was zelfs bij benadering nog niet gegeven. Wiesje en ik zaten dus maar vroeg bij de loswal aan een tafeltje koffie te drinken met Ab en Sophie. Op van die klapstoelen, en die dragen geen twee personen.

Om tien uur ontving Ab een bericht op zijn mobieltje. Het kwam van Bob, en luidde: "Rudy in volle vaart voorbij."

Ik probeerde te rekenen. Bob woont zo'n vijf kilometer buiten Us Net. (Wat zijn veel afstanden hier vijf kilometer of een veelvoud. Toeval? Rasterafstand van de kaart die bij de ontginning gebruikt is? Mijn verbeelding?) Wat is "volle vaart" voor zo'n schip - 20 km/h? Dan doet het een kwartier over die afstand. Je kunt het kanaal niet in de lengte overzien: het slingert heel flauw en hoekig, alsof ijkpunten slordig geplaatst of opgemeten waren. Maar waarschijnlijk is het een vage aanwijzing voor het kronkelen van de oorspronkelijke Zeg 'ns Aa.

Na tien minuten klonk tweemaal kort een scheepstoeter. Weldra werd een stipje zichtbaar. Het werd snel groter. Rudy kwam aan met inderdaad iets van 20 km/h, althans een hoge snelheid voor zowel de boot als het kanaal, en gaf zowat op het laatste moment vol achteruit.

De flinke hekgolf haalde het schip nu in, sloeg deels over het achterdek, kaatste tegen de voorwaarts gepunte sluisdeuren onder de Bittenbrug en de wal te weerszijden, sloeg nu in twee kruisende delen deels over het voordek, en verdween het kanaal op. Kees' bootje, met de buitenboordmotor van Aart eraan, liep vol, en zonk. Een landvast leidde strak het water in vanaf een ring aan Teuns steigertje. De "Ha-Ru 2" was bij het achteruitslaan ook ietwat dwars komen te liggen, en deinde vervaarlijk. Vervolgens liep hij dwars vast, met de boeg in het veen aan de noordoever. We meenden te zien, dat Rudy in het stuurhuis over het stuurrad heen viel. Even later kwam hij daas aan dek.

Ja, daar hadden we samen iets over het hoofd gezien. Bob kon de "Boxer" ruimschoots keren, en dan de sleep achterstevoren mee terug nemen. Maar de "Ha-Ru 2" kon in de verlandende Baai niet keren, ook al bleek het een klein bootje: ruimte voor één rij van drie twintigvoets containers. De lading bestond uit vier tienvoets.

Het schip had een hydraulische kraan (zonder huis) op het achterdek. Ik begreep nu, wat de kracht van dit schip moest zijn: onder gesloten bruggen door naar een kleine klant snellen, daar zelf snel een paar containers of een beetje bulk laden of lossen, en dan snel weer onder de gesloten bruggen door varen. Waarschijnlijk heel leuk voor een bodedienst in Rotterdam of Amsterdam (waar AMSbarge met de veel grotere "Mercurius Amsterdam" geflopt is), en op zich de goede maat voor Us Net, maar duur op lange afstanden zonder lage bruggen.

(Noot: tijdens de vele maanden van schrijven van dit verhaal kwam Mokum Mariteam met de "City Supplier". Ik kan slechts zeggen, dat de "Ha-Ru 2" duidelijk ouder is. Wellicht oorspronkelijk van net vóór het containertijdperk, dat in Nederland in de jaren '60 begon. Ik zie die kraan ook geen volle twintigvoets container van net achter het stuurhuis optillen.)

Rudy was weer bij de les. Hij vroeg Ab in gebaren om in het verlengde van zijn schip de containers aan te nemen. Op zich ongeveer de beoogde plaats, maar nu in een vreemde stand van de boot. Wiesje en ik hielpen Sophie om een paar tafels en stoelen uit de weg te ruimen. Ab snelwandelde weg, en kwam even later terug met zijn trekker, een container achterop. Rudy zette behoedzaam een container op de wal (de draaicirkel zo klein mogelijk houdend om kapseizen te voorkómen), nam die van Ab terug, Ab nam de container van Rudy, reed die weg, en kwam met een volgende terug. Even later had Rudy drie containers als retourlading. Maar de boot zat nog vast. Hoe nu verder?

Mijn beurt. Had Rudy ook een grijper (de binnenvaart zegt: knijper) bij zich? Jazeker, onder een luik helemaal achteruit, waaronder ik de machinekamer vermoed had. (Maar dit schip had een dieselgenerator vóór de stuurhut, en electrische schroeven voor de voortstuwing, vernam ik later.) Dan kon Rudy toch bagger scheppen? En Bob had immers die baggerschuiten (zie Stoom 4 [sex]).

Rudy knikte verheugd, en belde naar Bob. Die dacht over een uurtje ter plaatse te zijn. Rudy haalde alvast de spreader (containergrijper) van zijn kraan, en monteerde die zandgrijper. Niet de maat die hij zich nu zou wensen.

Inmiddels verscheen Ab weer op zijn trekker. Die heeft een lier voorop. Rudy wees erop, en stak zijn duim op naar Ab. Aansluitend trok hij zijn mobieltje. Zijn gebaren onder het spreken lieten niets te raden. Wiesje maakte met háár mobieltje een paar foto's van de toestand "voor als ze hem niet gelooft".

Na het telefoongesprek dook Rudy de stuurhut in, zocht, en verscheen weer aan dek. Hij gebaarde naar Ab om drinken. Die knikte, maar met iets van aarzeling. Ik meende die te begrijpen, en gebaarde naar beiden dat ik het zou halen. Dat bezorgde mij twee duimen omhoog. Wiesje en ik snelwandelden hand in hand naar Abs winkel, praatten vlug Sophie bij, en keerden terug met een anderhalve-liter fles bronwater. We liepen naar de boeg van het schip. Van daar lobde Wiesje de fles naar Rudy.

Nu was het wachten op Bob. Wiesje en ik zetten ons net naast de Bittenbrug in het gras, met mooi overzicht. Hmm... eigenlijk hadden we zelf nog boodschappen op te halen, en dat zouden we nu mooi kunnen doen. Maar we zaten hier heerlijk. Alleen niet op schoot, want de oever was te steil. Rudy probeerde met een pikhaak de omvang van zijn baggerklus te peilen.

Na ongeveer een half uur was de "Boxer" er, met alledrie baggerschuiten. Hmm... eigenlijk hadden we nog niet stilgestaan bij waar die bagger heen zou kunnen. Maar dat was van later zorg!

Rudy sloeg als een dolle aan het baggeren, maar het wilde niet echt. Hij had blubber verondersteld, maar trof blijkbaar verstrengelde plantenresten. Zijn tandloze grijper kon dan geen houvast krijgen, en schraapte over die bodem heen.

Bob zag het even aan, gaf Rudy een teken, maakte de sleep vast aan de "Ha-Ru 2" en de loswal, maakte de "Boxer" los, en snelde weg.

Langzamerhand had zich een schare belangstellenden verzameld. Iedereen overlegde met elkaar, wat Bob nu zou doen. Wiesje en ik beredeneerden het tegelijk (pluim voor Wiesje, die niet technisch is). Na een uurtje kregen we gelijk: nu naderde de "Klaas Vaak". De "Boxer" bleek op sleeptouw, voor het geval dàt. Marie was mee aan boord, en had onderweg de kraan-arm gehesen en een getande grijper bevestigd die hopelijk beter geschikt was voor dat veen. Maar deze was nog kleiner dan die van de "Ha-Ru 2".

Marie ging ook meteen aan de gang als kraandrijver, en met vrucht! Terwijl Ab met zijn lier (en het veen bij de boeg) de "Ha-Ru 2" zoveel mogelijk terzijde hield, diepte Marie naarstig het midden van de baai uit. Een proefje wees uit, dat diepere lagen van de bodem blijkbaar voldoende méér vergaan waren dan de bovenste - al zou je zeggen dat veen onder water juist niet verder vergaat, en dat zulk verschil dus niet zou bestaan.

We namen het voor kennisgeving aan. Marie graasde nu die toplaag af, Rudy zorgde daarna voor diepte. Ze raakten snel op elkaar ingespeeld. Grada ontwaarde iets kunstzinnigs (choreografisch) in het werk, en was met een camera op een driepoot en één in de hand aan het filmen. De "Boxer" lag nu aan de loswal. Bob en Ab stonden naast Abs trekker, en overdachten iets. Ach, natuurlijk: een stortplaats voor het veen en de bagger!

Grada kwam bij Wiesje en mij staan filmen. Ik tikte haar zachtjes tegen de kuiten (om haar film niet met mijn stem te verstoren). Na een paar tellen onderbrak ze haar opnamen, en hurkte vragend neer. Ik vroeg haar, of de bagger schadelijk (vervuild) zou kunnen zijn, en of het veen geschikt zou zijn als mest.

Nee en ja, meende Grada. Ik wees, hoe Ab en Bob net weer een idee bespraken, en dat zij wellicht de oplossing had. Ze haastte zich naar de mannen toe. Naar dier lichaamstaal te oordelen bracht zij goed nieuws. Ze wees naar mij, en ik kreeg alweer twee duimen omhoog. Daarna een knuffel van Wiesje, waarbij ik mij opeens Heer Bommel voelde als Doddeltje weer eens zegt dat hij toch maar àlles kan.

Onverklaarbaarlijk twijfelde ik aan Grada's oordeel. Wiesje voelde het meteen, en nu wist zij wat ons te doen stond. We glipten naar huis, en leegden eerst de blazen. We maakten vervolgens een vers offertje van Grieks spul, en doken ermee onze houtwal in. Uiteraard had Wiesje koekjes bij zich voor de wolven die we daar verwachtten.

Ach, kijk! We troffen het lichte stel (zie Zeil 2 [geloof, sex]) met vier piepjonge pups. Even uitgebreid bewonderen! Wiesje richtte zich op het bedenken van een passend kraamgeschenkje. Ik zette iets verder het offertje neer, en dacht hevig aan Hermes.

In de schemer onder het lover lichtte de blauwe figuur op. We klonken op de ontmoeting, terwijl Wiesje slechts oog had voor de dieren. Meteen legde ik mijn vraag voor: als het veen en de bagger niet afgevoerd hoefden te worden, dan zouden beide in of nabij Us Net op het land terechtkomen. Waren er plaatsen waar dat juist wel of juist niet moest gebeuren? Hermes knikte en vervaagde.

Ik keek naar Wiesje, krap een meter achter mij, verdiept in de pups. Met gestrekte arm gaf ik haar een aai, en meldde dat ik me aanstonds bij haar aansloot. Ze keek verschrikt op: oh ja, Hermes...

Hermes zelf verscheen weer. Nee, er waren geen aanwijzingen betreffende veen en bagger. Hartelijk dank voor het inroepen! Hij vervaagde weer, Hermes' glas en het schaaltje van het offer waren leeg. Ik voegde me bij het kraambezoek. Maar na vijf minuten was ik toch meer benieuwd naar het gebagger. Wiesje voelde zich ietwat schuldig, en nam mèt mij, maar node, afscheid van de dieren. Ik zei, dat ik vond dat ze zichzelf overwon - en gaf haar de knuffel van verdienste.

Bij de baai waren we ons plekje kwijt aan de girls. Wiesje en ik keken elkaar aan: dan maar die boodschappen ophalen, en zo langzamerhand ook iets gaan eten. We praatten Sophie weer bij, en hadden lol met haar en de boys.

Herman zag zichzelf als redder in de nood: met zijn pick-up weer ouderwets over de weg bevoorraden, en daarna de weg alwéér opknappen. Geert was daartégen, want hij moest Herman toch aanwezig hebben om die te kunnen schilderen en om hemzelf onder het schilderen van koffie te voorzien.

Herman ging achter Abs bureau aan diens desktop computer zitten, en sloeg gespeeld aan het zoeken op het Web: een gamel voor de koffie, nee, ook een wissel-gamel, een infuus-leiding van (hij keek schattend op) acht meter, een infuus, ... Geert droeg het gelaten, en vroeg Herman of die niet ook koffie-spullen voor zichzelf moest hebben.

Herman kwam langzaam overeind, en sloop als een reiger op zijn levensgezel af: "Ben ik niet bruin genoeg? Ben ik niet levendig genoeg?" Hij greep Geert door diens joggingbroek bij de ballen. Geert kermde, Herman liet langzaam los, en hoonde "Kòffie!"

Geert leek toch te willen scoren met een jij-bak, keek eerst schattend naar Sophie, en vroeg toen aan Wiesje: "En, ben je al zwanger?" Wiesje stond op van mijn schoot, ging vlak voor de paktafel (waarop wij onze bestelling nazien) staan, rukte haar string onder haar rokje uit, ging achterover op de tafel liggen, en noodde Geert: "Kom maar vast kennismaken!"

Zo rechtstreeks had Sophie ons nog niet zien dollen. Haar hoofd kreeg een kleur rood die vloekte bij haar peenhaar. Maar Wiesje kent haar pappenheimers: de boys blijven vrouwenlichamen eng vinden. Geert mompelde dus iets van "Voor déze keer zal ik je geloven", en maakte dat hij ging zitten, met Herman op schoot.

Wiesje wachtte drie tellen, en vroeg toen waar ik bleef. Ik haastte mij naar haar toe, boog voorover, en ging met mijn tong en neus aan de slag. Ik beperkte me tot twee hoogtepunten, droogde Wiesje met mijn zakdoek voorzichtig af, hielp haar overeind, en trok haar intussen de string weer aan. Sophie en de boys staarden maar naar het vocht op mijn neus. Wiesje nam de zakdoek over, en depte het weg. Sophie noodde me evengoed naar het fonteintje. Wiesje wies mijn hoofd alsof ik eraan gewond was, ging even met water en zeep tussen haar benen, en gebruikte de dienstdoende handdoek om zich daar af te drogen. Sophie haastte zich om die te vervangen.

"Doe je dat thuis ook?" vroeg Sophie. Wiesje zette de handen in de zij: "Natuurlijk! Anders krijg ik van jullie commentaar dat ik lek..." Ze stopte onderweg naar onze stoel, wendde zich naar mij om, en gaf me de tederste knuffel. Een scheepslading hormonen stormde door mijn romp omlaag. Wiesje zei "Ah, gozzie!", duwde mij over de paktafel, ontblootte mijn stijve, en ging me met volle kracht daarvanaf helpen. Wel met haar rug naar de anderen. Daarna ordende ze mijn kleding, duwde mij naar de stoel, ging weer op schoot zitten, toonde even mijn kwakje nog op haar tong, na proeven en slikken haar lege mond, en vroeg strak aan Sophie: "Is er nog koffie?"

