Laatste wijziging: 2022-07-01 (technisch), 2017-11-17 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Alweer - Dieren - De hei op - Dood - Slaap - De hei af - Hard gelag - Het bos in - Het bos uit
Achteraf een woord vooraf. Ja, het gaat weer over sex. Weer meer van hetzelfde. Lijkt het. Wiesje en ik zoeken nog steeds “de” beschrijving, en ook het onderwerp is een moving target. Dat laatste zinsdeel is een dubbele woordspeling op zich. Dat brengt me op de buufs.
Begin dit jaar hadden we bij de buufs overnacht. Wiesje en ik zijn vrij stil bij de sex, maar deze keer ging mijn sur place na haar gelikte himalaya ook voor Wiesje zeer bevredigend. Dat deed haar zo kreunen als je zou verwachten. Tijdens ons naspel zei Afra: “Nou, dat was neuken met een grote N!” Karla voelde, dat hier iets bijzonders bedoeld werd, niet gewoon “rechtschreibungsgemäß Bumsen als Nomen mit groß geschriebenem B”. Wiesje en ik hadden de uitdrukking (zoals ik in computer-beeldspraak pleeg te zeggen) nog in onze cache, toen een paar dagen later thuis mijn stijve bij het terugtrekken uit haar gleed, en vervolgens tegen haar poepgat gedrukt werd. We zeiden toen “Dat was neuken met een grote N,” en als je die hoofdletter een kwartslag naar rechts draait tot een Z, dan zie je wat wij bedoelden. Zodoende is die uitdrukking tussen ons beiden inmiddels gaan betekenen: “Het begon veelbelovend, maar het werd een flop”. Wel, dit is slechts één voorbeeld van hoe ons onderlinge taaltje voor anderen onbegrijpelijk wordt. En uiteraard is de met de vinger op het lijf van de ander geschreven “N” die betekenis gaan krijgen. Dus toen Karla dit voorjaar de uitdrukking terecht dacht te gebruiken, moesten wij proesten. We schreven laatst nog, dat zij zich zo inspant om goed Nederlands te spreken, dus we moesten haar troosten. Daarna had ze alle begrip.
Ook nog twee opmerkingen over dieren vooraf:
Maaike heeft meteen onze gewoonte overgenomen om de leidsters van de groepjes (wij zeggen kuddes, maar dat is dus flink overdreven) mammoeten een naam te geven. Was Carolien nog gewoon de eerste naam die bij ons opkwam, Maaike vernoemt ze naar mensen die ze van school kent. Zodoende is die groep waarmee ze bij ons in de tuin kennis gemaakt heeft die van Evelien (Eefje), en een groep die ze nabij Abs winkel ontmoette die van Stella. Ja, die dieren zijn heus herkenbaar. Wiesje en Maaike sturen elkaar een foto met de naam (en in de EXIF de plaats).
We hebben rond Us Net ook allerlei papagaaien, ara's. Alweer een paar jaar geleden is hier niet zo gek ver vandaan een papagaaienfokkerij afgebrand. Veel dieren hebben kunnen ontsnappen, en sommige paren hebben zich gevestigd in de hoge rimboe, nabij de watertoren. We duiden ze aan met hun overheersende kleur. Zodoende hebben we een rood, een groen, een blauw en een (ietsje meer dan de andere) geel paar. Wij hadden geen contact met die vogels, maar sinds kort wel, dankzij Maaike.
Nu wilde Wiesje weer eens overnachten, samen opgerold in dat zeil waarbij haar zeilengekte ontstond. (Zie Schaapjes [sex].) Lang geleden, toen we voor het eerst bij de herdertjes gingen logeren. Wat zijn die toch veranderd (verburgerlijkt, vertrut, vertrost)...
