Laatste wijziging: 2022-06-21 (technisch), 2014-04-24 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Wiesje: "Lichtere dagen"

[geloof, sex]

Nee, dit verhaal gaat niet over vloeien!

Bespiegeling - Plan - Station - Brancard - Bad - Bed - Boot - Werk - Wat nu? - Botje - Terug

Bespiegeling

In het voorafgaande jaar was ik 30 geworden, Larie 54. Ik herinner mij dat 30 worden ongeveer zoals het bereiken van een tussentop in de bergen: daarover kan ik nu tenminste meepraten. Ik bedoel: je kunt een heel eind terugkijken, maar sommige dingen zie je niet meer zo goed (omdat ze zo ver zijn of omdat iets het zicht belemmert), en je kunt maar moeilijk zien wat jou nog wacht op de weg naar de top. En 54 lijkt mij nog wat tussentoppen weg.

Diana was 52 geworden. Ik word steeds minder bang om oud te worden. Ik voel steeds meer voor Laries standpunt dat kinderen tot verwijdering zouden leiden, dus ik hoef niet bezorgd naar mijn 40e uit te zien. En als ik zie hoe Diana er nu nog uitziet, en hoe Mart en zij van elkaar genieten, dan valt nog een zorg weg. Blijft wel de zorg, dat Larie dan 64 zal zijn. Ik heb hem in Donkere dagen [geloof, sex] al met "Ouwe bok!" op de kast gejaagd. Ik schaam me echt voor hoe ik hem toen had afgebeuld - maar het was zo lekker! Vond hij zelf gelukkig ook. Ik was vergeten hoe leuk ik met zijn slappe kon spelen!

Als we zitten, dan heeft Larie me liefst op schoot. Best zwaar, want ik ben nu eenmaal een volwassen vrouw, maar we genieten allebei zo als hij met zijn handen aan mijn borsten zit. Of tussen mijn dijen, natuurlijk! Bij andere mannen was dat gauw over, maakten de geilheid en aandacht in gezelschap plaats voor schaamte, maar Larie houdt vol! En wat ben ik blij met de tijd die we besteed hebben aan al die handige gebaartjes [sex]: het is zo heerlijk om je verlangens of hoge nood te kunnen uiten door subtiel afwijkende strelingen.

Ik voel me steeds meer een buitenmens. Wel van het luie soort, vrees ik. Ik bedoel: een eindje sjouwen naar een plek om te kamperen is leuk, maar ik zie mezelf niet akkers vol groente oogsten (en al helemaal niet vee houden). Als Larie er maar bij is (heus niet enkel om de bagage te dragen!), en die gaat echt wel mee.

Plan

De bomen en struiken zaten al weer aardig in het groen. Ik had me iets in mijn hoofd gehaald. Ik wilde naar Botje, en wellicht vandaaruit verder, maar daar lag nog steeds dat geraamte van "Berend Botje" [geloof, sex].

We hadden nog steeds geen zin in politie, maar op een ochtend zag Larie een oplossing: Alfred vragen, en met een trein van Sans Perail tot die plek waar we toen opgestapt waren.

Het kwam allemaal mooi uit: het was zaterdag, dus Hendrik-Jan en Louis (die zich de plek nog wel zouden herinneren) waren op het station aan het knutselen, en die avond zouden de Hijbezems in de kroeg spelen. Larie belde dus beide knutselaars of ze bereid zouden zijn om ons binnenkort heen en weer te rijden naar die plek. Uiteraard geen probleem. Vervolgens belde hij Kees van de camping, zei dat we vanavond zouden spelen (wat hij dankzij Bills techniek al kon weten), en dat we Alfred wilden spreken.

Het was best weer even wennen, want we hadden maanden niet samen muziek gemaakt. Na "Donkere dagen" hadden de jaffa's zich weer meer teruggetrokken, wij eerst ook. Wacht! Op Geerts verjaardag hadden we even gejamd. Zonder Sophie en Ab, maar met de girls.

Het optreden verliep gewóón: een gemiddeld publiek had gemiddelde waardering voor ons gemiddelde spel. Esther en ik hadden bovengemiddeld veel lol in het wedijveren, maar we zaten dan weer ondergemiddeld in het elkaar aanvoelen.

Alfred was met Kees mee gekomen, dus tijdens zo'n setje rumba blues van Kees konden wij Alfred onze vraag voorleggen. Wij wilden dus dat juist hij Berend Botje officieel zou vinden, niet zo'n ploeg van elders als bij Veldzicht of bij Jan. Hij was bereid, maar zag beren op de weg. Twee tripels Kees later zag hij ze niet meer.

Hendrik-Jan en Louis waren er ook. Ze waren gekomen om iets met Aart te overleggen, maar ze vonden levende muziek eigenlijk ook leuker dan daarna tot bedtijd klaverjassen met hun vrouwen. Louis wees die aan. Ze waren half aan het kletsen, half aan het dansen. Oh, die twee kenden we wel van de speeltuin! Hendrik-Jan en Louis waren bij ons komen zitten, en maakten nu kennis met Alfred. Gelukkig, dat klikte!

Larie legde het plan uit: Berend Botje moest netjes uit de plaggenhut weg. Larie en ik zouden Alfred de weg naar de hut wijzen vanaf het spoor, en Hendrik-Jan en Louis zouden ons drieën naar die plek brengen waar wij op de trein waren gestapt, en ze zouden ons plus Berend Botje mee terug nemen naar het station - en verder zou Alfred het dan wel regelen. We hadden dus ook een lijkenzak of zo nodig! Hadden we niet, maar Alfred zou bij Linda een rol landbouwplastic kopen. Larie stond borg voor alle te maken uitgaven.

Larie kreeg een helder moment: alle kans, dat Ab nog een stuk over had van die zeiltjesrage [sex]. Ab zat bij ons vooraan, want Sophie begeleidde Kees op drums. Larie tikte Ab aan, en het was meteen geregeld.

Kortom, waar was het wachten op? Morgen om 1 uur op het station, mèt zeil, half 1 bij Ab om zeil af te meten en bij Alfred in de auto te leggen. Wij konden meerijden.

De volgende set was Larie opgelucht en bij de les, maar ik was met mijn gedachten bij het lijk. (Dat het nog slechts een geraamte was, was niet tot mij doorgedrongen.) Ik ging dus maar meer dollen dan musiceren - en als mannen een tepel door een T-shirt zien prikken of een camel toe zien onder mijn rokje, dan vergeten ze de muziek. Dit keer was het mijn bedoeling.

