Laatste wijziging: 2022-06-03 (technisch), 2009-05-24 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Cocooning - Laries lares - Bezoek - Ilias - Naspel
Week 52 naderde weer. Het was voortdurend van dat nieuwerwetse winterweer: stevige zuidwestenwinden met eindeloze regen, de thermometer vastgeroest bij ongeveer tien graden, en de tijden van zonsop- en ondergang kun je niet zelf waarnemen. Wiesje en ik waren het eeuwige geklater tegen de ruiten van de huiskamer zó zat, dat we nog meer tijd dan gewoonlijk doorbrachten in de slaapkamer, in de keuken, of zelfs in bad. Mart en Diana waren de middenstandse kerstsfeer en de eerste paaseieren ontvlucht, en deden met ons mee.
Het weer werkte Afra op de zenuwen, dus die wipte ook vaak over. We hielden steeds meer contact met Frans en Cisca, en zochten de ontmoeting als we eens wilden uitwaaien. Wiesje en ik hadden eens uit een aanbieding een (in opgevouwen toestand) klein tentje gekocht, in camouflagekleuren zelfs, met even lichte luchtmatrassen, en ook een set aan hen gegeven. We hadden hen geen groter plezier kunnen doen!
Maar nu zaten we gevieren in de kamer van Mart en Diana (onze Grote Logeerkamer), in minimale kleding, bij een eeuwige pot pepermuntthee, een eeuwig pak speculaasjes, en minimale verlichting. De oudjes (Mart, Diana en ik) misten eigenlijk een visnet aan het plafond en een joint in de mond. Maar gelukkig had Mina veel space cake gebakken, en daarvan hadden wij het merendeel afgenomen. Vandaar, dat de speculaasjes lang meegingen. De pepermuntthee vond voortdurend aftrek.
Mart had net een flink stuk uit eigen werk voorgedragen, van oude doos tot onderhanden werk. Uiteenlopend van verdienstelijk tot prachtig, maar nu wisten we het wel. Ik nam de fakkel over, en droeg het lied voor, waarmee ik rond 1977 mijn naam vestigde. Ere wie ere toekomt: ik heb me laten influisteren door een verhaal van R. Blijstra. Het lied gaat als volgt:
Een winteravond laat liep ik in Zuid over straat,
toen bij 't Olympisch Stadion dit verhaal begon.
Waar eens 't Olympisch Vuur heeft gebrand zag 'k licht, dacht eerst aan een brand.
Daar waren - 'schoon 't is verboden - de oude Griekse goden!
Zij daalden neer naar mij, en zeiden "Wat zijn wij blij,
dat juist u hier net bent, en ons meteen herkent!"
Ik zei "Kom mee naar mijn huis!" - en "Heel graag!" zei Zeus,
"Wij zijn van alles beroofd: aan ons wordt niet meer geloofd."
Ik ging ze voor naar mijn huis. Dronken koffie bij de buis.
Toevallig had ik Griekse wijn - en dàt vonden ze fijn!
We praatten over de goeie ouwe tijd, en raakten onze schroom al snel kwijt.
De goden bleven slapen bij mij in m'n Odyssee - één per bladzij...
Ik wilde net mijn bed in gaan, toen ik dat boek open zag slaan.
't Was Aphrodite - en ze lag naast mij in bed eer 'k haar zag.
Die ochtend meldde ik mij ziek. Ging op zoek naar een gastarbeidend Griek.
'k Wist niet dat in zo'n klein pension je zó veel mensen stoppen kon!
Ik stelde de goden aan ze voor. Maar die vonden bij hen geen gehoor.
Ze gokten desgevraagd dat Zeus behoorde tot ons vorstenhuis.
De goden bleven bij mij wonen. En sindsdien heb ik blozende konen...
En Eros speelt cowboytje op straat. Met zijn wapens kan dat geen kwaad...
Mart kon zich herinneren, dat ik het net had geschreven. De vrouwen vonden vooral die laatste woorden mooi. Maar opeens voelden we een vlaag tocht, en stond er een schim in de deuropening.
"We hebben het altijd een mooie tekst gevonden, jongen," baste de schim, "Mogen we binnenkomen?" Wie had dit gedacht: hier waren ze echt! Ik mat de kamer: "Weest welkom! Hier of beneden?" De schim verdichtte zich tot de gedaante van Zeus, maar wel wat haveloos. Hij sprak geroerd: "Dank je, jongen! Op zich passen we hierin, maar mocht je iets te drinken hebben, dan is het misschien handig om de glazen te kunnen neerzetten. We heten niet allemaal Dionysus..."
We verkasten naar de huiskamer. Ik peilde ijlings onze drankvoorraad. Dit was een klus voor Ab! Die hing wellicht bek-af voor de televisie, jammer dan!
