Laatste wijziging: 2023-05-11 (technisch), 2022-11-03 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Dit verhaal begint ongeveer tegelijk met “Herstel”, en beslaat het eerste deel van dezelfde tijd. Schijnbare tegenstellingen volgen waarschijnlijk uit ontwikkelingen.
Voorspel - Laboratorium - Elsje - Bloot - Tweetallen - Visioen - Melk
Apollo heeft met hulp van ondermeer Maaike en Elsje een nieuw voorbehoedmiddel ontwikkeld. In het woord van Maaike: “de slok”, ter onderscheiding van “de pil”. Gebruiksters heten volgens Maaike dus “slokkers” en “pillers”. (Wiesje zou “sloksters” en “pilsters” zeggen, maar Maaike is geen feministe.) - Je doet tien druppels ervan in een borrelglaasje water, slaat dat naar binnen, en je bent minstens een jaar gevrijwaard van eisprong, sponsvorming (is dat nou een begin van moederkoek?) en dus ook vloeien (zelfs controle-bloeding). We vonden boven in de noordwest-toren ruimte voor een stukje biochemie om het spul te maken. Het wordt nu gebruikt door Mawiel, de schoonmoeders, de onsterfelijken met een vaste (lees: steeds dezelfde) gedaante, en de ondode vrouwen, zoals de XM. De müsli en de VeMa zouden het al mogen gebruiken: het zou hen niet schaden. Sommige vrouwen van buiten Fort Rimboe staan op een “even aanzien” wachtlijst, met Mina en Nora bovenaan.
Het middel heeft een opvallende bijwerking: de gebruiksters gaan sterker geuren. Niet als vruchtbaar, wèl als aantrekkelijk. Kortom, in Fort Rimboe waan je je in een harem. Ondanks zwembad en uitstekende luchtbehandeling. Ik heb zomaar het vermoeden, dat die geur geen toevallige bijwerking is, maar opzettelijke inbreng van Elsje. Zijzelf bestrijdt dat, en stelt, dat die sterkere geur het gevolg is van het stoppen met de pil. Ze vindt voorts, dat mannen ook wel wat sterker mogen rieken: door de voorhuid (indien nog aanwezig) teruggetrokken te houden. Onder de onsterfelijken zijn minstens twee “niet-slokkers”: de jachtgodinnen Artemis en Diana. Hun beoogde prooien hebben immers goede reukzin. - Onsterfelijken aan de pil en in bijgeloof?
Tot hier toe leek “Slok” een terzijde binnen “Herstel” [geloof, sex]. Maar nu het verhaal tussen “er was eens…” en “...ze leefden nog lang en gelukkig”.
Project “slok” moet gegroeid zijn vanuit een beschouwend groepsgesprek in de huiskamer. Maaike zal in abstracto de “oplossing” gegeven hebben voor het door een ander verzuchte “probleem”, en Apollo zal geantwoord hebben, dat hem slechts de laboratorium-uitrusting ontbrak om die te verwezenlijken. Waarop Maaike een begroting opgesteld zal hebben, en Diana die (na brede aanvaarding, die ik me dan wèl herinner) uitgevoerd heeft.
“Boven in de noordwest-toren” betekent: op de door Maaike bij de bouw van Fort Rimboe op maat overwogen omloop in een trappenhuis. Daar ging men gedrieën aan de arbeid: naast Apollo en Maaike ook “stagiaire” Elsje. (“Stagiaire”: denk aan “Grondverzet [geloof, sex]”.) Zie het vóór je: enerzijds onze onsterfelijke vriend Apollo, destijds berucht om zijn jacht op “kwakjesvaten”, anderzijds “toppunt van vrouwelijkheid” Elsje, met wie hij nou juist een nacht heeft mógen doorbrengen, en “centerfold” Maaike. Allen bloot, op de beperkte ruimte van de omloop. Bovendien zijn “de kleintjes” ook onder het klussen leden van Malawiel, dus allerlei wederzijdse liefkozingen gaan gewoon door. Nou, daarvoor is (de huidige gedaante van) Apollo gevoelig, dus zijn hormonen komen hem de oren uit. Elsje is na die nacht van moeten vreemdgaan “tot wederdienst bereid”, en Maaike heeft nu eenmaal haar verleden van klassen (leerlingen en leraren, m/v) tot de orde roepen, dus redding is nabij. Matriarch Wiesje had al bijvoorbaat(!) de grens getrokken: “geen kwakkies naar binnen”. Dus werd nu iedere stijve van Apollo (die zichzelf niet “opgevoerd” heeft) meteen onklaar gemaakt: beurtelings ging het ene “kleintje” uitdagend liggen, waarna de ander hem erop aftrok. Al met al herinnerden de “verslagen” ervan Wiesje en mij aan die keer dat zij zo geil met mij de hei op ging, en mammoet Carolien zei “lijkt me lastig”.
