Laatste wijziging: 2022-06-15 (technisch), 2009-09-10 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Zalig niksen 3"

[geloof, sex]

Denk om het glazuur van je gebit!

Sex - Meer - Nageslacht

Sex

Wiesje en ik hebben een nieuwe troef in ons ochtendritueel (en inmiddels is hij overgeslagen naar bevriende stellen). Zodra we beiden de ogen open kunnen krijgen, kijken we elkaar aan, en zeggen (met een licht anglicisme): "Liefste, ik wil jou gelukkig hebben."

Uiteraard kreeg dat snel vertaling naar gebaren, bijvoorbeeld in omhelzing op de rug van de ander: met één vinger knokkel-top, dan met vijf vingertoppen vanelkaar. Top is wijzend "jij", knokkel (uiterste gewricht, vaak met platte nagel voelbaar) is naar jezelf wijzend "ik", die vijf vingertoppen kun je vergelijken met Italiaanse gebarentaal voor "om te zoenen", of met stralen als een zonnetje. We noemen het gebaar "knok-tik-zon".

Eigenlijk is "zon" een lastige beweging tijdens het knuffelen. Hij slijt meestal tot de toppen van duim, wijs- en middelvinger even bijeen. Als goede verstaander van wat je het liefst wilt horen heb je aan minder dan een half woord genoeg! En we spreken onze zin minstens dagelijks uit. Bovendien vonden we een derde mogelijkheid: met de mond! Vluchtig "kussen" met de lippen naar binnen, kussen met de lippen naar buiten, en een klapzoen.

Het woord "liefste" behoeft geen vertaling tot gebaar: dat blijkt wel uit de tongzoen of nog inniger mondgebruik. Hoewel, we zijn het gebaar ook in gezelschap gaan gebruiken. Eerst als voorstel om ons samen terug te trekken. Weldra ook als troost of steunbetuiging, zoals Wiesje die toch vaak van mij verhoopt. Ons vrijen is immers niet het doel, slechts een middel. Maar dit terzijde.

Van die belijdenis gáát me een kracht uit! Zoals je van ons zult verwachten, zeggen, kussen of tikken Wiesje en ik dat eenstemmig. Nou, dan glijden we vanzelf in een knuffel van een kwartier, met alle kans dat ik intussen bij Wiesje naar binnen glijd, maar nog niet ga liggen pompen. Ons meestal aansluitende badkamerritueel krijgt er iets plechtigs van.

Mart en Diana voelden het ook zo. Ze logeerden eens bij ons, kwamen net samen de badkamer uit toen wij erin wilden, en wensten ons geluk als in een rij op een receptie. We vertelden hen van ons nieuwe gebruik, en ze doken meteen hun bed weer in om het zelf te ervaren. Toen we uiteindelijk met ons vieren aan de keukentafel ontbeten, zaten we allen glazig en vertederd te kijken.

Maar het kan nòg erger! Het was al ver in een zekere middag, het was de zoveelste herhaling van ons ochtendvrijen, met ook steeds knok-tik-zon, en ik was inmiddels te afgebeuld om bij Wiesje naar binnen te kunnen, terwijl zij daarnaar volgens mij hunkerde. Toen heb ik ten einde raad gekreund: "Lieve Aphrodite, laat mij Wiesje gelukkig hebben."

Aphrodite is toen op de rand van het bed verschenen (en we voelden de aanwezigheid van andere Olympiërs) en heeft me glimlachend terechtgewezen: "Larie, mallerd, kijk nou eens goed, voel nou eens goed: Wiesje is honderd procent gelukkig. Méér kàn niet. Dus spaar je krachten voor als het gezakt is tot negentig. Miljarden mensen zouden jullie nog om negentig procent geluk benijden! - En niet alleen mensen..."

Wiesje keek haar aan: "Hij doet zo zijn best voor mij! En nog steeds moet hij zijn eigen geluk deels aan het mijne ontlenen. Maar ik ben blij met jouw woorden, want gelukkiger kan ik nu niet worden - wel bezorgder om hem te verliezen: die vierentwintig jaar verschil werpen hun schaduw vooruit. En ik weet het: ik wil zelf het onmogelijke door geluk te willen hamsteren. Alsof ik later stukjes geluk van nu kan overbrengen naar mijn leegte van dan."

Aphrodite knikte begrijpend: "En wat dacht je van ons onsterfelijken? We moeten elkaar nemen zoals we zijn, en daarmee hebben we leren leven. Maar hoeveel sterfelijke oogappels hebben wij niet al Hades' rijk in zien verdwijnen! We hebben inmiddels hechtingsangst! En leg dat maar eens uit aan je gelovigen. Trouwens, blijven voortleven terwijl al duizenden jaren niemand meer in je gelooft, dat is óók niet alles! Des te sterker werden wij geroerd door Laries liedje, door jullie vriendschap jegens ons, en door jullie wensen."

