Laatste wijziging: 2022-06-188 (technisch), 2011-08-28 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "de Goten"

[geloof]

De goten hadden al een rolletje in Speedy [geloof, sex]. Nu hebben ze een hoofdrol.

Séance - Veldzicht - Muziek - Bezoek - Kroeg - Tea party - Nawoord

Séance

Wiesje en ik waren naar de kapper geweest. Lees Kapper [sex], en je begrijpt, dat het al middernacht was geweest, toen we bij de boys vertrokken. Wiesje heeft zich trouwens nooit meer zo kort laten knippen als toen - haar zwarte krullen (golven?) kwamen nu tot net boven haar schouders. Het was herfst, slechts enkele bladeren hingen nog aan de bomen. Na een dag van harde wind en eindeloze regen was het nu windstil en helder, maar niet echt koud. Wij droegen regenpak en kaplaarzen.

We wilden net rechtsaf gaan, de Digitale Zandweg op, toen we links gesmoorde opgewonden uitroepen hoorden. We hadden onze hoofdlampjes niet aan. Niet eens op zelfs, want wij hebben aan minder dan dit maanlicht genoeg om struikelblokken op onze weg te zien, en die dingen zitten in de weg als we elkaar onderweg willen knuffelen.

We slopen linksaf, over de linker berm van de weg (dus niet de schelpjes), met nu links de heide en rechts de rimboe. We zagen even later bewegingen in twee flauwe lichtschijnsels, blijkbaar van neergelegde hoofdlampjes, op ongeveer honderd meter van de bebouwing en vijftien meter de rimboe in. We waren met enkele passen ter hoogte van de lichtjes. Daar was een plek waar je de rimboe in zou kunnen. We keken en luisterden. We zagen soms gedaanten bewegen, we hoorden soms gedempte opmerkingen.

Iemand deed een poging om vuur te maken. Altijd verdacht, maar nu (na alle regen) niet gevaarlijk. Er ontstond inderdaad een miezerig vuurtje. We zagen nu twee gedaanten in cape of poncho, en de stemmen werden duidelijker, dringender. Wiesje fluisterde in mijn oor: "De goten! Het lijkt wel alsof ze geesten willen oproepen."

We liepen een paar meter verder, en staken behoedzaam het schelpenpad over. Ik leunde tegen een boompje, en Wiesje leunde tegen mijn buik en borst. Vanaf hoge takken van een andere boom ploften druppels op ons neer. We deden onze capuchons op.

De séance bereikte een anticlimax: grote inzet, blijkbaar geen gevolg. Het vuurtje gaf de geest. De hoofdlampjes werden opgedaan, en de gedaanten kwamen de weg op. Ze keken niet uit, maar liepen arm in arm over het schelpenpad naar Us Net. Wiesje en ik stapten weer behoedzaam over het schelpenpad naar de andere berm, en liepen achter hen aan.

Na misschien twintig meter liet de ene gedaante iets vallen. Bij de pogingen om het te vinden en op te rapen ontwaarden zij de gestalten van Wiesje en mij in regenkleding. Ze vonden het gevallene, raapten het op, doofden hun hoofdlampjes, en kwamen aarzelend op ons toe. Ik voelde Wiesje gniffelen. Zelf had ik in hun plaats inderdaad de lampjes aan gelaten, liefst op verblindend gezet (als dat zou kunnen).

Op vijf meter stopten de gedaanten. De ene vroeg, in een onnavolgbare mengeling van gebieden en angst: "Halt! Wie zijn jullie?" Wiesje herhaalde haar woorden uit Speedy [geloof, sex], met dezelfde intonatie als toen: "Hal-looo, dames. Alles naar wens?" Nora en Thea (nu nauwelijks van elkaar te onderscheiden) stonden versteend.

De andere stamelde: "Wiesje... Larie... Wat doen jullie hier?" Wiesje kreeg al snel een gevoel van macht over die twee, en vertelde hoorbaar twinkelend de waarheid: "Wij kwamen van de boys, en hoorden jullie." Ze zweeg een halve seconde, en hernam met haar detective-stem: "Maar wat waren jullie aan het doen?" Ze keken elkaar aan: vertellen we het, zo ja: waar? Met één stem vóór en één onthouding kregen we de wenk om mee te gaan.

Us Net lag er sprookjesachtig bij. De bijna volle maan werd bedreigd door wolken, maar toonde de omtrekken van de gebouwen: rechts het grote huis van de boys, met een flauw lichtje achter hun slaapkamerraam, het kleinere van bout en moer, daartussen (van hier af onzichtbaar) de stal van Chot, links van de weg de loods en de winkel met woonhuis van Ab en Sophie, dan het huisje van de goten, de rest niet te onderscheiden.

De goten namen ons achterom door het keukentje mee naar binnen. De kapstok was bij de voordeur - en die bleek inderdaad beveiligd door een zware balk. We trokken onze regenkleding maar weer uit. Ze leidden ons naar een popperige woonkamer: klein, vol, in de kleuren zwart, wit en roze. Een merkwaardige mengeling van gothic en Jordaan-barok.

Met Google kan ik Jordaan-barok nu niet vinden. Amsterdammers denken daarbij aan een woninginrichting met roze lampenkapjes, porseleinen herderinnetjes en zo. Die stijl oogt heel oud, maar vergt volgens mij na-oorlogse koopkracht. Ik heb het woord voor het eerst gehoord in 1984, aangaande een woning uit 1983 in Noord.

Nora zette in de keuken theewater op, Thea keek ongemakkelijk toe, hoe Wiesje en ik de kamer in ons opnamen. Bij ons is het rommelig vol, hier was het vol met dingetjes die blijkbaar allemaal een plaats hadden: fotootjes, poppetjes, frutseltjes, veel spullen uit rooms- en orthodox-katholieke cultuur. Nora kwam binnen met een dienblad thee.

De goten hadden geen bankstel. Wel een teer tweezitsbankje en twee stoeltjes, tuinmeubeltjes in Franse stijl. Een stapel boeken be-zat echter zo'n oude pluchen fauteuil met kwastjes. Ik zette behoedzaam de stapel boeken op de grond, trok de stoel bij, en nam Wiesje erin op schoot. De goten zagen vooral dat laatste met afgrijzen aan. Het ene stoeltje werd theetafel, de dames maakten de ruimte tussen hen op het bankje zo groot mogelijk (enkele centimeters). Wiesje had mijn handen vast, en kneep van de pret.