Sophie gaapte haar aan totdat Wiesje zei: "Ja, jij hebt niks!", schonk ons allen ijlings bij, plofte op de stoel achter het bureau, klapte voorover, en begon met haar gezicht tussen haar armen te schudden van het lachen. Daarna kwam ze moeizaam en met betraande ogen weer overeind. "Handen boven tafel!" beval Wiesje. Sophie werd weer eens rood. Herman gleed op de grond, en beukte die van het lachen.

Nora en Thea kwamen hun boodschappen halen. Ze stelden koeltjes vast dat het hier gezellig was, en waren binnen een minuut weer weg. De sfeer ook. Om drie uur sjokten Wiesje en ik met onze boodschappen over de Bittenbrug.

Inmiddels was de noodbaggering voltooid. De "Boxer" lag met zijn sleep schuiten (waarvan één gevuld) net voorbij de loswal afgemeerd. De "Ha-Ru 2" lag nu langs de loswal. We zagen Rudy de kerk uit komen, op het oog wel gesterkt, maar nog aangeslagen.

Er was nog één zaak op te lossen: het gezonken bootje van Kees, iets verderop bij de steiger van Teun. Het moest gelicht worden, en misschien viel er schade te vergoeden aan Kees of Aart. Kees was al op de hoogte, had het ongeveer zien gebeuren, en had (naar later bleek) Aart meteen een berichtje gestuurd.

Bob leek te vinden, dat Rudy al genoeg gestraft was, en bood aan om met de "Klaas Vaak" het bootje te lichten. Rudy stamelde een dankwoord jegens Bob en een verontschuldiging jegens Kees (die hij nog niet kende), zwaaide onbestemd ten afscheid, en was enkele tellen later op volle kracht onderweg. Zijn hekgolf spoelde over de steiger van Teun. Je zag Bob nu echt vergrammen. Volgens Wiesje gromde hij: "Hardleerse bengel!"

Vervolgens richte hij zijn aandacht op het gezonken bootje. Probleem: wie zou daar een strop omheen kunnen leggen? Wiesje dacht aan Aart, en belde hem. Aart bleek met zijn keramiek-oven bezig, maar opperde Wouter. Die was nog op school. Wiesje belde Mina, die immers voor de klas zou staan.

Even later verscheen Wouter van tussen kerk en kroeg, en Yvonne met een handdoek en zwembroek vanaf de straat. Samen liepen ze naar Teuns huis. Weer even later kwamen ze naar buiten, Wouter nu in zwembroek.

Wouter kent het bootje als zijn broekszak (zie Eindelijk 3) en was tot dit baggeren ook aardig thuis in de Baai (zie Zandweg 2 [sex]). Hij ging op het steigertje zitten, voelde met een teen het nog frisse water en met een hand de spanning op de landvast, en gebaarde naar Bob dat hij er klaar voor was. Bob stak zijn duim op, en voer op hem toe. Wiesje en ik liepen over de wal mee. Daarna vormden we een groepje met Yvonne.

De "Klaas Vaak" heeft spudpalen, en dat kwam nu goed uit. Bob prikte het schip in de bodem vast. Marie zwenkte de kraan, nu met twee stroppen aan de haak, tot boven de plek waar het jolletje vermoed werd. Wouter liet zich voorzichtig het water in zakken, ging eerst even kopje-onder, en dook daarna weg. Tellen later kwam hij weer boven, recht onder de strop.

Wouter betoonde zich meteen een waardige zoon van Aart: hij riep naar Marie (in de kraan) en Bob (op het gangboord): "Zullen we eerst de motor doen?" Het was misschien qua gewicht overdreven, maar zwaartepunt en bevestigingswijze pleitten er wel voor. Bob stak weer eens een duim op. Marie liet de stroppen tot ver in het water zakken (opdat Wouter ermee aan de slag kon).

In één keer duiken had Wouter een strop om de buitenboordmotor gewikkeld. Hij liet Marie het hijstouw straktrekken, en dook weer. Weer boven riep hij: "Ik ga nu de motor losmaken!" Na zijn volgende duik kon Marie de motor boven water krijgen. Ze legde die op het voordek van de "Klaas Vaak". Bob maakte de strop los, Marie draaide terug, Wouter vierde de landvast, en dook drie keer. Daarna haalde Marie het notendopje boven water. Ze draaide het tegen de zijkant van het schip, Bob wrikte wat, en even later was bijna alle water eruitgelopen.

Marie liet het bootje voorzichtig te water. Wouter schoof de stroppen erondervandaan. Via de wal ging hij de jol in, en keek onderzoekend rond. Aart houdt niet van rondslingerende spullen. Die spullen (van Kees of van hem) lagen dus in wat je de voorpiek zou kunnen noemen: een afgesloten ruimte onder een bankje helemaal voorin. Behalve de riemen, natuurlijk. Die hadden op de bodem gelegen, hadden door de bankjes niet kunnen wegdrijven, maar waren ook nog eens met de pikhaak samengebonden en aan een oog bevestigd.

Inmiddels verschenen Aart zelf en Maaike bij ons. Maaike keek goedkeurend naar de jol en naar Wouter, die met kippenvel stond te druipen. Aart en Bob hadden oogcontact inzake de buitenboordmotor. Die moest nagezien worden, maar kon dat beter op de "Klaas Vaak", die aanstonds weer vijf kilometer buiten Us Net zou liggen, in de werkplaats van Sans Perail, ook al vijf kilometer buiten Us Net, of bij Aart in de werkplaats?

Aart verkoos dat laatste. Marie hees de motor de jol in. Wouter boomde de jol uit de beschutting van de "Klaas Vaak", en roeide de jol naar de loswal. Wij liepen mee. Abs trekker stond onbemand. Aart haalde Ab uit de kroeg. (Nee, Ab drinkt weinig alcohol. Maar als hij dan toch stand-by is, dan liever bij Bill.) Intussen voeren Bob en Marie naar huis, met óók de volle baggerschuit.

Ab hees met zijn lier de motor de wal op, terwijl Wouter met de pikhaak het ding van de kant af hield. Daarna roeide Wouter terug naar de steiger, legde de riemen weer geroeid en vast, en verdween in Teuns huis om zich eindelijk af te drogen en aan te kleden. Even later was hij bij Aart en Ab. Maaike gaf hem een knuffel omdat hij het zo goed gedaan had. Hij glimlachte wrang.

Als op afspraak gingen we allen de kroeg in, napraten. Mina gaf een rondje thee. Maaike rende naar huis en terug, en gaf een rondje spekkies. Alleen Wiesje en ik beliefden.

Je raadt het al: bij deze nabeschouwing kreeg Rudy de bijnaam Speedy.

Kraambezoek

Vrijdagochtend zaten Wiesje en ik weer met Ab en Sophie aan de loswal. Al om tien voor tien berichtte Bob aan Ab: "Speedy mindert vaart." (Hmm... die bijnaam had dus Bob al bereikt.)

Om kwart over tien was Rudy er. Hij wilde eerst keren, maar ik riep hem toe,dat hij aanstonds lichter zou zijn. Hij sloeg zich voor het hoofd, en meerde af over stuurboord. Ab snelde heen en weer met de nieuwe en de oude containers. Er was nu een vierde container, voor Bill. Ab reed die naar de achterzijde van de kroeg.

Na het laden van de retourvracht ging Rudy bij Bill eerst een bakkie doen, en vervolgens de sleutel van de kerk halen. Toen hij uit de kerk terugkwam had Ab de voor ontvangst getekende vrachtbrieven voor hem. Ab kennende waren ook de betalingen aan groothandel en Rudy uitgevoerd.

Ze deden samen nog een bakkie, en Wiesje en ik drongen ons nieuwsgierig op. Zo vernamen we, dat Rudy mede dankzij Ab inderdaad wat hopelijk vast blijkende klanten in deze buurt had opgedaan. Mooi zo!

Wiesje had een vraag: "Rudy, vaar je nou straks met deze boot naar Amsterdam?" Rudy glimlachte dunnetjes: "Dan zou ik weer weg moeten als ik aankwam. Nee, ik leg mijn boot bij jullie groothandel, en pak daar de auto." Wiesje vervolgde: "Kunnen wij eens mee? Wij hebben een huis in Amsterdam-Noord, en we zijn dol op bootreizen...." Weer lachte Rudy dunnetjes: "Toevallig heb ik vandaag geen andere klanten. Anders had ik jullie nog uren op sleeptouw gehad. Gezellig, hoor, maar ik moet wel werken, hè!"

Ik voelde Wiesjes volgende vraag aankomen: of we dan nu metéén mee konden. Misschien voorvoelde Rudy die ook, want hij hernam: "Je zou een keer je fietsen op de boot kunnen meenemen, en dan vanaf Bob of voor mijn part het eind van het kanaal terug kunnen fietsen. Verder zijn jullie in Amsterdam welkom, maar alleen op zondagmiddag met de thee. Hanna probeert ook doordeweeks te werken, op zaterdag doen we dingen samen, en de zondag is zoveel mogelijk voor de Heer."

We wisselden alvast adressen en telefoonnummers uit. Rudy snelde naar zijn schip, en maakte los. Hij wendde de steven met van die korte rukjes volle kracht voor boegschroef en schroeven, tufte ingehouden tot iets voorbij Teuns steigertje, en gaf alsnog volle kracht vooruit. De jol danste op de golven. Wiesje voelde mijn misprijzen, en keek me aan. Ik verduidelijkte: "Zonder God zou hij helemáál onbeheerst zijn." Wiesje grijnsde: "Dan had hij nu al een klasje kinderen."

"Kinderen" bracht ons op "puppies". Nu wist ik het antwoord: "Vader wolf moet nu flink aanpoten om moeder wolf voldoende eten te brengen. Wij kunnen hen rust en gezelligheid geven met hondenvoedsel." Nu kreeg ik de knuffel voor meedenken buiten mijn terrein. We staken meteen ons licht op bij Bill inzake de hoeveelheden. Google keek belangstellend op. Bill herinnerde ons eraan, dat Speedy pas dinsdag weer kwam bezorgen. Misschien zou Ab hondenvoer in voorraad hebben. Zo niet, dan kon hijzelf ons wel een beetje lenen, tot dinsdag. We huppelden naar Ab. (De hand-in-hand huppel die een andere vriendin en ik ooit aanduidden als de dokter Vogel. Zie je mij met mijn honderd kilo nog huppelen?)

Nu kwamen Nora en Thea net bij Ab naar buiten. Ik miste een donderwolk boven hun hoofden. Ze zagen ons "huppelen", en keken elkaar misprijzend aan. Wiesje was in de stemming, en groette overdreven opgetogen: "Hal-looo, dames. Alles naar wens?" De dames schoven ijlings hun huis binnen. Zo te horen hadden ze een zware balk als grendel achter de voordeur. "Daaraan hangen ze overdag te slapen," gokte ik. Wiesje liet mij los, maakte een vleermuisgebaar met haar armen, en sprak een prachtige zin - die we helaas vergeten zijn. Waardoor zag ik gothic meiden als vampiers, en begreep Wiesje dat meteen?

Sophie snapte ons niet helemaal. Blijkbaar behoort zij tot degenen die niets bovennatuurlijks waarnemen, in tegenstelling tot Ab, dus ze snapte niet wat wij met hondenvoer aanmoesten terwijl we geen hond hebben. Gelukkig kwam dra Ab vanuit privé aangelopen, legde een arm om Sophies schouder, en verklaarde dat Wiesje en ik altijd een goede reden hadden voor onwaarschijnlijke wensen. Hij keek ons beurtelings vragend aan. Wiesje antwoordde: "Onze wolven hebben vier pups. Dus willen wij ze voeren totdat ze weer weggaan."

Ab dacht even na, aangestaard door Sophie. Uit een la van het bureau haalde hij wat gratis monsters van hondenvoer, droog en nat. Hij gaf Sophie een kus, en liep met ons mee naar huis.

In onze bijkeuken vonden we wat kommetjes en bakjes om die proefporties in te doen. We wezen een terrine aan als drinkbak, en vulden die met schoon water. Met water en voer doken we onder de struiken. Ook Ab maakte even netjes kennis. Wiesje zat meteen weer gelukzalig met haar handen aan de pups. De teef leek de bedoeling van de "rijsttafel" te begrijpen, en liet merken wat ze heel lekker of gewoon lekker vond. De reu nam hapjes als om erover mee te kunnen praten. De terrine bleek hoogst welkom, en Ab gold de wolven voortaan als vriend.

Maar... Ab had verder geen voorraad. Wiesje vertelde van Bill. Ab zag Wiesje op kraambezoek, weet hoe onafscheidelijk Wiesje en ik zijn, en ging namens ons naar Bill. Een kwartier later was hij terug met een voorraad die redelijkerwijs tot dinsdag moest reiken. Hij telde uit wat hij nu namens ons voor Bill ging bestellen, rekende ons voor wat wij gingen uitgeven, kondigde ons een bevestigings E-mail aan, en stiefelde terug naar Sophie.

De wolven waren zichtbaar blij, Wiesje zat te moederen, alles voelde goed. Ik zocht binnen ook iets voor onszelf te eten en te drinken, en bracht het naar Wiesje. Ook maar weer een offertje.

Het werd reuze gezellig in de schemer onder het lover. De wolven voelden zich bevestigd in hun keus om bij ons neer te strijken. Wij vonden dat dan weer leuk. Het werd nog warm, op de grens van heet, dus Wiesje en ik lagen bloot nu eens in ons badje, dan weer op ons tweepersoons luchtbed. We hadden dat Griekse spul, maar ik had toch meer trek in bier en chips. Wiesje niet, maar die wilde evenmin teveel wijn drinken. Dus zette ik binnen pepermuntthee voor haar.

Het offer trof doel. Uiteindelijk zaten we met de halve Olympus gezellig bijeen te zijn, onzichtbaar en onhoorbaar voor anderen. De geldwolven waren zichtbaar vereerd. Athena had haar uil mee. Die mocht van het hondenvoer proeven, maar ging toch even een muis vangen. Het Trojaanse paard dat wij nog steeds "veulen" noemen stak van buitenaf de kop door de houtwal. Dat werd eventjes moeilijk kiezen voor Wiesje, maar ik haalde binnen suikerklontjes - en die moet je niet aan pups geven. Het paard legde zich tegen de houtwal aan. Apollo en de Muzen gingen hun kunsten vertonen, gewoon voor zichzelf. Wiesje en ik voelden ons vereerd met deze gerustheid.

Apollo zong een Macedonisch aandoend lied over de narigheid die samenviel met de instorting van het Ottomaanse Rijk, en hoe graag hij de gruwelen had voorkomen. Het lied was lang, riep in tekst en vertolking veel gevoelens op - en Wiesje en ik verstaan doorgaans geen Grieks. We vielen in slaap toen we ervoor (erná dus) wilden klappen. Ja, zulk geluid moest vermeden worden.

