Laatste wijziging: 2023-01-06 (technisch), 2022-12-12 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Noot: “Lorit” speelt binnen “Huiskamer”.
Inleiding - Aankomst - Beraad 1 - Beraad 2 - XM - Klok - Kroeg 1 - Tussentijd - Kroeg 2 - Afscheid
Lorit??? Dat is Tirol achterstevoren.
Onze optredens in het hotel (zie “Tirol” [geloof, sex]) hadden heimwee opgeroepen. Eigenlijk was men ook wel benieuwd om die Holländer (ach so, Niederländer?) eens in hun eigen omgeving te ervaren. Kortom, in een achteraf voordehandliggende samenwerking tussen Sophie (wier vriendschap met Tirolers immers geleid had tot onze kennismaking) en Zus was een mooi uitstapje opgezet voor een buslading Tirolers (uit “ons” dal, met wat aanhang uit de omgeving).
Op een vrijdagavond, eind november, zou de bus daar vertrekken, en dan zaterdag rond noen bij “De Rode Eiken” aankomen. (Voor wie dat nog niet gezien had: “Rode Eiken” is uiteraard middenstands-spitsvondigheid voor “Eikenrode”. In het Namenregister stond nog niet vermeld, dat het restaurant ook een motel is. Zie voorts verderop.) De tweede zondag rond noen zou de bus weer terugrijden. Beide zondagochtenden een mis in de kerk van Eikenrode. Beide zaterdagavonden een optreden van “ons” in de kroeg van Us Net. Maandag een ontvangst met “koude” lunch bij Tin Roof, bezoek aan de Basis, “Ons Genoegen” en de molen. Dinsdag nog meer molens: Kinderdijk en Zaanse Schans, met tussenstop bij het stoomgemaal in Cruquius. Woensdag winkelen in Rotterdam en Amsterdam. Donderdag winkelen in Den Haag (en bezoek aan Scheveningen). Vrijdag bezoek aan Eemshaven en Uithuizen (Menkemaborg), en dan over Zoutkamp naar Stad. (Ja, dat is een uitdrukking voor een grote omweg.) Laatstgenoemde drie dagen zouden onderling gewisseld kunnen worden, bijvoorbeeld om het weer. De mensen van de supermarkt hoopten, ten koste van wat winkelpret enkele zakelijke ontmoetingen te hebben. Kijk, die bus was toch al het handigste vervoermiddel voor de reis, er moesten toch al twee bestuurders mee, dus dan was het zaak om die omstandigheid te benutten. De vijftig plaatsen waren in een ommezien verkocht.
Mocht je Maastricht bepleiten in de plaats van de provincie Groningen, bedenk dan, dat voor Tirolers een blik over de Waddenzee uitzonderlijker is dan een bezoek aan Maastricht, en dat die stad hoog op een reserve-lijst voor de terugreis stond. Evenals Luxemburg.
Aan het ontbijt bedachten Aart en ik opeens, dat de bus wel zo’n soort dubbeldekker zou kunnen zijn: bovendek en het voorste deel van het onderdek vol zitplaatsen, het achterste deel van het onderdek voor bagage, toilet, en slaapplaats voor een bestuurder of beide. En dat het ding beide zaterdag-avonden onder het viaduct door zou moeten. Zou dat passen? Wel, destijds waren die vrachtwagens voor Ab eronderdoor gereden: die hadden achteraf natuurlijk nooit de hulpdiensten-op- en -afrit van de Digitale Snelweg gebruikt. Ik seinde toch de Commandant maar in. Die stuurde de hamsters met een back hoe en een laser-afstandsmeter naar het viaduct. De jongedames hebben er een zodanig stukje grondverzet geleverd, dat de doorrijhoogte aan de norm voldeed, en dat het wegdek niet meer modderig zou worden. Ze hebben er ook nog aan de slootkant een soort kakstoel gebouwd (met zwerfhouten zitting), opdat degenen die hier blijkbaar moesten schijten dat dan op dezelfde plaats zouden doen, met afvoer op een minimaal rietplasje (decimeters in doorsnede), dat dan voor de reiniging zou zorgen.
Wij voelden ons geroepen om bij aankomst en vertrek aanwezig te zijn. Dat kwam mooi uit, want dan konden Ab en Sophie ook in de bulli. Naast Malawiel, schoonouders, Apollo en Aphrodite. Twaalf personen op negen plaatsen… Niet zo bloot trouwens, want eind november.
