Laatste wijziging: 2022-06-05 (technisch), 2022-06-05 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Stoom 2"

Sans Perail - Locofilie - Proefrit

Sans Perail

Het kan verkeren. De museumjongens (uit Stoom 1 en voordien Winter) kwamen plotseling zonder stallings- en knutselruimte, en smeekten om hulp. Wiesje vroeg zich sinds die Fietstocht blijkbaar af, of ze mij niet teveel opeiste en afbeulde, en opperde uit zichzelf, dat het eigenlijk allemaal misschien wel kon - zolang er genoeg geld overbleef om van te leven. Yvonne was verbaasd door die omslag van Wiesje, maar overwoog dat Aart nu eenmaal graag knutselde, en dat ze hem niet nog minder zou zien als hij nog meer ouwe troep te herstellen had.

Kortom, die zomer werd eerst het stationsgebouw, zodra het leeg werd aangetroffen, voorzien van nieuw sluitwerk. Daarna verscheen een bonte trein van werkende en nog op te knappen railvoertuigen. Met behulp van de spoorkraan werd eerst een takelbaan en vervolgens een Romney-loods over twee sporen gebouwd, ten koste van de berkenboom (zie Paard). De loods werd ingericht met werkbank en draaibank.

Daarna werden de eerste patiënten naar binnen geduwd. Het stationsgebouwtje werd deels in gebruik genomen, deels in restauratie genomen. Het slaaprijtuig stond op zodanige plek, dat het verplaatst zou moeten worden om de rest te kunnen weghalen - en indien mogelijk sliep er doordeweeks iemand in als bewaker. Maar het knutselen vond vooral in de weekeinden en vacanties plaats.

Ook Ab betoonde zich locofiel. Hij bestelde spullen voor het clubje, liet die gewoon per schip bezorgen, en reed dan met zijn heftruck (zie Winter) naar het station. Maar Aart en hij liepen opvallend vaak in overall en besmeurd rond. Anderzijds lieten de knutselaars zich weinig zien. Ze kwamen en gingen in een ook al hoogbejaarde autobus, hun schade aan de Digitale Zandweg beperkend tot één retour per week bij behoedzame rijstijl.

Ik zeg wel "het clubje", maar het had zich een naam aangemeten: "Sans Perail", een cheesy woordspeling op "Sans Pareil".

Locofilie

Na enkele weken hadden de vrouwen van de mannen van Sans Perail de Speeltuin (boerderij inbegrepen) gekraakt, opengesteld en in restauratie genomen. Ook daar sliep in beginsel doordeweeks een bewaakster. Ab dook ergens een twee-assig aanhangwagentje op, en reed nu met dat ding achter zijn heftruck, de vork omhoog, naar station en speeltuin.

Tot verbazing van Wiesje bleek ik aanzienlijk minder locofiel dan gevreesd. Ik was wel begunstiger geworden van Sans Perail, maar eigenlijk kwam ik er alleen op "onder ons" dagen. Dat ging dus wel ten koste van mijn dingen met Mart, maar we gingen meer per E-mail doen. En Mart en Diana kwamen geleidelijk steeds vaker bij ons. Oh, Mart en ik wandelden of fietsten op "onder ons" dagen ook wel samen naar het station, maar Mart is geen knutselaar. Of we gingen gevieren naar station èn speeltuin.

Aart was ook formeel begunstiger geworden. Daarnaast hielp hij Sans Perail soms met klussen waarvan hij als enige zag, hoe die uit te voeren. Dan was hij desnoods een hele werkweek in zijn eentje bezig, waarna de regulars in hun weekeinden vooruitgang konden boeken. Maar soms kwam hij er een tijd niet. Soms hielp hij overeenkomstig bij de speeltuin. Soms gingen Yvonne en de kinderen daarheen mee. Maar inmiddels vonden de kinderen de speeltuin niet boeiend genoeg meer, en de wonderen van de Romney-loods ontgingen hen al helemaal.

