Laatste wijziging: 2022-06-07 (technisch), 2009-05-22 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Schnabbel"

Woensdag - Zaterdag - Zondag - Maandag

Woensdag

Wat valt mij nog te melden na Wiesjes Bloot 5 [sex]? "Iedereen" in Us Net leest deze bijdragen, gaat er op zich discreet mee om, maar verwijst er wel naar. Bill en Mina hebben ons al uitgenodigd om flinterdunne flensjes te komen eten die ze samen hebben gebakken. Er is ook verwondering over wat het opperkonijn zich in haar hoofd haalt, en bewondering voor haar openhartigheid.

Maar goed. Us Net was weer "van vreemde sletten vrij" (een mooie vondst van Wiesje in die "conference" van Heidefeest 4), zelfs Mart en Diana waren weer thuis, na geweldige inzet hier.

Wiesje en ik waren hevig aan het cocoonen, en het weer was er inmiddels naar om dat binnenshuis te doen. We hadden het zeil (op de steiger) gereefd, we hadden inmiddels een hangmat in de huiskamer, vlak voor de open haard, vrij laag boven de vloer. We hadden aan één uiteinde een leeslampje bevestigd. We hadden de jalouzieën dicht tegen de herfst en de inkijk, en we lagen lange uren naakt te schemeren in die hangmat, met alleen dat lampje aan, en soms een muziekje op de achtergrond. We lazen elkaar voor, we vertelden elkaar verhalen, we bedachten samen verhalen, we maakten er weer eens vlekken bij. Af en toe toch eens een hapje eten, en voor het echte vrijen en slapen toch maar naar boven. Groots!

En toen (woensdagavond) belde Bill op. Ton en Saar wilden het seizoen afsluiten, en zochten artiesten om de feestvreugde te verhogen. Gezien onze brede inzetbaarheid ging de voorkeur uit naar de Hijbezems en ook Wiesjes accordeon, eventueel aan te vullen met de rock & roll. Aanstaande zaterdagavond. Of dat schikte? Ons beiden wel, maar we hadden dan wel vervoer nodig. Bill ging de rest polsen.

Wij namen een slok pepermuntthee, en gingen door met onze puzzelkubus (een mooie relatietest, maar zo als wij in die hangmat lagen een bron van melige gezelligheid). We hadden één vlak egaal en de rest hopeloos bont, toen Bill weer opbelde. We gingen, met onze vaste versterkingen Afra en Kees.

Herman had (zoals wij wisten) een bejaarde Amerikaanse pick-up truck. Op de twee rijen banken konden wij zessen zitten. Achterin kon de persoonlijke bagage. De muziekinstrumenten en geluidsinstallatie konden gestufft worden in een tienvoets zeecontainer, te vervoeren op Abs trekker met heftruck. Kees zou die rijden, dus ruimte vrij in de pick-up. Als we er met etenstijd waren, dan konden we meeëten. We konden blijven overnachten.

Afgesproken! We bepaalden onderling een vertrektijd. Ik seinde Jan in. Al onze muziekspullen stonden gelukkig nog bij Bill op handkarren. We wachtten met inpakken, want de container kwam pas zaterdag beschikbaar, en misschien wilde Bill voordien nog muziek.

Wiesje en ik pakten wel vast onze rugzakken in, jawel: berekend op logeren en verdwalen. Dat logeren was min of meer inbegrepen, het verdwalen moet je zien als vastzitten. Zelfs als de regen nu zou ophouden, dan nog was er grote kans, dat we onderweg met de voertuigen vast zouden raken. Die beelden hebben we allemaal nog op het netvlies (zie Winter). Dus Herman keek zijn pick-up na, Ab keek zijn trekker na, en bestelde gas- en smeerolie.

Dat deed Ab trouwens weer heel handig. Hij polste Sans Perail, bestelde van de gasolie ("diesel") een tank-containertje vol, tankte Herman vol, tankte zijn eigen "pomp" vol, bracht de tanktainer naar het station, en leegde hem daar in de voorraad voor het diesellocomotiefje. Uiteraard moesten Herman en de spoorjongens wel betalen.