Wiesje keek dromerig voor zich uit: "Konden Larie en ik maar gezellig samen bij jullie voortleven! Niet als goden, maar als jullie eeuwige konijnen, ergens achteraf in een konijnenhok waar geen sterveling weet van zou hebben. En dan konden we heus wel af en toe een triootje bouwen voor de gezelligheid."

Aphrodite gooide lachend het hoofd in de nek: "Nee, dat zal niet lukken. Vroeger zouden we jullie misschien als sterrenbeelden of zo hebben kunnen laten voortleven, of op een hoogtepunt samen verstenen. Leuk idee, zo'n Olympisch konijnenhok, maar het zit er niet in. Geniet van het heden, lieverds!" Ze vervaagde.

Wiesje en ik keken elkaar aan. Ik voelde mijn slappe in haar verstijven. Ik vroeg: "Hoeveel procent?" Wiesje smolt: "Honderd procent, maar ik kan dit er nog best bij hebben!" We versmolten in een tongzoen, en seinden elkaar elke paar tellen knok-tik-zon. Daarna bouwden we samen aan een gelijktijdig en geweldig hoogtepunt. Het bakje nootjes en olijven viel van de klerenkast. De stem van Aphrodite verplaatste zich vandaar als een trage vuurpijl hemelwaarts: "En hier ben ik de godin van. Waaaauw...!"

Meer

Ik zie (nog net op tijd), dat ik hierboven het verhaal tot de sex beperkte. Daaruit spreekt mijn bekrompenheid als man die lang niet heeft samengeleefd. En ja, Wiesje is nu eenmaal gelukkig met alle sexuele aandacht die ik haar geef, naast mijn onwankelbare aanvaarding van haar zoals ze is. Maar er is nu eenmaal méér.

Wiesje zei het hierboven al: ik ontleen mijn geluk nog steeds deels aan het hare, dus aan mijn eigen sexuele inzet. Maar Wiesje is niet slechts een dankbare ontvanger, ze betoont zich een steeds toegewijdere gever van lichamelijk genot, en ik kan me er heel geleidelijk steeds meer voor openstellen en aan overgeven. Zie In Amsterdam [geloof, sex], Schoonmaak [sex] en Verrassing [geloof, sex]. Van mijn genot kan zij dan weer genieten, dus samen gaan we erop vooruit.

Maar ik weet domweg niet goed te verwoorden, hoezeer Wiesje en ik elkaar ook buiten de sex weten te plezieren. Het vaste voorbeeld is de stoom: hoe ik mij inhoud om niet te veel tijd te besteden bij Sans Perail of bij Bob, en hoe Wiesje me die tijd gunt en inmiddels soms bijna aanpraat. Dat is anders dan in Speeltuin 1. Ik zou nu minder lang met Aart praten over boutjes en moertjes, maar Wiesje zou zo'n gesprek niet meer verstoren, en zich openstellen voor deze haar nog onbekende kant van mij.

Inmiddels begrijpen we elkaars behoeften op die "onder ons" dagen: zij wilde een stukje van haarzelf voor zichzelf houden om zichzelf te blijven, ik wilde juist een vollediger beeld van haar hebben om beter te weten wie zij is, en hoe ik dus met haar om moet gaan. Tegenwoordig blijven Mart en ik er dus bij, maar begrijpen we dat het destijds goed was om Diana en Wiesje die ruimte te geven.

Ja, en dat "ruimte geven" betreft ook de mate, waarin we iets voor de ander doen. Soms is geluk iets voorgekauwd krijgen, soms is geluk iets zelf kunnen begrijpen of doen. Bruggetje terug naar de sex: soms is het leuk om de ander uit te kleden, soms is het leuk als de ander zichzelf (snel) uitkleedt. We nemen de tijd om dergelijke dingen samen uit te zoeken, een algemener vervolg op ons onderzoek in Flinterdun 2 [sex].

Er zit ook iets geks aan: we schijnen op weg naar één gezamenlijke persoonlijkheid. We weten nu al vaak niet meer, wie van ons iets bedacht of gezegd heeft - want elk zou het geweest kunnen zijn (behalve bij onderwerpen als "boutjes en moertjes"). De keerzijde daarvan hebben we (eh, Wiesje) ook al beschreven, in Verrassing [geloof, sex]. Mijn moeder zou het prachtig gevonden hebben: het geestelijk volmaakte bereiken door het samensmelten van het manlijke en het vrouwlijke. Maar voor Wiesje en mij is het gewoon makkelijker knok-tik-zon. Het naar elkaar toe groeien blijke ook uit Kleding [sex], dat het onderhavige verhaal deels overlapt.

Nageslacht

Ik voelde de vraag bij Wiesje opwellen: is dit de tijd voor kinderen? Ik beleed maar weer, dat ik ons beider aandacht niet deels opgeëist wilde zien door nazaten. Maar dat Wiesje best een kwakkie mocht invriezen voor na mijn dood. Dus als er ooit iemand opduikt die na mijn dood geboren is, op Wiesje of mij lijkt, en het altijd koud heeft, dan zou het best iemand kunnen zijn uit zaad van mij dat ingevroren is geweest en een eicel van Wiesje.

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).