We waren vroeg bij “De Rode Eiken”. Ab en Sophie kenden daar inmiddels de weg. Zij leidden ons er rond. De leiding reikte eerst ons twaalven speldjes uit: een kleurcode die ons herkenbaar maakte als leden van de organisatie van dit gezelschap, op eenvoudige wijze uit te breiden met een naamkaartje. Die vulden we ook maar meteen in (met “Ap” en “Aaf”), en Sophie kreeg een chipkaart die veel deuren openen kon.
“De Rode Eiken” is geworden van een wegrestaurant aan de zuidzijde van de toen nog nieuwe Digitale Snelweg tot een motel met tankstation, bijvoorkeur te bereiken vanaf de provinciale weg. Als motel richt het zich vooral op vrachtrijders en vertraagde toerbussen, en ligt dus eigenlijk aan de verkeerde kant van de snelweg. Een vorige manager heeft ook een zaal doen aanbouwen, onder te verdelen middels schuifwanden, in de hoop op feesten en vergaderingen. Het geheel oogt (bedoeld) zakelijk en (onbedoeld) ietwat schamel.
Eigenlijk was deze bus uit Tirol zelfs even wennen: vijftig toeristen plus twee chauffeurs acht nachten in half-pension. Men wist van de beoogde dag-indelingen, en kent uit ervaring (van westwaarts rijdende bussen) hoe planningen met groepen uitlopen. De keuken voelde zich vereerd, een week lang Nederland te mogen vertegenwoordigen. Die liet zich bovendien inspireren door ons Fusion 2 [geloof, sex], en had zich door Zus de beschikbaarheid en mogelijkheden van plaatselijke ingrediënten laten noemen. (Ter herinnering: “De Rode Eiken” zit niet in het netwerk van Eikenrode. Wel is het een grote klant van Tin Roof. En eigenlijk ligt het niet ver van Zus’ molen.)
Rond noen zagen we de bus voorbijrijden. Vaste prik: dan missen bestuurders de borden bij de afritten van de snelweg, en moeten dan de volgende nemen. (Weet je nog van die Us Netse kunst-tentoonstelling bij Tin Roof? Toen reed ook iedere bezoeker Eikenrode voorbij. En wij kunnen ons niet heugen, dat na die bus voetballers grotere voertuigen die hulpdiensten-hellingen benut hebben. Die Duitse reportagewagen?) Afijn, enkele minuten later kwam de bus netjes voorrijden. Wiesje had haar accordeon in de aanslag, en zette bij het openen der deuren “Anton aus Tirol” in. De sfeer zat er meteen in! We werden herkend als vrienden die je mag knuffelen - en het duurde even voordat duidelijk werd, dat Wiesje een dubbelganger had, genaamd “Els”. Die had geen bezwaar tegen knuffels, en vooral de mannen uit het gezelschap evenmin. Oh, de chauffeurs waren ook een hetero paar, uit het plaatsje waar “ons” dal uitmondt in een groter. “Busman’s holiday”, maar ze hadden deze rit bij hun bedrijf bijkans bevochten. Iedereen naar binnen, gestroomlijnd inchecken en bagage naar de kamers brengen, sanitaire stop (kamers met bad en toilet), op naar de grote zaal. Welkomstwoord van Sophie, in de tongval van dat dal zelfs. Voorstelrondje, eerst wij twaalven (min Sophie), dan zij alle 52. De gerant van het motel trad naar voren, stelde zich voor, heette iedereen welkom, meldde dat er nu een lichte broodmaaltijd zou komen, en dat om 18:00 de warme hoofdmaaltijd klaar zou staan. Wij twaalven meldden ons af om ons voor te bereiden op de avond.
Tja, eigenlijk hadden we wèl beraadslaagd, maar niets besloten over die avond. We hadden de Topjes, de Oudjes, gastspelers Ap en Aaf, en nu liefst negen muzen - zij het in jongere gedaanten. Plus de zes VeMa. Plus Bill en Mina. En alle andere muzikanten uit Us Net. En Sheila? Oh ja, Wodan en Freya óók.