Het weer was onverminderd guur, en we verkozen ons eigen streven naar behaaglijkheid, hoe beperkt ook, toch wel duidelijk boven Maaikes stijl van naturisme. We liepen dus voor de wind weg in regenkleding en kaplaarzen, en hadden zelfs het tentje mee. Onder die regenkleding wel een sweatshirt en sokken, verder niets. Ja, het liefst zou Wiesje iedere paar stappen klaargevingerd worden, maar zware rugzakken doe je niet iedere paar stappen af en weer op, noch is staand vingeren met de dingen op je rug echt een optie. Het bleef dus beperkt tot elke paar stappen even voelen of haar gleuf nog nat was. (De laatste keer dat ze niet nat was, zal geweest zijn toen ze zo ziek was na een bezoek aan Doekje. Zie Even geduld alstublieft! Ga maar na…) Dan peilde Wiesje meteen, of de kantine weer eens bevolkt was. De man in de stofjas gaat op handen en knieën, slaat een dubbele canvas fietstas over zijn rug, en tikt zich tot bloedens toe op het voorhoofd.
Daar heb je het weer. Komt Wiesje met de beeldspraak van een kantine voor mijn prostaat, leg ik een verband met haar wens om mijn kwakkies te willen doorslikken. Vervolgens ontstaat een discussie over broodjes ei, broodjes zaad, manzaadbroodjes, manzaadbolletjes (mijn testes, dus). En zodra het over eieren gaat, gaat het over eicellen en over Afra. En tegenwoordig ook over vleermuizengrotten en over Elsje. Zo komen we mijn oplaadtijd in gegniffel door, en wil ook de biecht vaak ontsporen.
Wij gingen dus op pad, op een niet-bestaand pad. Paar stappen, bepakte versie van "wij horen bij elkaar" knuffel, hand in haar broek, hand in mijn broek, paar stappen. De kudde van Eefje keek het slurfschuddend aan. Eefje keek Wiesje aan: "Lijkt me lastig!" Wiesje keek haar aan, maar greep mij vast: "Ja, máár… het is zo lèkker…"
Volgens mij ligt het iets dieper. Je weet, dat Wiesje een man zocht die lief voor haar is en bij haar blijft. Wel, wie haar bevredigt, die voldoet (althans op dat ogenblik) aan beide wensen. Bovendien heeft Wiesje mijn herinnering aan de inhoud van ons boterbriefje in haar oren geknoopt: dat we elkaar gelukkig willen hebben (maken of houden), en dat bevrediging van de vrouw (van haar dus) daarbij voorop zou moeten staan, mede omdat het dan met de bevrediging van de man (van mij dus) wel losloopt. Inderdaad, vraag maar aan de man in de stofjas. Die hangt nu net een bordje op zijn winkeldeur: “Gesloten van half een tot een over half een”. Ter herinnering: het is niet uitsluitend klaarmaken. Wiesje en ik (en sommige vrienden) kunnen úren zoet zijn met het speelgoed van de ander.
In onze pelgrimspas liepen wij voort naar het bos met het zeiltje.