Zaterdag

Zaterdag was het nog steeds hondenweer, zeehondenweer. Met temperatuur en wind was niks mis, maar het stortregende onophoudelijk. Geert en Herman stouwden de muziekspullen (een deel van Bills geluidsinstallatie inbegrepen) in de container, Ab tilde die met de trekker, borgde deze lading, en reed de trekker tot ter hoogte van Kees' huis. Herman volgde met de auto (en Geert), en gaf Ab een hogelijk gewaardeerde slinger naar huis.

Daarna stapte Afra in, en reed de stoet (van twee voertuigen) enkele tientallen meters om ook Wiesje en mij (beiden in regenpak) zo droog mogelijk aan boord te krijgen. Toch maar geen spullen in de open laadbak. Afra zat voorin naast Geert, de plaats achter Herman stond vol bagage, en eigenlijk hadden Wiesje en ik samen anderhalve plaats. Geen probleem! Ik meldde aan Ton, dat we onderweg waren.

Kees reed behoedzaam voorop, beducht op achteroverklappen. Herman hield een veilige afstand. Geert en Afra zeiden soms iets. Wiesje oogde kleintjes, en had veel strelingen nodig. We boemelden het spoor over. Bij de Speeltuin vroeg iemand een lift. Uiteindelijk namen we drie vrouwen en een man van Sans Perail mee in de open achterbak, zeggend dat we waarschijnlijk pas zondag teruggingen. Alles was winst voor hen. Om vijf uur draaiden we bij Ton en Saar het terrein op, aardig volgens schema.

Ton kwam naar buiten onder een zinloos parapluutje, en liet ons (eigenlijk tegen al zijn regels in) over het gazon doorrijden naar de achterkant van het natuurvriendenhuis. Daar sloegen deuren open naar een ongetwijfeld ooit weer zonnig terras. Herman reed als eerste voor, loste de lifters, ons inzittenden en alle bagage, en maakte ruimte voor Kees. Die zette de container mooi nèt buiten de deuren neer.

Ton en Saar begroetten ons vluchtig met een mok koffie, en wezen ons waar we nu de spullen konden neerzetten en waar we straks zouden opstellen. Want dit was de eetzaal, en er ging nu eens gezamenlijk gegeten worden. (Dit huis is vergelijkbaar met deze, maar is niet van die club.)

Terwijl wij uitpakten werden de tafels gedekt. Het was de bedoeling, dat iedereen ging zitten tussen mensen die hij (of zij, natuurlijk) nog niet kende, maar Wiesje keek te benepen om alleen te laten. Wij gingen dus maar samen in het midden van een lange tafel zitten. Geert en Herman vonden dat navolgenswaardig, en Afra en Kees zochten óók maar steun bij elkaar. Uiteindelijk raakten de plaatsen vol.

Onze disgenoten bleken voornamelijk de laatste gasten van het huis en zelfs de camping, in hun actieve plannen gedwarsboomd door de regen. Daarnaast wat vrijwilligers, blij dat het seizoen eropzat. Sommigen bleken ons te herkennen, vooral van het jongste Heidefeest, en waren daarom juist bij òns aangeschoven. Wiesje kreeg weer wat glans. Jan hebben we niet gezien.

Terwijl ieder ander meehielp met afruimen, afwassen en eetzaal ombouwen zetten wij Hijbezems onze spullen klaar, en deden een sound check. Ton polste de muzikale voorkeuren in de zaal, en legde voor Wiesje een bundel trekkersliedjes (Ja, met heftruck, nou goed?) klaar. Dat bracht ons op een gedachte: de zaal een trekkerslied laten kiezen, dan eerst op accordeon (Afra op die van Wiesje) en gitaar (ik) de zaal begeleiden, en er daarna jazzy op gaan improviseren. Het leek de zaal wel wat.

Ton maakte steeds een geschikte keus uit de geroepen titels, en gaf die door. Het was voor iedereen wennen, maar het pakte groots uit. Wiesje leefde helemaal op, speelde op de wind controller al fill-ins bij de zang (meestal met viool-klank), en ging in de improvisaties met verschillende klanken de dialoog of zelfs tweestrijd met Geert aan.

Van trekkersliedjes kwamen we op traditionals, op evergreens, op modernere pop, en zelfs op jazz standards. Uiteindelijk stond de hele zaal te jitterbuggen op repertoire van Benny Goodman. We zouden tot middernacht, hooguit tot twee uur, sets van een half uur spelen, maar we speelden tot vier uur sets van zowat twee uur - zo goed was de sfeer. Er was trouwens wel een drukbezocht buffet, maar geen alcohol.