Inderdaad, Wiesje en ik waren niet óók in het “lab”. Niemand anders. Er hing één webcam met groothoeklens. Anderzijds werd er overdag gewerkt, niet ‘s avonds. Loki kon zijn lol niet op, bij de aanblik (op het grote beeldscherm in de huiskamer) van de twee onverminderd frisse blommen en de ingezakte onsterfelijke. Hij kwam tot een betwistbare grap: hij haalde gewezen “kwakjesvaten” zoals Cassandra en Daphne erbij. Ze kregen bijna medelijden met Apollo, en de kleintjes groeiden in aller achting.
Het probleem (het vraagstuk) bleek vooral iets van wat ik destijds op de zeevaartschool leerde als “meet- en regeltechniek”: hoe houd je het peil van dat ene hormoon op net-boven-nul, en het peil van het andere op nul? Je moet dus de afscheiding ervan zien te regelen, danwel de uitwerking tegen te gaan. Met een voorkeur voor dat regelen. Maar ook dat gaat met hormonen, en dan verschuift het probleem domweg “stroomopwaarts”. Een andere moeilijkheid is het toedienen: hoe zorg je voor de beschikbaarheid van voldoende werkzame stof, als je die niet meer dagelijks maar jaarlijks wilt toedienen? Waar en hoe sla je die stof op? Hoe breng je die daar? Hoe kom je überhaupt aan die stof? De eerste fase van het project was dus vooral naar een computerscherm turen, nog zonder de laboratorium-uitrusting zelfs maar in bestelling. Met Apollo, eerder ambachtsman dan wetenschapper, Maaike, “blanco” wetenschapper en beoogd gebruiker, en Elsje, "aankomend blanco wetenschapper” en beoogd gebruiker. Het ging dus ongeveer zo, dat Maaike in een soort “mind map” (mij herinnerend aan Jackson Structured Programming) met de muis-aanwijzer aangaf “we willen van hier naar daar”, dat Apollo meestal instemmend bromde, en dat Elsje de beren op de weg zag. Maar uiteindelijk hadden ze iets gevonden: werkzame stoffen, gekoppeld aan (of ingekapseld in) een drager-stof. Ze hadden bovendien bedacht, hoe ze aan hun grondstoffen zouden kunnen komen. Toen was het dan tijd voor allereerst een proef-opstelling, en vervolgens een productie-opstelling.
Maaike had beredeneerd, dat de gezochte stoffen uit aardappel-planten (zelfs het loof) “geknipt en gerecombineerd” konden worden, met gebruik van zekere schimmels en bacteriën. De werking was zodanig, dat (ongeveer) elke achttien maanden wèl een eicel zou rijpen, maar dat die beslist geen kans tot nestelen krijgen zou. Die vertraagde maar niet gestremde cyclus zou dan de menopauze moeten uitstellen, en het lichaam dus beter in (aantrekkelijke) vorm houden. De dosis van tien druppels (van op zich al een verdunning) bood de mogelijkheid tot fijn-regelen.
Ergens in de tussentijd bleek mij, dat Elsje Maaikes lijf mooier vindt dan het hare. Nou ja, Maaike is nu eenmaal de centerfold, Elsje is (evenals Wiesje en Diana, en verderweg Karla en Janneke) nu eenmaal extra breed (niet dik!) in de heupen, en onderbedeeld in vetweefsel rond de forse tepels. Maaike meldde Elsjes mening in de eerste week van project “slok” in het zitbad. Kijk, we gedragen ons nu eenmaal als wisselende tweetallen, maar ons zitbad is geworden tot de plek waar we een avondritueel (althans de biecht) als viertal kunnen doen. Het is gewoonte, dat men mij als eerste erin laat stappen. Vervolgens weet Elsje zich steeds naast mij te wringen (en weer eens mijn voorhuid ter hand te nemen). In dit kringetje kan zij Wiesje niet op afstand van mij zetten. Wiesje en Maaike hebben een onderling ritueel dat mij wèl opvalt maar Elsje blijkbaar niet: Wiesje laat Maaike steevast de keus, en Maaike gaat afwisselend naast en tegenover mij zitten.