Station

Larie en Ab hebben een speciale klik, iets met kunst en geld, en die ontgaat mij volledig. Toen we tegen half 1 bij de loods kwamen, stond Ab al te wachten met een opgevouwen stuk landbouwplastic. (Nee, hij stond niet met zijn armen over elkaar. Nooit! Ab probeert desnoods de kiezels van een grindpad te sorteren of te stapelen.) Die lap plastic was toch over, en Larie mocht hem gratis hebben voor het goede doel.

Ja hoor, Larie wist een wederdienst: als deze onderneming iets souvenirwaardigs zou opleveren, dan was het voor Ab. Wederzijdse schouderklop (hetero-mannenversie van de knuffel van verdienste), en ik stond terzijde. Eventjes dan, want Larie kent mij beter dan ikzelf in dergelijke omstandigheden, en pas als de daaropvolgende knuffel verslapt, besef ik dat ik me anders rot gevoeld zou hebben .

Alfred kwam aangestoft (Ja, ook ik kan woordspelen!), gaf ons drieën een hand, en keek goedkeurend naar het lichtblauwe plastic. Grote auto, dus we konden alledrie voorin. Larie in het midden. Ik wees Alfred ons huis in het voorbijrijden.

Het station oogde verlaten, ondanks de autobus. Larie ging ons voor naar de loods. Inderdaad was het daar druk: een "kleine" stoomlocomotief stond op vijzels en werd nu op zijn wielen neergelaten. Zwaar en nauwkeurig werk, dus iedereen was erbij betrokken.

Larie keek even rond, overwoog blijkbaar even of hij kon helpen, beende naar het hoekje dat ze het keukentje noemen (niet te verwarren met de keuken in het station zelf), en ging koffie zetten. Daarna kwam hij bij ons zitten op de smerige wrakken die ooit in winkels hebben gestaan als fleurige huiskamer- of kantoorstoelen.

Het schoot niet op. Alfred zat aandachtig toe te kijken, volgens mij vooral lettend op de samenwerking. Larie zat in tweestrijd tussen bijspringen waar dat nodig zou zijn en mij op mijn gemak houden. Ik begon gaandeweg te begrijpen wat de bedoeling was en waar het probleem school. Zelfs ik ging klaar zitten om bij te springen! Dat bracht mij dan weer een knuffel van Larie op. Vervolgens zag ik een bobbel in de broek van Alfred.

De koffie was allang doorgelopen. Larie had voor ons drieën ingeschonken, had de rest van die pot in een thermoskan gegoten, en nu was de pot weer bijna vol van een tweede zetsel. Onder de mannen ging vermoeid gejuich op, en sommigen klapten. Larie greep de thermoskan, ik greep de stapel wegwerpbekertjes, en we gingen schenken. Alfred werd aangestoken, zag een rol voor zichzelf, en ging met zijn relatief schone handen suikerklontjes en roerstaafjes aanreiken. Opgestaan, plaats vergaan - maar nu kon Larie tenminste weer tegen me aan staan, roerstaafje-roerstaafje (in plaats van lepeltje-lepeltje liggen).

Één man had opgebeld. Toen men de koffie op had, kwamen twee vrouwen van de speeltuin de lunch brengen: keteltje bonensoep (en een stapel wegwerpkommen en -lepels), vracht ouderwetse dubbele boterhammen met kaas, spiegelei of vleeswaren. Ik moest opeens aan Angela denken: zelfs bij onze kennismaking had ik haar al voor anorexiapatiënt aangezien, dus die zou bij de aanblik van één zo'n boterham al kotsend door de knieën zijn gezakt.

Ook wij mochten toetasten. Alfred greep een boterham met spiegelei, Larie en ik namen samen een kom soep. We deden de voeder-act weer eens. Onwennig gelach, want dit zijn geen kleffe mensen. (Verder is het een gemengde groep. Het enige wat hen bindt is de wens om dit oudroest in oude luister te herstellen.)

Dat eten ging snel: een noodzakelijke onderbreking van hun liefhebberij. Een paar gingen niet eens zitten, maar liepen etend rond of zelfs naar buiten. Louis ging het schoolbord staan bestuderen waarop blijkbaar de aanwezigen en hun bezigheden van vandaag stonden aangetekend. Bij hem en Hendrik-Jan stond iets met een vraagteken.

Louis keek ons drieën beurtelings aan, liet zien waarom hij geen hand gaf, en vroeg of we haast hadden. Alfred en ik keken naar Larie. Die meende: "Als we maar bij daglicht bij het spoor terug kunnen zijn." Hij keek naar Alfred. Die knikte berustend. Louis vervolgde dat hij dan de gelegenheid wilde benutten om een stuk van de baan te schouwen. Hij zag dat wij het verkeerd begrepen, en verduidelijkte: "Niet langzaam rijden, maar als jullie zijn uitgestapt een stuk doorrijden, dan terugkomen en jullie weer oppikken. Wat wilden jullie ook weer doen?" Larie antwoordde: "Een oud lijk bergen."

Alfred keek zoekend rond: "Hebben jullie hier toevallig een brancard of zo? Een plank? Ben ik vergeten." Louis knikte en wees op het kantoortje in de naaste hoek.

Ik werd onrustig. Helemaal tussen de boutjes en moertjes, een nare klus te doen, Larie met zijn hoofd bij die klus in plaats van bij mij. Even doorbijten: het was tenslotte mijn eigen wens om Berend Botje uit de weg geruimd te hebben (hihi haha). Ik mocht blij zijn dat die wens de volgende dag al vervuld zou worden, en zelfs ik snap dat het rijden met een trein geld kost. Als onze klus gecombineerd kon worden met één van hun, dan zou dat geld besparen. Eigenlijk hoorde ik buiten al een paar minuten treingeluiden. Hopelijk konden we zo vertrekken.

Vijf minuten later reden we. Alfred, Larie en ik zaten in zo'n popperig wagonnetje met een balkon aan elk uiteinde. Daarvóór reed een platte wagen (wel met klapranden) met wat spullen. Deze trein werd getrokken door een sik, een bejaard soort diesellocomotief. Die sik werd bestuurd door Hendrik-Jan en Louis. Ze hadden trouwens een videocamera voorop gemonteerd: dan konden ze later alles rustig nakijken.

Brancard

Tegen half drie stopten we. We stapten uit en herkenden de plaats: ik aan een vreemd gevormd boompje, Larie aan een hectometerbordje. Louis koppelde onze wagon af, wenste ons "Tot straks!", en stapte de sik in. Hendrik-Jan stak een hand naar ons op. Na kort beraad en een fluitsignaal reden ze weg. Alfred keek ongemakkelijk naar de brancard, die hij met één hand rechtop hield. Larie was zo slim om de opgevouwen lap plastic (Ik moest opeens aan dat geliefde zeiltje op de hei [sex] denken.) op zijn rugzak te binden, zo als een kampeermatrasje.

