Laatste wijziging: 2019-01-06- (technisch), 2009-05-23 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Larie was Kees aan het helpen bij het brouwen van bier. Voor mij hoeft dat niet zo. Maar het was mooi weer, warm maar niet plakkerig, en ik wilde wel iets ondernemen.
Ik ging naar de kroeg. Geen klanten. Bill was darts aan het oefenen. Voorlopig geen one hundred and eighty. Mina probeerde Google rekenen te leren. Maar die sprong op, en kwam kwispelend op mij af. Onder een drankje bespraken Mina en ik wat wij nu eens zouden gaan doen. Het werd de rimboe. Niet de hei, maar de andere kant op. Ik was zo verstandig om eerst thuis kaplaarzen aan te trekken. Ik had wel over de rimboe gehoord. Mina had het nog gekend als verwilderde weilanden. Mevrouw Hoofddoek had er nog boerenleven meegemaakt. Maar de grond was slecht, de verbindingen waren slecht, en de jongelui waren naar de stad vertrokken. De natuur had het gebied weer teruggenomen.
Een paar honderd meter naar de snelweg gingen we de zandweg af. Daar was blijkbaar een toegang geweest tot een weiland. Maar de sloten waren dichtgegroeid, en de weilanden waren vrij dicht begroeid met gras, struiken en zelfs bomen. Je moest wel kijken waar je liep, want je kon opeens wegzakken in zo'n voormalige sloot. En af en toe lag er een stukje prikkeldraad. Mina had een spijkerbroek aan, en een bloes met lange mouwen. Ik had korte mouwen en een kort broekje. Stom, want bij iedere stap vloog er een wolk insecten op. Maar ik was al blij, dat ik aan die laarzen gedacht had. En ik had een petje op, Mina niet. Google was blij met het wandelingetje: dat overkwam haar veel te weinig. Ze kwam neusgaten tekort om de omgeving in zich op te nemen.
We kwamen bij een poeltje, een meter of tien in doorsnee, met helder water. Hop, de kleren uit, en even kopje onder. Jasses, dat was nou precies waarop een leger bloedzuigers generatieslang had gewacht. Dan maar gewoon een beetje zonnebaden, en wat bijkletsen. Na een half uurtje liepen we maar weer verder. We kwamen aan een duidelijk pad, ooit een met puin verhard karrenspoor. Nieuwsgierig volgden we het. Dat scheelde toch meteen een flinke wolk insecten.
We kwamen aan de bouwval van een boerderijtje. Alles scheefgezakt, gaten, gebroken ruiten, overgroeid. Er liepen warempel kippen. We keken de keuken in. Oeps!!! Aan de keukentafel zat iemand, en op de grond lag iemand. Maar ze moesten al heel lang dood zijn. Wat nu? Mina vond dat iets voor de politie. Dus greep ze haar mobieltje. Maar ja, waar zaten we ergens? Op de voorgevel van de boerderij ontwaarden we in tegeltjes de naam "Veldzicht", maar dat zei de politie niks. Toevallig hoorde ik in de richting van de snelweg een helicopter. Dat was mazzel. We vertelden hoe we gelopen dachten te hebben, en gingen buiten staan. Even later hadden we de heli boven ons. Hij kon niet landen, maar ze wisten nu de plaats.
Wij gingen nu maar weer weg, kijken waar het karrenspoor heen liep. Tot mijn verbazing kwamen we bij het Televisiekanaal, schuin tegenover het huis van mevrouw Hoofddoek. Aan deze kant was de dijk veel slechter begaanbaar dan aan de hare.
De volgende ochtend belde Doekje op. Ze had ons gisteren zien lopen, en vertelde dat er nu politie langs het kanaal was gekomen. Of ik meer wist?
Larie dacht voor zijn doen snel mee. Hij maakte zich snel klaar, belde terwijl we naar de Baai liepen Kees, en mocht uiteraard diens roeiboot gebruiken. Ik belde intussen Mina. We roeiden het kanaal op, naar Doekjes huis. We hielpen haar in de boot, en staken schuin over.
Op de dijk stond een jeep van de politie, de bestuurder met zijn benen in het gras. Ik vertelde wie we waren, en wat we wilden. We mochten doorlopen. (Nou, in Amsterdam zou de hele buurt met linten zijn afgezet. Maar hier deden de dooie akkertjes hun naam eer aan.) Bij "Veldzicht" stonden agenten te wachten op een auto om de lijken mee te nemen. Die waren nog niet van hun plaats gehaald, maar de technische recherche was bijna klaar met het onderzoek.
Doekje moest toch even op haar lip bijten toen ze de doden zag. Het waren de ouders van een goede jeugdvriendin van haar. Maar die vriendin was naar Canada gegaan, de broers en zussen waarschijnlijk ook, en niemand had de achterblijvende oudjes gemist. De politie dacht, dat ze waarschijnlijk door koolmonoxide vergiftigd waren, heel lang geleden.
Voor het eerst in jaren was er twee weken later een begrafenis in Us Net. Die dochter uit Canada, Doekje, Mina, Bill, Larie en ik. En een paar van die agenten en iemand van de gemeente. Voor Doekje was het de eerste keer dat ze haar oude kerk weer van binnen zag. Haar boeket bloemen uit eigen tuin had een kaartje met Arabische letters.
De koffie was in de kroeg. Google kon een tijd geen cake meer zien!
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).