Thea nam haar kopje thee ter hand, keek naar Nora, naar een christusbeeld, naar het plafond, en stelde scherp op Wiesje. Na een diepe zucht begon ze: "Het komt door jullie... Ik bedoel, jullie hebben van die ervaringen... Wij wilden ook eens proberen... proberen of we iets konden oproepen..." Het bankje leek nu wel een beklaagdenbankje met twee natte spreeuwen. Anderzijds hoefde ik niet meer te doen dan mijn handen te houden waar Wiesje ze had neergelegd: op haar blote dijen.

Wiesje keek beiden blijkbaar beurtelings aan, en sprak bedachtzaam: "Tja, wij hebben inderdaad ervaringen. Maar de eerste keer is ons dat overkomen, en daarna vraagt het minder inspanning dan opbellen." Ze aarzelde even, en nam het voortouw: "Maar wie of wat wilden jullie dan oproepen?" Thea's hand vond die van Nora. Thea's blik maakte weer dat rondje, voordat ze zachtjes bekende: "Nu waren we maar aan het oefenen, kijken of we op het juiste spoor zaten. Maar uiteindelijk zouden we Jezus willen zien, of anders Maria..."

Wiesje zweeg, dus ik vroeg: "Wat zou je Jezus of Maria dan willen vragen?" Nu antwoordde Nora, benepen: "Het gaat niet goed met de wereld, en wij voelen ons klein en onzeker. We zouden bij vanalles om raad willen vragen."

Wiesje wendde zich naar mij: "Wat denk jij?" Ik aarzelde: "Ik heb nooit gehoord, dat je Jezus of Maria kon oproepen, wèl dat ze soms aan mensen verschenen zouden zijn. Onze ervaringen zijn met anderen, maar ook die roepen wij niet echt op, tenminste niet zo dwingend als ik dacht dat jullie rituelen zouden kunnen zijn." Wiesje nam over: "Heb je er niet méér aan om je wat minder op te sluiten? Dan kun je zien, dat je heus kracht hebt, en je kunt andere mensen om raad vragen. Vroeger bewogen jullie je toch vrijer?"

Nora schonk thee bij. Thea antwoordde: "Klopt, maar we zijn ons kleiner gaan voelen. Ik bedoel het niet verkeerd, maar het is net alsof jullie met je eh... schootzitters een clubje hebben gevormd waarin iedereen elkaar begrijpt en gezellig met elkaar is en zo, en wij voelen ons een beetje alleen. Wij hebben niet zoveel geleerd, wij kunnen niet zo veel. Wij kunnen nog muziek maken, maar nu Dennis meestal weg is, moeten we steeds een invaller vinden. En Aart is bijna altijd met andere dingen bezig."

Wiesje stond op: "Tjee, wat spijt het ons als jullie je door ons buitengesloten zijn gaan voelen!" Ze was in twee stapjes bij het bankje, en gaf de meiden een driehoeksknuffel. Ik was klaar om mee te doen, maar de goten bleven zitten, en gaven me zodoende geen kans. Wiesje kwam weer op schoot. De goten zaten verschrikt op hun bankje, nog steeds ieder in een hoek. Wiesje vroeg: "Knuffelen jullie nooit?" Thea leek te blozen, maar had haar gezicht in de schaduw. Nora viel in: "Wij hebben niks met elkaar, hoor. Maar we hebben steun aan elkaar." Ik voelde kippenvel op Wiesjes dijen. Ze vroeg: "Kunnen wij jullie helpen?"

Thea aarzelde: "Misschien... Het helpt dat jullie hier zijn, dat wij zien dat jullie niet zo groot en sterk zijn als wij dachten, en dat jullie ons willen helpen." Nora vulde aan: "Misschien zouden we eens samen kunnen gaan wandelen of zo." Wiesje vroeg: "Naar de Speeltuin of zo?" Thea leek weer te blozen: "Wij hebben niet zoveel geld, weet je..."

Met Wiesje moet je niet over geld praten, en ik ben vrijgevig en gierig tegelijk. Ik vroeg: "Willen jullie dan de heide op, of juist de rimboe in?" Nora antwoordde: "We zouden wel eens hier de eh... rimboe in willen, Veldzicht zien. Maar wij zijn bang om te verdwalen..."

Wiesje kon nu de grote lijnen gaan invullen: "Dan gaan we samen naar Veldzicht. Kunnen jullie tegen de regen, of moeten we wachten tot het droog blijft? Kan even duren!" Thea meldde regenkleding en een paraplu. Wiesje bood aan: "Morgenmiddag, drie uur?" De goten knikten bedeesd.

Wiesje stond op, en nam haar laatste slok thee: "Dan gaan wij nu naar huis. Morgenmiddag (vanmiddag dus eigenlijk) om drie uur zijn we hier." Ook ik dronk uit. We trokken onze regenkleding aan, en moesten weer door de keuken naar buiten. "Klop morgen maar hier op de ruit," zei Thea. Ze gaven ons onwennig een hand.

Wiesje en ik haastten ons naar huis, hand in hand, een beetje wind in de rug. Thuis gingen we meteen naar de slaapkamer, en deelden een Tripel Kees. We waren best aangedaan door het bezoekje. Ik peinsde: "Zou Kees bij hen willen drummen?" Wiesje gebaarde: "Zal wel." De rest van ons avondritueel was ongewoon kort en tam.

Veldzicht

Wiesje had een wekker gezet op 09:00, opdat we rustig een ochtendritueel konden doen. Wat we meenamen paste net in de kleine rugzak: chocolade, pleisters, ouderwets kompas, brood, water, zwemring en toiletpapier, klontjes, koekjes... (Hebben we ooit gemeld, dat we heus wel van die chocolade eten? Vaak pas als we weer veilig thuis in bad liggen, maar toch. En kaakjes of Maria-biscuitjes eten we ook zelf wel.) De lucht was zwaar bewolkt, de wind matig. We trokken wel bijvoorbaat weer regenpakken en laarzen aan, want zelfs al zou het niet regenen, dan zou de rimboe doorweekt zijn.

