Laatste wijziging: 2022-11-03 (technisch), 2022-11-03 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Gedenken"

[geloof, sex]

 

Dit verhaal behandelt de samenleving van Eikenrode, in een tijd van ondersteboven hangende vlaggen. Het begint kort na het begin van "Slok", dus ook kort na het begin van "Herstel", maar is de voorganger van "Fusion 2".

Voorspel - Molen - Drukker - Leger - Ontwikkelingen - Verbanden

 

Voorspel

Opeens (gezien vanuit "Herstel" en "Slok") deed zich iets heel anders voor: Tin Roof bestond 25 jaar (rekenend vanaf een niet al te zekere datum en de oorspronkelijke gescheiden vestigingen), wilde een gedenkboekje uitbrengen, en verleende de opdracht aan ons. Ja, “ons”. Kijk, Mart heeft gedurende zijn leven tientallen gedenkboeken van uiteenlopend kaliber geschreven. Hij had een geschikt format gevonden dat zich mooi liet op- en afschalen, en dat voldoende ruimte bood aan het inpassen van wensen van de opdrachtgever om steeds weer als "nieuw” over te komen. Er schijnen zelfs verzamelaars van dit deel van zijn werken te bestaan. Maar ja, Mart is ondood, en geniet nu zonder tijdsdruk van Diana en van wat Fort Rimboe hem biedt. Elsje wilde deze draad wel eens ter hand nemen, maar hoe ernstig neemt het publiek een schrijver van vijf jaar oud? Diana was bereid om katvanger te zijn als “redacteur”, Wiesje tekende (als voogd van Elsje) het contract, en Elsje ging onder toezicht van Mart aan de slag. Nee, het werd geen “knippen en plakken”. We zijn immers bevriend met Tin Roof, dus we kennen de omstandigheden. De neven kregen dus ook aandacht, en ook Sheila. Oude foto’s (eigen negatieven) kwamen van Zus.

Molen

Ja, laten we die ook maar voorstellen: Zus van de Molen. Zo is ze niet bekend bij de Gemeentelijke BasisAdministratie, maar wel in Eikenrode. Ze is de moeder van de neven, oftewel de zuster van Fred (van Nelleke) en Bob (van Linda), en ze woont met haar Wim in de ouderlijke molen. Die molen staat aan de westzijde van Eikenrode. Hij kan graan malen, mosterdzaad malen, en olie persen. Nog ouderwets op windkracht, maar ook nieuwerwets op electriciteit. De molen draait vooral op bestelling van ambachtelijke bakkers en mosterdmakers. En op toerisme. Wim doet het zware werk, en Zus brengt het geld binnen met haar administratiekantoor, bijgenaamd “De Molen”, of als truc Zus en zo. Ze is bestuurslid van de plaatselijke Rabobank, net als onze Ab (en Sheila). Dat administratiekantoor mag dan beperkt zijn tot een computer in het molenhuisje, maar bijna heel Eikenrode is er klant. Zodoende worden dáár rekeningen vereffend die niet uit bankrekeningen blijken. Zus blinkt uit in het meerzijdig wegstrepen van vorderingen waarover eigenlijk BTW berekend had moeten worden. Bijvoorbeeld leveringen aan Tin Roof en inkopen bij Tin Roof. (De Belastingdienst heeft de pogingen opgegeven om te begrijpen wat men misloopt. Nieuwe bezems die willen schoonvegen, belanden weldra in ontwenningsklinieken. Ambtelijke molens malen veel trager dan De Molen.) Zus is dus niet slechts “de zus van”, maar verwant aan de meesten in Eikenrode, en iemand die zeer welkom is om “achterom” binnen te komen en bijvoorbeeld zo’n streep-handeling voor te stellen. Uiteraard brengt ze haar bemoeienissen ook “deels boven en deels onder tafel” in rekening, maar iedereen heeft er baat bij.