We werden wakker van de zon, die over de heide heen en onder de takken en bladeren door scheen. De wolven sliepen in een kluwen, het paard werd ook langzaam wakker, het offer was op. We gingen naar binnen om de darmen te legen, en vonden op de keukentafel een rijke verzameling mooi ooft, waarschijnlijk ongeveer wat Griekenland nu bood, al leek het ons vroeg in het jaar. We namen een stuk van die grote watermeloen en een tros van die grote witte druiven mee naar boven, in bad.

Boottocht

De volgende vrijdag was het zover: Wiesje en ik hingen onze fietsen aan de kraan van de "Ha-Ru 2", en hielpen elkaar aan boord. We hadden de grote en de kleine rugzak mee, tot verbazing van vooral degenen die wel weten dat wij ook (kleinere) fietstassen hebben, maar niet wisten dat wij ons voor "waarschijnlijk" een nacht hadden afgemeld. Ook bij de familie wolf.

Hanna was met Rudy meegekomen. (Als tegenwicht, meende Wiesje later. Ik proefde de woordspeling in tegen-wicht. Wiesje prees die als scherp.) De stuurhut was voor de gelegenheid voorzien van drie barkrukken, behalve de hoge stoel voor de schipper. Het paste net.

Hanna maakte los, en Rudy gaf zo behoedzaam gas, dat Wiesje moest lachen. Ook Rudy bleek diep te kunnen blozen. Hij kreeg een liefkozend soort schouderklop van Hanna, verslikte zich, en moest lang en hevig hoesten. Hanna nam het roer intussen even over.

Daarna zat de stemming erin. Wiesje haalde maar vast een zelfgemaakte vlaai tevoorschijn, Hanna een thermosfles koffie - maar helaas met suiker en melk erin. Geen nood: wij hadden pepermuntthee mee.

Ik zat te staren naar de bedieningselementen in de stuurhut. Er was een paneeltje dat mij later ingebouwd leek, en geen opschrift had. Ik vroeg naar de functie ervan. Rudy haalde zijn schouders op: "Gyroscoop, zeiden ze. Maar ik heb geen kompas gevonden."

Ik bleef ernaar staren: een vrij zware schakelaar, een lampje, een toerenteller... Opeens ging mij een licht op: "Zeg Rudy, alle kans dat die gyroscoop geen kompas is, maar een vliegwiel om bij het manoeuvreren energie in op te slaan."

Rudy smakte de brandstofkraan dicht, wenkte Hanna om het roer over te nemen terwijl we voortgleden, en wenkte mij naar buiten, naar het toegangsluik van de machinekamer. Wiesje had aan één blik genoeg: "boutjes en moertjes". Ze bleef zitten.

Rudy en ik daalden vanaf het voordek af naar de machinekamer. Je kon er niet rechtop in staan, en met mijn buik was het onmogelijk om niet klem te raken en smerig te worden. De dieselgenerator was niet te missen. En als je wist wat je zocht... dan vond je inderdaad aan de generatorzijde een vrij groot wiel, dat electrisch tegen de drijfas gezet kon worden, en dan middels een snaar een slecht afgeschermd vliegwiel aandreef!

Rudy stak zijn hoofd uit het luik, en gebaarde naar Hanna dat ze de schakelaar moest omzetten. Voor mijn ogen werd het vliegwiel een duim over de (blijkbaar licht tapse) drijfas verschoven, totdat het met tandkransen contact maakte. Rudy stelde het vast, en gaf Hanna weer een teken. De dieselmotor ging moeizamer draaien, nu hij het vliegwiel moest versnellen en de motoren van beide voortstuwingsschroeven moest voeden. Rudy liet het geheel op toeren komen, en gebaarde weer naar Hanna. Het vliegwiel schoof terug, en bleef voorlopig dóórtollen. We gingen weer naar de stuurhut. Inmiddels naderden we huis en vloot van Bob.

Rudy keek me vanaf de stuurstoel diep onder de indruk aan: "Wat goed van jou! Het wordt voor ons zoiets als opnieuw met dit schip leren werken, maar dit kan ons een kapitaal aan brandstof besparen. Niet op dit stuk. Ik begin nú pas te begrijpen, hoe goed dit bootje geschikt moet zijn geweest voor zijn toenmalige baas." Hij vroeg Hanna, Bob te bellen of het schikte.

Even later lagen we met de "Ha-Ru 2" over stuurboord aan de "Klaas Vaak". Bob dook met Rudy de machinekamer in, Marie kwam de stuurhut in. Wiesje leek te proberen zich voor te stellen wat we net ontdekt hadden. Ik begon aan de beeldspraak van zware fietstassen eerst heuvel-op en dan heuvel-af, probeerde toen de vergelijking met een boiler (in plaats van een geiser), maar kon de juiste vergelijking zogauw niet vinden. Gaf niet, Wiesje had zich wel degelijk een goede indruk gevormd van het hoe en het waarom.

Even voor de techneuten die het ongebruikelijke beeld nog niet scherp hebben:
- De "Ha-Ru 2" heeft twee draaibare voortstuwingsschroeven achteruit en een vaste boegschroef voor manoeuvreren. Deze drie schroeven worden door electromotoren aangedreven. De electriciteit voor deze schroeven en voor de kraan wordt geleverd door die dieselgenerator, en het vliegwiel zit dus dáárop. Blijkbaar kunnen de electromotoren, ook van de kraan, electriciteit terugleveren aan de generator. Zodoende kun je energie van het "op de generator remmen" opslaan in dat vliegwiel. De snaar-overbrenging zorgt ervoor, dat het vliegwiel veel sneller kan draaien dan de generator. Zie Wikipedia.
- Rudy heeft mij (en anderen) later uitgelegd wat hij bedoelde met dat "opnieuw met dit schip leren werken". Tot aan mijn ontdekking hadden Hanna en hij de electrische aandrijving beschouwd als de welhaast toevallige overbrenging tussen dieselmotor en schroeven. Sindsdien waren ze gaan omdenken om de dieselmotor te gaan opvatten als de welhaast toevallige krachtbron voor een electrisch voortgestuwd schip. Een accentverschil, maar wezenlijk voor het gebruik van dat vliegwiel en het bereiken van de beoogde brandstofbesparing.

Bob en Rudy verschenen voor de ingang, aan de achterzijde van de stuurhut. Het zou binnen inderdaad wat krap worden. Bob knikte mij toe: "Goed gezien, jochie!" Hij was eigenlijk druk met iets bezig, en Hanna had nog een boodschap te doen, dus Bob en Marie gingen dra weer van boord. Ze wisten nu, dat ze Wiesje en mij op enig tijdstip met de fietsen konden verwachten.

Rudy zette de vaart erin: om het verwijl in te lopen, om Hanna haar boodschap te laten doen, en misschien nog het meest van opwinding. Hanna wist zich van opwinding geen houding te geven. Wiesje had iets van bezitstrots ("mijn Larie"), en ik voelde me eigenlijk alleen maar dankbaar voor dat heldere ogenblik. Toen ik dat uitsprak zag ik bij het woord "dankbaar" een schittering in de ogen van Hanna en Rudy. Ik knikte: "Jawel, zo'n godsdienstig soort dankbaarheid."

We bereikten het eind van het Televisiekanaal (zie Boottocht). De stuurboordswal leek ietwat lastig, maar om de hoek (op het grotere kanaal dus) had de wal een oever van damwandplanken. Er stond zowaar een eenzame meerpaal. Hanna nam het roer over, Rudy legde aan, en zette met de kraan onze fietsen op de wal.

We namen afscheid, veel inniger dan tevoren. Rudy stamelde: "Ja, dankbaar, dàt zijn we. Voor ons is dit een vingerwijzing, al moeten we die nog duiden. Jullie zijn bijzondere mensen!" Ik stamelde ook iets over "dankbaar dat het zo heeft mogen zijn dat ik dit voor jullie mag betekenen, eh... wij, bedoel ik...", maar Wiesje en Hanna waren aan hun volgende agendapunten toe. Wiesje en ik zwaaiden de boot na.

Fietstocht

We duwden onze fietsen naar de kruin van de dijk, en haalden onze rugzakken erbij. We stonden nu op een rechte hoek van een dijk om een polder. We verwachtten de veenweide al (sinds Nat en Droog). Die bleek in de tussenliggende vier jaar aardig verwilderd. Bebouwing zagen we niet, wel bomenrijen die eindeloze polderwegen deden vermoeden. Geen mens of dier te zien.

We keken verder om ons heen. Het Televisiekanaal lag verlaten. Veldzicht oogde aan deze kant woester dan bij Us Net: nog meer als een bos. Het grote kanaal was rustig, maar niet helemaal verlaten. Aan de overzijde, waar de oever veel lager was, zagen we akkerland met hier en daar een boerderij, in de verte twee kerktorens. Wat een ruimte, wat een rust!

Aan de binnenkant van de dijk gingen we eerst maar eens de blazen legen. Uiteraard liep dat uit op een stevige vrijpartij. We deden er maar meteen een biecht tussendoor. Al met al liep de middag ten het einde toen we aan opbreken toe waren.

De kruin van de Televisiekanaaldijk (commerciële zijde) bleek ook hier bestrating onder de begroeiing te hebben, maar van een pad was geen sprake. We bonden de rugzakken op de bagagedragers, en duwden onze fietsen met de hand voort. Toch waren fietstassen waarschijnlijk niet handiger geweest.

Bek-af bereikten we de dijk die dit land scheidt van onze rimboe. In de verte konden we Bobs vloot zien liggen. We keken elkaar aan: dat werd niks meer, hier overnachten. We legden de fietsen aan de binnenkant tegen de kanaaldijk, zetten ze op slot (tja...), en trokken behoedzaam met onze rugzakken onze rimboe in. De grond bestaat er uit niet-afgegraven hoogveen, en ligt dus lang niet zo diep als die weide en Veldzicht. Weldra vonden we nabij de fietsen een plekje dat ons sterk aan onze poel herinnerde - maar die poel ligt van hieruit voorbij VCR, en dan ook een stuk naar links (van het kanaal af). Deze nieuwgevonden poel duiden wij sindsdien aan als de verre poel, dat verlaten polderlandschap als de verre weide.

We kleedden ons uit, pompten beide eenpersoons luchtmatrassen op, vouwden ze met de riemen tot stoelen, en gingen maar eens een boterham eten. Wiesje lekker op schoot, dat gaat nèt. Oh, die andere matras hadden we dus nog niet nodig. En eigenlijk is de veengrond zacht genoeg. Geeft niet!

We hadden nauwelijks elk een hap brood in de mond, of er klonk licht geritsel. Het ietwat donkere stel geldwolven uit Zeil 2 [geloof, sex] kwam tevoorschijn, en we misten het "ta-daa!" geluid bij hun houding. Gezellig! Aai, lik. Hadden we koekjes? Kleine rugzak, buitenvak. Alsjeblieft! We voelden ons allevier thuis. Hadden we Grieks bij ons? Grote rugzak, binnenvak, in draagtas. We zetten een offertje neer (dat is inmiddels bijna een automatisme), en gingen zelf aan de wijn bij ons brood.

Oh ja! Even Bob en Marie inlichten. Ik liep uiteindelijk in mijn blootje naar de kruin van de dijk om voldoende signaalsterkte te hebben op mijn mobieltje. Marie klonk bezorgd, en bood aan om ons te komen ophalen. Ik verzekerde haar, dat we vertrouwd waren met overnachten in de rimboe, en dat we het naar onze zin hadden. Ze staakte haar verzet, maar bood aan, dat we ons desnoods midden in de nacht mochten bedenken.

Wiesje vond het uiteraard óók een lief gebaar van Marie. Het gaf ons een vangnet, mocht er iets gebeuren.

Het onverwachte gebeurde: tegen elven naderde uit het zuidwesten snel een hevig onweer. We zetten alsnog ons tentje op (in het donker, maar bedenk steeds, dat voor òns hoofdlampjes vanzelfsprekende uitrusting zijn), en lieten slechts de fietsen buiten. We lieten de ingang (op het noordoosten) zo lang mogelijk open.

Het werd een van de zwaarste onweersbuien die wij hadden meegemaakt: zware ontladingen en regen als een bergbeek. Wiesje noodde de wolven naar binnen - en ze gaven zich gewonnen. Ze waren zo beschaafd om zich buiten "droog" te schudden en dan naar binnen te duiken. Ik ritste de toegang zo ver dicht, dat zij de flap zouden kunnen wegdrukken als ze eruit wilden. We sloegen veel van ons avondritueel over, en vielen uiteindelijk op anderhalf luchtbed in slaap.

Zaterdagochtend werden we wakker van Marie die ons riep. De wolven waren niet meer in de tent. Wiesje riep dat ze kwam, schoot haar kleren en schoenen aan, en ging naar buiten. Ik volgde.

Marie en Bob hadden amper geslapen van bezorgdheid: zulk noodweer, en ze hadden ons immers niet kunnen bellen. Ze waren ons dus bij daglicht gaan zoeken, Marie lopend over de dijk, Bob varend in de "Boxershort" om ons te kunnen vervoeren. Marie had dus onze fietsen zien liggen, en was vandaaraf gaan zoeken. (Bedenk, dat ons tentje camouflagekleuren heeft.)

We liepen met Marie naar de kruin van de dijk, en zwaaiden naar Bob. Het aanleggen was ook hier en voor de "Boxershort" lastig, dus Bob was aan boord gebleven. We overlegden gevieren. Wiesje en ik pakten onze spullen weer in, bonden ze op de fietsen, en liepen met Marie over de dijk. Bob voer vast vooruit om koffie te zetten.

Het was twee uur ploeteren, eer we bij het huisje kwamen. Koffie ging er inderdaad best in - en een volwaardige WC viel te waarderen. Douchen deden we thuis wel. Maar we waren niet verkleumd of doorweekt, wat Bob en Marie gevreesd hadden.

We bleven een uurtje, vernamen dat Bob vervuld was van vliegwielen, en namen hartelijk afscheid. Nee, we hoefden echt niet met de boot gebracht te worden! Vanaf hier konden we weer fietsen, zij het achter elkaar en moeizaam. Onderweg wees Wiesje (voorop) naar links: de twee wolven trokken met ons op. We stopten even voor koekjes.

Na ruim een half uur waren we thuis. Lichte wolven begroeten. De donkere wolven zeiden ook even de lichte gedag, en verdwenen meteen westwaarts. Wiesje meldde ons terug, terwijl ik het bad liet vollopen en in de slaapkamer koffie zette. Avonturen zijn leuk, maar er gaat (voor ons) niets boven samen in bad of in bed liggen. Wiesje peinsde: "We hadden dat offertje naar binnen gehaald, en vanmorgen was het op."- "Dan hebben we er goed aan gedaan," meende ik, en streelde Wiesje over haar tepels.