Ik moest maar voorop lopen, dan Larie, achteraan Alfred met dat onhandige ding. Larie bood nog aan om het zo te dragen als ze op de terugweg zouden moeten doen, maar nu rechtop leek Alfred makkelijker. Óók goed.

We hadden geen idee meer van de afstanden, maar we wisten zeker dat het pad eenduidig was, hoewel vaag. Inderdaad vond ik het zonder aarzelen. Tegen drieën waren we bij de hut. Alfred legde met een zucht de brancard neer, nam even de omgeving in zich op, haalde een klein fototoestel tevoorschijn, en ging de hut binnen. Larie had de rugzak afgedaan, en gaf me een lekkere knuffel. Daarna haalde hij het plastic los.

Alfred kwam weldra weer tevoorschijn. Hij borg de camera op, maakte ouderwets aantekeningen in een boekje, trok een bundeltje wegwerphandschoenen tevoorschijn, en nam als vanzelfsprekend aan dat Larie hem zou helpen (en ik niet). Met de brancard tussen hen in schoven ze de hut in. Ik keek genietend om me heen: dit leek mij nou echt een leuke plek om af en toe een paar nachten te vertoeven.

Na een paar lange minuten schoven ze weer naar buiten, het plastic met inhoud vastgesnoerd op de brancard. Meteen ging Alfred weer naar binnen met een doorzichtige draagtas. Toen hij ermee naar buiten kwam was die gevuld met spulletjes. Hij keek op zijn horloge en maakte weer wat aantekeningen. Hij stapte op ons af: "Mag ik straks jullie gegevens en je handtekening?" Larie knikte voor twee.

Nu ging ik eens de hut binnen. Er viel weinig meer te zien: een aarden tentje met voorgevormde bedjes. Bedjes met een looppad ertussen - ik dàcht het niet! Ik liet me op het linkerbed ploffen. Dat voelde harder en klonk holler dan ik had verwacht. Ik prikte met een takje. Jawel, daar lag iets verstopt. Nou ja, verstopt - je had hier weinig andere keus om iets op te bergen. Hadden we iets om uit te zoeken als we hier vastzaten door regen. Niets tegen Alfred zeggen, want die was zich merkbaar aan het opofferen. Ik ging weer naar buiten.

Alfred en Larie stonden het landschap te bestuderen. Het was nu natter dan toen (toen het onnatuurlijk vele water ook onnatuurlijk snel gezakt was), en overal zag je poelen (zullen wel vennen zijn) glinsteren. Ze moesten wel ondiep zijn, en ik dacht weer aan die kennismaking met Angela: aan hoe Larie die plas water langs het fietspad beschreef: "zo'n brede maar ondiepe hoeveelheid water die je in Amsterdam kunt aantreffen als twee straatkolken verstopt zijn." Geen zwemwater dus. En die ene langs het pad? Ik glipte erheen. Hmmm... misschien!

Alfred en Larie namen de brancard, ik de rugzak. Rond vier uur zaten we in de wagon. De brancard lag op het ene balkon. Alfred ging zijn aantekeningen uitwerken in een handheld, volgens Larie een toepasselijk museumstuk. Larie ging op het andere balkon op de vloer zitten, steeds meer in de doorbrekende zon, ik op zijn schoot. Ogen dicht, genieten maar!

Opeens hoorde ik een schoen schuin achter me. Alfred stond in de deuropening naar ons te kijken, zijn ene hand in zijn zak. De droogneuker! Ach, wie weet wat hij tekortkomt - maar dat moet hij niet bij mij halen! Alfred keek betrapt, en ging aan de andere kant van de deuropening op de vloer zitten. Nu moest ik denken aan een lied van Larie: "En ze wisselen een woord / dat toch de stilte niet verstoort / die er hangt ondanks de achtergrondmuziek." Hier waren het vogelgeluiden, best wel veel.

Na lang soezen mengde een soort stoomfluit zich onder de vogelenzang. Uitrollend kwam het treintje in zicht. Voorzichtig boem! en aankoppelen. Berend Botje in de goederenwagon, Louis op dat nu voorste balkon, behoedzaam reden we terug.

De zon was ongeveer onder toen we bij het station aankwamen. De brancard ging achterin Alfreds auto, de rugleuning achter ons neergeklapt. We bedankten Louis en Hendrik-Jan, en reden terug. Alfred zette ons bij ons huis af, en nam brommend afscheid. Larie bedankte hem hartelijk voor zijn inzet, maar dat was niet waarop Alfred gehoopt had. De wielen van de auto maalden veel zand op toen hij optrok.

Terwijl we op bed wachtten tot ons bad vol was, vertelde ik van die vondst in dat bed.

Bad

We zaten in bad, Larie met zijn rug tegen de korte kant, ik op schoot. We peinsden over hoe we Botje konden gebruiken. Bovendien vertrouwde ik Alfred niet helemaal, vertelde ik. Die leek zich afgewezen te voelen, en iets zei me dat hij wraak zou kunnen zoeken, zelf of door middel van een ander. In een gedachtenflits zag ik Alfred met Bobbie optrekken. Terwijl wij daar waren of juist zij vandaaruit. Larie deelde mijn verontrusting, maar hij wees omhoog.

Ik kon niet wachten, en riep Aphrodite aan. Zij verscheen onmiddellijk, zittend op (van ons uit gezien) het voeteneind van het bad, haar voeten in het water, bloot, herinnerend aan Yvonne. Zo stevig en zacht tegelijk had ik haar nog nooit gezien.

Ze glimlachte, blijkbaar zowel om onze reactie als om onze zorg: "Je hoeft je nooit meer zorgen te maken om Bobbie. Hij heeft zijn einde gezocht, en als stuntman gevonden. Vrees niet voor Alfred. Hij zou je graag bezitten, zoals zovelen, maar hij is te goedaardig om zijn behoeften met geweld te bevredigen." Ze had zich tegenover ons het water in laten glijden, haar voeten tegen die van Larie, reikte door de muur heen naar waar in de slaapkamer het offertje op de kast stond, nam het glas wijn, gaf mij een kopie ervan, en klonk met ons.

We zwegen een paar tellen, alledrie een slok wijn in de mond. Toen vroeg ze blozend: "Mag ik even met je ruilen?" Uiteraard! Opeens zat ik met mijn voeten tegen die van Larie, met Aphrodite op mijn plaats, Laries handen nog waar hij ze bij mij had.