Nu meldde Maaike dus Elsjes “afgunst” (een zwaar overtrokken woord). Elsje keek naar mijn voorhuid. Men leek mijn reactie op die melding te verwachten. Ik vroeg Elsje dus maar, of het klopte, en (zo ja) waarom ze dat vond. Wel, het klopte, en de grond bleek het verschil in Apollo’s lichamelijke reactie op beider aanblik. Wiesje was mij voor: “Is dàt alles? El, je wéét, dat Ma de “centerfold” is, en dat La meer geilt op òns. En dat La ons drieën even lief vindt, en helemaal in paniek raakt als hij maar vréést dat hij ons niet evenveel aandacht geeft. We weten óók, dat jij je uitwerking op alle vrouwminnaars wilt zien, en dat Ma kuiser is dan wij. - Oh, wacht! Laat me raden: Ma heeft zich gebukt, en Ap kreeg een stijve van haar borsten. Tja, die kleine van jou en mij zie je nu eenmaal onder een beperkte hoek. Maar hoe heeft hij die nacht op de jouwe gereageerd?” Elsje keek amper op van mijn voorhuid: “Ja, dàt is het. Ap heeft ze toen heus niet verwaarloosd, maar hij had ze beslist graag met zijn neus heen en weer willen duwen toen ze erboven hingen.” Wiesje schamperde: “Vraag hem om grotere!” Maaike zei zacht: “Grotere is óók niet alles. Ik zou best met je willen ruilen…” Elsje pruttelde. Ik vroeg mij af, of ik nu iets moest zeggen. Wiesje nam mij dat uit handen: “Wil je nou toch Ap, of wil je bij ons en La blijven?” Ik trok Elsje op schoot, haar rug tegen mijn borst (en vooral buik, ja ja), en ging met mijn handen aan haar borstjes, zo als zij dat het liefst heeft. Ze keek moeizaam Wiesje en Maaike aan, drukte haar handen op de bezige mijne, en stamelde: “Sorry! Ik blijf!” We stonden op voor een groepsknuffel.
Intussen ontwikkelt ons bed-gedrag zich verder, mede onder invloed van de slok. Maaike vindt de gedachte dat haar cyclus nu langzaam dóórloopt, dat er in beginsel een eicel bevrucht zou kunnen raken, maar dat die zich niet zou kunnen nestelen, best opwindend. Zij en Wiesje zijn vol van dat oude Eicel [sex]. Zij believen nu graag beiden een vooral geneusde himalaya van mij, gevolgd door een sur place, dan zandbanken, weer een vooral geneusde himalaya, en tenslotte weer een kwakkie. Zij beiden neigen er nu toe, mij op mijn buik te laten spuiten, en die drupjes te delen. Ze zijn heel poezelig met elkaar. En met mij uiteraard, waarbij Maaikes beleving dus lijkt op te schuiven van “‘n beurt en dan nagenieten” naar “wij horen bij elkaar, en wat is dat lekker”. Elsje wil ook eerst een geneusde himalaya, dan een sur place, maar besteedt vervolgens een zandbank-lange tijd aan mijn voorhuid. Dat leidt dan onbedoeld tot aftrekken, hopelijk met de drupjes op een aflikbare plaats, en dan krijgt zij haar geneusde himalaya toe. Met beide anderen wil ze het neuzen zien na te bootsen met een dildo.
Elsje is nu te onrustig om poezelig te zijn. Vooral zij mist alle bloed, vooral dat aan mijn gezicht. Ze vindt mij toch al geen echte vent, en dat bloed maakte het nog ten dele goed. - Nou ja, ik bèn geen echte vent, maar een watje met staaf, dat houden Wiesje en Maaike haar ook steeds voor. En intussen houd ik hen drieën toch maar bevredigd - wat je van een echte vent nog moet afwachten.