Yvonne voelde wel iets van herkenning en bewondering, en had zich al eens gewaagd aan het afbijten van oude lak van een houten wagon. Wiesje had wèl gevoel voor de creatieve sfeer in de loods, maar had geen benul van wat iemand aan het doen was en waarom. Evenzo bij de speeltuin. Soms gingen we met ons tienen. Dan was Mart eenzaam zodra ik met een ander sprak, totdat hij ontdekte dat hij een belangstelling deelde met Sheila: Trojaanse Paarden. Vandaaruit kon hij haar mythen vertellen - en vertellen kàn hij! Dus dan luisterden de andere kinderen óók.

Geert en Herman waren opmerkelijk genoeg vaak in de loods te vinden. Ook hen trok de sfeer. Zij begrepen wèl goed wat men deed en waarom, maar ze waren niet locofiel. Geert maakte er veel foto's van Herman in allerlei houdingen met allerlei dingen, en verwerkte die studies in sfeervolle schilderijen, een verfrissende lijn naast zijn inmiddels ietwat uitgekauwde heidelandschappen als achtergrond. Soms kon Geert helpen met materialenkennis, vooral inzake verf. De indruk die Sans Perail op de boys maakte werd duidelijk, doordat ze te pas en te onpas in woord of melodielijn het Stoomlied citeerden.

Kees vond dat wel grappig. Als stoker van drank had hij wel begrip voor het opknappen van stoomlocomotieven, en als bluesman kwam hij ook wel eens naar het station om de sfeer van de hobo te zoeken. Dan kwam Teun soms mee. Afra vond het allemaal maar niets, treinen en speeltuin: vieze handen, beschadigde kleren, oude troep. For the sake of argument wilde ze wel aannemen, dat er blijkbaar een overeenkomst van bewarenswaardigheid was tussen stoomtreinen en muziek uit de Romantiek, maar ze zag die zelf niet.

In de tweede zin van deze bijdrage zei ik, dat Wiesje zich leek af te vragen, of ze mij niet teveel opeiste of afbeulde. Wat vond ik er zèlf van? Tweemaal nee. Ik begon er zelf over, en zei dat ik eigenlijk niets liever deed dan met haar vrijen. Ze huilde van opluchting en geluk, en we waren vier etmalen voor niemand te spreken. Daarna besloten we tot de aanschaf van een traplift.

De mannen van Sans Perail waren ook opgelucht en gelukkig. Hun troetelkindjes waren gered, en ook zij ervoeren Us Net (waar zij dus vooral doorheen reden) als splendid isolation. Ab en Aart droegen zoals gezegd bij aan het "splendid". Er werd best productief geklust. Je zag dat niet als je wekelijks kwam, maar al wel als je maandelijks kwam. Dan zag je dingen uitelkaar gaan, schoongemaakt en hersteld worden, en weer inelkaar gaan. En je zag de mannen steeds ontspannener bezig.

Al gauw was de restauratie van twee stukken voltooid (omdat er elders al zoveel aan gedaan was), en afgesloten met officiële keuringen. Het betrof een stoomlocomotiefje en een rijtuigje die ooit deftige mensen snel hadden vervoerd, maar uiteindelijk van het oud ijzer en de kippenboerderij gered waren. Zoiets moest uiteraard worden gevierd met een proefrit - en wij begunstigers uit Us Net mochten mee.

Proefrit

Ik wilde het begin wel eens meemaken, en ik bleek niet de enige. Op een zomerse zondagochtend stonden Ab, Aart en ik met onze aanhang (en alle knutselaars van Sans Perail en de speeltuin) al vroeg te aanschouwen, hoe in de locomotief een vuur van takken werd ontstoken, en opgebouwd met scheppen steenkool, hoe er rook uit de schoorsteen begon op te stijgen, en hoe uiteindelijk de veiligheidsklep stoom begon af te blazen. Hoe de meester met oliekan en hamer zijn ronde maakte. Hoe het geval zuchtend zijn eerste meters sinds lang op eigen kracht aflegde naar de waterkraan die op een vergeten sokkel was geplaatst. Ab had een kiepbak hulpstuk op zijn heftruck gezet, en kon daarmee mooi de voorraad kolen in de tender tot 100% aanzuiveren - en Ab kennende bleef het dus niet bij 99,9%.