Hoogstens vijf frames was ik woest. Toen besefte ik, dat ik zojuist toegestemd had. Vervolgens zag ik, voor het eerst (en misschien door een soort goddelijk filter), hoe anderen mij bij Larie op schoot zagen zitten (wel of niet gekleed). Hmmm... ja... dan wilde je inderdaad wel ruilen! Ik glimlachte schaapachtig. Aphrodite schaterde. Larie keek verbluft langs Aphrodite naar mij, en nu moest ik ook schateren.

Larie schaterde niet. Die was weer van slag. Zoals in Verjaardag 2 [geloof, sex], maar erger. Hij liet zijn handen naast zich vallen, en verstarde in die houding. Aphrodite wisselde ons geschrokken terug. Ik voelde Larie ontspannen en zijn liefkozingen hernemen na bijna bijtende woorden die nog steeds een enkele keer pijn doen in mijn linkeroor: "Zou je dat nooit meer willen doen!"

Onvoorstelbaar: Aphrodite leek in tranen uit te barsten. Ze sloeg haar glas achterover, en klom moeizaam het bad uit. Larie leek geschrokken: "Sorry! Je bent me ontzettend dierbaar. Ik heb er geen enkele moeite mee om intiem met je te zijn, maar pas als Wiesje haar plaats ter beschikking gesteld heeft. Op háár voorwaarden."

Wat lief! Ik kuste hem zo als in deze houding mogelijk is, en stapte moeizaam zelf naar de overkant. Ik zei en gebaarde naar beiden: "Larie, Aphrodite wil graag bij jou zijn. Je weet: je kwakjes zijn voor mij." Larie zei en gebaarde haar: "Wees welkom!" Aphrodite stapte geroerd het bad weer in, haar gezicht naar hem toe, en gaf hem een geweldige knuffel. Hij beantwoordde die zichtbaar. Weer werd ik heel even woest, maar vervolgens heel eh... bevredigd. Het was goed zo.

Ze gingen het bad uit, de luchtmatras op. Het werd hevig, en ik speelde toekijkend met mezelf. Ik klom het bad uit, ging op mijn rug naast het luchtbed liggen, en trok mijn lipjes open. Goede timing: Larie trok zich kreunend uit Aphrodite terug, en wierp zich op mij. Best afzien op de harde vloer, maar van korte duur. Na enkele slagen sur place, na een tijdloze tongzoen een driehoeksknuffel. Daarna zag ik aan haar, wat Larie bedoelt als hij mij vindt glanzen of stralen. Nu huilde ik bijna, van ontroering. Tijdloze driehoeksknuffel. Toen vervaagde Aphrodite met een aai langs onze hoofden. Haar glas was verdwenen.

Bed

We lagen op bed. We peinsden over hoe we Botje konden gebruiken. Goed, het was een onderdak - maar we konden ook ons tentje meesjouwen, en dan hadden we geen gangetje tussen de bedden. Larie vroeg zich af, hoe Berend Botje aan drinkwater was gekomen. Had hij daar ergens een waterput of zo? Dan zou dàt handig zijn. Larie beredeneerde: alle kans, dat Berend Botje een pompje in die hut had, en dat dat afgedekt was door de trommel of zo die ik onder dat linkerbed had ontdekt. Ontnuchterend, maar waardevol.

Vanuit Botje zouden we ontdekkingstochten kunnen maken naar het noordelijke deel van de verre weide en naar het bos ten westen van de speeltuin en het natuurvriendenhuis. We konden desnoods naast de hut ons tentje opslaan, maar drinkwater zou ons veel sjouwen kunnen besparen. Hoewel... we zouden de weg die we vandaag per auto en trein genomen hadden ook kunnen fietsen: er liep een soort pad langs het spoor. Dan de fietsen daar neerzetten bij "halte Botje", en zonder kamperen in die buurt kunnen wandelen.

We kwamen er niet uit. Het samen denken ging zoals gewoonlijk over in vrijen. Botje raakte een paar weken op de achtergrond.

Boot

Op een dinsdag raakten we bij het afhalen van onze boodschappen in gesprek met Marie en Bob. Het kwam erop neer, dat Bob niet zo hard opschoot met het opknappen van zijn oudroest, mede omdat alle mankracht naar het station trok. Dus mocht Larie toevallig zin hebben, en mocht ik hem kunnen missen... Waarop Marie aanvulde dat ik natuurlijk ook welkom was.

Je zult het niet geloven, maar ik had zin om Bob te helpen - en dan hoef je het Larie niet eens te vragen. Het was bij mij een lange ontwikkeling geweest van Stoom 1 langs Stoom 3 [sex] en uiteindelijk hierboven tot de wens om zelf iets te doen.

Verbazing en blijdschap dus. Marie bood aan, dat wij op de Klaas Vaak zouden kunnen slapen. Die had een hut met een tweepersoonsbed, en het was een kleine moeite om met een slang vanaf de wal stromend water beschikbaar te stellen voor een zelfs warme douche. Voor eten zou Marie wel zorgen. We konden ook overalls van hen lenen.

We besloten om vanaf vrijdag (de volgende keer boodschappen) twee weken uit logeren te gaan. We lichtten meteen (nu we er toch waren) Sophie en Ab in. Marie wilde weten wat we juist wel en juist niet lustten. Vegetarisch, juist ja...

Die vrijdag brachten we ons afval naar de loods, en gingen in de zon tegenover de kade zitten wachten: waar we hadden zitten kijken toen Speedy met zijn boot vastzat. Vandaag zagen we hem nog in de verte. Volgens Ab heeft hij het tegenwoordig lekker druk, deels met zijn Ha-Ru 2 hier in de buurt, deels als opstapper in Rotterdam. Hij heeft dus zelfs een goede smoes om te racen.

We zagen ook de Boxershort naderen, en liepen naar de plek aan de kade waar die aanmeerde (of is het nou afmeerde?). Bob klom aan wal, en ging met Larie weer naar de loods om de boodschappen te halen. Ik ging alvast met onze rugzakken aan boord, Marie gezelschap houden. We hadden er echt zin in!

Ik had er niet bij stilgestaan, maar het is een uur varen. Niet voor Speedy, wel voor Bob met een vol notendopje. Marie had een thermosfles koffie mee, en Bob had verse krentenbollen. Kortom, gezellig eten en drinken terwijl we in de zon over het stille kanaal voorttuften tussen de groene oevers.