De ontwikkelingen gaan verder. Elsje heeft dat “Eicel” gedoe vertaald naar de zekerheid dat Katja in haar woont. In een éénkamerwoning met een tuin. Die tuin is dan Elsjes schede: alles buiten de baarmoedermond maar binnen de flap. Voorts is er sprake van “Top[pie]” (ergens een afleiding van “Christoph”), en dat is dan mijn snikkel. Ik krijg dus herhaaldelijk vragen over wanneer Toppie weer es bij Katja komt spelen, of ikzelf alle speelgoed uit de tuin wil opbergen (bijvoorbeeld omdat er regen dreigt), enzovoorts. Zoiets blijft niet beperkt tot Elsje en mij, dus weldra wilde Wiesje bij Elsje zoeken of Nebula haar driewieler bij Katja in de tuin had laten staan. Maaike bleef niet achter, en meldde, dat Stella haar verjaardag vierde, en dat iedereen welkom was, mits met cadeautjes. - Nou, dan kun je het verloop raden: allereerst kom ik Toppie brengen. Die laat een cadeautje achter. Dan komen tante Wiesje met Nebula en tante Elsje met Katja op bezoek, en vervolgens blijkt het cadeautje onvindbaar. Dat wordt zoeken bij de tantes, niet vinden, en uiteindelijk komt Toppie een nieuw cadeautje brengen. - Je herkent dingen die teruggaan op Wiesje en mij, het is een subcultuurtje dat ook Maaike en Elsje opgenomen heeft, en buitenstaanders steeds voor raadselen stelt. Laatst wilde Maaike iets schikken in het binnenperk. Vraagt Wiesje over tien meter heen: “Moet ik je helpen? “ Roept Maaike: “Nee, dank je, ik heb Stella’s schepje!” Al met al oogt het gedrag van Mawiel nu meer als lesbisch gevoos dan als hulpen. Verbaasd moesten ze me gelijk geven. Die denkbeeldige kinderen (samen uiteraard aangeduid als “NeStKa”) zijn dus (voor nu) bevestigd als meisjes. Des te meer behoefte heb ik aan soms eens een man om mee te praten. (Zie verderop.)
(Weken later)
(De onkuisheid hierboven in Laboratorium bleek van voorbijgaande aard.)
Eigenlijk bestaan er minstens twee benaderingen van bloot-lopen: “oeps, nou zien ze mijn …” en “dit ben ik nu eenmaal”. (Ikzelf tel niet mee. Ook zonder buikje ben ik van het slag “oeps”, maar ik moet nu eenmaal meedoen.) Bij ons loopt het van Diana’s “toch wel weer mooi geworden, maar …” tot Elsjes “ja, daar krijg je een stijve van, hè” - van moeder tot dochter… Zeker, Wiesje wil nog steeds pronken, maar Elsje daagt sterker uit. Zozeer, dat we (Malawiel) opnieuw hebben bepaald: “geen kwakkies uitwisselen [buiten ons vieren]”. Elsje grijpt bijvoorbeeld Apollo en Loki wel bij de taas, en heeft hen in het openbaar afgetrokken. Wiesje gaat niet verder dan hoe zij en Herman al járen met elkaar omgaan. Bij de sjes glijdt dus ook wel eens een vinger naar binnen. Maaike betoont zich kuis, en ikzelf ook. Voor Loki is dat uiteraard aanleiding tot uitdagen. Maar iedereen weet: desnoods trekt Maaike je af totdat je ballen door je plasgaatje naar buiten komen. Dus hoeft ze slechts toe te spelen, meestal met een kat-achtig dreigende hand. En nee, ikzelf heb geen behoefte aan het betasten van meer vrouwen.
De “tweetallen” houding van Malawiel is uitgebreid met de schoonouders. Niet in vozen, maar in samen-zijn. Zodoende kan ik nu rustig met Aart over “boutjes en moertjes” praten, of met Mart over schrijvers-dingen, terwijl dan Yvonne of Diana de enkeling uit Mawiel opzoekt. (Dat is dus moeder en al dan niet aangetrouwde dochter.) Waarom hebben we dit niet eerder bedacht? Ook drietallen komen inmiddels voor. Dan ben ik gewenst als een soort vertaler tussen Aart en Mart (die weliswaar elkaar al lang kennen, maar bijna tegengestelde achtergronden hebben), en dan vormt zich bijvoorbeeld een “onder ons dag” van Diana en dochters, en dus ook van Yvonne en Maaike. Maar het komt ook vaak voor, dat Maaike erbij komt als Aart, Mart en ik praten. Dan is ze een oprecht belangstellende toehoorder.