Winkel

De eerstvolgende dinsdag was Ab ziek. Althans te ziek om te werken. Herman viel in op de trekker, Wiesje en ik in de winkel en loods. Herman bracht de containers en de vrachtbrieven. Ab verscheen in een versleten ochtendjas, en ging moeizaam samen met Wiesje en mij alles na. Hij tekende voor ontvangst en akkoord, verrichtte kippig de betalingen op de computer, en moest hijgend en zwetend door Sophie worden weggeleid.

Speedy kwam na zijn gebedje (zo noemen wij zijn kerkbezoekje) naar de loods. Onwennig, want zo ver was hij Us Net nog niet in geweest, en Herman noch een ander had hem hierheen geleid. Hij vergewiste zich eerst van de juiste afwikkeling van vervoer en betalingen, en beliefde pas daarna een kop koffie.

Met een mok koffie in de hand kreeg hij van Wiesje de winkel getoond, terwijl ik de eerste bestellingen aan plaatsgenoten uitleverde. In de winkel werd zijn oog getroffen door de truien die de herdertjes tegenwoordig maken, zie Eindelijk 3. Hij had wel belangstelling voor een persoonlijk ontwerp als verjaarscadeau voor Hanna. We verwezen hem voor mogelijke bestellingen naar Ab, en vertelden over onze vriendschap met Frans en Cisca.

Die vriendschap vergrootte zijn belangstelling, hij bloosde weer hevig toen Wiesje (eigenlijk terloops) vertelde van onze wedstrijden, en hij herkende de toestand van een jong stel dat heel hard moet werken om zelfs maar een klein beetje geld te verdienen. Kortom, hij zou de herdertjes wel eens willen ontmoeten.

Wiesje trok meteen haar mobieltje, en belde Cisca. Of die eens met de kudde (en Frans en de hond, natuurlijk) in onze buurt wilde komen, op een dinsdag of vrijdag, en ons met Rudy en Hanna wilde ontmoeten. Dàt was sterk: ze hoopten komende vrijdag nabij ons te zijn, ook om iets met Ab te regelen. - Oh, beterschap namens hen! Wiesje keek Rudy aan. Die knikte gretig. Groetjes, en tot vrijdag dan!

Wiesje zat te stralen. Ze had even iets geregeld, ze weet hoezeer ik dat waardeer, en ze had er zelf zin in. Ik had intussen nog twee bestellingen uitgeleverd, en nam haar weer lekker op schoot. Rudy bloosde, en belde dan maar met Hanna. Die moest voor vrijdag iets verzetten, maar dat ging lukken. Groetjes van Hanna! Groetjes terug! Rudy had nu zijn koffie op, toonde even zijn gezicht aan het bed van Ab, briefde over dat vandaag alles goed was, dat hij vrijdag Frans en Cisca ging ontmoeten, en dat die ook iets met hem (Ab) wilden bespreken, wenste die sterkte en beterschap, nam zo innig als hij durfde afscheid van Wiesje en mij, en snelwandelde de deur uit. Mina had hem op het dorpsplein nog zien blozen.

Nauwelijks was Speedy weg, of Wiesje had Diana aan de telefoon: dat Mart en zij vanaf donderdag een week wilden komen. Welkom, natuurlijk! Maar wel vrijdag die ontmoeting van de schippertjes (voortaan de aanduiding voor Rudy en Hanna) met de herdertjes.

Inmiddels stonden de boys bij ons om hun eigen bestelling. Wiesje schonk hen samen alvast één grote mok koffie in, aarzelde met overreiken alsof ze de helft wilde teruggieten, en vroeg aan Herman: "Ben je wakker genoeg?" Herman liet het hoofd hangen, en schudde het langzaam. Vervolgens zette hij zich náást Geert, en verklaarde, op diens schoot wijzend: "Hij zit niet lekker: hij heeft een bobbel in zijn broek."

Wiesje zat weer op schoot, en richtte zich ongelovig naar voren: "Verwaarloos je 'm tegenwoordig?" Geert barstte in een clowneske huilbui uit: "Ja! Waaah...!" - Daar hadden we ook Nora en Thea weer binnen. Ze keken van Geert naar Herman, en vermaanden: "Je moet hem vaker een schone luier geven!" Herman keek naar Thea: "Als jij een cis speelt op de E-snaar, dan zit je steevast 27 cents te hoog."

Wiesje hield een mok omhoog: "Willen jullie óók koffie?" De goten (zoals we Nora en Thea nu plagend gingen noemen) aarzelden een halve tel, en kregen samen één mok koffie. Ze ploften vrij hard neer op twee stoelen bij de paktafel, en controleerden samen luidop de bestelling die ik voor ze had gepakt. Herman neuriede een basloopje (maar dan een octaaf hoger), met een glijer van die vermeend valse cis naar de juiste waarde. Thea loerde hem vals aan. Herman greep zonder haar blik te verliezen Geert trefzeker in diens kruis, trok zijn gezicht in wat ik altijd de ananas-glimlach noem, zei vals: "Dank je wel: nu is de bobbel weg!" en kroop bij Geert op schoot.

Wiesje voelde demonstratief onder zich tussen mijn benen, en meende: "Mooi is dat! Nu heeft Larie 'm." Nou ja, ik had niet meer of minder een bobbel in mijn broek dan anders, maar als Wiesje zoiets zegt, dan is dat een aankondiging (heb ik geleerd), dus er ging weer eens een grote spoedorder door mijn lijf.

Inderdaad, ze stond op, zei "Momentje!", hurkte tussen mijn benen (met haar rug naar de goten), sjorde mijn korte broek en string omlaag, toonde met een "Zie je wel!" mijn stijve aan de boys, en viel erop aan. Na drie tellen bedacht ze zich, draaide opzij, toonde mijn stijve tussen duim en wijsvinger aan de goten, die nu verijsd zaten, en zei innig "Jammie!" Ze hervatte de snelle pijpbeurt, en ik ging weldra binnenstebuiten. Wiesje toonde de vier anderen mijn kwakje op haar tong, voordat ze het genietend doorslikte. Aansluitend schikte ze moederlijk mijn kleding, ging weer wijdbeens op schoot zitten, en legde mijn handen op haar dijen.

De boys keken strak naar hun overburen. Die deden wat Arie en Silvester noemen "de hertjes": twee koppies met opengesperde ogen en mond. Wiesje werd overmoedig, en gebaarde die hertjes om bij de boys toe te tasten. Alle vier deinsden terug. Wiesje schokschouderde, en vulde ons beider mok koffie bij.

Nora en Thea voltooiden aangedaan en bijna geluidloos hun controle, betaalden, dronken in beurtelings elk twee slokken hun koffie, en maakten dat ze wegkwamen. De boys en wij grijnsden elkaar aan. "Toch had ik het wel leuk gevonden," meende Wiesje. Herman ging geschokt rechtop zitten: "Door iemand die de cis 27 cents te hoog speelt? Mooi niet!" We bulderden gevieren van het lachen. Dat lokte Ab en Sophie.

Ab ging moeizaam in de stoel achter het bureau zitten, keek met tranende ogen naar het beeldscherm van zijn computer, trappelde de stoel tot vóór het bureau, en nam daar Sophie op schoot. Wiesje schonk hen twee koppen koffie in, terwijl Geert schaterend verslag deed. Sophie keek bewonderend naar Wiesje. Mijn Wiesje.

Heide 1

Donderdag kwamen Mart en Diana tegen zeven uur 's namiddags aanrijden. Het had weer eens vastgezeten op de A10 (oost). De koelkast werd gevuld met eieren. Ik zag hem plots als een "negatieve broedmachine". Er bleef nog net ruimte voor het beetje groente dat wij er nog in hadden liggen, in afwachting van de vierpersoons bestelling van vrijdag. Aansluitend moesten Mart en vooral Diana van Wiesje op kraamvisite. Al snel keken de reu, Mart en ik elkaar aan met zo'n blik van "Hej roep'n op 'n moos?" (Nedersaksisch voor "Heb je rupsen op de boerenkool?", met de strekking "Heb jij nog iets te zeggen?") Maar weldra moest Mart Diana's film- en fotocamera's halen. (Vervolgens bleken de wolven op alle opnames te ontbreken.)

Na een kwartiertje was de teef het zat. Wiesje en Diana trokken zich beleefd terug. Na kort overleg liepen we gevieren achterom naar de girls. We waren vergeten anderen in te lichten over de komst van Mart en Diana (terwijl ze hier inmiddels veel vrienden hebben), dus die waren aangenaam verrast. Afra zette een melding op het netwerk, Janneke noodde ons op de koffie.

Om half tien wankelden we, moe van het lachen en ietwat aangeschoten van een lekkere vruchtenwijn (hé, een samenwerkingsproduct van Afra en Kees) naar huis. Met een dienblaadje Grieks gingen we gevieren naar onze slaapkamer - een gebruik dat ontstaande is als schootzitters of gasten zoals de herdertjes 's avonds bij ons zijn. Dan kunnen de kleren uit, dan kan er gefrunnikt worden, dan kun je in vertrouwen je hart uitstorten. Soms gebruiken we de badkamer daartoe.

Het werd heel gezellig. Diana toonde vanaf een USB-stick wat foto's van onderhanden kunstwerken. Mart vertelde, hoe hij die overnachting op het zeiltje (zie Zeil 2 [geloof, sex]) in een verhaal had verwerkt, en las een hoofdstuk voor. Wiesje en ik gaven wat terugkoppeling aan beiden, en gaven de laatste nieuwtjes door. Tegen middernacht braken we op. Eigenlijk was het nog vroeg voor ons doen, maar we hadden morgen immers die afspraak. Woord en beeld waren benieuwd naar de schippertjes. Diana zei terloops nog iets wat eerst langs ons heen ging.

Vrijdagochtend zaten we gevieren tegen tienen op het terras bij de loswal. We gniffelden en schaterden na, want Diana had gedroomd van een konditorei, en wilde van Bill koffie en gebak in zoveel mogelijk die stijl voor ons vieren. Dat was voor hem iets nieuws, en zo wakker was hij nog niet, maar misschien was het wel goede handel. Hans en Grada zagen en hoorden ons, en kwamen bij ons zitten met eenzelfde bestelling. Grada belde Toos.

Even later hadden we Toos en Kees bij ons. Toos aan de koffie met gebak, Kees aan de koffie met (tegen de schrik) een ooit zelfgestookt borreltje ernaast. Maar voor Toos is een borreltje al iets mins (ze heeft een beetje standsgevoel), en op dit uur paste hoogstens het lepelen van advocaat. Advocaat is nu juist in Kees' ogen een van de minste alcoholica, dus dat was lachen. Advocaat deed bij Diana een belletje rinkelen, en even later had zij een glas van dat eihoudend product.

Wiesje en ik kregen de slappe lach. We bedachten een gezelschapsspel rond die slagzin "Een ei hoort erbij!": bij een kameel, een auto, een vliegtuig? Uiteraard zag ik ook meteen "Het IJ hoort erbij!" voor me, met plaatjes van alles tussen Schellingwouderbrug en de sluizen van IJmuiden, met (tot verbijstering van Wiesje) de hele Wijkermeerpolder erbij.

Tegen half elf meerde de "Ha-Ru 2" af. Ab zat warm gekleed op zijn trekker, en bediende die voor zijn doen bruusk. Hanna trachtte Rudy te helpen. Daarna snelden ze samen de kerk in. Wat kalmer kwamen ze op ons af, ietwat onzeker van alle volk.

De helft van al dat volk was óók onzeker. Maar Wiesje liep onze gasten tegemoet voor een knuffel, ik hoefde maar te volgen, en daarna stelde Wiesje hen aan Mart en Diana voor. De overige vier stelden zichzelf dan maar voor, waarbij Kees verwees naar zijn bootje. Rudy bloosde weer eens diep. Zitten of met ons meegaan? We liepen gezessen naar de konijnenflat. Zo, dan had Rudy nu heel Us Net gezien, Hanna de helft.

Oeps! Rudy had de documenten nog niet opgehaald. Dat moest eerst maar gebeuren, vond ook ik. Rudy nam Hanna bij de hand, en snelwandelde naar Ab. Wiesje wilde intussen de wolven voeren, en dat bracht ons tegelijk tot het besef, dat ook wij naar Ab moesten. We snelwandelden dus óók naar Ab.

Dat was even schrikken en lachen. Vlug Ab gelukwensen met het ingezette herstel, alles afwerken, en wegwezen. Rudy borg de papieren op in de boot, wij liepen vast door.

Diana had koffie gezet. Voor Rudy en Hanna, maar zelf had ze ook wel weer zin een een bakkie, als digestive na zoet gebak. Het woord digestive deed Wiesje en mij opveren: Geert! Als Bill gebak wilde aanbieden (passender bij een konditorei dan wat hij aan fabrieksspul in huis had), dan kon Geert het beslist leveren, en Herman zou het wel leuk weten te versieren. Diana herinnerde zich een taart van Afra, zie Koken. Wiesje stuurde vanuit mijn omarming een betreffend berichtje aan Bill.

Krijgsraad van zes mensen op vier keukenstoelen: wilden Mart en Diana mee de hei op? Ze voelden zich dan teveel, en gingen liever elders bijkletsen. Ze vertrokken. Wiesje en ik wisselden een blik: alleen de grote rugzak: een zeil, water, wat Grieks spul, bekertjes, chocola, pleisters, ook maar twee flessen prik. Hanna zag koekjes, suikerklontjes en penen, en staarde er verbaasd naar. "Voor als we Sinterklaas tegenkomen," grapte ik. Het werd nog een heel gewicht.

We wezen de schippetjes het toilet beneden, gingen zelf gezellig boven, en trokken wandelschoenen aan. We overschatten moedwillig de invloed van de sluierbewolking op de kleur van onze blote ledematen. Ik nam de rugzak op me, en daar gingen we. Netjes naar de weg, en om de houtwal heen. Op weg naar... Alweer beseften Wiesje en ik iets tegelijk: dat we de herdertjes nog niet gebeld hadden.

Wiesje was optimistisch: "Eerst eens kijken of we hen gewoon kunnen zien." Ze had het nog niet gezegd, of we hoorden betrekkelijk dichtbij de naamloze hond blaffen. De herdertjes zelf bevonden zich aan de andere zijde van de kudde: "anders lopen de schapen bij jullie door de tuinen". De hond was blij om ons te zien, en dan zouden die twee anderen ook wel goed volk zijn.