Oh néé! Geraamtes van Trojaanse paarden! Waarschijnlijk niet lang dood, wel grotendeels kaalgevreten. Daar óók! En dáár… Er lagen gifgroene dingetjes, net gitaarplectra, met bijtsporen onder, althans nabij, de geraamtes. Blijkbaar opgegeten samen met snelwerkend vergif, en bedoeld als een soort visitekaartje van de moordenaar. We deden de rugzakken af. Ik pakte bevend zo'n ding op. En mijn leesbril. "Mackasper anti-malware" We zegen neer, toevallig bij dat ene nolletje uit "Schaapjes", maar op slag zonder zin in sex. Wat deed dit pijn! Maar als je onze verhalen in je hoofd hebt, dan herinner je je vàst Wiesjes relativering van het verlies van Chot en Google, die eerste keer dat we op de alm waren. (Zie Himmelhoch betrübt [geloof].) Na een poos (halfuur?) hoefde zij niet meer getroost te worden. Ik nog wel. En tja, ik schijn uitgerekend met sex getroost te kunnen worden. Wiesje weet dat. Nee nee, troost begint bij blote borsten, weet je nog! Niet als zuigeling bij mama, zo ben ik niet. Nee, de vertedering van die aanblik, van hoe die tepels als uitpuilende blinde ogen langs mij heen lijken te turen, verdringt domweg het verdriet. En van die vertedering komt doorgaans eerst liefkozen, dan sex. Zoek de troost in vingeren en pijpen met die regenkleding erbij, en uiteraard in dat herfstweer… De man in de stofjas biedt ons spottend elk een kom snert aan, "beter gevuld". Maar ja, het is mij gegeven om Wiesje zelfs in dergelijke omstandigheden een himalaya te bezorgen, en Wiesje wist mij zodanig te pijpen, dat het begrip "oplaadtijd" ook op rugzakken bleek te kunnen slaan. Ik kon lang niet eens overeind komen. Het leek verdikke wel, alsof Sheila meegedaan had! Daar lag ik op mijn rug, in regenpak met ontbloot kruis, in de regen. Wiesje kwam op mij liggen, in regenpak met ontblote borsten en kruis, "ter bescherming".
Dan maar even een biecht. Wiesje had lof: "Iedereen wil me neuken. Ook bij herhaling, maar dan wel als het hèm uitkomt. Jij kijkt naar wat ik zou willen, en je doet dàt, of laat mij jou klaarmaken. Jij hebt dat schrijven op elkaars lijf ontwikkeld om de communicatie tijdens het vrijen te verbeteren. Jij zeurt niet, als ik bij rotweer naar buiten wil, maar je draagt het merendeel van onze bagage. Dan ben jij toch de hoofdprijs voor mij!" Wat kon ik anders doen dan meteen een "wij horen bij elkaar" knuffel te beginnen! Al met al was de herfstmiddag al ver gevorderd, toen we het zeiltje bereikten. Het lag als vanouds opgevouwen onder een steen. We gingen ernaast op de grond zitten. Gewoontegetrouw tuurden we de heide af. Maar ja, ons leken alle paarden dood.
Ook schapen zijn er niet meer. Na het verstrijken van de herdersconcessie is die niet opnieuw aanbesteed. Tja, het was crisis, en de kiezers stemmen tegenwoordig voor een kleinere overheid met een lagere begroting. Hassan en Aïcha hebben met moeite een boerderijtje kunnen kopen, even voorbij Tin Roof. Daar houden ze nu hun schapen en geiten. Op de hei waren ze alleen, nu zijn ze eenzaam. Volgens Nelleke zouden ze niet zo moeten zwelgen in wat zij beleven als slachtofferschap, maar moeten proberen om van deze toestand meer te maken. (Nee, het is geen "van de nood een deugd maken", want ze zijn niet in nood. Ze laten grote kansen liggen.) Hoeveel veeboeren met Noord-Afrikaanse achtergrond telt Nederland, en hoeveel daarvan maken producten (zoals kaas, worst, kleding) op de wijze van hun voorouders? Fred kent er geen.
Wellicht hebben in Spamerica de mammoeten de rol van begrazers overgenomen van de schapen, samen met reeën en herten. Daarnaast zou een groepje schapen aan de verhuizing kunnen zijn ontsnapt, Wij reppen alvast gekscherend van "meneer en mevrouw Noach", of zelfs van Ramses (als we aangeschoten zijn door de ander verstaan als Ram zes of zelfs Ram sex) en Ooiridice. Erg, hè? En vergis je niet, ook schapen kunnen worden aangeduid als raga berendesi, of bij controle in het lichaam van de ander vermoed worden. Wij kunnen ons de stuipen lachen om dingen die werkelijk niet aan een ander uit te leggen zijn. Oh ja, dit zou het aangewezen ogenblik zijn om Wiesje te vragen: “Wat heb jij erin?”