Onderweg naar de goten ontmoetten we Aart, op weg naar Bob. We vertelden hem, wat we gingen doen. Hij was aangenaam verrast, en duwde een rol pepermunt in het voorvak van de rugzak.

De goten waren opgewonden, moesten na elkaar op de WC, en waren benieuwd wat ze allemaal niet bij zich zouden blijken te hebben. Ze hadden zich goed op regen gekleed, dus leek een paraplu mij overbodig. Er ging een wereld van begrip open. We gingen op pad.

Eigenlijk waren Wiesje en ik weinig in de rimboe geweest. Onze rimboe beviel ons véél beter, en wij vermoedden, dat anderen hun geheime plekjes hadden rond Veldzicht. Maar de kans op verdwalen was niet zó groot, want hier (in de zuidelijke rimboe) was het veen afgegraven en het land ontgonnen met zo'n rechthoekig patroon van sloten, haaks op het kanaal. Ik vertelde, dat weide- of akkerland in tientallen jaren tot dit verwilderde. Twee monden vielen open. Wiesje kneep in mijn hand: dat beloofde wat!

Wiesje nam ongeveer de weg die zij destijds met Mina gegaan was in Veldzicht. Echt wandelen was het niet, meer struinen. Wiesje had de indruk, dat veel stukken prikkeldraad opgeruimd waren. Dus meende ik, dat anderen deze route vaak hadden willen benutten (en dat wellicht deden). Nog meer open monden. Wiesje greep naar de pepermunt, en vermeldde de gulle gever.

De bouwval van de boerderij oogde troosteloos. Wel liepen er nog steeds kippen rond, maar niet ongebreideld veel. Wiesje wees op een roofvogel (havik?) in een boom. Ik zag, dat wij gevolgd werden door geldwolven. Ik meldde het, maar de goten zagen hen niet.

Zouden we de boerderij betreden? De goten waren bang en nieuwsgierig, Wiesje had even genoeg van lijken in gebouwen, en ik zag instortingsgevaar. Nora durfde naar binnen, mits wij aanwezig bleven. Even later zwaaide ze uit een ruitloos bovenvenster. Daarna ging Thea. Ze hadden geen tekenen van gebruik gezien, wel meer kippen.

Ik bespeurde een zwak punt in onze onderneming: we zouden waarschijnlijk niet bij daglicht terugzijn. We zouden meteen dezelfde weg terug kunnen nemen, we zouden het (inmiddels bijna overgroeide) karrenspoor naar de dijk kunnen nemen en dáárover teruglopen, we zouden gewoon in het donker kunnen wandelen. Ze wilden nog wel iets verder, en dan over de dijk terug. Ik herinnerde me het water dat ik in gedachten Machinetocht had genoemd. Nou, dan was dàt ons doel.

We vonden een vaag pad dat vanaf iets ten noorden van de boerderij westwaarts leidde. Misschien was het wel het overblijfsel van de oude Hoofd- of Middenweg. Ik legde dat uit aan de hand van de Haarlemmermeerpolder: de lengte-as is de Hoofdweg (te weerszijden van de Hoofdvaart), de breedte-as is de Kruisweg, en op de kruising ligt Hoofddorp. Wiesje opperde, dat we dus wellicht de resten van een dorp zouden kunnen vinden. Op slag werd de wandeling een expeditie.

Zelf vroeg ik me inmiddels af, of we zuidelijk genoeg waren om op de middellijn van de polder te zijn. Dom! Ik had altijd de Digitale Snelweg voor de zuidelijke grens van de polder gehouden. Misschien was de polder wel veel ondieper (zich minder zuidwaarts uitstrekkend) - vanaf de Digitale Zandweg kon je dat niet zien. Misschien ook was van de beoogde polder slechts de eerste fase (langs het Televisiekanaal) verwezenlijkt, en was de als Noorderweg van een grote polder gedachte weg tot Hoofdweg van een kleine geworden..

We stapten stevig, maar behoedzaam door. We moesten nog steeds bedacht zijn op dichtgegroeide sloten, maar ook weer op resten prikkeldraad. Wiesje stapte op iets wat afwijkend klonk. Het bleek een bord (plank), met aan de onderzijde de tekst "Versche eieren". Bij het licht van hoofdlampjes maakten we een foto met geo-tag.

We namen weer een pepermuntje. Wiesje trok de koekjes tevoorschijn. De wolven, een grijze en een bruine, vertoonden zich nu ook aan Nora en Thea, en kregen hun koekje van hen. Zo te zien deed dat de meiden (nou ja, Wiesjes leeftijd) goed. Het werd een hele aai- en "brááf!" partij. Ik wees erop, dat deze dieren geen huisdieren waren, maar zelfstandige en bovennatuurlijke wezens. Instemmende gedempte blaf. Wiesje en ik gaven ook een koekje, Terwijl Wiesje de rol weer opborg, vertelde ik de wolven, welk rondje wij wilden lopen. De mededeling werd onmiskenbaar begrepen, en de wolven verdwenen naar rechts. De goten stonden paf.

Toch nog onverwachts hadden we ons doel bereikt. Inmiddels konden we wel de toppen van de bomen zien, maar niets meer daaronder. Ik besefte namelijk plotseling, dat we op een dam (waarschijnlijk met duiker) in de Machinetocht stonden: geen bomen te weerszijden, wel rietkragen. We liepen naar de vermoedelijke overkant (waar weer bomen stonden), en zochten bij het licht van onze hoofdlampjes naar het mogelijke dorp. Ik mat in gedachten een hele wegbreedte uit de oever en een halve wegbreedte uit de as van de dam, en zocht naar het perceel links. Ja hoor, hier werden ooit "Heineken's bieren" verkocht. Sindsdien noemen wij deze plek (hoe misleidend ook) Hoofddorp.