Ik moet er nog steeds aan wennen dat Marie en Bob nu in VCR wonen: voor mij is het nog steeds het huisje van Doekje. Ook al heeft die het mij nagelaten en heb ik het aan Marie en Bob verkocht, en ook al heeft Bob er zijn bruine vloot (Woordspeling, lief!) voor de deur liggen. Dat roest zie je al van verre, vooral die drijvende kraan (zoiets). Met dàt ding zouden wij hem helpen.

We legden aan. Vóór ons lag de "Klaas Vaak", dáárvoor die kraan. Ik moest sterk aan het station denken, met die locomotieven. Bob bracht de boodschappen naar huis, Marie leidde ons naar onze hut op de "Klaas Vaak". Ongeveer even groot als Botje, maar met een tweepersoonsbed. Zoals die hut in de Ha-Ru 1 waarin wij hadden gelogeerd. Overalls lagen klaar. Ze leidde ons verder rond door het woongedeelte van het schip. Daarna liet ze ons alleen "om uit te pakken".

Nou, dat bed (Ja-ha, die kooi!) voelde goed. Voor omkleden moet je eerst uitkleden. Dat deden we snel, maar het aantrekken van die overalls liet natuurlijk wel even op zich wachten. Zou Marie aan de golfjes aflezen wanneer wij een nummertje maakten? Vertekend beeld, want ze ziet hoogstens de sur places.

De overalls pasten heel aardig. Het leuke is, dat ze naast de gewone zakken ook sleuven hebben om in je broekzakken daaronder te komen. Als je er een broek onder draagt. Wij beperkten ons uiteraard tot strings. Dikke stof trouwens:, en ook nog borstzakken. Misschien moet ik eens in de kroeg gaan helpen met een overall (een nette) aan: geen uitstekende tepels, wel een soort zijsplit met uitzicht op de zijkant van mijn dijen.

Werk

We meldden ons op de wal gereed bij Bob. Die ging de bedoeling uitleggen.

"Deze kraan is bijzonder. Hij is ooit gebouwd als een gewone stoomkraan op een ponton. Die ponton had een bergplaats voor knijpers en zo en een kolenbunker. Je pompte water omhoog naar de stoomketel, dat water werd stoom, verrichtte arbeid, en verdween de lucht in.

Toen heeft iemand bedacht dat het zuiniger kon. Die heeft een warmtewisselaar, een radiator, ingebouwd in die ponton. De afgewerkte stoom wordt opgevangen, naar die condensor geleid, daar met buitenboordswater gecondenseerd tot voedingwater, en dat voedingwater wordt dan weer de ketel in gepompt. Bij een kraan is dat natuurlijk heel moeilijk, want dat ding kan ronddraaien, en dan zouden die leidingen èn stukgedraaid worden èn vervlochten raken. Deze slimmerd heeft iets moois bedacht met twee concentrische buizen.

Deze kraan heeft dus leidingen voor buitenboordswater en voor de stoom-kringloop. De stoom gaat van de ketel naar allerlei lieren, naar een generatortje voor licht en naar de motor waarmee de kraan op de ponton kan draaien. De ponton is gewoon een bak, die heeft geen voortstuwing.

Ik wil in deze kraan alle leidingen nalopen. Er zal niks doorgeroest zijn, maar ik wil alle flenspakkingen vervangen, en ik wil van alle afsluiters de klepschotel en de klepzitting nakijken of die afsluiter nog echt kan sluiten. Ze moeten dus ook schoon zijn: geen roest of zand erin. Ik wil ook dat alle afsluiters gangbaar zijn, dat ze soepel open en dicht gedraaid kunnen worden.

Ik wil jullie vragen om me daarbij te helpen. Te beginnen bij het buitenboordswater, maar met uitzondering van de buitenboordsafsluiters. Die zijn nog goed: anders zou de biels vol water staan. Haal dus de afsluiters los van de leidingen, maar merk ze eerst zo dat je weet welke waar zat, en in welke richting. Ik ga zelf in de stoomketel de vlampijpen nalopen. Aan het eind van de middag kijk ik na wat jullie los- en opengekregen hebben. Dan zal ik jullie ook pakkingmateriaal geven. Daarmee kun je dan morgen het spul weer inelkaarzetten en terugplaatsen, en dan een volgend stuk aanpakken. Jullie helpen me er echt geweldig mee! - Vragen?"

Het leek Larie duidelijk. Marie vulde aan: "Gereedschap behoort opgeborgen te zijn in de werkplaats in het ruim van de "Klaas Vaak". Daar kun je het dus ook vinden. Waarschijnlijk gaat het om enkele maten moersleutels. Probeer bahco's te vermijden. Neem pauze als je wilt rusten: het kan best zwaar zijn. Ik zal ook af en toe met koffie langskomen."

Larie liep meteen terug naar de "Klaas Vaak", en ik volgde hem dan maar. Hij verkende de werkplaats, en pakte van boven de werkbank een verstelbare sleutel. Ik zag nog net het woord "BAHCO". Larie haalde me aan en verklaarde: "Ik pak nu die bahco om de maat te nemen van de moeren." Hij haalde twee andere bahco's van de wand. We gingen weer aan wal.

Nu gingen we aan boord van de kraan. Ik kreeg het gevoel dat dit ding de locomotieven van Sans Perail rauw lustte. Wat een kanjer! Uit het dek stak een randje op rondom een open luik. Larie daalde langs het laddertje (of steile trapje?) af. Je kon er rechtop staan. Er brandde electrisch licht, maar ik wist meteen dat we onze hoofdlampjes nodig zouden hebben.

Larie nam me bij de hand, keek rond en wees met zijn andere hand: "Kijk, dit is het buitenboordswater. Inlaat aan bakboord, inlaat aan stuurboord, hier in het midden de leidingen naar de circulatiepompen, dan de leidingen naar de condensor - en hier komen ze eruit, en dan gaan ze daar en daar weer naar buiten. Kijk, hier komt van boven die concentrische leiding. Zal wel afgewerkte stoom binnenin hebben en voedingwater aan de buitenkant."

We liepen terug naar een inlaat. Larie voelde of alle kranen (afsluiters) dicht zaten. Vervolgens nam hij met de bahco's de maten van de moeren die blijkbaar los moesten. We gingen weer naar de "Klaas Vaak", zochten de benodigde moersleutels, namen ook een krijtje (voor merktekens) en een stuk pijp (als hefboom) mee, en kropen de ponton weer in. Ik voelde Larie stuiteren tussen willen knuffelen en een technische klus te willen klaren.

Ik voelde ook mezelf stuiteren tussen willen knuffelen en warempel met boutjes en moertjes (nou ja, -tjes...) aan de gang te gaan. Larie stelde voor: "Ik probeer die moeren gangbaar te krijgen, en dan draai jij ze eraf. Houd ze wel bij het ding waar ze vanaf komen."