We zaten rond de keukentafel in de noordoost-toren: Malawiel, schoonouders, Ap, Aaf, Wodan en Freya. Maaike toonde weer eens inzicht: “Die gasten zijn gekomen om ons en Tin Roof te zien. Met Sophie als verbinding. Sophie en Zus hebben Eikenrode ingepland. Dat wij twee avonden bij Mina en Bill optreden is volgens mij omdat Sophie en Zus niet wisten, of die zaal in “De Rode Eiken” geschikt was. In onze kroeg hebben we het voordeel, dat ook Mina en Bill weer even in de sfeer kunnen komen. En als er aanleiding toe is, dan hebben onze vrienden hun instrumenten daar in de berging.”
Aart meende: “We hebben de Topjes, de Oudjes - willen jullie [vier onsterfelijken] samen een setje doen?” Ze knikten. Freya opperde: “Wij weer als Hardangers, jullie weer als uit dat andere dal, en dat afwisselen?” Ze knikten.
Aart hernam: “Dan hebben we drie sets. Eens zien wat daarná past. Tenslotte moeten zij ook weer vroeg de bus in. Wat is onze volgorde: jullie [onsterfelijken] als tweede? Wie van ons opent?” Wiesje peinsde: “Als zij flamenco willen zien, dan kan dat wellicht beter niet in de eerste set. Of juist toch, tegen het eind ervan?” Yvonne vond: “Ja, laten wij de eerste set doen. Dan kan ik daarna Mina helpen aan de bar.”
We gingen in viertallen uiteen. De Oudjes werken graag vanaf een vooropgezette set-list. De onsterfelijken (band zonder naam) lieten zich daardoor inspireren. De Topjes werken zonder set-list: dankzij Apollo spelen we alles.
Zeg, die muzen - hoe deden we dàt? We gingen weer om de tafel, ieder op een eigen stoel, aller ogen op Apollo. Die wist het zelf evenmin. Wonderkind Elsje opperde: “Die gedaanten van toen, die heb je vàst nog wel in de verkleedkist. Die karakters ook. Heb je daar geen andere spelers voor, ondoden of zo?” - Ik herhaal: een volwassen sterfelijke mens van toch pas zes jaren oud reikt aan een onsterfelijke in mensengedaante een oplossing aan voor het na-spelen van twee rollen die destijds gespeeld waren door twee mindere onsterfelijken, inmiddels bij ons geliefd als twee van de negen müsli.
Zelf zie ik bijna geen verschillen tussen de müsli. Elsje wel, en ze heeft de namen erbij. VeMa evenzo.
We dachten trouwens allen ook aan de XM: de drie ondode Vestaalse Maagden van tegen de dertig. Die hebben sinds hun opwachting in Fort Rimboe een verrassend kleine rol gespeeld (hoezo toneel?): als dankbare pitspoezen of animeermeisjes. Animindermeisjes eigenlijk, want zij verlossen het reutelend manvolk van hun kwakkies als Mawiel de prostaten weer eens opgejaagd heeft. Waar ze bij leven een vuur moesten onderhouden, moeten ze nu juist vurigheid uitdoven. Dat doen ze gedienstig en graag, maar himalaya’s lijken hen niet gegund. Feministe Wiesje kan zich daarover opwinden. Het lijkt een vast onderdeel te worden van het afscheid van Malawiel voor de nacht, dat ik hen op Wiesjes verzoek een himalaya vinger. Niet bef of neus, want ze bevatten meestal andermans kwakkies. Voor mij is dat een kleine moeite, voor hen een grond tot kortdurende Dankbaarheid.
De drie XM leken mij inderdaad wel de aangewezenen voor die rollen van Terpsichore en Erato. Apollo keek peinzend de kring rond: “Ja, laten we dat maar doen.” Elsje bleef meedenken: “Kennen zij de voorbeelden van toen, zoals cheerleaders, of ander herkenbaar spul?” Yvonne proestte: “We kunnen de müsli de XM laten inspireren.” We sloegen allen dubbel van het lachen bij die gedachte.
Aart vroeg zich af: “Moet dat allemaal op het podium passen?” Wiesje zag het vóór zich: “De tuinbonen hopsen vóór het podium, de XM eròp, en de mannen weten niet, waar ze kijken moeten.” Elsje opperde: “Dan dragen wij toch gewoon geen strings onder de gevechtskleding!” - Ik moest lachen, dus dat moest ik verklaren: “Vroeger was er een reeks sexfilms: ‘Vrolijke ontucht in Tirol’, ‘In Tirol hangen de slipjes aan de bergen’ en zo.” Diana schaterde, heel ongebruikelijk: “Nou je ‘t zègt…” (Volgens Wikipedia was er een heel genre “Tiroler seksfilm”.)