We keerden terug naar de oostelijke oever, vonden ook daar resten van bebouwing, en sloegen linksaf naar het gemaal. We kregen een plensbui over ons heen, maar we konden nu zelfs gevieren naast elkaar lopen op een overgroeide verharde weg. Plotseling kwamen twee reeën uit de rimboe rechts gesneld, sprongen het water in, en haastten zich naar de overkant. We bespeurden geen oorzaak. Ik dacht zelf aan onze wolven.

We naderden een machinaal geluid. Natuurlijk: het gemaal! Even later stonden we op de dijk. De bui was over. We gingen in onze regenkleding op het natte gras zitten, brood eten. Nora kon het hare niet vinden. Ze kreeg van ons drieën. Wij kregen lauwe thee, zij een stukje chocola. Wiesje deelde koekjes rond, en hield er twee omhoog. Oh ja, ons viervoetige gezelschap was er nog! Ze roken naar bloed.

Mijn telefoon ging over. Aart had bij Bob op de computer gezien, dat er een echt zware onweersbui aankwam. Waar wij waren? Oh, bij het gemaal. Of Bob ons naar zijn huis zou halen? De expeditie was nu een groepje vermoeide wandelaars, en nam het aanbod dankbaar aan. Even later zagen we het navigatielichtje van de "Boxershort".

Het werd een sfeervolle avond. Buiten woedde een prachtig onweer, binnen bleken de goten goed met Bob en Marie overweg te kunnen. Wiesje genoot van dat onweer, dus Aart en ik konden ongeremd bijpraten over de klus waarbij hij Bob hielp. Bob wilde eigenlijk de "Sisyphus" weer klaar hebben om te kunnen baggeren, maar waarschijnlijk had hij daarbij de drijvende stoomkraan nodig. Daarvan hadden ze nu de stoomketel in herstelling. (Zie voor Bobs vloot Stoom 4 [sex].)

Aarts mobieltje ging over: Yvonne verlangde naar hem. Dat bracht een plotseling einde aan de gezelligheid - maar het liep inmiddels tegen middernacht. Onweer en regen waren nu bijna voorbij - waarschijnlijk boven Us Net. Oeps!

Aart was hier met het bootje van Kees, voortgestuwd door Aarts eigen buitenboordmotor. (Zie Speedy [geloof, sex].) Wij vieren kregen een lift. Tot opluchting van Marie wimpelde Aart af, dat Bob dit geheel met de "Boxer" zou thuisbrengen. Aart leende wel vier zwemvesten van Bob, en stond erop dat wij die aantrokken.

Van Bobs huis naar Us Net is vijf kilometer, Aart durfde met een vol notendopje niet sneller te varen dan vier, dus zouden we rond kwart over één aan het steigertje zijn. Wiesje meldde dat maar aan Yvonne. De goten kwamen ogen te kort, ook in het donker. Ik zat (met Wiesje en een pikhaak) voorin, en probeerde mogelijke gevaren te ontwaren. Wiesje gaf mijn gemompelde waarschuwingen boven het motorlawaai uit over aan Aart. Het bleek steeds loos alarm.

We kwamen behouden aan bij Teuns steigertje. Aart liet het bootje netjes achter, de zwemvesten in die afsluitbare ruimte. We liepen naar de Digitale Zandweg, nu in het donker maar netjes over de kanaaldijk, en kwamen dus schuin tegenover ons huis uit. Nou, dat was een vingerwijzing. We namen afscheid van de goten, nu wèl met een knuffel, en van Aart, als altijd met een knuffel en de groeten thuis. Gedrieën verdwenen zij in het donker.

Wiesje en ik keken nog even in de houtwal. Daar lagen de wolven van vanavond! Ze gaven een behaaglijke knipoog, en beliefden niet nòg een koekje. Wij gingen naar binnen, naar bed met de rest van de koekjes, een komkommer en de metaxa. Die nacht droomde ik van Mirkwood (Demsterwold).

Muziek

De volgende dagen was Wiesje druk aan het mailen met de goten. (Wij chatten niet, want dat geeft tijdsdruk.) Intussen vroeg ik me af, hoe we hun veronderstelde geldkrapte zouden kunnen lenigen. Door optredens en wellicht bedienen in de kroeg, of bedienen in Abs winkel. Maar het toeristenseizoen was voorbij, dus de kroeg bood weinig werk, en bovendien zat Steel Strings dus zonder vaste drummer. Ook had gitarist Aart het nu gierend druk bij Bob: ze waren de vlampijpen van de stoomketel van de kraan aan het herstellen of vervangen. Voor die klus hadden bovendien zes mannen van Sans Perail vacantiedagen opgenomen, dus Aart konden ze óók vergeten.

Ik benaderde Kees voor het slagwerk, en Herman voor gitaar. Tot mijn grote opluchting wilden beiden wel. Wiesje bracht het voorstel aan de goten over. Die waren blij verrast, maar twijfelden. Wiesje zegde toe, dat wij eventueel ook wel iets wilden proberen. Geld of niet, het was in elk geval leuk. Bill en Mina leek het óók leuk.

Kortom, die vrijdag werd de hele dag gerepeteerd. Ik mat me de rol van producer en geluidsman aan, en Wiesje had uiteraard weer goede voorstellen voor de uitwerking van wat ik opperde. Geert kon uiteraard niet zonder Herman, en legde alles op video vast met een handcamera, terwijl Bill uiteraard de overzichtscamera's liet meelopen. Kees had geen steun aan Toos: die ging met haar viool naar de girls.

Het werd een geweldige dag. Herman en Kees wilden wel weer eens helemaal los gaan, en ze waren uiteraard aardig bekend met het repertoire. Kees mocht een (lang) nummer blues spelen op zijn gitaar en mondharmonica, terwijl Herman dan zuinig het slagwerk overnam. Thea waagde zich aan zang - en bleek een tweede Janis Joplin.