Een kwartiertje later konden we Frans en Cisca in onze armen sluiten, en voorstellen aan Rudy en Hanna. Cisca wees naar een delletje, tientallen meters verderop. Daar spreidden we het zeil uit over de planten (aan één kant, over bodem en wand, voor de schippertjes en onszelf), de herdertjes hadden hun eigen zeiltje. We zetten ons op gelijke afstanden in stellen om de kuil. Mijn voeten raakten soms die van Frans of Rudy. Wiesje klom weldra op schoot, Cisca begreep dat zulks geen aanstoot gaf en volgde, Hanna liet zich niet kennen. Hier viel geen ijs meer te breken!

Het werd reuze gezellig. Er werden voortdurend klachten en tips van jonge ondernemers uitgewisseld. Wiesje en ik hoorden alles aan, en ik was "gewoon" handtastelijk. Toen bij Hanna het kwartje viel riep ze vuurrood: "Wèljaaaa...!" Cisca reageerde meesterlijk: ze draaide zich om totdat ze Frans in de ogen kon zien, en vroeg gespeeld verwijtend: "En ik dan?" Die haastte zich om zijn verwijl te zuiveren. Hanna keek benieuwd om naar Rudy, maar die was weer eens aan het "spartelen".

Het gesprek verschoof naar kinderen. Wiesje kwam nu met haar borst tegen mij aan zitten, heerlijk tongen, en weer een stapje belangstelling minder voor het gesprek.

Opeens hoorden we Cisca iets zeggen over een vaste plek om te wonen en te werken, met een school in de buurt. Wiesje herinnerde zich wat Diana zich gisteravond had laten ontvallen. Ze rolde af, ging naast mij zitten, en meldde: "Diana vertelde, dat vlakbij hen een schapenboerderij te koop staat." Frans vroeg: "Waar wonen ze ook weer?" Wiesje: "Een klein stukje ten noorden van Amsterdam." Hanna piepte: "Vlakbij ons dus!"

Cisca had eigenlijk het liefst vleugels gehad om poolshoogte te nemen. Frans leek een denkbeeldig spreadsheet in te vullen. Hanna wendde zich tot Wiesje: "Had ze voor ons ook nog ideeën?" Wiesje haalde loom haar schouders op: "Kan ik me niet herinneren. Zal ik haar bellen?" Ik meende: "Of ze hierheen komen?" Wiesje graaide naar haar mobieltje.

Een halve robber bridge later namen Mart en Diana afscheid van Hans en Grada, inmiddels met een aardige slok rioja op. Ze sjokten in rechte lijn van dier huis naar waar ze ons vermoedden, maar dat zat hen niet glad. Mart gleed weg in een kuil of sleuf die blijkbaar een overblijfsel was van de Bittenbeek. Diana had open schoenen aan met halfhoge hakken, en geen kousen of sokken. Bij iedere stap krasten de heidestruikjes tweemaal langs haar voeten en kuiten.

Ze was hoorbaar gepijnigd toen ze zich telefonisch verontschuldigde. Ik nam de telefoon van Wiesje over, en zei zacht (omdat de andere stellen het niet zouden begrijpen): "Roep de paarden, of denk sterk aan ze. Wij hebben klontjes en peen." Diana hing twijfelend op, maar Wiesje glom.

Vijf minuten later doemden Mart en Diana op vanachter enkele struikjes. Wiesje snelde die kant op met onze rugzak en een vage smoes. Tegen de tijd dat hun begroeting met Frans en Cisca voorbij was, was Wiesje weer terug met de rugzak. Ik kreeg een knuffel die ik nu nog voel (vele maanden later).

Woord en beeld hadden niet veel toe te voegen aan de melding dat die boerderij te koop stond. Wel dat die niet zo groot was (in weiland uitgedrukt), en dat het nu al een paar maanden was. Misschien waren er eisen inzake natuurbehoud die gegadigden afschrikten. En nee, voor de schippertjes hadden ze nog geen ideeën. Volgende keer beter!

Cisca wilde gaan kijken. Maar hoe moest dat nou? Ik keek Diana aan: "Als zij de kudde naar stal brengen, dan zouden jullie hen morgen of overmorgen heen en weer kunnen rijden." Diana en Mart wisselden een blik: "Dat kan." Cisca keek Frans aan, met een blik die berekend leek op het overwinnen van zware tegenstand, als een zware nijptang een dikke spijker. Frans knikte berustend, en rekende voor: "Vannacht slapen we buiten. Morgen redden we het misschien tot huis. Dan zouden we zondag van daar heen en weer kunnen."

Hanna bood aan: "En komen jullie dan na afloop bij ons theedrinken!" Wiesje klonk gekwetst: "En wij dan?" Kortom, wij gingen zondag mee.

De sfeer sloeg om naar opbreken. De herdertjes zouden bij nachte in het veld liggen, maar wilden wel vast een stukje van de weg naar huis afleggen. Mart en Diana waren moe van de wijn, de hei, de rit te paard en het vooruitzicht van een zondag vriendendienst, en wilden naar ons huis. De schippertjes beseften, dat zij nog een hele weg te gaan hadden. En Wiesje en ik zaten er middenin.

We namen afscheid van de herdertjes, en sjokten het stukje terug. Wiesje had nu de rugzak, ik was de schouder waarop Mart wegens een licht verzwikte enkel veel leunde. Rudy wilde van Diana wat zakelijke dingen weten rond die schapenboerderij. Hanna zat weer bij het onderwerp "kinderen", en wilde van Wiesje wat dingen weten rond voorzieningen in Amsterdam-Noord. Maar Wiesje is feitelijk vanuit West naar Us Net verhuisd, en kon er dus niets over zeggen. En mij moet je toch al niets vragen over speeltuinen, scholen en zo.

Het was al bij zevenen eer we de konijnenflat bereikten. De schippertjes aarzelden. Ook zij waren moe, hadden een bescheiden slok op, en hadden een langdurige reis voor de boeg: terugvaren naar de groothandel, dan nog een eind met de auto. Ik veegde hen naar binnen, naar de huiskamer. Dat gaf Wiesje de gelegenheid om de wolven te voeren.

Ik bood de schippertjes aan om met ons mee te eten, en desgewenst in de kleine logeerkamer te overnachten. Dat eten werd meteen in eenstemmige dankbaarheid aanvaard, het overnachten blozend in beraad gehouden.

Wiesje trippelde de kamer binnen, haar gezicht nog op troetelen. Ik deed een soort schietgebedje, dat niemand zou beginnen over "kinderen". Het werd verhoord. Wiesje vernam blij, dat de schippertjes bleven eten, en grijnzend dat ze misschien zelfs bleven slapen. Mijn beurt voor actie: ik belde Bill op, om te zeggen dat ze zich geen zorgen moesten maken om de "Ha-Ru 2" aan de loswal. Bill maakte daaruit op, dat Wiesje en ik niet beschikbaar waren voor een optreden. Nee, helaas...

De schippertjes bleven slapen. Tegen bedtijd voelde Mart zich geroepen om hen voor te lichten over bloot, gebonk en de kans op gezelligheid in onze slaapkamer. Wiesje nodigde ook hen uit. Ze hielden de boot nog even af, ik vond dat een toepasselijke woordspeling, en de gezelligheid sloeg weer toe.

We gingen naar boven, en uiteraard was de traplift een bron van vermaak. De gedachte, dat ik zo afgebeuld was, dat ik... whoeha!!! Wiesje keek de schippertjes om beurten vals aan: "Als ik mijn mond had gehouden over die schapenboerderij, dan hadden jullie ons misschien vanmiddag een wedstrijdje kunnen zien doen met Cisca en Frans!"

Mart en Diana wensten "tot straks of welterusten", en doken hun kamer in. Wij wezen de schippertjes hun kamer - met dat ene bed. Hoeslaken, dekbedovertrek, handdoeken. Ik wees op een vlek in het dekbed: "Vàst van Frans!". Wiesje snoof eraan: "Niet Frans. Wie hebben we hier nog meer gehad?" Ik plofte over het bed van het lachen. Wiesje trok me overeind: "Mee, jij!" En tot de schippertjes: "Welterusten of tot straks!" We wachtten niet op antwoord.

Met Mart en Diana werd het een kort slaapmutsje: we voelden allen meer voor de eigen "vrije figuren".

Nauwelijks waren Mart en Diana op hun eigen kamer, of er werd op onze (openstaande) deur geklopt. Bedlampje aan. Daar stond Hanna in beha en vanonderen natte slip, knipperend tegen het lichtje en vervolgens tegen de aanblik van twee blote mensen,, en vroeg bedremmeld: "Eh... hebben jullie misschien condooms?"

Wiesje graaide in de lade van het nachtkastje aan (nu toevallig) haar kant, lobde wat condooms (die daar beslist niet gelegen hadden) naar Hanna, en gebood: "Je gaat maar aan de pil, net als ik. En als je niet wilt dat Rudy binnen in je klaarkomt, dan pijp je hem maar." Hanna keek onzeker: "Pijpen???" Wiesje kwam weer eens op toeren: "Haal hem hierheen!" Even later hadden we ook Rudy in beeld. In een slip, met een paal die boven uitstak.

"Trek dat spul uit!" gebood Wiesje. Daar stonden ze dan. Les een: "Hanna, grijp hem voorzichtig bij de voorhuid. De voorhuid, dat is dat kraagje om zijn eikel. Duw die zo ver mogelijk naar achteren." Haar toon veranderde: "Zeg Rudy, voortaan houd je het daaronder wel schóón, hè! Naar de badkamer, water en zeep, en terug!" Als een geslagen hond gehoorzaamde Rudy. Wiesje noodde Hanna op de rand van ons bed. Ze ging bevend op het uiterste randje zitten.

Rudy kwam terug, Wiesje schouwde, en knorde: "Goed zo! Wat moet je meisje met al die troep!". Ook Rudy ging genood zitten. Wiesje besloot tot aanschouwelijk onderricht. Ze gebruikte een hoofdlamp als spotlight, en hernam: "Je weet wat de bedoeling is, hè: dit van hem in dat van haar. In en uit en in en uit, totdat hij gespoten heeft. Maar als je bang bent voor bevruchting, of als je iets anders wilt, dan kun je ook doen alsof. Rudy, doe es voor?"

Zo te zien had Rudy geen kans willen lopen op blindheid, ruggenmergtering of zo, want hij greep heel onwennig naar zijn pik. Kreunend deed hij twee slagen. "Stop maar," zei Wiesje, en richtte zich tot Hanna. "Dat kun jij ook doen, en het is lekkerder voor allebei als je je mond erbij gebruikt. Let op." Nu werd ik het proefkonijn. Ik lag op mijn rug, werd even demonstratief getrokken, dan gepijpt, en tenslotte beide. Maar niet "voor het echie".

Wiesje wendde zich tot onze leerlingen: "Als je voelt dat hij gaat spuiten, of als hij dat aangeeft, dan moet je maar zien wat je leuk vindt: kijken hoe hij spuit, of in je mond opvangen en doorslikken."

Ik wilde ook nog iets bijdragen: "Rudy, als ze nog niet zo nat is als nu, of als je het extra lekker voor haar wilt maken, dan gebruik je je vingers en je tong." Mijn beurt voor een demonstratie op tepels en gleuf. Ik deed het wèl "voor het echie", Wiesje kon het hoofdlampje alras niet meer richten. Ze nam wèl het laatste woord: "Vraag elkaar wat je wilt, vraag of het goed gaat, vraag of het goed was, en geef eerlijk antwoord. En nou hup! Ik wil dat bed horen kraken!" Ze dropen snel af.

Wiesje en ik gniffelden in het donker na, bijna geluidloos. Zo te horen kwam Mart in Diana klaar. Wij begonnen aan een volledig avondritueel. Op de achtergrond kraakten bed en vloer, weldra overstemd door uitroepen van Rudy en Hanna.

We werden gewekt door een klop op die nog steeds open deur, en de vraag of we een ei bij het ontbijt beliefden. Nee dank je, Diana, maar we komen zó! We namen de badkamer in, en deden een aangepaste snelle uitvoering van onze ochtendfiguren. Daarna klopten we samen naakt op de inmiddels ook open deur van het kamertje. Het raam was beslagen. Rudy en Hanna lagen erbij alsof ze geprobeerd hadden, alle achterstand in één nacht in te halen: afgebeuld, maar stralend. "Zie je nou wel!" leerde Wiesje. Ik deed een stichtelijke duit in het zakje: "Hebben jullie geen berouw? Dan hebben jullie ook niet gezondigd!"

Wiesje en ik doken onze slaapkamer in voor een toegift. Toen de badkamerdeur weer openging, stonden wij naakt bovenaan de trap: "Lekker bloot ontbijten." Rudy gaf zich gewonnen voor de traplift. Met Hanna lagen we in een lachstuip. Halverwege de trap stapte ik mis. De meiden droegen me tussen zich in naar de keuken.

Zes mensen op vier stoelen, want Rudy kon Hanna even niet op schoot hebben. Hij wilde wel steeds naar haar kijken, maar verviel dan steeds in gereutel. Ze vergaten bijna hun gebed vóór de maaltijd, en oogden als ongebruikte lucifers: blank, maar met rode koppen. Hanna had trouwens snel haar handdoek van boven gehaald, en legde die op haar stoel: voor een zachte zitplaats en tegen de vlekken... Wiesje en Diana kregen er een lachstuip van. Diana onthulde: "... en zo vergaat het mij nu al dertig jaar!"

Wiesje greep haar ouders naar de bovenarmen, en veinsde dat Mart weinig spierballen had, en Diana des te meer (wat best waar kan zijn, gezien de materialen waarmee Diana soms werkt): "Zó hoort het: een man die zich niet aftrekt, en een vrouw die hem ontspannen houdt." Ik greep met mijn linkerhand naar mijn rechter bovenarm, om Wiesjes hoofd heen dus.

Dat gebaar kon twee dingen betekenen, maar Wiesje gooide zo kordaat op één hoop: "Wat is er, jochie? Moet je weer?" Ze stond op, en gaf weer even een demonstratie snelpijpen. Ik sloeg krachteloos naar voren, maar ze ging snel weer op schoot, en vormde zo een stootkussen. Ze had ook nog een uitsmijter: "Met kwakkie is trouwens de enige manier waarop ik rijstwafels lust."

Om elf uur gingen de trossen los. De "Ha-Ru 2" vertrok weer ouderwets speedy van de loswal, met gemengde gevoelens gadegeslagen door zeker twintig man. Niemand begreep, waarom Mart, Diana, Wiesje en ik zo de slappe lach hadden. Ik zei zachtjes: "Eigenlijk zou hij ook voor op en neer een vliegwiel moeten hebben." Wiesje deed alsof ze me naar knutselaar Aart wilde slepen: "Dan ga jij vóór!"

Gevieren sjokten we naar huis, peinzend over wat we de rest van die zaterdag zouden gaan doen. Rennende voetstapjes haalden ons in. Het was Maaike: of we met haar en Chot de hei op wilden.