Zus is heel stellig: ze ontduikt geen belasting, ze ontwijkt belasting. Ze is haar vaardigheden gaan ontwikkelen in de financiële crisis van 2007, en ze gebruikt constructies uit de financiële wereld, uiteraard te beginnen bij de termijnhandel in commodities. Maar ze benut ook de familiebanden (denk aan Erfrecht), en grijpt ook naar het Verzekeringsrecht (denk aan mislukken van oogst).

Zelf moet ik bovendien steeds denken aan wat ik mij destijds herinnerde van een oud verhaal. Een dorp zat helemaal aan de grond: iedereen had schulden bij iedereen, en kon ze niet aflossen. Een vreemdeling leende “honderd gulden” aan dorpeling A. Die loste (“honderd gulden” van) zijn schuld aan dorpeling B af, die aan C, en uiteindelijk kreeg de vreemdeling zijn geld van A terug. De economie van het dorp kon weer opbloeien, en niemand was erbij ingeschoten. Zus gebruikt soms toekomstige erfenissen als zo’n vreemdeling. Waarschijnlijk is er ook een verband tussen De Molen en Sheila’s werk in de kerk (vooral dat om-niet geven of nemen), ze was toen immers zoiets als de schoondochter van Zus), maar daarover wordt niet gepraat.

Ook wij (Fort Rimboe) en Zus en Wim kennen elkaar, inmiddels al jaren. Zus is een warme vrouw, een mengeling van Sheila en Sophie. (Wellicht zochten de neven in Sheila dus zo iemand als hun moeder.) Wim is als ambachtsman (in een brand-gevoelige omgeving) een geliefde gesprekspartner van Aart, en ik mag dan graag toehoren. Zus behoort trouwens tot de weinigen in Eikenrode die op onze wijze steevast een offertje hebben staan: uitdrukkelijk voor Mercurius, maar iederéén met voorkennis is welkom. (Ze bezoekt bij gelegenheden de kerk, vooral om te netwerken.)

Drukker

Elsje wist het boekje in korte tijd en moeiteloos samen te stellen. Tin Roof was laaiend geestdriftig, en benutte Elsjes taalvaardigheid voor het bestellen van vertalingen om aan leveranciers te geven. Tin Roof had een voorkeur voor drukker “Print-Inn” (ook familie), ietsje verder zuidwaarts langs het kanaal. “Het kanaal” is in Eikenrode dat noord-zuid verlopende kanaal langs het verlengde van de Digitale Zandweg, plaatselijk bekend als “de Turfvaart”. Daaraan liggen ook de schapenboerderij van voormalige herders Hassan en Aïcha en boerderij “Ooikooi” van Freek en Ada, waar we met Sheila een kook-weekeinde hebben beleefd, zie “Fusion 1 [geloof, sex]”.

Daar (bij de Print-Inn) zijn we als Malawiel plus Diana en (in plaats van Mart, voor de gezelligheid) Yvonne op de fiets wezen overleggen over de soort papier en zo. Dat bezoek liep uit van het begin van werkbezoek op een zomerse middag tot een pannenkoekenfuif. Tin Roof kwam na sluitingstijd ook een vorkje meeprikken. Ik durfde geen alcohol te drinken om de fietstocht terug, en nu vond Elsje juist dàt een teken van “ouwe bok”. Zijzelf had die laatste pannenkoek niet moeten nemen, zeker niet met dàt ijs toe: ze ging binnenstebuiten vóór vertrek, onder het viaduct, en nòg ergens.

Afijn, het is een prachtig boekje geworden, als trofee (genummerde oplage!) gekoesterd door de ontvangers, de eerste geldelijke verdienste van Elsje, en dus een grote bijdrage aan haar (toch al niet beperkte, maar terechte) eigendunk. Het heeft een titel: “‘t Is iets meer. Dat mocht”. Het boekje bracht terstond bij uitbrengen twee vervolgorders: een menu-omslag voor Thuis (maar in een oplage, berekend op eenmalig gebruik en meenemen als aandenken), ook ontworpen door Elsje, en een relatiegeschenk van “De Molen”: zo’n portefeuille van in wezen twee kartonnetjes met een lint erdoor die zelf de bankbiljetten inslikt. Maar dan met bruin leer bekleed, met daarin gebrand (dus zwart) het beeldmerk van “De Molen” en dubbel-zinnig opschrift “de Zwarte 0”: enerzijds “geen belastbare winst”, anderzijds “geen zwart geld”). Aart maakte beide brandmerken, Yvonne maakte de portefeuilles. Iets later kwam een opdracht voor een gedenkboek van Het Leger.