Afijn, zo gingen we dus twee weken aan de slag: afsluiters openmaken (liefst als ze nog vastzaten: dan kon Larie meer kracht zetten, maar soms konden we niet goed bij die moeren), loshalen, beetje schoonmaken, door Bob laten bekijken, pakkingen uit een vel materiaal maken, afsluiters met nieuwe pakkingen inelkaarzetten en terugplaatsen. Eerst in de ponton, daarna in de kraan zelf. Tussendoor natuurlijk ook steeds knuffelen, en na het avondeten bleven we maar éven klaverjassen - want op ons avondritueel wilden we niet bezuinigen.

Bob vond het prachtig, want ondanks alle knuffels (volgens ons juist dankzij) deden we minstens evenveel als twee mannen van Sans Perail, bovendien zorgvuldiger. Het scheelde ook, dat we onze hoofdlampjes gebruikten.

Twee weken na die vrijdag van de heenweg brachten Marie en Bob ons weer met de "Boxershort" terug. We waren nu wel zo slim geweest om boodschappen te bestellen. We gingen dus gevieren naar de loods.

Verrassing: Marie en Bob hadden een mooie taart voor ons besteld. Met noten, vruchten, chocola en slagroom. Veel te groot voor ons, dus we vroegen hen maar op de koffie. Marie en Bob waren nog nooit bij ons binnen geweest (of we waren het allevier vergeten), en ze waren wel benieuwd. Larie zette ook een kopje koffie en een stuk taart op de kast - en uiteraard moesten we dat uitleggen. Tja...

Wat nu?

Zodra Marie en Bob weg waren gingen wij weer in bad, ons bad. Een uur, schat ik. Daarna deden we op bed een avondritueel - niet omdat het zo laat was, maar omdat we gebeurtenissen te verwerken hadden.

Heerlijk: zacht, schoon en warm, lichaamsdelen die elkaar aanvoelen, volstrekte rust...

Ik werd weer onrustig. Dat wordt verdomme steeds erger! Opeens verlangde ik weer naar dat zeiltje. Nou... eigenlijk verlangde ik na twee weken opsluiting naar ruimte om me heen. Niet naar de poel, niet naar Botje, nee, eigenlijk ook niet naar het bos rondom dat zeiltje. Wel naar kamperen midden op de hei, liefst bloot op een luchtbed onder de blote hemel. Eventueel met een zeiltje om ons heen in een hevig onweer. Of in een roeibootje op zee. Of zoiets als in die Droom [geloof, sex], maar dan zonder rietkragen.

Wat is dat eigenlijk voor een verlangen dat ik tegenwoordig heb? Is dit een vrouwlijke vorm van de mannendagdroom over met een mooie meid op een onbewoond eilandje? Vroeger had ik dit nooit, en juist met Larie heb ik geen natuur nodig om hem bij me te houden. (Ja, daar heb ik wel eens anders over gedacht.) Hij vindt dergelijke avonturen best leuk, maar het is meedoen met mijn droom.

Dat vliegende tapijt [geloof, sex] had óók wel iets, maar het was goed dat ik Laries hoogtevrees had weggewenst. Wauw! Ja, een tapijtje boven de hei of de zee, en wij dagenlang vrijen. Ik lekte bij de gedachte.

Mocht er eigenlijk iemand bij zijn? Aphrodite, Sheila, kleine Maaike? Nee, liever niet. Maar dat tapijtje verbeeldde mijn verlangen het beste.

Ik schakelde mijn tweede hoofd in, en beschreef wat ik bedoelde. Uiteraard snapte Larie het. Hij zei: "Volgens mij zijn er van die hogere plekken met weids uitzicht. Op de hei zelf herinner ik me een plek nabij een van de eerste brandkranen, dus grofweg een eind in de richting van de schaapskooi, en een plek tussen het schuine ven en de schaapskooi van Jan. Verder zou jij het de wolven kunnen vragen: het lijken mij echte wolvenplekjes. En het mooiste uitzicht heb je natuurlijk vanaf de watertoren, maar daar heb je zelf weinig ruimte."

Ja, dat was een raak antwoord. Larie peinsde verder: "De watertoren valt af, want dan voel jij je nog steeds opgesloten. Een tapijtje dus ook. Die wolvenplekjes zijn wèl naar jouw zin, maar dan hebben we alle kans om opgemerkt te worden door Hector of Ali. Willen we dat?"

Niet Ali! Aïcha en Hassan leken me lieve mensen, maar ik was niet voor hen in de stemming. Hector zou kunnen, wolven zelf uiteraard ook.

Larie draaide naar mij toe, alvast één been over mijn dij. Dat is geen houding om in te overleggen. Terwijl ook een arm over mij heen ging zei hij: "Volgens mij wil jij boven op ons zeil liggen." Hij gaf me een paar tellen de tijd om dat te overwegen, en kwam op me liggen.

Kortom, een heerlijk nummertje later kon ik weer een beetje denken. Hij had gelijk, maar niet in dit jaargetijde, met de bomen vol in blad. Ik dacht ook nog aan de verre weide: ook allemaal struiken.

Larie bleef meedenken: "We zouden ook naar Mart en Diana kunnen gaan. Desnoods liggen we met ons vieren op dat dakterras. Frans en Cisca zou óók kunnen, maar dan wordt het weer een wedstrijd."

Ik werd weer eens gek van mezelf: wat wilde ik nu eigenlijk? Nou, eigenlijk wilde ik gewoon liggen vrijen. Liefst in de buitenlucht, met de weidsheid van de natuur als drang om bijelkaar te blijven. Belachelijk: alsof één van ons bij de ander weg zou willen!

Larie voelde mijn tweestrijd. Hij hernam: "Die weidsheid is zo betrekkelijk. Vanaf een heuvel kun je inderdaad kilometers, althans hectometers, rondkijken. Maar als we ergens liggen waar het gras twee kontjes hoog is, en je richt je op, dan voel je decameters, althans meters, al als weidsheid. Toch?"

Zijn taalgebruik ergerde mij, maar inhoudelijk moest ik hem gelijk geven. Gelukkig maar, want met de bladeren aan de bomen wil het niet zo met die weidsheid. "Tja, wat is weidsheid?" Ik moest om mijn eigen flauwe grapje lachen. Larie vond het goed gevonden. Hij vindt trouwens ook de titel "LichteRE dagen" een mooie tegenhanger van zijn "DonkeRE dagen". (Wat een kind, hè? Pff, mijn eigen taalgebruik kan ook beter!)