Blijkbaar was ik weggezakt in bovenstaande gedachten, want Wiesje rukte me rechtop. Vlakbij klonk paardengebries! Enkele tellen later werden we besnuffeld door een konikspaard, een echt paard dus. Dankzij wonderen uit onze bagage hadden we even later een kudde vrienden erbij. Wiesje was in de wolken, en ikzelf voelde me als na een goede ruil. Met dan wel hevig schuldgevoel bij die vergelijking: vrienden ruil je niet, je mag blij zijn als je na het verlies van vrienden spoedig anderen vindt die de vacature in jouw gevoelsleven kunnen vervullen. De paarden bleven even in de buurt, en dwaalden grazend af.
(De kopjes Dood en Slaap vormen een gezochte verwijzing naar Hamlet. Waarom nou?)
Toch maar het tentje in plaats van het zeiltje. Wiesje deed puberende Maaike na: "Ik word ouder, hè…" Ja hoor, ik zweeg, dus zij vulde aan "Jij ook!", en het vooruitzicht van een lange oude dag zonder mij trof haar weer wreed. Mijn beurt om een troostknuffel te geven. Die gaat vanzelf over in een "wij horen bij elkaar" knuffel, en die in sex. Met de flap kwart keken we naar de laatste resten daglicht aan de hemel.
De volgende ochtend leek ons ochtendritueel wel een avondritueel: veel dromen en gedachten te wisselen. Ook onze reisplannen. Hamerstuk: we gingen kijken bij de schaapskooi in het zuiden. Dat werd wel een sentimental journey: langs de kruidenkring, langs de plek waar Ab en ik de Trojaanse paarden voor het eerst gezien hadden (en de herdertjes ook letterlijk betrapt), langs twee vennen van die tocht met Maaike op Chot.
De schaapskooi bleek grondig gesloopt. Het zandpad over de heide eindigde in een vlek omgewoelde grond, inmiddels begroeid. Op gooi-afstand vonden we de po van de herdertjes, blijkbaar door hun opvolgers of door de slopers weggeworpen. En nu?
We staken dan maar over naar de zuidpunt van Us Net, de wind schuin van links tegen. We moeten dus langs de plek gekomen zijn waar we in de sneeuw gekampeerd hebben (zie Winter 2 [geloof]), maar we vonden geen herkenningspunten. We moesten aan Alfred denken, lang niet meer gezien, en aan die wanhopige vrouw, nooit meer gezien. We koersten iets zuidelijker, want we ontwaarden de kudde van Stella ongeveer tegenover de weg naar boerderij Veldzicht. Even kennis gemaakt. Daarna door naar de kroeg. Het werd alweer donker.
Bij eerste lezing klinkt dit alles wellicht als een grote reis. Als je de afstanden in je hoofd hebt, dan vind je de reis even bespottelijk als onze fietstocht uit onze begintijd hier. (Zie Fietstocht [sex].) De waarheid ligt volgens ons in het midden: laten we twintig kilometer gelopen hebben in twee dagen, maar dan wel over ongebaand en doorweekt terrein, met matig zware rugzakken, en met sexueel afbeulen.
Het was laat in de middag. In de gelagkamer zat het geld met grote iPads aan de stamtafel. Zo te horen beraadslaagden ze over de uitwerking van de jongste verbindingen met China op onze economie: de spoorverbinding over de voormalige Zijderoute en de vaarweg over de Noordpool. Yvonne zat aan de toog met Mina te beppen over hoe de jeugd omgaat met mobieltjes. Aarts handen jeukten zichtbaar om te gaan klussen, maar hij leek op Yvonne te wachten, en wisselde dan maar een enkel woord met Bill. We gingen bij hen zitten. Aart wilde de verstoring van het gesprek aangrijpen om te vertrekken.
