Laatste wijziging: 2022-05-30 (technisch), 2009-05-22 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde)
Mina heeft zich ooit voorgesteld in Ik, Mina, en later deze terugblik geschreven.
Yvonne en ik waren buurmeisjes. We hebben samen in de zandbak gespeeld, samen met poppen gespeeld, met elkaar om jongens geruzied. Zij vond Aart. Hij was toen in opleiding voor brandweerman. Bij één van zijn eerste branden maakte hij iets gruwelijks mee. Wat precies, dat weet zelfs Yvonne niet. Maar hij kòn niet meer. Hij moest weg uit de bewoonde wereld. Hij wilde Yvonne zijn probleem niet aandoen, wilde terwille van haar scheiden. Maar zij wilde bij hem blijven, alles delen. Bovendien verwachtte ze Sheila van hem. Met rugzakken op zijn ze gaan trekken. Ze vonden dit dorp. De laatste bewoners waren misschien een paar dagen weg. Ze vonden een achtergelaten ezel, ze noemden hem Chot. Ze betrokken het huis bij die ezel, en ontfermden zich over hem.
Ik miste Yvonne. Op een avond, toen mijn liefste vriendje het had uitgemaakt, heb ik haar gevraagd waar ze was. En of ik naar haar toe kon komen. Ik heb me ziek gemeld op de school waar ik lesgaf, en heb een week bij haar gelogeerd. We hebben nachten zitten praten, en Aart heeft voor Sheila gezorgd. Terug in de stad had ik het moeilijk. Mijn collega's hebben me geloofd, en gezorgd dat ik niet ontslagen werd. Heel tof! Maar de wereld om mij heen veranderde, verhardde. Iedere keer als ik bij Yvonne was werd het verschil groter. Ik kon het niet meer aan. Ik ben afgekeurd. Ik heb mijn spullen gepakt, en ik ben hierheen gekomen. Yvonne was blij, mede omdat ze hoopte dat ik haar kinderen les zou geven.
Aart heeft de Blokhut voor me omgebouwd, uit een ingestorte schuur of zo. En voor zijn eigen kinderen, natuurlijk. Hij werd geholpen door iemand die inmiddels was komen aanwaaien, Bill. Die vond, dat er wel erg veel mensen slokjes water kwamen vragen, en was dus maar een kroeg begonnen. Hij had bij de Digitale Snelweg een achtergelaten pup gevonden. Hij was dood-eenzaam, dus hij was blij met die hond. Hij nam haar mee, en noemde haar Google. We waren dus met een gezin en twee vrijgezellen. Langzaamaan maakten Bill en ik van de nood een deugd, en uiteindelijk stelden we vast, dat we blijkbaar bij elkaar hoorden.
Grada en Hans zochten een leukere manier om met hun vak om te gaan dan op de universiteit. Ze kwamen over de heide, vonden ons dorp, en betrokken een huis. Eerst alleen voor de vacanties. We kregen de Kezen. Kees de Jonge en Kees de Oude noemden we ze, naar hun favoriete jenever. Hoe lang is Kees de Oude inmiddels dood? We kregen een invasie van een groep streng gelovige mensen. Ze hadden iets te maken met wat wij nu de rimboe noemen, en ze eisten het dorp voor zich op. Een beetje dreigend. Maar ze kregen onderling ruzie, en zijn allemaal vertrokken. Alleen mevrouw Hoofddoek kan weten hoe het zit. Die woont nog steeds waar ze toen woonde, ver genoeg van hier. Maar die heeft dan weer het geloof verlaten. Terwijl die hele groep er was, verdwaalde Ab hier. Hij vond het schilderachtig, en hij rook handel. Dat is nu dus véél minder, maar hij wil niet meer weg. Gelukkig, want Bill en ik hebben zijn diensten hard nodig, en het is een fijne vent. Van Afra kan ik me helemaal niet herinneren, wanneer ze gekomen is. Opeens wàs ze er. Of hoorde zij soms ook bij die gelovigen? Geert en Herman zie ik nog wèl komen. Ze zochten de omgeving, maar ook een plek waar ze zichzelf konden zijn, waar ze ongestoord elkaar konden zoenen. Dan zijn er nog wat mensen die er al wel een tijd zijn, maar die ik nooit zie, en een paar die nog genoemd moeten worden.
Want onze zelfbenoemde geschiedschrijver Larie is pas de voorlaatste. Hij was op de vlucht voor zichzelf, op zijn vouwfietsje, en bleef hangen. Later kwam Wiesje bij hem. Het gaat nu veel beter met hem, maar ik maak me wel eens zorgen. Hij haalt overal het Internet bij, en hij gelooft in zijn eigen verzinsels. En als je ziet, hoe die twee aan elkaar klitten... Larie en Wiesje zorgen wèl voor contact met de omgeving. Soms logeren haar ouders bij hen, ze hebben Bartje in huis gehad, ze gaan om met die schaapherders, en vooral Wiesje zorgt voor die mevrouw Hoofddoek. Nou ja, Bill en ik moeten het mede van voorbijangers hebben. Ab ook wel.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).