Zelfs de westvleugel neemt het over. Lachen! Dan denken Eros en Cupido rustig hun schaamhaartjes te kunnen vergelijken, krijgen ze (voor hen) onverwachts opeens elk een muusje danwel VeMa op schoot. (Dat is tactiek: zo kunnen de jochies niet zo gemakkelijk vluchten.) Zij zijn dus niet zo gediend van opdringerige meisjes. Die meisjes zoeken (in tweetallen, tot in alle zes tweetallen samen) plekken waar ze mógen opdringen, zonder dat ze kans lopen op inwendige beschadiging door andermans nu nog te grote lichaamsdeel. Ze belanden dus vaak bij ons in de slaapkamer, bijvoorbeeld op de andere twee tweepersoonsbedden. Dan kijken ze weer verlangend, maar weten dat ze van mij niets te vrezen hebben, dat ze mij wèl opwinden en daarom welkom zijn, en dat ze kans maken op een liefkozing of op een behapbare vinger naar binnen. Intussen apen ze òns na. Vingeren, beffen en drinken/melken (zelfs ons taaltje ontwikkelt zich!) herkennen ze. Maar nèt wat het mooiste lijkt, sur place en neuzen, dàt kunnen ze niet. Sur place niet omdat ze vrouwtjes zijn (en te klein voor hulpmiddelen), neuzen niet omdat ze te kleine wip- of haakneusjes hebben. Ze doen wèl hun best voor neuzen: de beentjes nòg wijder, de neusjes nòg krachtiger voorwaarts - en de man in de stofjas draait zich in een nóg hoger verzet om in zijn (eveneens denkbeeldige) graf.
Behalve onze zwem- en zitbaden vinden de müsli en VeMa ook onze toiletten mooi. Ze hebben, wellicht dankzij Diana, twee kleinere zuigflessen bij ons gestationeerd. Die flessen zijn trouwens terstond herkend als van Nestka, maar dier drie moeders betwisten elkaar de twee flessen. De pubertjes kunnen dat geschil niet helemaal volgen: het zijn toch hùn flessen?
Ook ik had eens een visioen. Niet te verwarren met bijvoorbeeld “Larie in Onderland” [sex], al zou ik het verschil in aard niet kunnen duiden.
Ik lig op mijn rug op bed, afgebeuld. Wiesje, Maaike en Elsje zitten aan mijn rechterzijde. Aan mijn linkerzijde vraagt buiten beeld een stem die ik toeschrijf aan Apollo: “Zullen we dan maar?” Zij knikken, en ik weet niet, waarover het gaat. Ik voel me afgeschoten, als een kogel of zo, bijna recht omhoog. Zo als scenes in films wel in elkaar overgaan over “zwart”, zo ga ik nu over "wit". Ik beland weer waar ik was. Ik zie mijn lieverds mij in zich opnemen, ik voel mij ietwat uitgerust, en ik hoor de stem hen vragen: “Goed, zo?” Ik zie hen bedachtzaam knikken. Die bedachtzaamheid doet mij begrijpen. Ik ben dezelfde weg gegaan als Mart: gestorven, en terstond zonder geheugenverlies als ondode herrezen. In de gedaante van toen ik 18 was: dat was hen immers beloofd. Ik ben nooit een mooie jongen geweest, en de tijd van 16 tot pakweg 21 heb ik wellicht niet eens in mijn herinnering willen opslaan: de zielepijn van dit, van dat … Ik trek mijn lieverds op me voor een groepsknuffel. Dus mijn buikje is nu weg. Mijn gebit is weer goed - althans weer voorzien van de vullingen die de laatste tijd vergruisd en verdwenen waren, en de overgebleven “Monument Valley” aan overbelasting hadden doen afbreken. Ik ben nog niet verleerd, hoe ik pas ver na mijn 18e kon knuffelen, tongzoenen, en vooral beffen, neuzen, en sur places geven. Uiteraard moet dat onverwijld beproefd worden, en gelukkig blijkt het “altijd kunnen klaarkomen” aanpassinkje van Apollo nog van kracht. Dus zó zal ik eeuwig blijven bestaan (niet: voortleven!), terwijl mijn lieverds uiteindelijk dezelfde toekomst hebben… Ik schiet terug door het "wit". Ik hoor de stem zeggen: “Dan blijft hij voorlopig zo als hij is.” Nu kijken ze blij.