Heide 2

Klokslag noen waren Wiesje en ik bij Aart en Yvonne, ik met de grote rugzak. Maaike had Chot opgetuigd, en had zelf een rugzakje bij zich, en een cameraatje om de nek. Yvonne stond het met een kaleidoscoop aan gevoelens aan te kijken. Driepersoonsknuffel. Maaike wilde op weg.

Natuurlijk dachten Wiesje en ik, en waarschijnlijk ook Yvonne en Chot, aan die keer met Sheila, ruim drie jaar geleden. Maar nu was het zowat zomer, en Maaike is zes jaar jonger dan Sheila (dus "netto" drie jaar jonger bij de gebeurtenis), bovendien anders van aard.

Ook het reisdoel was anders. Wiesje en ik waren eigenlijk wel benieuwd, of we de herdertjes nog zouden zien op hun weg naar huis, en Maaike vond dat best. We sjokten dus naar het zuidoosten,

Het werd heel gezellig. Maaike had publiek, en vertelde onuitputtelijk verhalen over school. Haar rugzakje bevatte bij vertrek een volle puntzak spekkies, maar ze was er gul mee. We kwamen niet eens aan onze smeltende chocola toe. Maaike had ook twee flesjes cola bij zich, maar als spoedig begreep ze, waarom wij water mee hadden. Ook Chot had liever eerst een klontje en daarna een wortel. We kwamen langs een vennetje, daar kon ook hij drinken.

De zon was doorgebroken, en Maaike wilde eigenlijk ook wel even poedelen in dat vennetje. Wiesje en ik overdachten dat, maar Maaike wachtte ons gezamelijke gepeins niet af, mikte haar kleren op een heidestruik, en hobbelde bloot het water in. Het kwam tot net boven haar knieën. Ze probeerde desondanks onder water te zwemmen.

Uiteraard noodde Maaike ook ons het water in. Dat was eigenlijk waarover we stonden te prakkizeren. We wilden geen bloot-complicaties, al delen we de ervaring van Kleding [sex], en waren Wiesje en ik eigenlijk hard aan een vrijpartij toe.

Het zat ons niet mee. Maaike kwam naar ons toe het water uit, verklaarde dat ze moest plassen, en ging drie meter van ons af schaamteloos door de knieën. Eigenlijk moesten wij ook. Wiesje hurkte naast Maaike, ik ging zo staan dat Maaike niet kon zien wat ik in handen had, en dat Wiesje kon zien dat haar speelgoed nog in goede staat verkeerde.

Maar Maaike was snel klaar, en wilde eigenlijk wel eens zien hoe mannen het klaarspelen om staand te plassen. Ik had het gevoel alsof ik een kanonsloop op dat kleine meisje gericht had. Vervolgens stelde ze ook nog vast, dat mijn plasser veel groter was dan die van haar broers. Ik keek hulpeloos naar Wiesje, die inmiddels haar string weer omhoogtrok.

Wiesje wist niets beters te verzinnen dan "Zullen we verdergaan, kijken of we de schapen zien?" Maaike vond het best, maar had geen zin in natte kleren. Ze propte haar kleertjes in een zadeltas, en liet mij haar bloot op de ezel helpen. Wiesje was nu gebiologeerd door de bobbel in mijn korte broek - en uiteraard werd ik door haar T-shirt heen herinnerd aan plekjes die ik zo graag onverwijld met een lang bezoek zou willen vereren. De inmiddels brandende zon verergerde ons beider lijden. Intussen vertelde Maaike opgewekt ratelend wat zij alzo om zich heen zag.

We kwamen zowaar voorbij een brandkraan (zie Dat andere [geloof]). We spreidden ons zeiltje uit in een kuiltje bij de brandkraan, lieten het vollopen en Chot eruit drinken. We dronken alledrie veel water uit onze bagage, en vulden onze voorraad bij uit de brandkraan. Maaike nam een koude douche, en liet daarbij merken, dat het haar niet aan vrouwlijke hormonen ontbrak.

Wiesje en ik hielden het niet meer. We rukten de kleren van onze lijven, kwakten het zeiltje over de heideplantjes, en ploften neer voor een vluggerdje. Daarmee zou ik Wiesje tekortdoen, dus trok ik tijdig terug om haar tenminste haar krachtvoer te geven. Maaike keek alles met grote ogen aan, onbewust met haar eigen lichaam bezig, en zei "Gatsie!" Wiesje en ik namen ook nog even een koude douche. Toen sjokten we verder, ons beider kleren in de rugzak.

Spamerica is niet met uitsluitend heide begroeid. Langzamerhand begrijp ik, welke begroeiing duidt op een zandige ondergrond en welke op veen (hoogveen op laagveen). Zo zijn er plekken waar de heide in de minderheid is, en je tussen de jonge boompjes loopt, zonder al van een bos te kunnen spreken.

We doorkruisten zo'n plek, toen opeens drie meter van Chot geblaf klonk. Die schrok merkbaar, maar steigerde niet. Tien tellen later keken we neer op de herdertjes, nog half omarmd, óók bloot. Ze keken verbaasd naar ons, nog verbaasder naar blote Maaike op Chot. Maaike keek aandachtig terug, en vroeg: "Zijn jullie nou óók al vies aan het doen?" Twee aan twee keken we elkaar aan, zagen elkaars verwarring, berusting en wellust, en hadden geen woorden nodig.

De blikken van Frans en Cisca gingen langs onze lichamen omlaag, naarmate ze zich lieten terugzakken. Ze stokten bij mijn alweer iets groeiende slappe. Wiesje knikte: "Het heeft zo moeten wezen..." Frans' blik was duidelijk: "Láát ons even..." Ik hielp Maaike van Chot af. Wiesje vroeg haar, welke planten zij om ons heen herkende.

Maaike had pas een werkstukje gemaakt over berken, dus we kregen een ongeremde spreekbeurt. Daarna dronken we bloot thee (ons deel blijmoedig verkregen van de herdertjes tegen één flesje cola van Maaike), aten er een spekkie bij, en wensten elkaar "Tot morgen." Maaike was ondersteboven van de gedachte dat wij hen de volgende dag alweer zouden zien, maar dan in de auto.

We gingen ongeveer dezelfde weg terug. Nu gingen Wiesje en ik óók het ven in. Maar eerst gingen we weer even "vies doen". Maaike wilde niet eens kijken. Mooi zo, dan kon ik Wiesje de hoogtepunten geven die zij volgens mij achterliep. We lieten ons door de zon en een lichte koelte drogen, en gingen maar weer in de kleren. Nog geen vijf minuten later ontmoetten we Hans en Grada, geen schootzitters.

Mooi tegen etenstijd waren we terug. Maaike brandde los in nauwgezette verslaglegging aan Yvonne, dus wij meldden Aart hoe de dingen gelopen waren. Hij glimlachte. Vervolgens loeide Maaike verwensingen jegens zichzelf, omdat ze helemaal vergeten was foto's te maken. Vooral van hoe vies wij gedaan hadden. Ze greep haar cameraatje, en wilde ons weer even zo hebben liggen - op het tuinpad!

Ik wilde even scoren, en wees Maaike op het verschil tussen "Ga nog es zo liggen!" en "Wat doen jullie?" Ze keek, te beginnen bij mij, de kring rond, en sprak vroegwijs: "Ach ja, ik word ouder, hè..."

Wiesje en ik strompelden krom van het lachen huiswaarts. We herkenden de stemmen van Mart en Diana bij de jaffa's, en gingen daar flink aan de Israëlische wijn.

Veenweide 1

Zondag werden we vroeg gewekt door een klop op de open slaapkamerdeur en de vraag of we een ei beliefden. Deze keer was het Mart, terwijl Diana al beneden bezig was. We waren loom van de lange wandeling, het lachen, de wijn en de korte nachtrust. Na een stortbad sloften we bloot de trap af, en gingen op afzonderlijke stoelen zitten (wel naast elkaar), terwijl we niet méér gedaan hadden dan een lange tongzoen (met knok-tik-zon natuurlijk) en vaststellen dat bij de ander geen lichaamsdelen waren verdwenen. Mart stelde het vast: "Zo... Hebben de konijnen niet eens gewipt?"

Ik greep loom een papieren servetje, scheurde de helft eraf voor Wiesje, en begon mijn helft langzaam te versnipperen. Wiesje begreep niet waarom ik dat deed, maar nu ging zij blindelings mee in mijn spelletje. Mart keek me aan alsof hij vreesde voor omrijden langs Psychiatrie. Ik haalde met één arm Wiesje aan, en antwoordde Mart sloom: "We hebben een snipperdag..." Wiesje was meteen helder: "Volgende keer neem je maar een ui!" Voor woordspelingen hoef ik niet eens wakker te worden. Ik preciseerde: "Een Kamper ui..." De rest van de maaltijd zaten ze alledrie te bekomen.

Met water en boterhammen in de rugzak, spulletjes die naar ons flatje moesten in een draagtas en met "gewone" kleren aan (in plaats van het geliefde schootzitters-uniform) klommen we de auto in. (Ter herinnering: zo'n pick-up als hoveniers gebruiken, twee rijen zitplaatsen voorin, open achterbak met huif.) Diana ging achter het stuur, zoals meestal.

We reden behoedzaam door het stille Us Net, zwaaiden naar de boys die in hun voortuin naar de lucht stonden te kijken, en reden iets sneller naar het viaduct. Tot daar kan Diana het desnoods met ogen dicht. Ik wees haar: eronderdoor, voorbij de oprit linksaf, aan het eind terug onder de Digitale Snelweg door, met de bocht mee, tot het huisje met schaapskooi.

Frans en Cisca kwamen al naar buiten, worstelend om de hond binnen te houden. Heee... lang niet gezien...! Mart verhuisde naar de achterbank, opdat de herdertjes voorin konden zitten. Dit was hun dag. Diana reed terug naar het viaduct, de oprit op, en voegde in.

Vergeef me de vaagheid waarmee ik anderen bescherm. Na een tijdje kwamen we in Amsterdam. Stuk A10 (oost, noord), ergens rechtsaf. Uiteindelijk werd het wat gepriegel over de smalle gouwtjes tussen de veenweiden. Bij een bord "Te Koop" kwam een boerderijtje in zicht. Diana zette de auto op de toegang naar een weiland. We hesen ons uit de auto.

Frans en Cisca snoven de omgeving op. Ze komen zelf oorspronkelijk van zandgrond, en waren zelden in het westen geweest. Wiesje was wakker genoeg om twee weiden verderop een paard te zien. Diana wees naar het huis van haar en Mart, daarna naar herkenningspunten in het wijdse landschap.

Diana keek op haar horloge: "Ze weten dat jullie komen, maar wij zijn te vroeg. Misschien zitten ze in de kerk, misschien is er iemand thuisgebleven. Probeer maar even. Zeg niet meteen ja, want je hebt nog veel te regelen. Als jullie nu naar binnen kunnen, dan gaan wij naar ons huis. Bel me als jullie klaar zijn." Frans knikte.

Frans en Cisca staken hand in hand het weggetje over, en belden aan. Ze verdwenen in de deuropening. Een vrouwenarm zwaaide naar Diana. De deur ging dicht. Diana keek ons drieën aan: "Zullen we?" Mart klom nu weer voorin. Wiesje liet zich door mij de achterbank op schuiven.

Even later zaten we bij Mart en Diana in de huiskamer aan de koffie met ontdooide tompoes. Wiesje was ècht duf: ze deed geen pogingen om met het gebak te kliederen (mij de vulling vanaf haar blote borst laten oplikken of zo). Mart was zo te zien met zijn gedachten bij een boek, en wandelde door de keuken naar buiten. Ik probeerde helder te worden, en werd dus het aanspreekpunt voor Diana.

Ik had Diana nog nooit zó zakelijk meegemaakt als nu. Toen ik dat zei, glimlachte ze dun: "Iemand moet zijn kop erbij houden, bij de weg en bij de zaken. Mij gaat dat makkelijker af dan Mart. Geeft niet. Laat hem maar aan zijn verhalen denken. Wat ik maak, dat zie ik onder mijn handen ontstaan."

Nu we toch hier waren, wilde ik haar laatste onderhanden werk wel in het echt zien (na die foto's donderdag). Uiteraard liet ze het graag zien. Ik hees Wiesje overeind, en volgde Diana naar haar werkplaats in een schuur. Het kunstwerk was zéker veelbelovend!

Wiesje trok me mee naar boven, naar "onze" kamer hier. Gek gevoel, om van gastheer gast van je gast te worden. Wiesje trok me het bed op. Ze beoogde geen sex (Stop the press!), bleef aangekleed, maar wilde mij domweg als haar speelgoedbeest bij zich hebben.

Diana wekte ons: "Zo, marmotjes. Nog helemaal in de kleren." Ze lachte luid en vals. "Gaan jullie mee?" Ze zwierde de trap af. Wiesje had de kracht voor een stevige knuffel met tongzoen. Wat moest ik nou met mijn hormonen? Diana joeg ons naar de auto, en sloot het huis af. Mart kroop achter het stuur, merkbaar beter bij de les dan daarnet.

Frans en Cisca stonden met boer en boerin op het erf na te praten, in afwachting van onze komst. We stapten allen uit. Wiesje en ik stelden ons voor. De boer gaf mij een knipoog, type "Goede vangst!" Aan de sfeer te voelen was het gesprek tot wederzijds genoegen verlopen. Diane sloeg koffiedrinken af, en dreef ons naar de auto. Zij kwam achterin zitten, bedacht zich, en verwees ons naar voren. Zo zat ik nu naast Mart, klaar om de weg te wijzen.

Mart en Diana waren immers nog betrekkelijk nieuw hier, terwijl ik veel van de gouwtjes tussen, laat ik zeggen, Amsterdam, Zaandam, Purmerend en het IJsselmeer heb befietst. De "Ha-Ru 1" lag in het Buiten-IJ, tussen Oranjesluizen en Schellingwouderbrug. Makkelijk zat.

Even later stond de auto aan de voet van de dijk. Wij liepen naar de kruin, en dan naar de steiger. Rudy kwam ons zwaaiend tegemoet.

Het werd weer eens koffiedrinken, aan dek vóór de stuurhut. Rondleiding kwam later wel. Eerst horen hoe het gegaan was.

Cisca vertelde. Ja, het was goed gegaan. De boer en zijn vrouw wilden van hun oude dag gaan genieten: één wereldreis maken langs familie in Australië en Canada, en dan achter de geraniums gaan zitten. Het land bij de boerderij was te drassig voor grootvee, en er golden allerlei beperkingen van het landschap. Kortom, deze boerderij had eigenlijk alleen toekomst voor iemand met schapen, en dan vooral iemand met oog voor de broedvogels en zo, iemand die niet in grote maaimachines dacht. Daarom kon de boer er ook niet veel voor vragen, maar het was wèl zijn kapitaaltje.