Ik belde hem op: "Ab, vergeef me dat ik je op dit uur stoor. Ik heb onverwachts een aantal bekenden op mijn dak gekregen, en ik heb weinig in huis. Jij kunt me vast helpen." Ik hoorde Ab opleven: "Wat wou je hebben?" Ik keek de verwachtingsvolle kring rond. "De hoofdprijs gaat naar een aam Griekse wijn. Hoever kom je?" Ik hoorde Ab denken. "De hoeveelheid lukt wel, maar dan Frans en gebotteld. Of ik moet een spoedbestelling doen. Voor zo'n vat stuurt ie de speedboat wel." Ik besliste: "Zoek even, wat een aam retsina moet kosten. Wat ouzo en metaxa, heb je dat ook?" Inmiddels werd om mij heen geglunderd. "Kistje van elk. Hoe zit je in de olijven, baklava, nootjes?" Abs antwoorden klonken nu echt geestdriftig. Het werd een stevige bestelling.
Wiesje leek de aansluiting even helemaal te missen, en een vreemde te zijn in haar eigen huis. Ik legde haar uit, dat wij de hele Griekse godenwereld nu te gast hadden, en dat ik die met respect, maar liever vriendschap, wilde ontvangen. We waren nog niet aan een voorstelrondje toegekomen. Zodoende bemerkte ik pas later, dat ik niet de hele stamboom op bezoek had gehad, maar de Olympiërs en enkele van de vele anderen. (Zie ondermeer deze wiki.)
Aphrodite schond het protocol, alsof dat ook maar iemand een zorg zou zijn, en boog zich naar Wiesje: "Aphrodite. In onze tijd zou je mijn oogappel geweest zijn." Een jongen met een pijlenkoker wrong zich naar voren: "Eros. En de mijne!" Bij Wiesje viel het kwartje. Haar mond viel open, maar ze zag kans om dat voort te zetten met een duidelijk aan allen gericht "welkom!". Hera straalde, en wilde van Zeus weten dat zij toch maar een goed idee had gehad. Die mompelde iets in zijn baard. Mart was als alfa verheugd om deze wezens nu eens zelf te ontmoeten. Diana (atheneum) vond het boeiend om van Artemis te vernemen dat ze naar háár was genoemd.
Hermes meldde opgetogen, dat de bestelling naderde. Athene probeerde over mijn schouder het factuurbedrag te lezen, maar ik schudde mijn hoofd: "Soms moet vriendschap zwaarder wegen dan wijsheid." Ze glimlachte. De bezorger (van de groothandel) bemerkte haar aanwezigheid niet. Ab, aan wie ik pinde, leek wel iets te voelen. Ik vroeg me af, of ik hem binnen zou laten. Athene blies de deur dicht: "Niet nu, jongen..."
De waren stonden nog voor de deur, en het wijnvat leek te breed voor de sponning, maar Hermes bracht alles naar de huiskamer. Handige gast! Ik keek de kring rond: "Verwachten jullie een plengoffer, of mag ik iedereen tot zelfbediening noden?" Zeus leek ontroerd: "Jongen, dat we dit nog mogen meemaken! Onze zegen zul je altijd hebben." Ik gebaarde "tast toe!", en ze lieten zich niet tweemaal noden.
We spraken over de goeie ouwe tijd, en raakten onze schroom al snel kwijt. Ik vroeg opeens, of ze de Trojaanse paarden op de hei gezien hadden. Nee, maar Hermes ging even kijken. Hij was meteen terug, en zei, kijkend naar Apollo: "Inderdaad, niet te geloven! Ééntje is gerepareerd. Ap, kun jij dat even voltooien?" Apollo dronk zijn glas leeg, en verdween met Hermes.
Ook samen bleven ze niet lang weg. Het leek wel, alsof we in de tuin blij gehinnik hoorden, en toen waren ze alweer terug. Hermes had de prothese in zijn hand, die Aart voor de hengst gemaakt had (zie Heidefeest 2). "Mooi beest," meende Apollo, "Ik dacht eigenlijk, dat er slechts één van was gemaakt." Ares glimlachte: "Je hebt het nieuws de laatste eeuwen niet zo bijgehouden, hè?"
Mart veerde op: "Ik heb de Ilias zowat uit mijn hoofd moeten leren. Ik zou het reusachtig leuk vinden, om dat verhaal nu eens van jullie te horen." Apollo knikte, nam een hap baklava, en wenkte achter zich. Daar verscheen schuchter de muze Clio. Wij sterfelijken heetten ook haar welkom, en Dionysus schonk haar een groot glas in, zichzelf ook.