Visioen voorbij. Ik heb mijn buikje dus weer, en verzucht: “Nou, dan kan ik weer meer op mijn buik schrijven.” Het leuke met mijn lieverds is, dat ze dan meteen willen reageren. Wiesje twijfelde meteen: “Nouhou… ik houd al bijna achttien jaar mijn dagboek bij op die buik.” Maaike kon blijkbaar zogauw niets volstrekt anders bedenken, en beaamde slechts: “... en ik al vier.” Elsje had beslist als een soort schaak-computer allerlei reacties overwogen (want zo is ze), maar vond zowaar een (op het eerste gehoor) lieve: “Nou, dan moeten we maar zorgen, dat hij niet afvalt.”
Ik had de aanwezigheid van twee stellen müsli niet bemerkt. Die zijn niet echt taalvaardig, althans niet in het Nederlands. (Hoe wij en de westvleugel elkaar doorgaans verstaan en begrijpen, is ons nog steeds onduidelijk.) Ze kennen het woord “buik”, maar niet het verkleinwoord als eufemisme voor het grotere, noch de overdrachtelijke uitdrukking “iets op je buik kunnen schrijven”. Bij “afvallen” denken zij blijkbaar slechts aan uitwerkingen van de zwaartekracht. Vier bakvisjes op het droge, en Wiesje nam de moeite om dit alles uit te leggen. Aanzwellend “... oooh!”
(Weer weken later)
Stop the press! (Goedbeschouwd tegenwoordig een hartenwens van veel heersers, en opmerkelijk óók van velen die zich onderdrukt voelen.) Blijkbaar heeft de slok (danwel het stoppen met de pil) een verhoopte bijwerking: melkgeven! Nou ja, als je een zware mondelinge work-out gedaan hebt op een tepel van Wiesje, dan kan die zowaar enkele druppels vocht afscheiden. Geen volwaardige melk, geen biest, eerder traanvocht. En dat dan in luttele drupjes. Maar het schijnt een groot genot voor Wiesje, en ze huilt van blijdschap. Ook bij Elsje lukt het, bij Maaike iets minder. Het is domweg dier ding niet. Wel hebben we er een kreet bij: “melk zoeken”. Je gaat dan de drupjes afscheiding zoeken in de mond van wie ze opgewekt heeft - en dat kan ook ik zijn. Dat is dan weer tongworstelen geblazen…
Waarschijnlijk voornamelijk Elsje kwam met een vervolg: de denkbeeldige kinderen laten drinken. Je moet dan je stijve tepel zo ver mogelijk andervrouws baarmoedermond in steken. Dat wil niet zo, om dezelfde reden als dat neusbeffen hen nauwelijks lukt: de vaneen geweken lipjes houden de baarmoedermond op een afstand die meestal niet te overbruggen valt. Uiteraard is het dan wèl weer een leuk spel om de van kutsap natte tepel te laten aflikken - en dat kan dan weer leiden tot melkgeven. Al met al hebben Wiesje, Maaike en Elsje ook onderling des te meer te doen, maar mij windt de aanblik uiteraard óók op.
Als toegift Elsjes voorstel voor een bevolkingsexplosie. Ik zou natuurlijk mijn lieverds kunnen bezwangeren, en hen aldus de voors en tegens van vrouw-zijn en moederschap deelachtig kunnen laten worden. Melkgeven inbegrepen. Dan maar meteen tweelingen. Eerst "oude" Wiesje (immers al 42), negen maanden later Maaike, weer negen maanden later Elsje: dan is er één tegelijk zwanger (en niet beschikbaar voor sur place). Als die kinderen (in dergelijke golven van zes) even snel opgroeien en leren als Elsje, dan hèb je ook meteen iets aan hen: ik aan de aanblik van de meisjes, de moeders aan die van de jongens. Het geheel kan dan leuk optrekken met de jeugd uit de westvleugel. Leuk bedacht, maar dan laat ik mezelf liever helpen.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).