Om vier uur waren we beursgespeeld en slaperig, het publiek moegedanst, de zaal heet en vochtig. Ton bedankte iedereen, liet wie dat wilde (en zolang de voorraad strekte) in een bed overnachten, en sloot de zaal af. Wij waren met ons zessen, kwamen dus in aanmerking voor drie kamers. Afra voelde niet zoveel voor het delen van een kamer met Kees, maar die verzekerde haar, dat hij alleen maar wilde slapen. Ze keek hoopvol naar Wiesje en mij, maar tevergeefs. Ze was geloofwaardiger geweest als ze de boys had aangekeken.

Een kamer met stapelbed en koud stromend water. Overige voorzieningen op de gang. Wiesje keek sip. Ik legde de matrassen op de grond, verschoof het bed zó, dat ze bijeen zouden blijven, en begon met bed opmaken. Ze verdween schielijk met toiletspullen naar de gang. Toen ik op mijn beurt van de gang terugkwam, lag ze te doezelen. Ik schoot mijn kleren uit, deed het licht uit, en plofte bij haar. We konden elkaar nog net omarmen en een nachtzoen geven, en daar sliepen we al.

Zondag

Er werd geklopt. Geert stak zijn hoofd om de deur, kwam verbaasd binnen bij het zien van onze matrassen, en meldde, dat er over een half uur gebruncht werd. Daarna trok hij zich snel en discreet terug. Wiesje en ik keken elkaar slaperig aan. Niet onze stijl van opstaan, maar ja. We trokken iets aan, bespeurden één vrije douche, en grepen die gelegenheid dankbaar aan om er samen onder te gaan.

Wiesje wist mij gauw van wat eiwit af te helpen, en ik wist haar ook heel blij te maken. Uiteenlopende uitdrukkingen op de gezichten van de paar mensen die op een douche stonden te wachten.

We ontruimden snel onze kamer, en gingen naar de eetzaal. Iets te vroeg, dus we gingen onze vier vrienden helpen bij het inpakken van onze spullen. Buiten hoosde het nog steeds. We grepen de laatste kans om deze maaltijd gezessen bij elkaar te gaan zitten.

Dat kwam Ton goed uit. Hij snelde naar ons toe, en vroeg of we misschien nog een optreden wilden doen, want morgen zou die regen eindelijk ophouden. Ons best, maar Ab? Ik belde hem. Nee, die had inderdaad de heftruck en container weer nodig.

We vonden een tweede keus. Wiesje en ik bleven met keyboard, electrische gitaar, wind controller en twee kleine gitaarversterkers (van onszelf) nog een nacht, en zouden door of namens Ton thuisgebracht worden. Wiesje vroeg vergeefs om een tweepersoonsbed. Ton stelde met een vette knipoog voor, om twee matrassen op de vloer te leggen...

Wiesje schoot in de theaterstand, vroeg een kamersleutel, vroeg om lakens, en sleurde mij en onze rugzakken mee. Ton werkte verbluft mee. We parkeerden de spullen in die kamer, en stormden terug naar de eetzaal. Iedereen keek op, en een ochtendmens zong "... hier in huis zelfs waait de wind." Twintig mensen zongen het lied verder, tachtig haakten in om te deinen, één persoon zette twee kannen op de tafel, en ging met de vrijgekomen theelichten wuiven.

Onze vrienden zaten rustig achter een laatste bak koffie. Herman, dol op Wiesjes theater, speelde meteen mee, dat er nú ingepakt en vertrokken moest worden. Geert gaf tegenspel, en ging zeuren over aanvraagformulieren, in drievoud in te vullen door ons allemaal en onze wettelijke vertegenwoordigers. Afra ging "bemiddelen" door warme dranken en gesmeerde boterhammen aan te bieden.

Kees was de aansluiting helemaal kwijt, dus ik probeerde hem bij de les te brengen. Inmiddels begon iemand de klucht te filmen. Wiesje heeft daar oog voor, wendde zich meteen tot "de kijkers thuis": of die het niet óók een grove schande vonden, dat (enzovoort). Kees had opeens een inval, kalkte een "eis" op een tot "spandoek" uitgevouwen papieren servetje, en hield het achter Wiesje in beeld.