Leger

“Het Leger” is de bijnaam van het loonbedrijf in Eikenrode, al generaties lang. De “aanvoerder” staat bekend als de “Commandant” (omdat men het oneens bleef over de bijbehorende rang), kortweg “de Ouwe”. De huidige Commandant is Karel, al eens genoemd om de hoogwerker die we in Us Net nodig hadden. Karel is een aangetrouwde neef van Bob, Fred en Zus.

De manlijke nazaten van de Commandant, voorzover van inzetbare leeftijd, staan bekend als de “Vlegels”: een herinnering aan de tijd van handmatig dorsen. Thans zijn dat nazaten 1 en 4. De vrouwlijke nazaten van de Commandant, voorzover inzetbaar, staan bekend als de “Hamsters”: een herinnering aan het vergaren van de graankorrels op en rond de dorsvloer. Thans zijn dat nazaten 2 en 3, een tweeling. De vrouw van de Commandant staat bekend als (die kun je bedenken!) de “moeder-overste”, kortweg “Moe”.

De “Basis” ligt ook aan de Turfvaart. De Commandant bestiert de uitvoering, Moe werft de opdrachten. Dat werven van opdrachten is een proces dat wellicht overal ter wereld op het platteland speelt: het draait om de inzet van mensen (en materieel) gedurende piek-tijden. Als bij verschillende boeren hetzelfde gewas oogst-rijp is, dan doen zij tegelijkertijd een beroep op hulptroepen. Is bovendien slecht weer in aantocht, dan wordt dat beroep heel klemmend.

Hier blijkt Moe de spin in het web van Eikenrode. Ze doet een stuk zaai-planning met Zus en een stuk oogst-planning met de Ouwe. (Als vegetariër noem ik het zaaien, maar ook aanvulling en onttrekking aan de veestapel vallen eronder, plus uiteraard het scheren van de schapen.) Die boeren hebben hun eigen akkers (en weilanden), maar ze moeten elk hun gewassen “roteren” om uitputting van de bodem en de verspreiding van schadelijke wezens (planten, dieren, schimmels) tegen te gaan. Anderzijds is er de vraag van de markt. Zus is geweldig in geldzaken, en kan dus tot het inzicht komen, dat er volgend jaar minder vraag zal zijn naar soja en meer naar lamsvlees. Bijvoorbeeld. Dan gaan Zus en Moe puzzelen om de boeren te kunnen voorstellen, wanneer ze wat waarom (en op welk veld) ze zouden moeten zaaien om een goede oogst te hebben voor een goede prijs, met bovendien “deo volente” de middelen om juist dan te oogsten.

De hele gemeenschap heeft vertrouwen in Zus en Moe, en voegt zich op hoofdzaken. Men vaart dan een eigen koers door bijvoorbeeld (mijn ondeskundige verzinsel) een veld spelt te splitsen in half spelt en half gierst. In overleg kan Zus dan alvast de termijnmarkt op, of met supermarkten tot overeenstemming komen. Die kopers waarderen de betrekkelijke zekerheid die de Molen kan bieden, evenals de spreiding van de hoeveelheden. Daarvoor betalen ze “graag”, en de boeren van Eikenrode nemen dat graag aan, en gunnen Zus haar “commissie”.

