Laatste wijziging: 2022-06-04 (technisch), 2009-05-24 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Probleem - Wat - Hoe - Oplossingen - Zuid - Zuidwaarts - Kees - Herdertjes - Noord - Bakker - Heide - Ton en Saar - Terug
(Dit verhaal had eerst vier onderdelen, en daarnaar wordt elders verwezen. Nu zijn de onderdelen zelf ook onderverdeeld.)
Wiesje en ik hebben een probleem. Dat werd onszelf duidelijk toen we een fietstocht planden. Het probleem heet sex.
Is Wiesje krols, dan komen we amper aan andere dingen toe dan sex. De maandstonde geeft een knoeiboel, maar we gaan in beginsel dóór. Daarna hebben we toch wat in te halen. Gaan we fietsen, dan geilt ze zich op aan het zadel. Gaan we lopen, dan wrijft er blijkbaar nog steeds iets. Kleedt ze zich dun, dan is iedere luchtstroom langs gevoelige delen haar algauw te machtig.
Kortom, een meerdaagse fietstocht kan ongeveer de helft van elke maand, maar niet indien dunne of spaarzame kleding mogelijk is. En vervolgens moeten we geen lange etappes plannen, om de tijd en om de kracht.
En dan hebben we het nog niet gehad over mijn lichaam, of over hoe we van elkaar genieten. Want als Wiesje in een kort zomerjurkje een kilometer over de Digitale Zandweg gefietst heeft, dan is haar aanblik voor mij onweerstaanbaar. Dan prikt ze zelf zowat twee gaten in dat jurkje. Dan prik ik zowat een gat in mijn broek, en die aanblik is voor haar onweerstaanbaar. En blijkbaar zit ons zweet altijd vol feromonen.
Doen we niks, dan worden we verteerd door verlangen, maar hebben we ons uitgeleefd, dan straalt Wiesje zó vertederend, dat ik weer doorga met de krachten die ik nog heb. En uiteindelijk kan ik amper nog iets bewegen.
Maar is het daarmee ook een probleem? Niemand heeft er last van, als wij de hele dag met elkaar bezig zijn. En als uitputting de prijs is voor genot, en wij hebben die ervoor over, dan is er toch geen probleem?
Als je alle bijdragen in leesvolgorde leest, zie de Inhoudsopgave, dan lijkt het steeds erger te worden, te beginnen bij dat legendarische Heidefeest 1. Voordien was er wel het klitten, maar nog niet het afbeulen. Tijdens dat feest gingen we vaak, maar kort. Bij Bloot 1 [sex] waren we aan de lange nummers.
Ik denk, dat het zó zit. Ik wil er zeker van zijn, dat Wiesje een hoogtepunt krijgt. Krijgt ze dat niet tegelijk met mij, dan ervoor of erna. Maar erna wil ik niet mijn eigen kwakkie oplikken, en ik pomp lekkerder als zij haar deel al gehad heeft, dus maak ik in dat geval eerst haar klaar. En ik wil haar genot vergroten, dus ik laat het niet bij één hoogtepunt. Dat is die dienstbaarheid, maar uiteraard vind ik het zelf ook heerlijk.
Omgekeerd wil Wiesje mij iets dergelijks bezorgen, binnen het beperkte aantal hoogtepunten van een man, en uiteraard vindt zij dat zelf ook heerlijk. Zo zijn blijkbaar de hoogtepunten de norm geworden.
Ik ben vereerd, dat ik als betrekkelijk ouwe bok haar kan geven wat jongens van haar leeftijd niet deden, zodat ik me zeker kan voelen dat ze bij mij blijft. Zij weet, blijkbaar pas sinds Schaapjes [sex] zeker, dat ze ook mijn gedachten voor zich alléén heeft - en die ontspannenheid komt ons beiden ten goede. Kortom, we zijn aan elkaar verslaafd.
Maar Afra sluit steeds beter bij ons aan. (Die heeft nog liever Mart en uiteraard vooral Diana, en volgens mij hebben we die sluipenderwijs steeds vaker en langer in huis. Dat is allemaal beslist geen probleem.)
Het lijkt trouwens ook wel, alsof op dat Heidefeest heel Us Net (met gasten) zich aan ons heeft gespiegeld, en ons uitbundige gedrag eerder is gaan bewonderen dan afwijzen.
Hoe zouden we het probleem kunnen oplossen? De lust verminderen: de aantrekkingskracht verminderen door verhullende kleding, of zelfs door medicijnen? Er anders mee omgaan: bijvoorbeeld geen sex bij daglicht, noch buitenshuis?
Wiesje heeft er met Diana over gesproken: die weet tenslotte van wanten. We hebben er samen met Grada over gesproken: of verandering van anticonceptiepil of dosering zou helpen.
We kwamen er niet uit. Dan rolden we weer eens van elkaar, zeiden tegelijk "Minder van dit???" - en graaiden weer naar elkaar. Al snel beschouwden we de vraag als afgedaan.