Wie binnenkwam bleef binnen, en iedereen riep anderen erheen. Bill en Mina moesten ijlings een dagschotel gaan bereiden voor dertig mensen, en na het Acht Uur Journaal liep het echt vol. Rudy had bij zijn aflevering de afdeling Waterland ingeseind, en kwam nu met die zes plus Sheila en notabene Dennis aanzetten. Hij had ook Bob ingeseind, dus die kwam met notabene Aart plus de zes man van Sans Perail met drie vrouwen van de Speeltuin aanzetten. Bill had Ton en Saar op zijn geweten plus Kees van de camping. Laatstgenoemde had zelf ook even rondgevraagd, en kwam met een pluk mensen uit het dorp voorbij zijn camping, waaronder onze notaris (zie Eindelijk 2 [geloof, sex]) en haar vriend. Kees deed ook de groeten van Egbert en Monica: die zaten met de kinderen, en moesten vroeg op.

Het optreden werd opgedeeld in korte setjes van deze tijdelijke bezetting van Steel Strings en gast-optredens. Zo drumde Dennis zelf de set met Kees' blues, en deed Aart zelf een set mee als gitarist naast Herman. Wiesje en ik gingen maar helpen bedienen, want Bill en Mina kwamen weer handen tekort.

Rond twee uur waren met name de goten opgebrand, dus de setjes werden steeds meer tot jam sessions. Waaronder een prachtige second-line set met Kees van de camping op piano, Herman op zijn contrabas, Geert op sax, en Dennis op percussie.

Om vijf uur ging de stekker eruit. De afdeling Waterland kreeg als volgt onderdak: Mart en Diana bij ons, en de beide andere stellen nu eens bij de boys (afzonderlijke kamers met tweepersoonsbedden!). Diana regelde meteen wat eieren bij Mina. Zaterdagmiddag ging de afdeling Waterland weer terug in Diana's pick-up.

Bezoek

Het optreden had de goten veel goed gedaan, en had het samen muziekmaken als zodanig, dat toch wat was ingedut, nieuw vuur bezorgd. Toeristen of niet, we kwamen wel voor elkáár: de kroeg (door sommigen) herontdekt als huiskamer. Weldra was besloten tot een kookwedstrijd in week 52, zoals in Koken.

De goten "moesten" uiteraard bij Wiesje en mij op tegenbezoek komen. Ze wilden dinsdag om vier uur op de thee, maar Wiesje en ik deden de Laurel & Hardy: die hoopten beslist op een ervaring in het donker. Wiesje vroeg brutaal aan Ab, wat de goten aan etenswaren plachten te bestellen. Dat bleek erg sober, dus Wiesje verzon iets feestelijkers in hun richting, en voegde de bestanddelen toe aan onze bestelling voor dinsdag.

Die dinsdag ontmoetten we de goten bij Ab, toen we onze boodschappen kwamen halen. Thea had een verzoek bij de begroeting: "Mogen we straks onze spullen meebrengen, en kijken of we een ervaring krijgen?" Wiesje beet op haar lip, dus ik zei ruimhartig: "Natúúrlijk!" Sophie brandde van nieuwsgierigheid, maar geen van ons verklapte iets.

Om vijf voor vier liepen de goten om ons huis. De terrasdeuren vielen blijkbaar af, maar nu ging de keus nog tussen voordeur en keukendeur. Wiesje verdiepte onze knuffel om haar proestlach te smoren. Ik stelde voor, om tegelijk die deuren te openen. We slopen naar beneden, begonnen tegelijk vanaf 5 terug te tellen, openden tegelijk de deuren, en zeiden in koor: "Hal-looo dames. Welkom!" Oei! De grap sloeg dood op hun schrik. We geleidden beiden naar de kapstok bij de voordeur, en na ont-mantelen naar de huiskamer.

Ons huis is niet groot, maar groter dan het hunne. Bovendien is onze huiskamer waarschijnlijk een samentrekking van een voor- en achterkamer. De goten voelden zich door de ruimte overmand, en doken op de tweezitsbank af. Ik was Wiesje voor, en snelde naar de keuken om thee te zetten - en vooral om mijn gezicht niet te laten zien. Wiesje vond de goede smoes, en kwam me achterna: "Ze willen thee." We deden weer zo'n smoorknuffel. Ik had als eerste mijn gezicht weer in de plooi, en ging de goten vragen, wat voor thee ze wilden. Die Qual der Wahl... Wij mochten kiezen, dus het werd nane. Stukjes baklava erbij, servetjes... (Baklava hoort bij ons Griekse spul. Lekker, maar het plakt zo. Daarom speelt het een ondergeschikte rol.)

Geleidelijk durfden Nora en Thea om zich heen te kijken en een gesprek te voeren. De stukjes baklava vonden ze groot, maar ze vielen erop aan alsof ze niet gegeten hadden. Wiesje en ik (tegen elkaar aan op de driezitsbank) wisselden blikken. Nora vroeg zich af, of we nu (zoals we altijd schreven) wolven in de tuin hadden. Wiesje stond op, pakte tot schrik der goten twee stukjes baklava, en wenkte hen mee naar de keuken. Ik zei, dat er nog méér baklava was, en dat dempte de schrik. Ik opende de keukendeur voor Wiesje met haar volle plakhanden.

Uiteraard lag een stel wolven in de houtwal, de grijze en bruine van onze expeditie. Ze likten Wiesjes vingers erbij af, en slobberden water uit ons zwembadje. Ze leken blij, ook de goten weer te zien. Wij gingen weer naar binnen, de goten merkbaar onder de indruk.

We dronken veel nane, en mochten ons gelukkig prijzen met onze baklava. Ik tapte een karafje wijn, en zette terloops een glas ervan en wat baklava op de kast. De goten volgden het aandachtig. Ik bevestigde hun vermoeden: "Ze zijn welkom, maar het is aan hèn om te verschijnen." Ook wij vieren gingen aan de wijn. Langzamerhand kwam de stemming erin, dus om half zes noodde Wiesje hen te eten. Hun tegenwerpingen waren flinterdun. (Hé, dat woord hebben we lang niet gebruikt!)

Wiesje en ik doen (zoals bekend) alles sámen, maar nu maakten we een uitzondering. Wiesje was de gastvrouw, en ik weerde me in de keuken. Wel verzon Wiesje een prachtige running gag: elke paar minuten snelde ze naar de keuken om knuffels te halen, te brengen of "te kijken of alles wel goed gaat". De goten konden er steeds hartelijker om lachen.

Blijde herkenning bij het zien van de dis. Of we even stil konden zijn vóór en na de maaltijd? Uiteraard!