De boerderijen rond Eikenrode zijn eerder klein dan groot, met versnipperde percelen. Ruilverkaveling heeft men afgewezen: alles gaat goed zo. Geen boer kan zich veel meer materieel veroorloven dan een “back hoe” (trekker met laadschop voorop en hydraulisch kraantje achterop) en een twee-assige aanhangwagen, en de rest is de vaste vraag voor het Leger. Dat heeft noch de macht nog de wens om de rest van de familie uit te buiten, en is vooral dienstbaar. Het kan zich evenmin een grote vloot van zwaar en gespecialiseerd materieel veroorloven. Daar komen Fred en de neven in beeld. Die hebben een modulair systeem van hulpstukken ontwikkeld waarmee het materieel van het Leger breed inzetbaar is. (Het systeem is gepatenteerd. De grote aanbieders van landbouwwerktuigen zouden dat patent het liefst kopen, en vervolgens verzegeld in een kluis bewaren.) Dankzij die hulpstukken kan de Ouwe een beperkte vloot van materieel gedurende veel uren inzetten, en dus de afschrijving drukken, welk voordeel dan weer doorgegeven wordt aan de klanten.

De Hamsters zijn de eerst-aangewezenen om dit materieel te berijden. Ploegen, mesten, zaaien, hooien, oogsten, tussendoor handmatig schapen scheren, en wat ik niet genoemd heb, zij klaren de klussen. Uiteraard bijgestaan door wat de betreffende boer zelf kan bieden aan mankracht en materieel (zoals eigen trekker en aanhanger, plus van het Leger gehuurd spul).

De Vlegels zijn de tweeds-aangewezenen om het materieel te berijden, want zij onderhouden het ook. (Tanken, smeren, banden wisselen.) Voor groter onderhoud hebben ze Fred en de neven (hun achterneven), en wellicht Bob (van Linda). Een tweede hoofdtaak van de Vlegels, maar dan in nauw overleg met de Ouwe, is de opslag. In dat industriegebiedje aan het grote kanaal heeft het Leger een grote loods om allerlei oogst te kunnen bewaren voor uitlevering. Die loods staat vol scheepscontainers, reefers. Die kunnen dus afzonderlijk op temperatuur (zonodig diepvries), vochtigheid, maar hier bovendien luchtdruk en gas-concentratie gehouden worden. (De diepvries is voor als geslacht moest worden in een tijd van lage prijzen. Denk bij gas aan bestrijding van schade en remming van rijpen.) Die loods vervangt een boerderij op die plek, heet daarnaar nog steeds “Ons Genoegen”, en is in Eikenrode (op ongeveer 10km afstand) bekend als “Genoeg”. Het Leger spreekt echter van “Ons”. De gemiddelde afstand (alleen al oost-west) tussen boerderijen en Genoeg is dus 5km, en in oogsttijd is dat best ver (voor het betrekkelijk kleine materieel dat de oogsten per betrekkelijk klein veld binnenhaalt). Daarom heeft het Leger geïnvesteerd in die containers en ze aangepast. Nabij de plaats van oogsten wordt passende container-capaciteit opgesteld, zonodig hellend met een opritje en “trechter” ervóór, opdat de oogst snel daarin gekiept kan worden. Die containers gaan na de oogst naar “Genoeg”, in afwachting van verder vervoer. (Dat wil zeggen: deze aangepaste containers gaan niet de wijde wereld in, maar worden overgeladen. Ook dat is met overstorten eenvoudig te doen.)

Het Leger heeft trouwens ook vee- en pluimvee-vervoercontainers, slacht-containers, zelfs pluimvee-slachtlijnen. Plus uiteraard de bijbehorende bevoegdheden. Denk bij “slachten” vooral aan “nood-slachten”, en bij de “pluimvee-slachtlijnen” aan de aanloop naar Kerstmis. Bij de pluimvee-slachtlijnen behoren ook “dodencel-containers”. Die ogen (vanuit een midden-gang) als bagage-kluisjes: als boer zoek je een lege cel, zet de vogel erin, sluit de cel af, en geeft de sleutel plus eventuele aanwijzingen af in een “brievenbus”. De volgende dag kun je het lijk ophalen (of in de door jou gehuurde vriesruimte aantreffen). Overigens slachten alle(?) boeren ook zelf wel, voor eigen gebruik. “Ruimingen” (wegens ziektes, en al helemaal niet wegens de dreiging van ziektes) doet het Leger niet: dat lost de overheid zèlf maar op.