En wat was nu wel die fietstocht die aan sex ten onder dreigde te gaan? Lach niet: een ritje naar de plekken te weerszijden waarvandaan onze trekkers komen. Dat zou dus iets zijn van (hoogstens) twintig kilometer enkele reis per richting. Maar wel over een stukgereden zandweg, vooral zuidwaarts.
Mogelijke andere fietsplannen betroffen Frans en Cisca en het omtrèkken van de rimboe.
Wiesje en ik prikten een dag, vulden onze rugzakken voor "logeren en verdwalen", tentje en luchtmatrassen inbegrepen, pompten de banden van onze fietsen op, seinden Afra in, en gingen bijtijds naar bed.
We gingen zelfs op een redelijke tijd op pad: in de loop van de ochtend. Kleding berekend op geleidelijk lagen kunnen uittrekken. De rugzakken gingen achterop - mijn grote bij Wiesje, haar kleine bij mij. Ze had mijn gedachten gelezen: dat zware bagage bij een zware persoon niet zo handig is op een mulle zandweg. Hoezeer ze mij ook kan vertederen, ze is geen zwak poppetje!
We fietsten het dorp door, spottend uitgezwaaid door wie ons zag. Iemand reikte ons een vlag aan, om nieuw ontdekte gebieden in bezit te nemen. We namen die niet aan. Ab gaf ons elk een flesje van zo'n modieus energiedrankje. Geert rende zijn huis uit, gekleed als stereotiepe schilder, penseel en palet in de hand. Herman haalde hem in, slechts gekleed in het stuk linnen waarop hij aanstonds zou worden vereeuwigd.
De eerste meters waren nog vertrouwd terrein. De kilometers tot de Digitale Snelweg waren nog bekend terrein: onze verbinding met de buitenwereld. (Mijn aankomst per vouwfiets, zie Begin, was in het donker. Ik kan me zelfs niet herinneren, van welke kant ik kwam.) Onder het viaduct werd duidelijk vaak overnacht. Ik vroeg me af, of het prutslootje gebruikt werd om handen te wassen als men had bijgedragen tot de poeplucht en massa toiletpapier.
Vanaf hier was de weg geasfalteerd. Lang geleden, maar het reed beter dan het zand. We reden door zo'n landschap van bos dat op de randen na vervangen is door akkers en weiden. Soms kwamen ons trekkers tegemoet, lopend of fietsend, maar het was nog erg vroeg in het seizoen. Op de zandweg waren we vooral met onze aandacht bij het fietsen zelf geweest, bij het ontwijken van kuilen en zo, maar op het asfalt konden we naast elkaar rijden, en elkaar af en toe iets wijzen.
We kwamen bij een speelvijver rechts, met links een kampeerterrein. We stopten, gaven elkaar een aai, en overlegden. We besloten om even aan zo'n houten picknicktafel te gaan zitten, aan de rand van de speelweide die bij zo'n vijver behoort. Het terrein trok nog geen bezoekers.
Een auto kwam ons tegemoet, toeterde even, draaide de camping op. Even later kwam de bestuurder op ons af. We herkenden hem uit de kroeg bij ons. Hij kwam wel vaker, en hoorde bij die laatkomers uit Blues. Hij ried, dat we de herkomst van ons publiek zochten, en bood ons koffie aan bij een rondleiding over zijn camping.
Dat vonden we een leuk voorstel, dus we gingen met fietsen en al de camping op, stelden ons aan elkaar voor (hij heette Kees), en werden met een bekertje koffie rondgeleid. Het moet er leuk toeven zijn. Wel leuk om weer eens een kampwinkel te zien, afgezien van de prijzen.
Halverwege de middag stonden we voor de keus: doorrijden naar een dorp verderop, zonder iets van onze gading, terugkeren, hier een nachtje bedenktijd nemen (als we maar geen aanstoot gaven, maande Kees met een knipoog), of iets anders verzinnen.
We verzonnen iets anders, in overleg met Kees: we fietsten weliswaar terug tot het viaduct, maar gingen vlak ervóór rechtsaf, een verhard karrenspoor op. Dat kruiste een eind verderop een soortgelijke weg. We gingen linksaf, onder de snelweg door, en met de bocht mee naar rechts. Ons spoor geerde geleidelijk weg van de snelweg, en bracht ons bij de schaapskooi. Die was donker, en de avondschemer viel in.
We belden Frans en Cisca: waar zij waren, en hoe we daar met de fiets moesten komen vanaf hun huis. Dat was een verrassing! Gelukkig waren zij bijna hier voor de nacht. Sleutel onder de mat, en of wij vast koffie wilden zetten. Een kwartier later hoorden wij de hond blaffen.
Uiteraard werd het reuze gezellig. We legden wat levensmiddelen bij elkaar voor een avondmaal, we konden nu tenminste met vier batjes tafeltennis spelen, en uiteraard gingen we vroeg naar boven. Het licht ging uit. Wiesje en ik stelden verbaasd vast, dat we sinds thuis niet meer gevreeën hadden. We stelden gevieren de vraag, of wij tweeën dan ziek waren. Wiesje werd op slag de oude, riep "We beginnen nu!", en kwam op mij liggen.