Om half negen was ook de afwas gedaan, en zaten we aan de koffie. Niemand wilde nog baklava.

Het was inmiddels allang donker. Thea begon weer over ervaringen, en hoe ze dat zouden moeten aanpakken. Wiesje en ik konden eigenlijk niets met dat onderwerp, maar zij maakte er het beste van: "Wij zetten altijd een offertje klaar, en we zien wel, of iemand komt. Of we denken sterk aan een bepaalde. Als jullie iemand willen uitnodigen op jullie manier, ga je gang!"

Nora haalde hun boodschappentas van onder de kapstok, haalde het christusbeeldje en een mariabeeldje met kaarsenhouder tevoorschijn, ontstak een kaarsje vóór Maria, en zette de zoon erbij. Ze aarzelde even, vouwde als in gebed haar handen, spreidde dan gastvrij haar armen, en sprak onwennig: "Welkom, Zoon van God en Heilige Maagd!"

De deurbel ging. We keken elkaar aan. Ik liep naar de voordeur, en opende die. Ik zag twee jongemannen (begin dertig, wat ben ik toch al een ouwe bok!). De ene herinnerde me aan Rudy, de andere herinnerde me aan niemand, maar had iets vertrouwds over zich. Deze tweede zei: "Dag Larie. We zijn allebei genodigd." De andere gaf me stil lachend een hand. Ik liet hen voorgaan naar de huiskamer.

De vertrouwde gaf eerst Wiesje een hand, de stille eerst de goten. Ik wees hen de driezitsbank, en bood hen te drinken aan. De vertrouwde nam het geofferde glas wijn, de stille beliefde ook wijn. De goten begrepen er niets van. Wiesje verklaarde, inmiddels vanaf mijn schoot op de fauteuil: "Thea en Nora, herkennen jullie je gast niet?" Ze wees op de stille, die met zijn glas het mariabeeldje aantikte. Ze zaten even helemaal verbijsterd, en gleden uit hun bank op de knieën.

De stille glimlachte breder, wenkte hen om weer gewoon te zitten, en sprak zacht: "Ik word vaak geroepen, maar zelden gewoon als vriend. Dit doet goed! Mijn moeder laat groeten." Thea keek nu nieuwsgierig naar de vertrouwde. Die glimlachte: "Ik prijs mij gelukkig om hier al enkele jaren vaste gast te mogen zijn. Mijn vrienden laten groeten." Ze keken elkaar aan, en zeiden in koor: "Het is een vreemde gewaarwording om als eh... concurrenten tegelijkertijd naar hetzelfde gezelschap genood te worden. Dan kan de ander niet achterblijven." Ze klonken met elkaar.

De goten hadden lang nodig om te beseffen, welk wonder zich hier op hun eigen wens voltrok. Intussen spraken Hermes en Jezus zacht met elkaar, bijna als politici die bestuurlijke ervaringen uitwisselen. Ik smulde daarvan.

Toen de goten weer bij de les waren, vroeg Jezus: "Hadden jullie nog vragen?" Thea bloosde, en herhaalde: dat het niet goed ging met de wereld, en dat zij beiden vaak raad beliefden. Jezus luisterde geduldig en aandachtig, en sprak toen: "Ik kan niet veel doen van wat je vraagt. Al was het maar, omdat zovelen mij voortdurend vanalles vragen. Ik kan je wèl aanraden om te bekijken wat anderen in vergelijkbare omstandigheden hebben gedaan. Misschien vind je die antwoorden nu om je heen, misschien in de bijbel, misschien elders."

Hij leek Hermes om instemming te vragen, en vervolgde: "Wij, mijn Vader, Moeder en ik, werken vooral in de hoofden der mensen. Zij," hij wees naar Hermes, "werken meer zelf, op verzoek van de mensen." Hermes knikte bedachtzaam: "Inderdaad. In heel platte beeldspraak: wij zijn vaklieden, hij is er voor de doe-het-zelver."

Jezus had zijn glas leeg. Hij stond met ogenschijnlijke tegenzin op, en verklaarde: "Vergeef mij de korte duur van mijn bezoek. Ik word véél aangeroepen." Hermes dronk ook zijn glas leeg, stond ook op, en grijnsde naar Jezus: "Ik word weinig aangeroepen. Alleen door hèn, eigenlijk. Maar ik stap óók weer op." Ze namen afscheid, ik liet hen uit, en ze verdwenen in het donker.

De goten zaten als versteend naar de huiskamerdeur te staren. Mijn binnentreden verbrak de betovering. Ik zette mij weer in de fauteuil, Wiesje op schoot. Er kwam iets van verlangen in de blikken van de goten. Wiesjes blik vroeg blijkbaar om uitleg, want Nora bekende: "Ik verlang óók wel eens naar een man." Thea vulde aan: "... en ik naar een vrouw..." Wiesje rekende voor: "Dan hebben jullie pech, want volgens mij hebben we geen andere singles meer in Us Net, nog afgezien van of het zou klikken." Ik opperde moedeloos:: "Teun..." Wiesje hernam: "Dus zorg, dat jullie onder de mensen komen bij Heidefeest of andere optredens. Zo zijn Janneke en Sophie hier ook binnengekomen." Nora zuchtte: "Ik vond Jezus er goed uitzien..."

Kroeg

De goten hielden deze ervaring niet vóór zich. Toen Wiesje die avond een laatste blik wierp op het forum op het netwerk, waren de dames een draad erover begonnen. Sheila was de eerste die reageerde: ze wilde weten of Jezus er lekker uitzag. We hebben hier enkele streng gelovige mensen, en die waren diep verontwaardigd: over dat Jezus niet aan hèn was verschenen, dat Hermes geen god kon zijn omdat hij niet tot de Schepping behoort, en vooral dat Sheila haar zedeloosheid nu uitstrekte tot de Verlosser.

Sheila bleek daarop gereageerd te hebben met: "Vandaag koop ik wijn en wierook. Vanavond ben ik alleen thuis. Dan ga ik naakt op bed liggen, en vraag of hij wil komen. Als hij dat niet doet, is hij een homo." Yvonne schreef: "Heb ik je zó opgevoed?" Sheila antwoordde: "Ik heb een eigen persoonlijkheid."