Goed. De drie sets waren geregeld, aan de set-lists werd nog gewerkt. De Topjes in “gevechtskleding-zonder”. De müsli (en dan ook maar de drie jonge VeMa) inspirerend vóór het podium, wij en de drie XM eròp.
Ikzelf had een tweestrijd: “Ik vond die nabootsing van Ötzi zo leuk. Maar ons publiek zal jullie toch liever in huidige klederdracht zien.” Aphrodite beloofde: “Ik zal mijn dirndl wel pikant maken.” Yvonne vroeg nog: “Zorgen jullie ook voor kleding van de VeMa?”
Rondvraag. Half acht van het Fort naar de kroeg.
Oh, dat is óók iets: tijd. De onsterfelijken hebben weinig benul van tijd, althans van de menselijke beleving van tijd. Overal in het Fort hangen kleine digitale klokjes (met datum, temperatuur en luchtvochtigheid, gelijklopend met een centrale moederklok die dan weer gelijkloopt met die atoomklok in Genève of zo), maar die zeggen hen niets. Mart vond, dat een analoge klok boven de poort de binnenplaats zou verrijken. Diana heeft dat opgepakt en uitgewerkt. Daar hangt nu een klok met een wijzerplaat (meer een ring, eigenlijk) van anderhalve meter middellijn. Zelfs van vrij nabij ogen de twee wijzers en de cijfers als zwart sier-smeedwerk, maar het materiaal is een kunststof. Die klok is omhuld met (uiteraard doorzichtig) kunstglas. De toppen van de wijzers en van de as hebben een likje “lichtgevende” verf gekregen. In het donker is de tijd dus een soort sterrenbeeld. De zwarte kunststof steekt eigenlijk vrij slecht af tegen de ruwe baksteen waarmee het beton bekleed is. Je ontwaart eigenlijk in de eerste plaats een ronde onderbreking in de klimplanten, daarna pas de klok. Maar het is goed zo! En nu kan ook Fort Rimboe afspreken “onder de klok”. Voor vertrek naar afspraken buiten het Fort is dat nu de norm. Met de vanzelfsprekende aanname, dat men desgewenst de beschutting van de poort verkiest.
Half acht onder de klok, dus.
Half acht. Acht stervelingen (waartoe we ondode Mart toch steeds rekenen), vier grote onsterfelijken, negen kleine, en zes ondode VeMa in twee maten. Elsje vroeg naar lampionnen - maar Sint Maarten was net voorbij. Allen waren warm aangekleed, want er was een poging tot nachtvorst. Iedereen droeg een hoofdlampje, niet altijd brandend, en ik droeg de kleine rugzak: met chocola en pleisters (Wiesje beweerde glashard, dat die altijd mee moesten), en ruimte voor al die hoofdlampjes. (In het Fort hangen bakjes met die dingen plus een oplader boven de schoenenrekken.) 27 man de zandweg op, weldra de bestrating.
De gelagkamer van de kroeg was nog bijna leeg. Alvast enkele muzikale vrienden en alvast ondermeer Hermes. Bill had voor ons twee kapstok-rekken naar het podium verplaatst.
Met de verwachte 52 gasten (plus geleide) stonden de stoelen dan maar in theater-opstelling. Ah, die stoelen waren aan de achterzijde voorzien van een afneembaar smal tafelblad met een groter en een kleiner gat. Zodoende kon je je consumpties vóór je leggen, en je bier- of wijnglas in zo’n gat hangen. Als je vóórzitter nu maar beheerst bewoog…
We waren alvast verkleed van huis gegaan. De Oudjes en de Topjes in gevechtskleding (wij dus met niets eronder), de vier grote onsterfelijken dus in hun best feestelijke traditionele kleding, de negen müsli in hun zogenaamde padvinderspakje, de zes VeMa in een karmijnrode uitvoering daarvan.
De Oudjes pakten hun muziekspullen alvast uit de berging (Hermes is een begrijpende roadie gebleken), en deden een sound check. Intussen hadden we koffie, danwel warme chocolade. (Weer zo’n genotmiddel dat de meesten in de westvleugel onbekend was.)