Larie stelde voor: "We zouden met volle bepakking binnendoor naar Botje kunnen gaan. Dan kunnen we daar onderzoeken of daar een waterkraan is, of zo. Vinden we die, dan hebben we voortaan in die richting een steunpunt. Vervolgens kunnen we kiezen welke kant we op gaan. Als daar water is, dan kunnen we verder van huis gaan. Sowieso kunnen we pootjebaden in een ven daar, dus we hoeven alvast geen water te sjouwen voor wassen of zo." Ik rolde me op hem en gaf hem een likje over zijn neuspunt.

Botje

De volgende ochtend sjouwden we weg, Eerst maar eens naar de poel. Slimme inval van Larie: we lieten er een jerrycan (zo'n opvouwbare) met drinkwater achter. En zo'n plastic voorraaddoosje met een pak roggebrood (Ik vroeg me al af, waarom hij dat besteld had!) en zo'n luchtdicht verpakt onsje gesneden kaas. Scheelde voor nu een paar kilo (van dat water), en dan hadden we hier noodvoorraad.

Het was mooi weer, dus we bleven hier hangen. Ik miste de weidsheid helemaal niet!

De volgende ochtend (zondag dus) baanden we ons een weg door onze rimboe naar Botje. Bewust niet over dat dijkje, maar binnendoor: dan leerden we het gebied beter kennen. Larie oriënteerde zich op de zon, en dat lukte verrassend goed. We hadden onze kleding maar aangetrokken: dat leek ons handiger bij het struinen.

We kwamen langs een plek die we de zonneweide hebben genoemd. Larie moest er denken aan de weide bij de Grote Vijver in het Amsterdamse Bos. Ik begrijp de vergelijking, maar het is niet de mijne. Oh, een schaalmodel! Mja... Het gras was er twee kontjes hoog, en het zicht van een paar decameter inderdaad weids. De insecten hielden er hun Open Luchtmachtdagen.

Uiteindelijk ging Larie een beetje links aanhouden. Zodoende kwamen we tegen vijven inderdaad uit op het pad dat van de dijk naar Botje loopt.

We gingen meteen het hutje binnen. Het was nu weinig méér dan een kruising tussen een iglo en een molshoop. Ik liet Larie het linkerbed horen. Die dacht er het zijne van. Hij ging niet graven, maar voelde van opzij (dat gangetje) als het ware onder de matras.

Ja hoor, hij vond een soort plaat van dun hout, en klapte die met aarde en al omhoog. Daaronder was een bergruimte met wat flessen, glazen potten en een po - en een pompje, een kleine uitvoering van wat volgens Larie vroeger een heel gewone waterpomp was, met een zwengel. Het zwengeltje moest even wakker worden, maar vervolgens had Larie snel zo'n pot vol. Hij gebruikte het water om de pot min of meer af te wassen, gooide het water naar buiten, en pompte het ding nu halfvol.

We hielden de pot tegen het licht, we roken aan het water, we probeerden elk een slok. Nou, als we er geen last van kregen (en dat deden we niet), dan hadden we hier voortaan inderdaad een tappunt.

Het rechterbed bleek ook een holte te overdekken. Hierin lagen wat kledingstukken. We klapten de bedden weer dicht. Larie keek me slim aan: "Laten we takken gaan sprokkelen!" Ik begreep het helemáál niet, maar ik deed mee. Uiteraard hadden we weldra aan de bosrand een mooie stapel van allerlei takken.

Larie greep de dikste takken eruit, keurde ze op lengte, en sleepte ze naar binnen. Vervolgens wat dunnere. Huh??? Ik gluurde naar binnen. Natúúrlijk: hij vulde het gangpaadje ermee op. Vervolgens legden we de opgeblazen luchtbedden over bedden en takken. Onder ons gewicht klonken de takken nogal in, maar Larie had er genoeg.

We hadden nu een mooi hutje met luchtbed en drinkwater (en een po, die Larie terzijde gezet had). We gingen nu eerst maar eens de vennen proberen. Ook dat ene was niet echt diep. Als je het rond zou noemen, dan had het de diameter van de lengte van ons bad, en ook de diepte van ons bad. Zo'n beetje als ons zwembadje in de tuin dus, maar ondieper. Nu nog een beetje te koud, maar in de zomer beslist heerlijk.

De zon zonk achter de bomen, maar er kwamen ook wolken opzetten. We zaten een tijd bloot voor de deur van de hut: Larie met zijn rug tegen zijn rugzak, ik op schoot. We zagen steeds meer dieren. Uiteraard zagen die ons ook, en dit werd gezellig, zo als bij de poel. Wij hadden wortels, klontjes en koekjes mee (en Grieks spul).

Het leek uiteindelijk wel een kerststal: vossen, reeën, bevers, wilde zwijnen, otters, konijnen, muizen, hermelijntjes of zo, tig soorten vogels, pony's, en tenslotte ook een paar geldwolven. Alles in onderlinge wapenstilstand. Volgens Larie kon ik gezellig contact maken met die hele dierentuin, maar ik kan me er niets van herinneren.

Laat op de avond kwam er een zwaar onweer opzetten. Nou ja, niet zoveel ontladingen, maar wel een hoosbui. We gingen de hut in, en sommige dieren vonden dat navolgenswaardig. Het hutje bleek trouwens op een terpje te staan, dus alles wat droge poten wilde houden en niet naar binnen kon, bleef in de buurt.

Larie ontdekte ook een paar vleermuizen aan het plafond. Die zetten hem zwaar aan het denken. Enerzijds gunde hij alle vleermuizen een mooie plek om te overdagen en te overwinteren, anderzijds wilde hij de hut afsluitbaar houden, en de bedden vrij van vleermuispoep. Gelukkig heb ik alleen mijn lichaam nodig om hem van piekeren af te leiden.

Het was een nieuwe ervaring: vrijen in een muf hutje, wel op luchtmatrassen, en met allemaal dieren om ons heen. Larie zag het al voor zich: Maaikes eerste vriendje krijgt een slappe bij het zien van de speelgoedbeesten om hem heen. (Ze is op een leeftijd dat haar kamer, te beginnen bij haar bed, een soort Ark van Noach is. Zelf heb ik nooit veel speelgoed gehad.) Oh, Larie mag best aan Maaike denken: des te meer krijg ik binnen.

Die nacht had Larie een droom. Ons ochtendritueel leed er zwaar onder, maar Larie beloofde het goed te maken. Achteraf bewonderde ik zijn daadkracht.