Wiesje verklaarde “Alle Trojaanse paarden zijn dood. Maar er zijn nu koninkspaarden”, en op slag had zij alle aandacht. Bill berichtte (appte?) de bio's, en na een blik op Yvonne ook Maaike. De bio's hoeven slechts de Digitale Zandweg (en een deel van de diepte van het dorpsplein) over te steken. Ze verschenen binnen twee minuten op kaplaarzen en in amper dichtgeknoopte regenjassen. Maaike verscheen een minuut later op kaplaarzen en in windjack: "Ik moest even mijn fiets wegzetten." Wouter kwam na nog twee minuten, in een kletsnat joggingpak.
Wiesje zat ouderwets bij me op schoot, en herhaalde inmiddels (ook voor het nu luisterende geld en andere aanwezigen) ons nieuws over de paarden, en voegde eraan toe, dat we nu kleine mammoeten hadden. De Trojaanse paarden waren niet door alle aanwezigen waargenomen. Mina wees op het schilderij dat zij naar een foto van Ab geschilderd had. Oh, was dit slecht nieuws? Óók goed! En nu waren er dus gewone wilde paardjes.
De mammoeten trokken meer belangstelling. Wàt… zó klein??? Maaike werd blijkbaar geprikkeld. Ze ging in de opening van de buitendeur staan, en trompetterde tussen haar lippen (neehee, gewoon die van haar mond). Ze moest het herhalen, maar toen had ze inderdaad Stella's kudde voor de deur. Ze liet de dieren binnen. Wiesje zorgde ijlings voor bakken water en voor koekjes. Maaike maakte er een vol voorstelrondje van, althans tussen Stella en alle aanwezige mensen. De andere mammoeten deden oplettend mee. Iedereen, mens en dier, was onder de indruk. Maaike keek rond, en verklaarde: "Wie de mammoeten kwaad doet of zelfs maar kleineert, die krijgt met mij te doen." Stella verklaarde onmiskenbaar, dat wie de mensen van Us Net zelfs maar kleineerde, met de mammoeten te doen zou krijgen. Inmiddels waren ook Ab en Sophie binnen, met een draagtas. Rondje gepelde maar ongebrande en ongezouten pinda's voor mens en dier.
Maaike ging weer in de deuropening staan, en gaf een bepaalde schreeuw. Enkele tellen later had ze het eerste paar ara's binnen, twee minuten later het laatste (van bovengenoemde vier paren). Weer een voorstelrondje, meer pinda's. De ara's en de mammoeten leken oude bekenden van elkaar, zelfs vrienden. Wiesje leek zich te moeten laten gelden, en even later hadden we ook twee paar geldwolven (bovennatuurlijke dieren) binnen. Voorstelrondje, koekjes. De geldwolven gedroegen zich voorbeeldig, maar weer zo, dat ik twijfelde aan hun gedrag straks buiten. Al met al had de gelagkamer nu iets van een psychedelische kerststal. Eh… de ara's zaten blijkbaar de wolven te jennen, en die briesten verwensingen, of zo. De mammoeten bleven beschaafd op visite, en probeerden toenemend vergramd het geschreeuw en gegrom te negeren.
Uiteindelijk vroeg Maaike de ara's te vertrekken. Ze gaven gehoor, met een houding van "omdat jij het bent". De geldwolven trippelden met een afscheidsronde naar buiten. Stella keek rond, trompetterde ten afscheid, en leidde de haren naar buiten. Maaike kwam naast ons zitten, en ging met Wiesje bijpraten. Er bleef een merkwaardige sfeer hangen. Het leek wel, alsof Maaike door velen nu voor het eerst gezien werd als een jonge volwassene, in plaats van die kleine met die speelgoedpanda. En ook alsof Wiesje sommigen had verrast met haar andere eigenschappen dan geilheid. Voor mijzelf bracht het nieuwe kanten aan de verhouding tussen Wiesje en Maaike.