Even na achten reed de bus behoedzaam achteruit het dorpsplein op: dan zaten de deuren meteen aan de goede kant. Terwijl de gasten binnenkwamen, hoorden we nòg een bus inparkeren, meer naar de loswal toe. Die bus bevatte het geleide, waaronder Tin Roof, Het Leger (alle zes), de Molen, de neven, de jongens en Sheila. De bus bleek vervolgens een museale Zwitserse post-bus, door Sheila gered bij een gedwongen verkoop, en gestald in “Ons Genoegen”. Kortom, we hadden opeens véél knuffels te delen.
Net vóór half negen riep Sophie alle muzikanten en danseresjes het podium op, plus Bill en Mina. Ze stelde (weer in het Duits) de hele zwik voor:
- de Topjes, met Elsje als nieuw gezicht;
- de Oudjes, met Mart en Diana als nieuwe gezichten;
- die vier (ze zocht naar de naam, maar deze gelegenheidsgroep van vier onsterfelijken had nooit een naam gehad), en praatte eroverheen;
- niet twee showvrouwen, maar drie, plus vóór het podium het kinder-jazzballet.
De Oudjes zouden de eerste set doen, de Topjes de derde, en raad eens wie dan de tweede zouden doen.
Topjes plus vier naar achter op het podium, de Oudjes bij het mengpaneel (voor de kijkers rechts), de XM aan de andere zijde van het podium, de jeugd ervóór. Afijn, de Oudjes hebben een gezellig repertoire (niet helemaal mijn smaak), en ze brachten het vlot. De jeugd kwam meteen los, en kreeg de XM snel mee. Het publiek vond het meteen prachtig, en vooral de mannen kwamen ogen tekort.
Op de achtergrond vonden we een artiestennaam voor het onsterfelijke kwartet: “[de] Dag van Toen”. Tja…
In de eerste pauze kwam Sheila op ons af: ze had haar rol van artiesten-serveerster na vele jaren hernomen. Blijde herkenning. Overleg met de jeugd leidde tot het brengen van een krat frisdrank. (12*1,5 = 18l voor 15 dampende danseressen, dus een goed begin.) Zelf sloot ik me aan bij de nane voor de rest. Elsje voelde theatraal mijn pols en voorhoofd: wilde ik geen bier???
Sophie kondigde met een grijns (nu ze de versheid van die naam kende) de set van Dag van Toen aan. Die begon rustig, bijna statig, met muziek uit afwisselend Tirol en de omgeving van de Hardangervidda. Iedereen luisterde en keek ademloos. Geleidelijk verschoof de noordelijke kant van het repertoire over Zweden en Polen ook naar Tirol. Nou ja, zó veel nummers deden ze nou ook weer niet. Ze eindigden met de “Tiroler Holzhackerbuam”. De Oudjes en de Topjes sloten zich aan om er een stevige mars van te maken. Het publiek ervoer het nummer als de pauze-finale, en begaf zich in polonaise-rijen naar de toog.
De jeugd had weinig raad geweten met de eerste nummers van deze set, maar de XM voelden er iets bij van wuivende boomkruinen, en de jeugd nam dat met maaiende bewegingen over.
Ik was benieuwd, hoe de bar geregeld zou zijn. Yvonne, die inderdaad Mina was gaan helpen, wist dat: er waren fiches uitgedeeld, best veel zelfs, en de dranken kostten 1, 2 of 3 fiches. Ik sprak later Zus erover. Ze maakte ter verklaring een “zwemmende vis” gebaar met haar handpalmen aaneen: “Zus en zo”.
Ònze beurt. We waren eensgezind: een stukje gezellige Dixieland. Weldra sloten de Oudjes aan, en uiteindelijk ook Dag en Nacht. Het dak ging eraf, figuurlijk. We eindigden met “When the Saints”, en de danseresjes hadden opeens roze parasolletjes om op en neer te bewegen. Het publiek had gedurende onze set steeds meer stoelen ontdaan van die plankjes, en ze netjes opgestapeld. Zo ontstond er een dansvloer, maar dansers nemen meer ruimte in dan zittende toehoorders. Bill en Mila wisten enkele stapels stoelen naar de berging af te voeren.