Weldra waren we in ons gewone doen, al was Wiesje beduidend energieker dan anders. Frans en Cisca hadden overdag al nummertjes gemaakt, en lagen met afgunstig commentaar te luisteren naar wat ze (terecht) dachten dat wij deden. Uiteindelijk lag ik amechtig op mijn rug. Wiesje vroeg met volle mond lijzig aan Cisca wat zij erin had. Cisca's antwoord was een geweldige zucht. Frans snurkte licht. Wiesje slikte, smakte, en verkondigde dat het nu pauze was. Ze draaide naar me toe, sloeg een been over de mijne, en gaf nog wat van haar karakteristieke likjes.
We werden in een tongzoen wakker van een wekker. Het was nog donker. Wiesje pakte meteen de draad op, trok zich niets aan van de traagheid waarme ik wakker werd, en maakte, dat ik algauw niet meer wist, hoe snel ik bij haar naar binnen moest. De vloerbalken kraakten al in Frans' ritme.
Het fornuis was uit, dus was er geen warm water. We deden twee aan twee ons best met koud water. Wiesje deed een vergeefse poging om 3-1 te maken. (En mijn resultaten tellen nu eenmaal niet.)
Aan het ontbijt trokken we ons plan. Er liep een fietspad langs de oostkant van de heide, en als we dan ergens voorbij het spoor naar links konden, dan kwamen we weer op de Digitale Zandweg.
Wiesje en ik namen innig afscheid van de herdertjes. Daarna begon Wiesje aan een innig afscheid van mij, maar boog dat prachtig om naar de aansporing om haar te vergezellen. Het was kort voor zonsopgang.
Vanaf de schaapskooi volgden we het verharde karrenspoor eerst een eind oostwaarts, want Spamerica is nu eenmaal uitgestrekt. We kwamen aan een dorpje (waarvan de schaapskooi een buitenpost leek), en vonden er een warme bakker open. Mooi zo! (In Us Net heeft iedereen een broodmachine, en betrekt ook fabrieksbrood van Ab.) Het gezochte fietspad liep langs de bakkerij. Het was zo'n onverhard pad van enkele fietsbanden breed, dus we moesten achter elkaar rijden. Het liep soms door bos, soms over de heide. Het was er doodstil, amper een vogel.
Op een plek met mooi uitzicht over de heide stopte Wiesje. We stapten af. De opkomende zon vocht tegen wolkjes. Wiesje wees: ze meende in de verte Trojaanse paarden te zien. Op dat ogenblik kwam op tien meter een koppel geldwolven voorbij. Ze schonken ons geen aandacht. Ik weet zéker, dat Wiesje had willen voorstellen om op die plek te gaan vrijen, maar niet met die wolven erbij. We stapten weer op de fietsen.
Weldra bereikten we de spoorweg. Ik meende resten van een perron te ontwaren. Aan de overkant van het spoor liep een zijpad schuin naar links de hei op. Zouden we dàt nemen, of dóórrijden tot het volgende?
We volgden het zijpad. Zon in de rug, bijna windstil, eind van de ochtend. Bij een groepje struiken stopte Wiesje, keek rond, en stapte af. Ik ook, uiteraard. We trokken onze jacks uit. Wiesje pakte het mijne, en legde het op de grond. Ze haalde uit de kleine rugzak de rol toiletpapier, en hurkte terzijde om te plassen. Ik ging tegenover haar staan plassen. Daarna gingen we op het jack zitten, liggen, vrijen, een krentenbol eten.
Het pad leidde niet zo sterk naar het noorden als ik had gehoopt. We bereikten de Digitale Zandweg ongeveer een kilometer voorbij de Speeltuin. Na kort overleg gingen we rechtsaf, dus noordwaarts. We hadden weer tegenliggers, te voet en ter fiets.
Van een voetganger vernamen we, dat we na "een uur gaans" een camping zouden vinden. We troffen na een half uur fietsen een natuurvriendenhuis (links) met een kampeerterrein (rechts). We stapten af, en liepen aarzelend met de fietsen op het gebouw toe.
Iemand kwam het huis uit, en liep op ons toe. Ook dit bleek een bekend gezicht. We maakten kennis met Ton en Saar, en kregen ook hier een rondleiding met koffie. Ook beslist een prettige plek.
Een uur voor zonsondergang stapten we weer op de fietsen. Bij de speeltuin stopten we weer. Die lag er inderdaad gesloten en verlaten bij, al zou het ons niet verbazen als die soms voor overnachtingen werd gebruikt.
Bij het station zagen we vier fietsen staan. Ook daar werd blijkbaar overnacht.
In de avondschemer waren we weer thuis. Afra zag ons komen, en zwaaide. We zetten de fietsen in de bijkeuken. Met de rugzakken nog in de hand keken we elkaar aan, lieten ze vallen, en snelden de trap op. Even later zaten we in bad. Een heet bad.
Om een uur of elf troffen we "iedereen" in de kroeg. Zelfs Kees van de camping was er. Hij monsterde ons, en liet ons vervolgens vertellen. Wiesje verkondigde een gekuiste versie. Grada vroeg zoetsappig: "Hebben jullie onderweg nog een probleem gehad?"
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).