Laatste wijziging: 2022-05-10 (technisch), 2020--3-11 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
De titel “Tirol” was slechts een werktitel, te groot voor de beoogde lading. Maar ja, ik was ernaar gaan verwijzen…
Erheen - Zaterdagavond - Pantheon - Zondag - Maandag - Dinsdag - Woensdag - Donderdag - Vrijdag - Zaterdag
De herfst bracht ons toch eventjes ver van huis: weer eens naar dat chalet in Tirol. Ik weet niet, wiens inval het was. We gingen weer met de bulli, in de onvermoede bezetting van uiteraard Malawi, Aart en Yvonne, maar voorts Wodan en Freya, Apollo en Aphrodite. Bagage in een bovenmaatse dakkoffer, slechts leeftocht en sneeuwkettingen bij de hand. We vertrokken vrijdagavond, hopelijk na het spitsuur. Aart had Wodan als bijrijder, Yvonne Apollo. Die onsterfelijken mochten achter het stuur, indien zij geen verkeerscontrole voorzagen.
Wij drieën nestelden ons op de achterbank, en doezelden tussen de tankstops. De rit duurde langer dan andere keren, vooral door de luchtweerstand van de dakkoffer. Buiten de snelweg moesten we bovendien behoedzamer door bochten, met het oog op het vrij hoge zwaartepunt. Tegen de middag bereikten we de woning van de huisbaas. Sleutel halen en handen schudden. Zo, dus de ouwe bok had nu twee vrouwen? Tsk, tsk… En deze vier nieuwen? Nu werd het lachen.
Wodan en Freya hadden zich uitgedost als ouderen (mijn generatie) uit de streek rond Myrdal in Noorwegen. Apollo en Aphrodite deden zich voor als iets jonger stel, ooit naar Nederland verkast uit een naburig dal in Tirol. Ja, alle genoemde plekken kenden ze nog, maar de bewoners niet meer.
Apollo had een zither ontwaard, en bevingerde sluiks de snaren. Ach so, was hij muzikaal? Hij haalde de schouders op, bracht de zither in stelling, en gaf de laatste maten van “Zillertal, du bist mein Freud” als voorspel. Aphrodite viel in, en ze had een verdienstelijke jodel. Koffie met gebak erbij, buren erbij… Yvonne verontschuldigde zich en Aart: zij waren moe van de rit, en wilden in het chalet naar bed. Oh, dan haalde Wodan nog gauw de instrumenten uit de auto. De instrumenten? Jazeker, Wiesjes accordeon, Maaikes taragot en fluit, mijn akoestische basgitaar, en voor Freya en hemzelf een viool en een Hardanger viool. Met Apollo zelf in de groep kòn de muziek niet mislukken. De gastvrouw belde wat mensen op, draaide haar mobieltje naar de muziek, en kon zonder toelichting ophangen. Weldra puilde de kamer uit. Met moeite wist Apollo de verzoeken te beperken tot één optreden, maandagavond in dat restaurant in het dal (vanwaar we met Tin Roof de vrachtwagen naar de supermarkt bespeurd hadden). Verder werd het een gezellige meezing-bijeenkomst, met veel koffie, gebak, en stil-aan alcoholica.
Aan het eind van de middag reed Wodan de bulli naar het chalet. Hij keek spiedend rond, en had in een oogwenk alle bagage in de woonkeuken. Op de keukentafel lag een briefje van Yvonne: dat de slaapkamer boven de huiskamer voor ons was. Ja, die had als enige niet die vermaledijde lits-jumeaux, voor mijn rug een belangrijke keus! We pakten onze spullen, en snelden de trap op.