Wiesje voelde het momentum wegzakken, liep naar de verste hoek van onze muziekspullen, pakte daar iets heel kleins op (een capo, die bij mijn gitaar moest blijven), droeg het als ware het een verhuisdoos naar de terrasdeuren, legde het daar neer, zette de handen op de heupen, en vroeg kijvend of ze dan altijd alles alléén moest doen, terwijl ze het toch al zo druk had, en terwijl ik (ze greep mijn arm, en stak die omhoog) hard aan een beurt toe was. De zaal lachte ongelovig.

Wiesje keek strijdlustig rond, slingerde mij naar onze spullen, snelde ook zelf toe (naar de capo), en maakte, dat wij in seconden eerder dan minuten de muziekspullen die voor ons moesten achterblijven in een hoek hadden staan. Ze zette weer de handen op de heupen, en vroeg aan de andere vier, of die het nu wèl zelf afkonden. Verbluft staren. Achterin de zaal gingen mensen staan om de act te kunnen volgen.

Wiesje stelde luider stemme vast, dat aldus besloten was. Ze trok de vier stuk voor stuk naar stand, nam hartstochtelijk afscheid (Kees greep verbijsterd naar de vermeende deuken in zijn borstkas), gebood mij "ook netjes gedag te zeggen" (wat ik deed met een bedremmeld handje en kusje, óók bij Kees), vroeg luid aan Ton "Hoe laat?", en sleurde me naar onze nieuwe slaapkamer.

Daar deed ze de deur op slot, rukte het gordijn dicht, en trok me over zich heen op het onderbed. Meteen was ze weer actrice-af, en konijn-aan. We knuffelden even. Toen drukte ze me weer omhoog. We legden snel, maar met voortschrijdend inzicht, de matrassen op de grond, maakten ze op, en kleedden ons uit.

Wiesje ontdekte een bordje "Niet storen!", ontgrendelde en opende gehaast de deur, hing het bordje aan de buitenkant van de deur, en knalde die weer dicht en op slot. Een luistervink of tien hield nog lang slaapproblemen na het zien van hete Wiesje in alleen een slipje. Zijzelf liet mij het aandachtig uittrekken, en kwam bij me liggen. Maar laat dit verhaal nu eens geen waarschuwing "sex" krijgen.

De volgende avond hebben we ons zessen met anderen bij Bill de stuipen gelachen. Geert, Herman, Afra en ik mogen dan mooie reeksen woodspelingen kunnen voortbrengen, ze zinken in het niet bij de scènes die Wiesje volkomen impulsief maakt. Zelfs Kees kon meelachen, als begreep hij eindelijk wat bij Wiesje wel en niet kan.

Ze hadden na de koffie rustig alles ingepakt en ingeladen (en geldzaken geregeld), en waren na een rustige rit in de avondschemer bij Bill aangekomen. Daar hadden ze de container geleegd, die met de trekker bij Ab gebracht, dáár geldzaken geregeld, en uiteindelijk waren Kees en Afra droog thuisgebracht.

Kees en Afra - was alles die nacht goed gegaan? Jazeker. Naar bed gaan in het donker. Sinds het opstaan wisten ze ook, hoe de ander er bloot uitzag. Verder niks. (Wiesje meende een begin van toenadering tussen hen te bespeuren.)

Terug naar Wiesje en mij, die verregende zondagmiddag in het natuurvriendenhuis. Om zes uur zou er weer een gezamenlijke maaltijd zijn. Om half zes verdwenen we schaars gekleed in één douche, om tien voor zes kwamen we eruit, en om één voor zes zaten we naast elkaar aan het uiteinde van een buitenste tafel, Wiesje op de buitenste plaats. Ze oogde afwezig, maar ik besefte opeens (nu pas...), dat ze bewust "ik zie jou niet, dus zie jij mij niet" speelde.

Daarnaast konden we inderdaad terugkijken op een gelukzalige middag. Voor afbeulen leende deze omgeving zich echter niet. Tegen zevenen begonnen we onze spullen op te stellen. Om half acht zat iedereen ons vol verwachting aan te kijken.

Wiesje koos een harmonium-klank, en speelde lijzig de laatste maten van "Hoor de wind waait". Gejoel, en iedereen loeide het mee. Daarna hernam Ton zijn rol van de vorige avond. Nu werd de avond veel ingetogener. We waren immers met slechts twee muzikanten (al heeft Wiesje een keyboard met uitgebreide begeleidingsfuncties), en ik ben duidelijk de mindere muzikant.

