Laatste wijziging: 2022-07-06 (technisch), 2018-10-31 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave.

Larie: “Larie in Onderland”

[sex]

 Verhaal binnen Schoonouders [sex].

 

Ik heb een droom, een dagdroom. Misschien iets voor ons Droom-eiland, waar tijd geen rol speelt.

Het is dag, althans licht genoeg om alles te kunnen zien. Wiesje en Maaike liggen gestrekt op hun zij, naar elkaar toe gewend, uiteraard bloot. Ik lig ertussen, ook bloot, op mijn rug, “achterstevoren” (mijn voeten tegengesteld aan de hunne), maar ik ben gekrompen tot de grootte van… mijn wijs-tenen (ongeveer even lang als mijn duimen, maar slanker).

Ik lig dus in een vallei tussen twee vrouwen. Hun dijen torenen boven mij uit, ik heb uitzicht op hun ongeschoren venusheuvels. Het is stil, alsof alles slaapt. Ik lig van het uitzicht en de geur te genieten, voor mijn gevoel urenlang.

Dan kies ik op goed geluk een richting, en beklim een onderste dijbeen. De betreffende vrouw draait langzaam haar rug op, en ik daal af van die binnenkant van een dijbeen naar de grond. Dat scheelt mij omlopen langs de voeten, of met wat geluk nog altijd onder een knie door kruipen. Ik ga weer op mijn rug liggen.

Ik bevind mij nu in een keteldal: met achter mij twee knieën die elkaar raken, links en rechts een dijbeen, vóór mij een venusheuvel. Weer lig ik urenlang van het uitzicht en de geur te genieten.

Dan sta ik rustig op, en begeef mij naar die venusheuvel. Oei, de ingang ligt wel hoog! Dankzij alle schaamhaar kan ik mij behoedzaam omhoogwerken. Ik aai de flap, en geleidelijk ontvouwt die zich. Wellicht weet ik dan al, bij wie ik ben, want Maaikes flap is groter dan Wiesjes, en kan dus verder opgerold zijn. Mijn droom is niet nauwkeurig genoeg.

Voorzichtig glibber ik naar binnen. Er is licht, al begrijp ik niet, waarvandaan. Ik zie dus waar ik ben. Ik herken nu ook met zekerheid de vrouw. Ik ken deze omgeving immers goed, maar van gewone schaal. Alles druipt, zoals gewoonlijk, maar ik loop geen gevaar.

Op handen en knieën werk ik mij de baarmoederhals door. Die is krap, maar niet klemmend. Dan sta ik in de baarmoeder. Tja, zoveel groter als ik nu is die niet. En daar zijn de mondingen van de eileiders. Ik kan mijn armen erinsteken, maar ik kan er niet in. Zo, dus hier loos ik mijn zaad, tweemaal daags. Daarvan is niets te zien, dus de kwakkie-zoekende en de zelf-reiniging hebben hun werk gedaan.

Ik blijf nog even in de baarmoeder, kruip terug naar de schede, en blijf daar nog een tijd rondkijken. Ik ga er maar weer bij liggen. Het voelt allemaal zo goed, maar ook zo onwezenlijk: mijn eigen verkleining, maar vooral de rust. Wiesje en Maaike urenlang stil liggen???

Hé, er ligt een gastenboek. Ik schrijf over twee bladzijden “LIEFSTE”, en verberg het boek in een plooi.

Ja, ik wil ook de ander bezoeken. Ik stap behoedzaam naar buiten, geniet nog even van het keteldal, en klim de dij weer op. Weer draait de betreffende vrouw langzaam een kwartslag, en zo beland ik weer in de vallei. Nu breng ik eenzelfde bezoek aan de andere vrouw.

Als ik daarvan terugben in de vallei, draaien ze beiden op hun rug. Als aan een spit: zonder vanelkaar weg te geraken. Bovendien ontstaat achter mij (verder naar hun voeten) een uitzichtstorentje. Ik klim erop, en ben ademloos. Ik zie de beide keteldalen naast elkaar, de glimmende flapjes, en in de verte tweemaal twee priemende tepels. Wat een adembenemend mooie aanblik!

Mijn benen zijn moe, en mijn prostaat loopt over. Node daal ik af, en ga weer in de vallei liggen. Na een tijdje begin ik te groeien tot mijn gewone grootte, en druk daarbij dus de vrouwen vaneen. Ze zijn blij verrast mij te zien (en voelen, wellicht ook ruiken), en vragen: “Waar wàs je nou?”

Ik neem ze in gesloten stootligging, en vertel. Daarna herneem ik mijn plichten met nieuw vuur.

 

Terug naar Schoonouders [sex].

Naar inhoudsopgave.