Na ongeveer een kwartier stond Maaike op: eten, huiswerk! Wouter volgde, Yvonne dan ook maar, hand in hand met Aart. Ook Wiesje en ik volgden: tijd voor warm eten. Weer thuis namen we eerst een warm bad en een pot nane.
We zaten weggedoezeld in bad, toen er op het badkamerraam getikt werd. Verbaasd ontwaarden we een gele ara. Wiesje klom snel van mij af, het bad uit, en opende het raam. Volgens Wiesje meldde deze, dat zijn vrouw gevallen was, en nu met een zere vleugel vrij laag in een boom hing, wellicht net binnen het bereik van een springende geldwolf. Konden wij helpen?
Wiesje was helder, en vroeg Aphrodite dat vliegende tapijtje te leen. (Zie Verrassing [geloof, sex].) In haar plaats verscheen vanuit dat blauwe licht Hermes. Hij meldde: “Jullie inspanning zou tevergeefs zijn. Wees gerust: Apollo is ermee bezig. - Maar eh… zouden jullie ons nú willen helpen?” Uiteraard! Terwijl de ara dankbaar krassend wegvloog, hernam hij: "Járen geleden hebben jullie ons geholpen door te overnachten bij een ven in het bos. (Zie Zeil 2 [geloof, sex].) Daar is nu weer iets gaande. Willen jullie nu meteen daarheen gaan? Je hoeft er niets te doen, niet eens te overnachten. Je komst verstoort domweg iets wat niet moet gebeuren. Je krijgt eh… geldwolven mee. Twee paar staan te trappelen."
Wiesje greep de handdoek, ik klom het bad uit. Ik bedacht: "Kunnen we eerst eten?" Hermes keek alsof hij daaraan niet gedacht had: "Oh, eh… Je vindt extra chocola in je rugzak, en een extra rol koekjes. Water is bijgevuld. Ginds vind je warm eten, zo als op jullie droom-eiland. (Zie Droom [geloof, sex].) Ga nu… Oh ja: misschien bespeur je niet eens, dàt daar iets gaande is, maar het is wèl zo. Dank je wel!" Hij vervaagde.
We kleedden ons snel en volledig aan, bevonden de rugzakken in orde, en vertrokken. In de tuin stuiterden twee paar geldwolven van opwinding. We herkenden een reu en teef uit dat nest dat hier in de tuin geboren was, inmiddels op voor hondachtigen middelbare leeftijd, en hun levensgezellen. Knuffels en koekjes voor de wolven, knuffels voor elkaar, en daar liepen we weer. Nu tenminste over een weg, het zand van de Digitale Zandweg aan de kant van de paaltjes. Niet over die krakende schelpjes. Hand in hand, nu zonder dralen. Zelfs zonder onze hoofdlampjes te gebruiken. De wolven dartelden om ons heen.
Nabij de watertoren landde die gele ara op mijn schouder, maar hij sprak tegen Wiesje: "Ze is plotseling gered en genezen. Je hoeft niet meer te helpen. Maar wat doen jullie nou - de honden uitlaten?" We stopten abrupt, en de sfeer was meteen grimmig. Ik heb Wiesje zelden zo ingehouden boos gezien als nu. Ze antwoordde: "Oh, is dàt het? Ik weet niet, wat voor ervaringen jullie hebben met honden. Dit zijn geen honden, het zijn bovennatuurlijke wolven. Als jullie vrienden met elkaar worden, dan kun je veel plezier van elkaar hebben." De ara vloog weg, krijsend: "Veel plezier dan met het wolven uitlaten." We deden een soort groepsknuffel met de vier geldwolven, en stapten verder.