We draaiden sets van dertig, veertig minuten, en stopten even na middernacht. Veel aanwezigen moesten maandag weer vroeg aan het werk, dus bijtijds naar bed. De regen was al veel minder geworden, en de meerderheid verzoende zich met deze mate van nat worden. Wiesje en ik zetten onze muziekspullen vast klaar voor vervoer.

Daarna babbelden we met Ton en Saar na in hun eigen huiskamer, en deden geldzaken. Voor ons beiden ging er een fles Château Kees vruchtenwijn open. Ook met hen hebben we bewonderend gelachen om Wiesjes theater.

Wiesje beleed weer eens, hoe belangrijk het is dat ik meedoe. De aansluitende knuffelpartij sloeg het gesprek dood. Ton betuigde monkelend zijn spijt over de afwezigheid van tweepersoonsbedden. Ik voelde Wiesje opveren voor een betreffende act, maar ze liet zich tegen mijn schouder terugzakken. Saar stond op om iets onduidelijks te doen, en landde op de leuning van Tons fauteuil.

Nu startte Wiesje wèl. Ze nam energiek de laatste slok uit haar glas, maande mij tot spoed met mijn halve glas, wees naar Saar en Ton samen, en verklaarde dat wij ze maar beter alléén konden laten. Ze vroeg Ton om een tijdstip (ontbijt acht uur, aansluitend vertrek), wenste beiden met een klapzoen welterusten (wat ik navolgde), en sleepte mij naar onze slaapkamer. Ik zag Saar verbijsterd de deur achter ons sluiten.

Even later lagen we in bed, vertrouwd in elkaars armen. We hadden een lang gesprek van lachjes en kusjes, met af en toe een woord ertussen. We waren trots op elkaar en zo ontzettend blij met elkaar.

Maandag

Aan het ontbijt waren we met een man of tien. Vooral Wiesje kreeg veel commentaar, bijna allemaal bewonderend, Wiesje vroeg Saar of we hen niet opgehouden hadden, en het was heel gezellig.

Ton reed zijn auto (oude Japanse station car) naar de terrasdeuren, keek misprijzend naar de sporen van ons materieel in het gras, en hielp ons inladen. Opeens beseften we, dat het niet meer regende!

Maar de weg was slecht, ontzettend slecht. Tot en met de spoorwegovergang ging het nog net, maar bij het station hadden de manoeuvres met de bus van Sans Perail hun tol geëist. We raakten er domweg vast, tot net onder de portieren in de blubber. Zo te zien was er geen voertuig waarmee de spoorjongens ons zouden kunnen helpen. Ik belde Herman. Die hield luidkeels ruggespraak met Geert, stelde dat die achtergrond ook zonder hem geschilderd kon worden, en zei dat hij eraankwam.

Inderdaad, even later kwam Herman in roekeloze vaart aangereden, stapte eventjes uit om de toestand in zich op te nemen, gebaarde naar Ton wat hij ging doen, driehoekte, en drukte achterwaarts Tons auto uit de gevarenzone. Ton zelf driehoekte op het spoor (ging nèt).

Herman opperde, dat hij ons wel mee terug kon nemen. Iedereen vond dat logisch. Dus laadden we onze spullen uit de achterkant van de station car in de open bak van de pick-up, namen met dank afscheid van Ton, en stapten bij Herman in. Die stoof (spatte, dus) naar Us Net, liet ons met onze rugzakken bij ons huis uitstappen, en bracht onze muziekspullen naar de kroeg.

Wiesje en ik gingen als in een droom ons eigen huis in. Onder aan de trap keken we elkaar aan, en renden naar boven. Even later zaten we samen in een heet bad.

Die avond kwamen we om acht uur op elkaar leunend de kroeg binnengestrompeld. "Iedereen" zat vol verwachting op ons te wachten. Wiesje vroeg of Kees (van de camping) ons al geboekt had. Mina antwoordde, dat de kans daarop klein was, omdat het voorlopig niet weer zo lang zo hard zou gaan regenen. Daarna ontspon zich bovenvermeld "zich de stuipen lachen".

Om kwart voor twaalf belde Kees (van de camping): of Bill muzikanten kon leveren. Ab reikte Mina een paraplu aan. Het bleek een grapje van Kees en Ton. Mina gaf Ab de paraplu terug.

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).