Het leek hen wel wat: de schapen af en toe van de ene weide naar de andere drijven, maar verder veel tijd voor andere dingen, zoals dat machinaal breien. En voor kinderen. Ja hoor, het K-woord. Wiesje kroop tegen me aan, maar dan wel zodanig, dat ik begreep dat ze me wilde steunen (in plaats van zelf ook over kinderen te beginnen). We hadden een stil onderonsje, terwijl Cisca en Hanna over kinderen tsjilpten.

Na het getsjilp gingen Frans en Rudy door over vraagprijs, financiering en zo. Ik stelde voor, Aart als bouwkundige in te schakelen voor de toestand van de opstallen, en misschien "onze" notaris (zie Eindelijk 2) voor de koop- en hypotheekaktes. Diana meende, dat de bank wellicht een min of meer vaste notaris had, met standaardcontracten van die bank, en dat dat wel net zo makkelijk zijn qua formulieren en afstand, en wellicht ook goedkoper. Ze zouden zien!

UIteindelijk was alles gezegd wat iedereen beslist kwijtwilde. We kregen een bezichtiging van de boot. Het was dus een tot salonboot verbouwd aakje. Nee, misschien is "salonboot" niet het juiste woord. Het oorspronkelijke vrachtruim was verbouwd tot een huiskamer en enkele hutten, voorts een kombuis en douche- en toiletruimten. Door dat ruim was een vloer aangebracht op zodanige hoogte, dat je vanuit de hutten en huiskamer een aardig uitzicht had op de omgeving. De ruimte onder de vloer was benut voor "kelderkasten" onder de hutten, water- en brandstoftanks. Het voormalige ruim was afgedekt met een bijna plat dak, vloer voor een verblijfsdek met dekzeil. Kortom, je kon met een klein gezelschap in dit scheepje leuke reizen maken tot in de haarvaten van het Europese vaarwegennet. Maar nu lag het vooreerst afgemeerd, met walstroom, waterleiding en riolering.

We telden automatisch de hutten, Wiesje hardop. Hanna bloosde evenredig dieper. Toen stopte ze, en zei hees: "Ik ga toch maar aan de pil." Wiesje vloog haar om de hals. Diana glimlachte. Cisca was in gedachten. Ik vroeg: "Ben je de boerderij aan het indelen?" Ze schrok: "Dat wel, maar mij lijkt twee kinderen mooi genoeg." Ze keek voor instemming naar Frans. Die grijnsde, alsof het onderwerp nog in discussie was. We gingen weer aan dek.

Diana had een ordevoorstel: "Cisca en Frans, willen jullie een rondrit langs winkels en kleuterscholen? Dan kunnen we dat misschien het beste nu meteen doen." Hanna had zozeer oren daarnaar, dat ook zij mee wilden. Dat zou proppen worden, want dan moest ik het eerste deel gidsen - maar wat weet ik van kinderopvang in Schellingwoude en omgeving? We namen dus weldra afscheid van de schippertjes.

Diana zat aan het stuur, de herdertjes naast haar. Wiesje en ik zaten achter haar, Mart naast mij (om rechts dingen te kunnen opmerken). Wiesje en mij boeide dit weinig. We waren inmiddels wakker, en toe aan ons ochtendritueel. We deden dus maar, wat we met kleren aan (maar knoopjes en ritsen los) konden. Diana bespeurde dat in de binnenspiegel, zei "Welja!", en verloor daarmee de aandacht van de herdertjes aan ons.

Mart had een aanval van wijsheid, mogelijk opgewekt door zijn eigen hormonen: "Moeten we even bij ons huis aan - wippen?" Met vier stemmen vóór en twee onthoudingen (Mart en Diana zelf) waren we even later bij hen. Diana wees de herdertjes een logeerkamertje. Frans mopperde, dat zij bij ons óók altijd dat kleine kamertje hadden, terwijl wij bij hèn op die grote zolder sliepen. Wiesje wisselde het onderwerp: "Heeft deze boerderij ook ruimte voor een tennistafel?" We wensten elkaar schamper "Welterusten!"

Over deze reis is verder niet veel te melden. Na een uurtje vertrokken we weer, moe maar voldaan. Diana kreeg nu alle aandacht voor haar rondleiding. We gingen toch maar niet óók langs ons flatje. Tegen achten waren we terug bij het viaduct bij Us Net. We stopten even voor overleg: samen warm eten, zo ja wáár? Niet, dus. We brachten de herdertjes thuis, boden hen hulp en wensten hen succes bij de eventuele transactie, en reden meteen naar de konijnenflat.

Diana en Wiesje bedachten een menu, en wilden het als verrassing maken. Ook goed. Ik ging de wolven voeren.

Verrassing! Het lichte gezinnetje was weg. Nu lagen er een grijzige en een bruinige, ook bekenden. De lichte reu kwam meteen aangerend, en wilde duidelijk bedanken. Mart haalde Wiesje erbij. Die had natuurlijk graag afscheid willen nemen van het grut, en was verdrietig. Ik opperde, dat wij het hele gezin nog vaak zouden zien. De reu gaf een instemmende blaf, aanvaardde nog één aai van Wiesje, en draafde weer weg.

Ik vroeg het overgebleven stel, of zij trek hadden in hondenvoer. Wel, ze waren benieuwd, en lieten het zich smaken. Mart en ik voerden tot de maaltijd een peinzend gesprek over snijvlakken van werelden.

Tegen half elf was ook de afwas gedaan. We waren allevier voldaan, wakker en onrustig. We liepen gevieren in de gevorderde schemering naar de kroeg. Hans en Grada waren blijkbaar in een vergelijkbare stemming, en vroegen vanachter hun tuinhek of er bridgers waren. Mart en Diana meldden zich.

Wiesje en ik gingen de kroeg in. Ondanks de zomeravond was de deur dicht, dus... dus trad inderdaad Steel Strings op. Er was een geestdriftig publiek van enkele tientallen jongeren - geen wandel- of fietstypes. Aan de toog zagen we Kees van de camping, rustig aan de koffie. We gaven hem, Bill en Mina een rondje, en nestelden ons met een glas Tripel Kees in dat hoge hoekje (dus niet dat donkere hoekje aan een tafeltje, maar bijna naast de toog, op iets onduidelijks; trefwoord "teddybeertjes", zie Koken).

Steel Strings was goed op dreef. Nora gebruikte een venijnige orgelklank: bijna sinus, en vrij hevig tremolo. Omdat Thea acrobatiek bedreef op de fretloze basgitaar (waarbij vergeleken bebop op de contrabas oubollig leek), kon Nora links power chords leggen en rechts Aarts gitaarwerk partij geven.

Aart was lekker bezig. Snelle riedeltjes, lange tonen met wah-pedaal of feedback van de luidspreker. Dit was geen muzikale achtbaan, maar muzikale botsautootjes.

Wie drumde er eigenlijk? Niet Dennis, natuurlijk. Nee, Sophie was zich aan het uitleven. Ze was minimaal gekleed (zwarte uniform-beha en waarschijnlijk een korte broek), met signaalgele zweetband om hoofd en polsen.

Bill heeft trouwens tegenwoordig de geluidsinstallatie goed voorelkaar. Draadloze monitor-koptelefoons voor de muzikanten, zo dat die zowel het geheel als hun eigen aandeel daarin duidelijk kunnen horen. Een goed mengpaneel met steeds een goede panning (stereobeeld) ingesteld, zodat alle stemmen (instrumenten en zang) goed van elkaar te onderscheiden zijn, maar toch een geheel vormen. Drie sets hoogwaardige luidsprekers te weerszijden in de gelagkamer, waarvan die bij het podium het luidst klinken en die bij de toog het zachtst. Zodoende kun je overal goed horen wat men speelt, en loop je geen gehoorschade op. Wellicht draagt dit bij tot de populariteit van de kroeg bij zowel trekkers als omwonenden.

Ik moet nu opeens terugdenken aan Houtstapel. Daar hadden we van die grote luidsprekers te weerszijden van het podium, en kleine monitor-luidsprekers aan onze voeten. Dat was op dat podium op de hei van Heidefeest 2 ook zo. Dan is dit veel prettiger. (In het natuurvriendenhuis is de versterking veel minder belangrijk.)

Kortom, zelfs tijdens een optreden van Steel Strings kun je aan de toog van het Internetcafé een gesprek voeren zonder te hoeven grijpen naar de tablet computers. (Die van Bill zijn wel héél veel ouder dan de iPad.)

Kees van de camping kwam ons een tegen-rondje aanbieden. Lekker! Dank je wel! Hij vertelde, dat hij dit publiek had meegebracht. Uiteraard kan hij alle inkomsten van zijn gasten zelf goed gebruiken, maar hij blijkt steeds vaker met Bill te bellen over wat hij aan mogelijk publiek heeft, en dan iedereen hierheen te verwijzen of zelfs te vervoeren. Ook zonder afspraak stopt Bill hem dan uiteindelijk wat bankbiljetten toe. Waarschijnlijk minder dan hij zelf zou kunnen overhouden, maar ook zonder alle inspanningen. Iedereen wordt er beter van, niemand slechter. Kees zag een jongedame haar weg zoeken naar de toog, en brak zijn verhaal af. Wiesje schudde achter zijn rug haar hoofd.

Tegen twee uur vonden we het mooi geweest, en gingen huiswaarts. Bij Hans en Grada brandde nog licht. We gluurden naar binnen. Er werd nog gekaart, maar we zagen veel lege flessen. Wiesje bedacht, dat Mart en Diana waarschijnlijk geen hoofdlampje bij zich hadden (en Us Net heeft nu eenmaal geen straatverlichting). We aarzelden even, belden aan, en gaven mijn lampje voor hen af aan verbaasde Hans. We gluurden weer door het raam, en moesten gniffelen totdat we in bed lagen. Ons avondritueel verdreven door de uitdrukkingen van Mart en Diana... We zagen het wel in brons (een bronzen kunstwerk van Diana) vóór ons.

Maandagnoen klopten we giechelend op de (open) deur van de logeerkamer: of ze een eitje beliefden bij de brunch. (Ook een open deur...) Daarna hebben Wiesje en ik een kwartier op ons bed liggen stuiptrekken van het lachen om de gezichten die ze nu trokken. Uiteindelijk waren alle eieren nèt klaar toen Mart en Diana met kleine oogjes de keuken binnenstrompelden.

Tussenspel

Laat ik veel overslaan: de rest van deze logeerpartij (hoe gezellig ook), en zelfs de meeste stappen die de herdertjes zetten in hun streven om die boerderij over te nemen. Diana maakte veel kilometers om hen naar allerlei afspraken te rijden (en terug). Uiteraard was het geld de hoofdzaak: welke bank was tijdens een kredietcrisis bereid tot welke hypothecaire lening tegen welke rente aan twee nieuwbakken boeren zonder eigen geld? Het werd vacantietijd, dus nog stroperiger. En de schapen moesten geschoren worden.

Uiteindelijk is Ab een keer meegegaan naar de bank, heeft met luide stem en heldere cijfers verteld van de truien, en dat leidde tot het verstrekken van een lening tot het gevraagde bedrag, en tegen een rente die zestig basispunten lager lag dan eerst aangeboden. En aansluitend wilde die bank Ab graag als account hebben. Dikke pech: binnen Us Net is Ab zelf de bank, en voor het betalingsverkeer met buiten heeft hij een account bij de Rabobank in dat dorp voorbij de camping. Hij is er zelfs actief lid van, en misschien verklaart dat deels zijn netwerk.

De provincie moest nieuwe schaapherders zoeken. Even was er sprake van, dat Jan de kudde erbij zou nemen. Daarna werd de concessie onderhands gegund aan Hassan en Aïcha, een eenzelvig echtpaar van mijn leeftijd, zonder inwonende nazaten. Naar wij begrepen waren ook zij uitgeweken Amsterdammers.

De schapen (van zeker voor de heide geschikt ras) bleven (na taxatie door Ab en een halal slager), de naamloze hond ging mee naar Waterland (en de bestaande kudde van gewone wol- en vleesschapen).

Bob en Marie verspreidden de bagger na indrogen met de "Klaas Vaak" over de kanaaldijk (publieke zijde) nabij hun huis.

Ikzelf ging weer meer Usenet op, terug in alt.madcrew. Dat schreven we al in Lustrum [geloof, sex]. Het houdt in: meer aan de computer, dus minder met Wiesje eropuit naar bijvoorbeeld de poel (waar zelfs de telefoon-ontvangst mager is). Ze aanvaardt het blijmoedig, maar ik voel me nog steeds schuldig, en doe nòg meer mijn best om haar gelukkig te houden. Nice work, if you can get it!

Een alinea voor de aagjes. Inderdaad, in onze nieuwsgroepberichten zie je steeds een "Amsterdams" IP-adres. Op onze flat daar staat een (zuinige) computer altijd aan. Door in te loggen op zekere webpagina kunnen we die bedienen vanaf elke andere computer, dus ook bijvoorbeeld zo'n tablet als we in de kroeg pauzeren tijdens een optreden. Desnoods met een PDA vanaf de heide, al is dat priegelen, en is het bereik van het gezamenlijke draadloze netwerk van Us Net beperkt.

Frans en Cisca kwamen één dag (zonder hond) naar ons Heidefeest, in de auto die ze zojuist bemachtigd hadden: een Volkswagen Golf Pickup die steevast bij verkeerscontroles onderzocht werd, en dan zowaar terecht over een geldige APK bleek te beschikken. Wiesje en ik lieten het feest lopen, en gingen met hen de heide op. We vonden zowaar de kudde, en hadden een moeizaam maar genoeglijk after-sales gesprek met Hassan en Aïcha. Frans deed vast een voorlopig bod op de wol van de komende zomer. (Die is nu voorbij, en er is een flinke lading wol naar Waterland gegaan. Een deel is alweer in truien teruggekomen en door Ab verkocht.)

Nu hadden we dan Rudy en Hanna te logeren (naast Mart en Diana natuurlijk). Die bleven vrijdag met de boot, lieten zich zaterdag tezeer gaan in het gewoel, sliepen zondagochtend vroeg door de wekker heen, en werden des te losser toen ze geen berouw voelden, noch de Toorn des Heeren. Hanna begon al over neukwedstrijden. Diana briefde dat aan Mina over, en die paste haar aloude spreadsheet alvast aan.

Veenweide 2

Voor Wiesje en mij namen Rudy en Hanna (die als ze zelf geen werk had graag meevoer) steeds meer de plaats in van de herdertjes. Hun geloof werd steeds meer van geboden- tot inspiratiebron, en daarmee ook steeds blijmoediger. Met Hanna aan de Pil vervaagde ook de wens om veel kinderen te baren, en toen ik desgevraagd verteld had waarom ik geen kinderen wil, zie Zalig niksen 3 [geloof, sex] maar dat daar is een verwijzing, toen leek bij Rudy zelfs een deur in het slot te vallen. Hanna leek te vertrouwen op latere herziening van dat standpunt.