Hij ging opnieuw sprokkelen. Hij bouwde van takken en omgevallen stammetjes een soort skelet voor een tent, zo hoog als hij aankon. Met het schepje dat wij meestal mee hebben (om schijtkuilen te graven) groef hij onder dat skelet de grond uit, en de bovenste grond ging alvast in plaggen tegen de zijkanten. Best zwaar, want de grond was dóórnat van gisteravond.

Uiteindelijk stond vlakbij ons hutje een tweede bouwsel, hoger en smaller, en met een afstap tot aan het grondwater. Die kuil vulde hij gedeeltelijk op met allerlei plantenresten. Hij maakte alle wanden zoveel mogelijk dicht, met een kleine opening in de nok op het zuiden en een kleine opening net boven de omringende grond. Hij wees: "Daarboven moeten de vleermuizen naar binnen, daarbeneden kunnen andere dieren, slangen of zo, overwinteren. Maar die vleermuizen moeten wel op veilige hoogte hangen, vandaar die kuil."

Tenslotte moest ik de vleermuizen roepen. Warempel, ze kwamen! Larie wees hen het gat, en vroeg of het zo goed was. De grootste probeerde het. Larie zag waar het beter kon, en verschikte wat. Ze gingen allemaal (een stuk of zes, van verschillende soorten) naar binnen. Na een minuut kwamen ze weer naar buiten. De grote landde op Laries schouder, en gaf hem moeizaam een likje op zijn kin. Larie aaide het dier voorzichtig, tot tranen geroerd.

Daarna kwam Larie op mij af: "Nu kan ik jou alle aandacht geven, lief!" Het werd een heerlijk ritueel, ochtend-, middag- of avond-. We gingen ook maar eens iets eten, buiten op een zeiltje. En overwegen wat we nu zouden gaan doen.

Het was inmiddels te laat in de middag om vanhieruit op ontdekkingsreis te gaan. We zouden hoogstens kunnen verkennen waarheen we morgen zouden gaan. We zouden volgens Larie nog net bij daglicht thuis kunnen zijn. Eten hadden we nog: wat gewoon brood, roggebrood (en kaas en honing), sultana's, en blikjes maïs (en een blikopener). En uiteraard Grieks spul, maar dat zien wij toch niet als proviand. Ja hoor, we hadden ook chocola. En genoemde klontjes en koekjes, maar de wortels waren nu op.

Onder het eten speelde mijn gevoel, dat verlangen, weer op. Nu was het niet de gezochte weidsheid, maar juist de beslotenheid die ons samenhield, net zoals bij de poel. En nog steeds was dat elkaar verlaten zo'n onvoorstelbaar belachelijke gedachte. Zie je wel: Larie ried mijn gedachten en haalde me aan. Er lekte een druppel honing van mijn brood op mijn ene tepel. Mijn beer was er met zijn tong bij voordat ik besefte wat er gebeurde.

Van het ene kwam het andere, en zo werd het te laat voor andere dingen dan hier blijven.

Tijdens het eten werd de bewolking steeds dikker, en ons naspel viel in het water. Nou ja, eigenlijk viel de regen in ons naspel. Van die regen die dagen kan aanhouden. We gingen uiteraard met onze spullen naar binnen.

De regen gooide ook onze mogelijke plannen in het water, want de modder maakt het lopen zo zwaar. Morgen terug naar huis, dus. Niet dwars door onze rimboe, dus òf langs het station òf langs Marie en Bob. Larie wilde liever langs het station: eerst een stukje drassige dijk, dan de droge spoorbaan, dan de schelpjes. Anders hadden we alleen maar drassige dijk. Ja, dat was wèl zo. Ik stemde in. We namen wat Grieks, en gingen vroeg slapen.

Terug

Dinsdagochtend waren we dus ook vrij vroeg wakker. Het regende nog steeds. Ik moest denken aan die nacht met de Jaffa's [geloof, sex], maar nu was het tenminste niet zo koud. We hadden wel onze regenpakken mee (dat zijn kleine lichte pakjes), en in onze rimboe zijn kaplaarzen meestal het aangewezen schoeisel. Beschermen ook tegen doorns.

We gingen eventjes buiten in bad, kleedden elkaar aan, pakten onze spullen, verborgen hier een voorraadje pedaalemmerzakken en toiletpapier, en vertrokken. Vanuit een boom kraste een kraai mismoedig. Het klonk als: "Nou, goede reis dan maar. Tot ziens."  Wij riepen gedempt "Tot ziens!" terug, en sopten naar de dijk.

Ook op de dijk was het soppen en glibberen, dus ik was dankbaar voor de gekozen richting.

Bij de spoorbaan keken we oplettend naar de overkant. Op zich is die van westelijker dan hier tot het station vrij dicht en gemengd bebost, maar hier is net een stuk met bijna alleen sparren. Hoge sparren, met een donkere ruimte onder hun laagste takken. Bijna even sfeerloos als een lege betonnen parkeerkelder.

Afgezien van ons eigen gerucht was het doodstil. Na een paar honderd meter trok iets fel geels onze aandacht: er lag een kinderschepje naast de rails. Dat zou ons laatst toch wel opgevallen zijn. Larie maakte er een foto van met GPS, en zond die (toen we thuis waren) aan Aart.

Het is een kilometerslang recht stuk naar het station, met steeds aan de ene kant bos en aan de andere kant rimboe. Op zich best mooie planten en bomen, maar wel zo'n tunnel (kloof eigenlijk) waarin slechts de hectometerbordjes bewijzen dat dit niet zo'n droom is waarin je niet van je plaats kunt komen. Ook weer geen enge droom, trouwens. Eerder iets gemelijks of bureaucratisch, alsof die planten en bomen hier staan krachtens de bijlage bij een beschikking.

Maar goed, ondanks wat knuffelpauzes kwamen we toch vlot bij het station. Daar leek niemand aanwezig. We gingen rechtsaf, de schelpjes op. De regen werd heviger. Ik moest denken aan die keer dat we hier ergens ons tentje hadden opgezet, en dat Louis net op tijd voor een stortbui bij ons aankwam [sex]. Ik zorgde voor een knuffelpauze op die plek. Larie moest lachen. Knuffelen in regenpak herinnerde hem aan die séance van de goten [geloof].

Oh, dat geeft je misschien een indruk van ons avondritueel: dan vertellen we elkaar ook dit soort associaties, en borduren er even op voort.

In de loop van de middag waren we weer thuis. Snel de natte kleren uit, en zelf het warme bad in. Met een pot koffie en een stuk chocola. De regen kletterde inmiddels tegen het huis, en alweer voelde ik de bindende kracht van de beslotenheid. En toch heeft weidsheid die ook!

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).