Clio nam een flinke slok, walste met haar glas, en mijmerde: "Er was Eris een gouden appel. Wat hebben we ons dáár druk over gemaakt!" - "Achteraf wel, ja," onderbrak Athene. "Ik had net een nieuwe jurk waarop die beeldig zou uitkomen," mijmerde Hera. Aphrodite keek naar Demeter: "We hadden hem moeten stekken. Dan had Paris niet hoeven kiezen." Hephaistos zette met een klap zijn lege glas neer: "Laat Clio nou vertellen!" Clio riep haar zussen Erato, Kalliope en Melpomene te hulp, vleide zich tegen de schoot van vader Zeus, en vertelde. De avond en nacht vlogen voorbij.
Spraken zij nu Nederlands, verstonden wij opeens Grieks, of ontvingen wij de boodschap zonder de tussenstap van woorden? We vroegen het onszelf later af, zonder een antwoord te vinden. Hoe dan ook, het was een onvergelijkelijke ervaring om de muze van de geschiedschrijving, ingefluisterd door haar bekwame zusters, te horen verhalen van een grote gebeurtenis in de mythologie, in ontspannen aanwezigheid van de hoogste hoofdrolspelers.
Dat "ontspannen" was wel een aandachtspunt. Ik meende spijt en schuldgevoelens te bespeuren, maar trachtte die in gastvrijheid te smoren.
Gelukkig hoefde ik niets aan te reiken, want Wiesje lag met haar hoofd in mijn schoot, bijna als een klein kind, en Diana lag in een vergelijkbare houding bij Mart. Mart leek vastbesloten om niets te missen. Zijn wijnglas was inmiddels droog van binnen, hij dronk nu en dan een slokje thee, maar de theepot leek niet leeg te raken. Ik zat (toen de fles Franse wijn leeg was) rustig mee aan de retsina, en liet Wiesje desgewenst ook een slok nemen. Hera en ik grepen tegelijk naar het laatste stukje space cake. We deelden het glimlachend. Demeter leek de bestanddelen en bereidingswijze in zich opgenomen te hebben.
We kregen dus het hele verhaal, vanaf Eris' inworp van de gouden appel tot de verwoesting van Troje, en toen we belangstellend bleven luisteren in één moeite door de omzwervingen van Odysseus en die van Aeneas. Maar we kregen ze dus als geschiedschrijving, zonder kunstzinnige opsmuk, en zonder die baaierd van namen - en mèt de invalshoeken van deze aanstichters.
Mart onderbrak Clio soms met een klein gebaar, en vroeg dan een god om uitleg. Achteraf vond hij dat ook wel bijzonder - maar de sfeer was zó huiselijk geweest. Ik zat zelf met de vraag naar de feitelijke ligging van het Troje uit de Ilias op mijn lippen, maar hield die binnen. Het leverde mij een begrijpende knipoog van Athene op.
De gordijnen lieten alweer een tijdje vaag daglicht door, de wind bleef regen tegen de ruiten kletteren, Clio was uitverteld (na voorwaar een bovenmenselijke prestatie). Wij mensen begonnen toch wel erg rozig te worden. Ik vroeg dus maar, of ook zij behoefte hadden aan een rustpauze. "Niet in een boek," meende Zeus, en Aphrodite schudde schalks een wijsvinger naar mij, en wees naar Wiesje. Die leek nu echt in slaap. Warempel, Mart en Diana lagen nu op de grond te slapen, een arm om de ander heen. Hera glimlachte vertederd.
Zeus keek zijn gezelschap rond, en verklaarde: "Wat is een half etmaal voor ons onsterfelijken? Wij zijn nog niet aan rusten toe, ook al zijn wij in ruste. We waren slechts getuige van je lied, jongen, en we konden de verleiding niet weerstaan om je op je dak te vallen. Voorwaar, zulke gastvrijheid hebben wij in eeuwen niet meer ondervonden. Wij nemen nu afscheid, maar je hebt onze levenslange waardering verdiend. Als je denkt, dat juist wij het antwoord hebben op jouw probleem, roep dan gewoon."
Wat kon ik meer doen, dan hen te bedanken voor de eer, de onderhoudende voordracht, en deze verzekering van bijstand? Ik wekte mijn dierbaren. We namen met handdrukken, schouderklopjes en kussen afscheid, en de schare vervaagde binnen de kamer. De voorraad versnaperingen was plots weer als onaangeroerd.
Ik wilde net als laatste de trap op gaan, toen aan de achterdeur geklopt werd. Afra's klopje. Ik deed open. Ze keek verbaasd. "We gáán net naar bed," zei ik, "slapen." Ze leek even te aarzelen. Van boven mij riep Diana: "Kom maar, Afra." Afra liep strelend langs mij heen, en ging mij voor, de trap op.
Boven ging mijn telefoon. Aart had de Trojaanse hengst op bezoek gehad, met een aangegroeide voorpoot! Ik zei, dat ik nu ging slapen, en dat ik hem de prothese later zou komen brengen.
Toen viel ik in Morpheus' armen. Of toch gewoon die van Wiesje?
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).