Ontwikkelingen

Afgezien van het verstrijken der jaren (in mensen en techniek) draait Eikenrode al tientallen jaren op dezelfde voet, en men mag eigenlijk niet klagen. Een nieuwerwetsigheid is “urban farming”. Enkele boeren proberen, gedurende het hele jaar groenten en fruit uit kleine kassen te leveren. (We noemden dat een tijd geleden al, en het is wat ons in Fort Rimboe goed afgaat.) De Vlegels en de neven besteden er samen veel aandacht aan. Met hùn inzicht en vaardigheid zou Eikenrode probleemloos kunnen overstappen op duurzame tuinbouw. Voorlopig is Thuis een vaste afnemer van de vruchten dier proeven. Een heel kleine afnemer (met ongeveer twintig couverts per avond als capaciteit - kun je nagaan, hoe ver omgeschakeld moet worden als een bus toeristen bij Tin Roof een onvoorziene stop moet maken, zie een eerder verhaal), dus de rest belandt bij Tin Roof. Dankzij het Internet weet heel Eikenrode (en Us Net), wat Tin Roof aan dag-aanbiedingen heeft (denk ook aan de vroeger genoemde stukken vlees van zekere koe), en andere handelaren en restaurants ook. (“De Rode Eiken” is wel de grootste klant van Tin Roof, maar zit niet in het familie-netwerk. Us Net is als geheel een onverwacht kleine klant bij Tin Roof, zit niet in het familie-netwerk, maar wèl in het Rabobank-netwerk daaromheen.) Binnen de familie gelden andere prijzen dan daarbuiten: men verrekent vorderingen immers via de Molen.

Een allernieuwste ontwikkeling is het kweken van vlees in (wat ook bij die boeren heet) laboratoria. Roodwild-vlees is al “gewoon”, twee boerderijen kweken kangoeroe-vlees, en een andere kweekt dwergvinvis-vlees. Daarvan gaat een klein deel naar IJsland, en de hoofdmoot naar Japanse restaurants in de Randstad. Naar verluidt werkt men ook aan laboratorium-inktvis en -kaviaar.

Verbanden

Mocht je de verbanden nog niet zien: Eikenrode bestaat. Al eeuwen, ontworsteld aan moeilijke grond. Us Net ontstond als planmatige ontginningsnederzetting pas aan het begin van de 20e eeuw, verkommerde, werd militair terrein, daarna toevluchtsoord voor golven krakers. Het verband tussen Us Net en Eikenrode ontstond via Ab: die was de “general store” en dùs de bank voor Us Net (in samenwerking met Bill en ongetwijfeld Mina). Hij vond aansluiting bij de geldelijke buitenwereld middels die Rabobank van Eikenrode, en werd er weldra bestuurslid van. Een tweede verbinding ontstond, toen Wiesje VCR van mevrouw Hoofddoek geërfd had en aan Bob en Marie kon verkopen. We zochten een notaris op fiets-afstand, en dat werd Nelleke. Via Nelleke kwamen we aan Fred, aan heel Tin Roof. We hebben hen een weekje meegenomen naar Tirol. Ergens ontstond de klik om de groothandel waar Ab inkocht in te ruilen voor Tin Roof, met bezorgng door Pegasus. Sheila ontdekte Thuis, en ergens ontstond de band tussen Thuis en Tin Roof, en tussen haarzelf en de neven. Jongstleden december hebben wij (vooral Malawiel) Tin Roof geholpen in de seizoensdrukte. Daarbij hebben wij (bijna onvermijdelijk) kennisgemaakt met de Molen en het Leger. We horen niet bij de familie, maar ook wij zijn “achterom” welkom in een groot deel van Eikenrode. Daarbij past (volgens Maaike en mij) Dankbaarheid.

En nu is er dus óók een band in gelegenheidsartikelen (gedenkboeken, portefeuille).

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).