We zagen Yvonne woensdagavond in de kroeg. Alle tablets waren in gebruik, maar Yvonne had de hare mee. Ze nam een wijntje van ons. Wiesje bekende, dat zij genoot van Sheila. Yvonne zuchtte: "Ja, eigenlijk vind ik het óók prachtig hoe ze zich weert. Maar ze neemt mensen nodeloos tegen zich in, en dat moet ze afleren. Ik zat op die leeftijd óók achter de jongens aan, vraag maar aan Mina, maar zij is echt nymfomaan!"

De goten schoven bij: "Wat een gedoe, hè!" Yvonne zuchtte "Nou!", en sloeg de laatste helft van haar wijn achterover. Thea vatte moed: "Ik vond het ontzettend leuk, die wandeling, die wolven, dat optreden, die ervaring..." Wiesje vroeg: "Wat doen jullie nou eigenlijk overdag?" Thea antwoordde: "Ik maak plaatjes op de computer, 3D Modeling." Nora vulde aan: "... en ik maak kruiswoordpuzzels en zo. Ik bedenk ze, bedoel ik."

Ik was verrast: "Hé, ik ben ooit cryptogrammen gaan bedenken. En ik heb wel de software voor 3D Modeling, maar ik moet inmiddels opnieuw leren om ermee om te gaan. Kan trouwens een dure liefhebberij worden!" Thea knikte: "Ik gebruik alleen wat gratis is. En ik moet het simpel houden, want mijn computer is niet zo sterk." Ze bloosde: "Ik heb een paar dingetjes op het netwerk staan. Mag ik even, Yvonne?" Ze navigeerde naar haar eigen hoekje op ons netwerk, en toonde wat plaatjes - van eenvoudige stillevens van geometrische figuren tot romantische landschappen. Yvonne, Wiesje en ik waren aangenaam verrast.

We keken naar Nora. Die zei: "Ik leg woorden uit op een Scrabble-bord, dan maak ik er een foto van. De omschrijvingen boeien mij eigenlijk niet zo." Ik bekende, dat cryptische omschrijvingen juist mijn pakkie an waren. Wiesje keek vanaf mijn schoot vals naar mij om: "Dan hoef jij je niet in te spannen, hè..."

Op dergelijke ogenblikken moet ik opletten, want als ik Wiesje met gelijke munt betaal, dan zit ze op de kast. Gelukkig vond ik een betere reactie: "Jij begrijpt toch alles wat ik zeg?" Ik kreeg een kus, en streelde haar dijen. Ze bood ons tafeltje een rondje aan. We gingen het samen halen. (De bediening is hier op drukke tijden beperkt tot afhalen aan de toog.)

Yvonne meende: "Misschien zit er handel in jullie hobby's. Met die plaatjes misschien T-shirts bedrukken, en met die kruiswoordpuzzels is vast wel iets te doen." Nora bekende: "Ik kan ook wel een beetje borduren. En ik heb een breimachine." Nu vroeg zij de tablet, en weer waren we aangenaam verrast.

Ik zag Ab op enkele meters voorbijkomen, en riep hem erbij. Die had aan enkele afbeeldingen per vaardigheid genoeg om er handel in te zien: "Borduur- en breiwerk dat als souvenir kan dienen loopt heel aardig, in het seizoen. Daarbuiten is het vooral een zaak van cadeautjes van hier aan familie. Met die puzzels kan ik zelf niet zoveel, maar ik heb wel contacten bij uitgevers. Dan krijg je een bepaald bedrag voor elke puzzel die ze in een bundel plaatsen. Maar ik denk niet, dat je er rijk van kunt worden. De muziek lijkt me jullie grootste kracht."

Die breimachine herinnerde mij aan de herdertjes: die hadden er immers ook een gekocht. Ab doorzag mij met één blik: "Ook al zouden ze na komend jaar hier blijven verkopen, dan nog verdringen jullie elkaar niet. Daarvoor verschillen jullie teveel in stijl. Volgend jaar kopen zij de wol van hun opvolgers, maar daarna beperken ze zich vàst tot de wol van hun eigen schapen. En misschien kunnen jullie zelfs een soort "klaar terwijl u wacht" leveren. Dat wachten doen ze maar bij mij in de winkel, of hier..." De goten staarden hem hoopvol en dankbaar aan.

Ab bloosde: "Uiteraard wil ik er ook iets aan verdienen. De handel is mijn vak. Maar vraag aan Yvonne: "Heb ik jou of je meiden getild met die T-shirts?"" Wiesje ging andersom op schoot zitten, en begon mijn hoofdharen stuk voor stuk in scheiding te leggen. Ab proestte: "Dáárom is Wiesje zo goed als verkoopster: met haar valt gewoon niet over de prijs te praten." Wiesje gaf zich gewonnen. Vanuit haar houding kon ze Ab met geen ander gebaar bereiken dan met een aai over de zijkant van zijn billen. Ze raakte ook de portemonnee in zijn achterzak. Ab en ik lagen in een deuk, en Wiesje stond op om mij de ruimte te geven. In een poging tot woordspeling zei ze: "Wéér wat geleerd. Over geld kan ik niet spreken, [ik kan het] wèl strelen."

Ab monsterde haar: "Ik kan merken, dat je veel met Larie samen bent." Ik trok haar weer op schoot, zo als ze eerst zat: haar rug tegen mijn borst. Ze nestelde zich, en begon hoorbaar te spinnen. "Nòg meer textiel," vatte ik het gesprek samen.

Tea party

Nora zocht contact met mij over omschrijvingen voor woorden, en met Yvonne over allerlei dingen rond breien en borduren. Ab wilde volgen, welke handel zich aan het ontwikkelen was. Kortom, we spraken in de kroeg af. Ik had uiteraard Wiesje mee, Thea benutte enerzijds de rust thuis voor eigen afbeeldingen, maar zocht anderzijds ook vaak ons gezelschap in de kroeg. Aart had het nog steeds druk, maar kon onderweg tussen Bob en het station makkelijker even aanwippen om bij Yvonne te zijn. Dan was dus driekwart van Steel Strings aanwezig, Desgewenst kon Ab dan Sophie de gelegenheid geven om een setje te drummen.