Het was al te laat voor een vierde set, maar Rokkenrol stelde zich op, en ging spelen. Bill riep om, dat de fiches van nu volgende week ook geldig zouden zijn. Maakte niet uit: iedereen dampte, het bier was goed, en het kostte twee fiches (indien uit Eikenrode) of drie (tripel van Kees). Uiteindelijk gingen de gasten in korte polonaise-rijtjes naar de toiletten, en van daar naar de beide bussen. Wij (alle 27) hielpen even met opruimen, en gingen terug naar het Fort. De jeugd hanteerde de parasolletjes. Buiten was het aardedonker (een bewolkte nacht), dus de hoofdlampjes en parasolletjes boden een woelige aanblik. De jeugd was inmiddels hun stemmen kwijt, de XM bijna. Vóór de schuifpui van de huiskamer van de westvleugel namen we innig afscheid van elkaar. Wij stervelingen dronken een kopje nane in de noordoost-toren, en strompelden naar onze bedden. Zelfs Elsje was blij met de rolbaan omlaag.
De volgende dagen gingen de gangen der Tirolers aan ons voorbij. Wel zijn verschillende groepjes Tirolers bij verschillende gelegenheden onze kant op geweest, op gehuurde fietsen of zelfs lopend (en het was koud herfstweer). Één groep fietsers bleek zelfs de speeltuin aangedaan te hebben. Deze en een groep wandelaars hebben ook de kroeg gevonden. Er is nog even gezocht naar de maker van bepaalde lekkere dranken, maar Kees maakt nu eenmaal slechts waarnaar zijn hoofd staat, in de hoeveelheid die hem schikt. Hij had zelfs geen zin in bezoek. Later, pas na het schrijven van de rest van dit verhaal, bleek de grond van dat “geen zin”: Nora en Kees bleken de beren te logeren te hebben.
Ook het dal (van Fort Rimboe, nu niet dat in Tirol) heeft camera’s. Maaike en Aart hebben de opstelling kritisch bekeken, lichtelijk aangepast, en vervolgens de maya-beek ook. Onze beekjes moeten een zo klein mogelijk verhang hebben. Een overschot aan neerslag moet echter wel onverwijld afgevoerd kunnen worden.
Uiteindelijk werd het dan toch weer zaterdag, met ‘s avonds ons afsluitende optreden in de kroeg. We begonnen nu al om half acht.
De XM hadden zich een andere plaats toegedacht. Met jeugdherinneringen van Diana (aan live-muziek op de televisie, zoals in Nederland Toppop) en “boekenwijsheid” van Elsje waren ze nu bij de Oudjes vul-stukjes op het podium, met elk een muusje (niet hun mede-VeMa) bij zich. Die tweetallen deden dan een vaag soort jazzballet op de vierkante meter, terwijl de overige zes müsli en VeMa weer vóór het podium tekeergingen. De Oudjes speelden ook een set popmuziek van rond die tijd.
Bij de set van de Dag van Toen waren de XM (dus niet de muzikanten) gekleed zoals in Ötzi’s tijd, maar dan wel in de zomer. Schaars, dus. Alle twaalf kleintjes improviseerden weer vóór het podium.
Bij de set van de Topjes hadden ze een andere vondst. De XM waren weer in het rood. ze vormden elk met een jonge VeMa en drie muusjes groepjes vóór het podium, en improviseerden in “kringen” bewegingen die negen naar rock & roll acrobatiek. Wij pasten onze muziek een beetje aan hen aan: lindy hop, jitterbug, rock & roll, twist, limbo. De XM bleken onverwacht geslaagde limbo-danseressen: müsli op de knieën, elkaar de hand reikend, en dan die limbo eronderdoor richting publiek, met vochtplekken in hun kruis. Dat wijzelf niets droegen onder onze gevechtskleding is niemand opgevallen.
Het publiek, deze keer iets meer niet-Tirolers dan vorige keer, vond het weer prachtig: leuke muziek, lekkere danseresjes, genoeg fiches om je vol te gieten.
Wij Topjes deden een laatste set. Eerst wat limbo voor de Tiroler vrouwen. Leek nergens op, maar ik kan het ze niet nadoen. Daarna langzame blues, met Aart erbij op solo-gitaar en zowaar Kees op mondharmonica. Nora nam Wiesjes synthesizer over. Sommigen dachten beslist aan een wip van Wiesje en mij, maar ik betwijfelde de gelegenheid, en ik wilde Maaike en Elsje dan niet tekortdoen (wat ze later heus ingehaald zouden hebben!). Maar de gasten vermaakten zich onderling, en taalden niet naar een floor show.
Wel, die zondag hebben we (de twaalf uit de bulli) samen met de betrokkenen uit Eikenrode hartelijk afscheid genomen, de bus uitgezwaaid, en even nagepraat. Ook de gerant was tevreden.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).