Naschrift 2022: Zo snel stook je een stoomketel niet op! Dan begin je de voorgaande dag al, bankt 's avonds het kolenvuur op, bankt het 's morgens weer af, en kunt dan inderdaad in enkele uren op druk zijn. - In dit geval had men moeite om het vuur weer goed te krijgen. Bovendien konden buitenstaanders zich nu een indruk vormen van hoe het gegaan was, met het overslaan van een etmaal. (Opbanken: toedekken van het vuur en afsluiten van lucht-toevoer en rook-afvoer. Afbanken: het tegendeel van opbanken.)

Wij mannen kregen tranen in de ogen, en zelfs Wiesje ervoer een begin van locofilie bij het tot leven zien komen van zo'n brok ijzer. Ze zag mijn ontroering, en haalde me stevig aan. Yvonne zag het, keek naar Aart, en herkende toen pas wat er in hèm om moest gaan. Ze vloog hem om de hals, in een mengeling van schaamte en gedeelde vreugde. Hun kinderen zagen het verbaasd aan.

We gingen de baan op met dit locje, dit rijtuigje en een eerder gerestaureerd jonger en gerieflijker rijtuig. Eerst naar het oosten, tot vlak voor het station waar dit ongebruikte lijntje aansloot op een vrij drukke lijn. Bij de aansluiting naar een verdwenen fabriek liep de loc om naar de andere kant van de trein, opdat we konden vertrekken naar een overeenkomstige plek ten westen van Us Net. Daar weer omlopen, nog twee keer oost, west, en tenslotte terug naar de stal. Dan restaureren: kolen en water innemen, vuurkist en rookkast uitscheppen.

Het was mooi weer, het was een prachtig treintje, en het reed als een zonnetje. De bewondering van de mensen bij spoorwegovergangen versterkte de eigen voldoening van degenen die hun hart hadden gelegd in het opknappen van dit spul. In de trein was de stemming toch al opperbest. De afdeling Speeltuin had zich met grote vaardigheid ingezet voor een grote voorraad heerlijk baksel, waaronder flensjes die kundig warm waren gehouden. Hun koffie was trouwens ook uitstekend. Kees was niet aanwezig, maar Ab had gezorgd voor een mooie keus uit zijn producten.

Ook Ton bleek begunstiger, en een gedreven volgeling van Thijsse en Heimans. Al gauw had hij de vier kinderen begeesterd naar buiten kijken. We reden trouwens de eerste en derde ronde in museumtempo. Bij de eerste ronde bleef bij iedere spoorwegovergang iemand met een rode vlag achter, want ze waren onbewaakt, en de kans op een trein was immers al jarenlang verwaarloosbaar. Bij de tweede ronde reed de trein op zijn aandoenlijke topsnelheid, tevens die van het baanvak. Bij de derde ronde werden de overwegwachters weer aan boord genomen.

Wiesje en ik liepen hand in hand de beide wagons door, keken bij het volle voorste balkon even naar de zwoegende locomotief, keken op het rustige achterste balkon naar het eindeloze spoor dat onder ons vandaan kwam, en gingen uiteindelijk in een verder lege coupé zitten. Ik in een middelste zitplaats, Wiesje in haar korte zomerjurkje op schoot, met haar rug naar de zijgang en haar hoofd op mijn schouder. Niemand was zo grof om ons te storen, en toen we aan het eind van de reis moesten opstaan was mijn zakdoek kletsnat en aantrekkelijk geurend. Ik maakte, dat ik mijn handen waste voordat iemand ze zou schudden. Toen ik moest niezen had Wiesje gelukkig een papieren zakdoekje. Achteraf bleken Aart en Yvonne, nu Ton de kinderen bij zich hield, ons voorbeeld gevolgd te hebben in de coupé ernaast.

Aan het eind van de middag was de geslaagde proefrit voorbij. De locomotief stond pruttelend en tikkend af te koelen. We gingen allemaal naar de speeltuin voor een borrel ná. Maar Wiesje liet ons er niet lang zitten, en leidde me weg. Niet ver over het spoor keek ze om, zag niemand, en trok me mee, onze rimboe in. Het was al aardig donker toen we thuiskwamen, blij met onze traplift.

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).