Maar voor eventuele spitsvondigheden voor een cryptogram moest je Afra en mij bijelkaar hebben, dus ook Janneke voor de gezelligheid. En Herman, dus ook Geert. Bill liet weldra steeds een camera opnemen (vooral om het geluid) voor materiaal voor zijn conferences, en deed soms zelf een duit in het zakje. Met Yvonne nu vaak in beeld was Mina buiten schooltijd ook steeds bij het gezelschap.

Kortom, hier ontstond een vaste groep van zes stellen, die van de schootzitters verschilde door de aanwezigheid van de goten in plaats van de jaffa's. Die waren liever met elkaar bezig. En uiteraard ontbraken woord en beeld, onze diaspora. Niet dat we "werkweken" draaiden, maar je had 's middags en 's avonds een goede kans om minstens een deel van deze groep in de kroeg te vinden. (Ter herinnering: het was herfst, dus we zaten inderdaad doorgaans binnen.) Overigens zonderden we ons niet af, maar vormden de harde kern van de aanwezigen.

We zaten meestal aan de thee (vaak nane). Herman duidde ons danook snel aan met de hernieuwde aanduiding uit zijn geboorteland: tea party. Afra zag de woordspeling, en stelde dat Thea inderdaad te veel afwezig was om háár naam aan het gezelschap te mogen geven. Dat is zo'n ogenblik waarop Herman, Afra en ik elkaar in de armen willen vallen - dan heeft schootzitten ook een nádeel.

Na een paar dagen bracht Nora haar Scrabble mee, de volgende dag Yvonne haar Ministeck. Binnen een uur zat Wiesje met papier en kleurpotloden van Mina te proberen om letters een kleurcode te geven, zodanig dat een vol Scrabble-bord of een ingevuld kruiswoordraadsel altijd een fleurig geheel zou zijn. Ik viel helemaal stil bij de aanblik.

26 letters zouden vragen om 26 kleuren. Ze bedacht, dat het Nederlands 6 klinkers telt. Ze zocht dus 6 uitgangskleuren, en wilde die in vier schakeringen gebruiken. Dan vallen wit en zwart af, want wat is "donker wit" of "licht zwart"? Ze peinsde even. Ik hielp: "De drie primaire kleuren van een beeldscherm en de drie kleuren daartussenin?" Ze rekende: "Rood, groen, blauw - klopt niet." Ze greep een tablet, en zocht een kleurenwiel: "Rood, geel, blauw, oranje, groen, violet." Vervolgens ging ze medeklinkers verdelen in stemhebbend en -loos, labial, gutturaal, en zo.

Inmiddels zat iedereen haar op de vingers te kijken, maar ze merkte het niet eens. Zo gedreven had ik Wiesje nog nooit bezig gezien! Ze kwam dus twee kleuren tekort, maakte de Q zwart en de X wit. Applaus van inmiddels twintig mensen, en uiteraard een bijzondere knuffel van mij. Ze bloosde, glom, en gaf die twintig een rondje.

Mina had toch een vraag: "Heel knap, maar wat wil je ermee?" Dat was mij evenzeer een vraag geweest, maar Wiesje antwoordde doelgericht: "Hiermee kan Nora T-shirts ontwerpen die èn een leuk woordenspel vormen èn fleurig zijn." Twee tellen stilte. Toen zei Ab: "Wat een geniaal idee, Wiesje!" Weer die blos.

Yvonne had ook een vraag: "Als je die puzzels op witte shirts afdrukt, hoe maak je dan die X zichtbaar?" Wiesje was ècht op dreef: "Gewoon, de omtrek aangeven. Misschien is het toch al handig om de letters een zwarte omtrek te geven."

Mina had even in gedachten zitten staren. Toen sprak ze: "Zo'n kleuren-Scrabble lijkt me eigenlijk heel handig bij Taal." Wiesje gebaarde: "Ga je gang!"

Nawoord

Na enkele weken verliep de tea party weer. Nora voelde zich bij nader inzien niet echt aangetrokken tot cryptogrammen, en ging kruiswoordpuzzels leggen als patience. De meeste tijd besteedde ze nu aan opdrachten voor truien. Thea hielp haar daarbij. Voor snit had Nora dan weer veel contact met Yvonne.

Thea en Geert vonden elkaar in het grafische. Soms maakte Thea op de computer een ruw setje voor Geert, opdat die zich een beeld kon vormen van invalshoeken en perspectief. Vervolgens ging Thea voor zichzelf met lichten stoeien (proberen, welk licht bij zo'n setje paste), en dat bracht Geert tot nieuwe inzichten. Hij ging een nieuwe fase van schilderen in.

Die hierboven beschreven dag vol muziek werd door Ab en Bill samengevat in een prachtige Blu-Ray schijf. Maar zoals gezegd leefde de muziek in de kroeg weer op, en kwamen we om elkaar te horen spelen.

Nora en Thea verloren hun twijfel aan zichzelf, en sloten zich niet meer op. Ze durfden zich ook weer zonder de ander te bewegen. Dat leidde tot opmerkelijke toestanden. Thea trok dus veel met Geert (en dus ook Herman) op, maar bleek opeens bloot bij de girls te verblijven. Nora kreeg iets met Kees. Dat leidde niet tot een breuk tussen Kees en Toos, maar wel tot meer aanwezigheid van Teun bij Toos. Allemaal deeltijd, dus.

Ongeveer een week voor Kerstmis zaten we met een grote groep bij de girls. Die hadden zowaar een kerstboom in huis. (Dat heeft bijna niemand hier: iedereen heeft wel een spar in de tuin, en sommigen tuigen die in de donkere dagen op.) Er stond een kerststalletje onder de boom. Thea ontstak er behoedzaam een kaarsje voor, en Nora zette er een glas wijn bij: "Wees welkom!" De goten, Wiesje en ik, en nog een paar, zagen de stille verschijnen, het glas in twee teugen legen, en glimlachend de armen spreiden: "Zie je wel, dat je het in je hebt!" De goten gingen op de knieën.

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).