Wiesje leek (en lijkt!) steeds duidelijker de kalender tot haar veertigste verjaardag voor ogen te zien. Dan moet ik haar weer extra troosten, en voorhouden dat een love baby niet slechts letterlijk tussen ons in zal komen te liggen. Dat begrijpt Wiesje, dat is ze met me eens. Ze beseft bovendien steeds beter, dat zijzelf als love baby dan niet haar ouders van elkaar verwijderd heeft, maar zelf veel wel gewenste aandacht niet heeft gekregen: er moest immers ook gewerkt worden. Maar verstandelijk begrijpen en hormonaal aanvaarden ziijn verschillende dingen...

Rudy toonde mij (en vele anderen, voornamelijk mannen) het verschil dat het vliegwiel in het varen met de "Ha-Ru 2" maakte, en dat maakte in alle bescheidenheid (toerental en massa) diepe indruk. Vooral als je kraanbewegingen op het afremmen kon laten aansluiten. Helaas ging dat bij ons niet op, want dan kon je Kees' bootje tweemaal per week gaan opduiken. (Het zou natuurlijk ook elders in of buiten het water bewaard kunnen worden.)

Op zekere vrijdag in september namen de schippertjes Wiesje en mij dan toch eens mee. We losten de retour-containers bij de groothandel, haalden in de omgeving drie twintigvoets containers op, en zagen bij de groothandel hoe de retour-container met ons afval gestript (geleegd) werd: oude computer hier, bio-afval daar, enzovoorts.

Vervolgens stapten we in Rudy's auto, duidelijk nog niet op een gezin gekocht. Ik moest wel voorin zitten, want ik paste niet achterin. (Dat werd me lang nagedragen, totdat de vergelijking met gevorderde zwangerschap afdoende bleek.) Industrieterreintje af, zowaar meteen een provinciale weg op, uiteindelijk een snelweg (niet de Digitale Snelweg, trouwens).

Uiteindelijk waren we dan op de A10. Eerst even bij ons langs (ontsteltenis bij de schippertjes over de hoeveelheid spullen en stof!), spullen achterlaten, enkele andere meenemen (doorgaans een gewaardeerde dienstverlening door Mart en Diana), meteen Dirk van den Broek proberen voor de boodschappen (in plaats van de Aldi, voor hen dichterbij), dan naar de "Ha-Ru 1".

Hoe Rudy met een potje bier op een tuinstoel aan dek neerzeeg sprak boekdelen: einde van een lange werkweek! Wiesje en ik "hielpen" bij het uitpakken van de boodschappen, maar ook de kombuis was niet berekend op hoogzwangere mannen. Ook ik belandde met een biertje in een stoel aan dek. Maar Rudy had nu zijn bier op, en ging douchen. De vrouwen kwamen aan dek met een fles Château Kees. Gelukkig was ik op een stevige stoel gaan zitten...

Het werd een gezellige avond. Eerst aan dek (eten), daarna in de roef (foto's kijken, klaverjassen), en uiteindelijk zowaar een slaapmutsje, bloot in hun slaaphut. Wiesje en ik zagen tot ons genoegen dat het goed was: oprechte liefde, warme liefkozingen, geilheid zonder nood.

Dat slaapmutsje werd zowaar nog even ernstig: Hanna wilde weten of wij eigenlijk ergens in geloofden. Wiesje keek hulpeloos, ik hield het op "wel iets hogers". Daarbij hief ik mijn glas naar een donkere hoek boven een kast. Wiesje en ik hoorden mijn glas klinken met een ander, de schippertjes bemerkten niets. Tevreden nokten we laat af voor ons eigen avondritueel. We voelden de boot deinen.

Zaterdag werden we bij het ontwaken gestoord door een licht gerucht: de schippertjes kwamen bloot kijken of wij al wakker waren. Min of meer, dus. Of we in hun slaaphut koffie kwamen drinken. Wiesje sloeg het dekbed terug. Twee blote vrouwen en een volle blaas, natúúrlijk had ik een stijve. Wiesje wees erop: "Eerst dit even wegwerken." De schippertjes wankelden giechelend weg.

Onder de koffie hielden we beraad: iets leuks doen wat zij anders niet zouden doen, niet te vermoeiend. Het werd Artis. Ik ben er nog steeds lid van, maar ik was er al jaren niet meer geweest. Waarschijnlijk had ik nog voldoende knipjes om iedereen gratis toegang te bezorgen - en dat gaf de doorslag.

Na aankleden en ontbijt (voor Wiesje en mij werd dat tomatensoep en brood) gingen we aan boord van het bijbootje met buitenboordmotor. Dat had nog geen naam, maar Wiesje had een mooie: "Ha-Ru 1-0." Ik heb me de tranen gelachen. Rudy keek gekrenkt, maar ik opperde dat dit slechts de ruststand was. Hij haalde opgelucht adem, haalde Hanna aan, en voorspelde een zware tweede helft. Hanna voelde (van buiten) aan zijn kruis, en hoopte op verlenging. Ik verslikte me in de lach, moest hevig hoesten, en kotste uiteindelijk mijn ontbijt overboord.

We konden nog net mee met een schutting in de Oranjesluizen, en voeren naar ons huis. Daar haalde ik mijn Artis-kaart, dronk wat water tegen het maagzuur, en snelde terug naar de boot. Rudy zat nog steeds bij de buitenboordmotor. Hanna ging nu voorin zitten als uitkijk, ik zat schuin voor Rudy om de weg te wijzen, en Wiesje klampte zich aan mij vast en probeerde te genieten.

We staken het IJ over, dan onder het spoor door, Nemo aan stuurboord, de Nieuwe Herengracht in, linksaf naar Artis. Rudy vond een geschikt plekje, en meerde af bij de Nijlpaardenbrug.

Nauwelijks stonden we op de wal, of ik sloeg mezelf voor de kop: september in Artis... Het werd over de hoofden lopen, maar het was gezellig. Vooral aapjes kijken, maar de anderen konden begrijpen waarom ik graag naar de dwergotters kijk. Ik wees Wiesje, en zei dat ze me aan Wouter en Maaike herinnerden.

Op dat ogenblik weerklonk een driestemmig verbaasd "Heeeeeeeeeeeeeeeee...!" Van Wiesje en niet Wouter en Maaike, maar wel Sheila en Dennis met Yvonnes ouders, bij wie ze immers wonen voor hun middelbare school. Sheila, Dennis en de schippertjes hadden elkaar op het Heidefeest al ontmoet. Maar met acht man bijpraten op een zaterdag in september bij de Kleine Zoogdieren in Artis is onmogelijk. Even later waren we uit elkaars zicht.

Op de terugweg liet ik Rudy een klein ommetje maken: dóórvaren, dan linksaf de Entrepotsluis door, linksaf de Nieuwe Vaart in. Ik vertelde van de geschiedenis van dit gebied, wees op het botenhuis dat mijn hoogtevrees zo heeft vergroot (toen we met een klas van de Hogere Zeevaartschool voor Scheepswerktuigkundigen onze sloep daar hadden achtergelaten, de deur op slot vonden, en over het dak moesten "ontsnappen": een pad van één of twee plankjes breed, rechts de afgrond (vijf meter?) tot het water, links een doorschijnend dak dat geen mens zou kunnen dragen; en ik in uniform met schooltas (evenals mijn klasgenoten, die minder moeite hadden).

Ik wees ook op het gebouw dat ooit die andere Hogere Zeevaartschool (de echte: voor Stuurlieden en Radio-officieren) huisvestte, en vertelde de anekdote die ik bij mijn bezoek daaraan vernomen had: dat een leerling er bij radarles een onverwachte regenbui ontwaarde, en vervolgens zijn moeder in IJmuiden verbaasde met het telefonische verzoek om het raam van zijn kamer te sluiten.

Ik wees Rudy en Hanna op de museale binnenschepen langs de ingang van de IJtunnel. Wiesje leek ze "boutjes en moertjes" te vinden, maar wilde aannemen dat er toch ook wel een boeiende sociale kant aan die schepen zou zitten. Op het IJ hield Rudy zoveel mogelijk de stuurboordswal aan, alvorens over te steken naar de Oranjesluizen.

Tijdens het schutten begon Hanna op mijn verzoek Wiesje te vertellen van het leven aan boord van binnenschepen, nu en vroeger. Wiesje nam zich nu voor, om dat Varend Erfgoed nog eens aandachtig te bekijken.

Die avond gingen we met de auto naar Mart en Diana. Verrassing: Frans en Cisca waren er ook, met hun hond. Diana had zich uitgesloofd in een diner. Vooraf: gebonden tomatensoep met brood. Ik kreeg meteen van drie kanten de bezorgde vraag of ik het nu wèl binnen zou houden. Nu verslikte Hanna zich in een glas rosé. Rudy wist de schade te beperken door speedy zijn zakdoek voor haar mond te houden.

De avond ging op aan een klaverjas-competitie en een aardige hoeveelheid alcoholica. Aansluitend kwam het overleg: twee logeerkamers voor drie stellen. Vrijwilligers voor bank of matras in de huiskamer? Zowaar: schippertjes èn herdertjes verkozen de ruime woonkamer boven de kleine logeerkamer. Ook goed, wel zelf matrassen slepen. Wiesje vroeg of ze een scorebord nodig hadden. Echt wel! Ik had ergens een oud schoolbord (op een ezel) zien staan, en haalde het tevoorschijn. Diana wees me de krijtjes. Een slaapmutsje beneden. Hanna zette een alarm om zondag op tijd ter kerke te kunnen gaan. Frans durfde te wedden dat ze niet gingen.

Nee, Wiesje en ik beliefden geen ei bij het ontbijt. Gelukkig was er tomatensoep. En Frans had gelijk: de schippertjes hadden het alarm snel afgezet toen het afging, en hadden voortgeslapen. Het scorebord stond onaangeroerd. Wiesje en Diana keken elkaar aan: boven was het 2 - 2. Cisca zag het, en bloosde. We zaten bloot aan tafel. Wiesje keek opzichtig opzij naar Frans' kruis, van daar strak naar Cisca, en zei: "Je hebt verzaakt." Daarna probeerde ze over de tafel heen bij Rudy te kijken, maar dat mislukte. Hanna bloosde ook. Wiesje keek Mart, Diana en mij aan: "Snappen jullie dat nou? Èn niet naar de kerk gaan èn geen sex."

Rudy kwam overeind, trok Hanna op hun matras, en begon aan een vluggerdje. Cisca trok Frans mee. Wiesje knikte goedkeurend. Ik liep met twee droge boterhammen op de stellen af "voor als ze een boterham zaad willen". Maar dit werd tweemaal sur place: in het taaltje van Wiesje en mij een afkorting van "te bestemder plaatse", oftewel: zaad lozen in de baarmoeder. Ik legde de boterhammen terug.

Vandaag (zondag) moesten de herdertjes maar eens kennismaken met hun nieuwe omgeving, te weten het element water. Rudy was het liefst uit Monnickendam vertrokken met een zeilboot, maar dat bleef staan voor een volgende gelegenheid tussen schippertjes en herdertjes. Nu maakten we in vier tweepersoonskano's de oostelijke helft van Waterland onveilig. De herdertjes sloegen bijna om op de Holysloter Die.

Zondagavond aten we bij de herdertjes kindermenu op het terras. Daarna gingen Mart en Diana terug naar hun huis. Tafeltennis-competitie op zolder voor drie stellen. En kijk: er stond ook een tafelvoetbalspel, nog uit de jeugd van de kinderen van de vorige bewoner. Dat werd een wedstrijd in twee drietallen, met Wiesje als aanvaller tegenover mijn doel. Lachen!

Toen was het de hoogste tijd voor de schippertjes om naar huis te gaan, want Rudy moest heel vroeg weer op. Wiesje en ik dronken nu eens een slaapmutsje bij Frans en Cisca op bed. We spraken vooral over deze grote overstap van 's zomers veel op de hei zijn en 's winters vooral in de beneden kleine en boven koude woning rondhangen naar een honk- en bijna klokvast bestaan tussen de veenweiden met mede-veehouders om hen heen. - Ja, het voelde goed, maar nog heel onwennig.

Maandagochtend werd voor ons gevoel vroeg op onze (open) kamerdeur geklopt: Cisca vroeg of we een ei wilden bij het ontbijt. Wiesje zei dat we liever tomatensoep hadden. Ik verslikte me bijvoorbaat - van het lachen. Aan de ontbijttafel in de keuken vertelden we van de tomatensoep zaterdag. We smeerden brood, en gingen met hond en auto naar de noorderpier in Velsen: beetje schepen kijken, beetje zonnen, de hond achter een frisbee aan laten rennen.

Die avond brachten de herdertjes ons naar de schippertjes. In Amsterdam-Noord haalden we voor zes personen chinees, voor herdertjes en schippertjes iets nieuws. Ze hebben per stel op een prijslijst aangekruist wat ze gegeten hadden, en wat ze ervan vonden.

Na het eten hebben we aan dek thee gedronken. Toen gingen de herdertjes met de hond naar huis. Wij gingen vroeg naar kooi, want we moesten vroeg op.

Dinsdag na brood en tomatensoep namen we warm afscheid van Hanna. We zetten de rechterstoel van Speedy's auto naar voren, opdat Wiesje en ik achterin konden zitten. Gaande de rit hoorden we op de radio de files groeien, maar Wiesje en ik zaten half te slapen. Bij de groothandel keken we rond alsof we op een vreemde planeet geland waren.

Rudy keek ons aan: "Wat willen jullie? Eerst mee op mijn andere klussen, of hier wachten? Het duurt een uur als het meezit, drie als het tegenzit." Ik had het wel willen meemaken, maar Wiesje wilde liever in de ochtendzon verdersoezen. Rudy glimlachte vertederd. Vanaf een overwoekerd plekje aan het water zag ik hem losgooien. Wiesje sliep alweer. Vijf uur later waren we thuis. Maar dat was na bijkletsen met Ab en Sophie, mèt onze boodschappen.

Tenslotte

Dit verhaal bestrijkt ongeveer vijf maanden die achteraf het begin inluidden van veranderingen in ons leven. Je zou kunnen zeggen, dat we nu meer te zoeken hebben nabij onze flat in Amsterdam-Noord, en dat we gemakkelijker daarheen en terug kunnen. Willen we een andere plek bezoeken, dan kunnen we onze reis vaak beter vanuit Amsterdam plannen dan vanuit Us Net. Maar wat zijn we blij als we weer in de Konijnenflat zijn!

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).