Bij de speeltuin brandde licht in privé. Op dagen met weer om binnen te blijven gaat de speeltuin niet eens open. Dan hangt er een verklarend briefje op het gesloten toegangshek, met een mededeling van de strekking: "We verwachtten vandaag geen bezoek. We gaan speciaal voor jou open, als je de beperkingen voor lief wilt nemen. Bel >>". Het natuurvriendenhuis heeft die houding overgenomen, maar de camping aan de heizijde blijft in beginsel buiten het seizoen gesloten. Wie bij herfstweer wil kamperen, die kan terecht op een grasveldje aan de boszijde, op het hoofdterrein dus. Ook bij Ton en Saar in privé brandde licht.
We bereikten de beoogde zijweg, en gingen linksaf. Het was pikdonker onder en tussen de bomen, met soms een lichte plek zichtbaar van het zand in de zandweg. We hadden hoofdlampjes op, maar lieten die liefst uit. De geldwolven dartelden niet meer, maar vormden een geleide, goed te volgen dankzij die rood gloeiende ruggen.
Toch nog onverwachts hielden we halt. In het donker rechts moest het ven liggen, en er moest iets aan de hand zijn. We zagen, hoorden, voelden en roken niets bijzonders. De wind leek iets kouder, maar dat kon verbeelding zijn. Op mijn voorstel liepen we klokwijs een rondje over de oevers van het ven, zonder het water te zien. We roken op de plaats waar ons tentje had gestaan de beloofde warme maaltijd, de wolven herinnerden ons aan de plaats waar we het afval van de geboorte van Sveta hadden begraven. In een kuil, daartoe gegraven door Google zaliger.
Na anderhalf rondje stopten de wolven bij onze maaltijd. Wiesje hoopte hardop, dat er ook iets voor de wolven bij zou zijn. Ziedaar (in het donker): een plastic zak met een sterke vleesgeur. Was die er net ook al? Ik maakte de zak op de tast open, en noodde de wolven. Met voorbeeldige zelfbeheersing namen ze één voor één een bout vlees (hert?) uit de zak, en sloegen grommend van genot aan het knagen. Onze maaltijd bleek nasi goreng met lekker veel groente erin, en cassave-chips ernaast. Dat kon heel veel slechter! Hé, zelfs van die meeneembekers met warme koffie!
Na een halfuur of zo rees uiteraard de vraag: hier overnachten of teruggaan? Maar was onze opdracht dan nu al vervuld? We hoorden de Stem in onze hoofden: "Opdracht vervuld. Hartelijk dank. Doe nu wat jullie willen." We hadden een aardige afstand in de benen, meer dan dertig kilometer, en dan nog met rugzakken op (met bijgevuld water). Dan moesten we maar blijven. We zetten merendeels op de tast het tentje op, bliezen de luchtbedden op, groeven (bij half licht) een schijtkuil en een kuil om (met een stuk plastic als randen en bodem) drinkwater voor de wolven te bevatten. Iedereen twee koekjes, flap kwart, uitkleden, avondritueel.
Bij daglicht keken we nieuwsgierig naar buiten. We zagen nog net, hoe het ven snel tot meters diep leegliep van bloedrood water, en daarna volliep tot hooguit decimeters helder water. De drinkkuil was leeg, de geldwolven konden niet wachten om te vertrekken, Wiesje en ik ruimden alles op, en namen de rugzakken op.
Ter hoogte van de watertoren verscheen de gele ara weer: "Zijn jullie nou nog steeds niet klaar met hond uitlaten?" Hij vloog op een meter of vier, vijf boven ons. Een geldwolf sprong recht omhoog, en kwam op vier poten neer, de ara voorzichtig tussen de kaken. Hij (of zij) groef met de achterpoten in de berm van de zandweg een ondiepe kuil, als om in te schijten, legde de ara erin, en krabde met beide achterpoten een beetje zand over de vogel. We liepen door, terwijl de ara zich beteuterd vliegvaardig maakte.
Ah, weer thuis! Rondje koekjes en knuffels, op naar een warm bad. Oh, ons oude badwater moest er nog uit…
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).