Even een terzijde. Dankzij Maaike zijn zij en Wiesje in de tegenfase van hun cyclus. We hebben zodoende om en om een rode en een (dan maar) witte zaterdag en volgende vier dagen. Als we een week in een chalet willen verblijven, dan liefst te beginnen op een witte zaterdag (en dus te eindigen op een rode). Zoals nu. Welnu, in vrouwlijk tijdrekenen blijkt Maaike een wonder. Ze onthoudt domweg het faseverschil tussen haarzelf en andere “28-daagse” vrouwen, en ze kan goed hoofdrekenen met anders-geklokte vrouwen. Zo heeft Thea een 29-daagse klok (zonder pil), en Karla een 28-daagse (ook zonder pil). Dan kan Maaike de girls ontraden om op zekere dag in juli van het komende jaar naar het strand te gaan.(Afra is van de leg, en Janneke vloeit onregelmatig, wellicht door de overgang.) Daarentegen is Wiesje beter in inleven. Die kan dan aanvullen, dat een dag met minstens twee vloeiende of nog aan PMS lijdende vrouwen beter thuis doorgebracht kan worden. Komende week dus spanning bij één van de katjes, maar zowel geestelijk als lichamelijk is die verwaarloosbaar. En ikzelf ben gewend aan waarmee ik wanneer waar besmeurd word, en ik vind het eervol om die vrouwlijkheid van zo nabij mee te maken. Dat weten ze, en die wetenschap ontneemt hen de stress.
Voorlopig dus een wit hoeslaken op een bed van ontwende afmetingen, 140 bij 190 cm of zo. Een bed van 140 bij 190, en dan een dekbed van 140 bij 200! ‘s Zomers wellicht aanvaardbaar, maar in de waterkoude van ons verblijf in deze onverwarmde kamer niet leuk. We wilden even vrijen en een tukje doen. De katjes dan maar in string, maillot en T-shirt onder dat dek, ik als beoogde middelste dan wel bloot, met sokken en T-shirt voor het grijpen. We wilden net gaan liggen, toen Aphrodite binnenkwam met een tweepersoons dekbed in hoes. Knuf! - Toch handig, zulke reisgenoten…
Daar zag je weer eens een verschil tussen de katjes. Wiesje ontkleedde zich meteen, en ging liggen. Maaike liet zich door mij helpen, en liet zich het bed op vallen met mij op zich. (In ons kleine zwembad was het andersom, weet je nog: Maaike zwemt voor het echie, en Wiesje geeft bijvoorbaat op.) Geeft niet. De Konijnenwet wordt nu aldus opgevat, dat wie mij (als actie) gedurende zekere tijd voor zich neemt, mij aansluitend (als reactie) gedurende eenzelfde tijd aan de ander laat. In dit geval wist Maaike dat ze mij eerst had (waarschijnlijk met gevulde prostaat, dus voor een sur place), en wist Wiesje dat ze mij daarna had voor een gevingerde himalaya, met alle kans dat Maaike intussen in slaap zou vallen. Ze herkennen elkaars slimmigheidjes achteraf, lachen erom, en doen iets liefs met elkaar. Waarna ik in slaap ben en mijn prostaat oplaad.
Eind van de middag, dus. Tegen achten kwam Yvonne ons aan tafel vragen. Zij en Aart hadden ‘s middags enkele uren in bed doorgebracht. Daarna had Freya (die nog niet zoveel gedaan had) haar geholpen bij het koken, te beginnen bij het vlees. Na het eten deden wij (Malawi) de afwas. Aart bediende alvast het koffie-apparaat. Wij voegden ons bij de anderen in de warme huiskamer. Gezellig: iedereen bloot, negen personen op zes zitplaatsen. Wij hadden gedrieën de tweezits bank, Aart en Yvonne de fauteuil, de vier onsterfelijken de buitenste plaatsen van de driezits, benen overkragend naar de middelste plaats.
“Gezellig!” opende Wiesje. Instemmend gebrom en geknik. Aphrodite keek rond, en nam het woord: “Inderdaad, gezellig. Jullie [sterfelijken] beseffen waarschijnlijk niet, hoe groot het wonder is dat jullie verricht hebben. Eerst hebben Wiesje en Larie ons welkom geheten, en ons geholpen. Dat sterfelijken ons zouden verwelkomen en zelfs kunnen helpen, dat hadden wij niet kunnen denken. Vervolgens heeft Maaike Fort Rimboe bedacht, een plek die we meteen al niet meer kunnen missen. Geen vogelhuisje, als men mij deze aanduiding van tempels en offerplaatsen wil vergeven, maar een waar pied à terre. Een plek waar we kunnen zijn als we dat willen, in de gedaante die we willen, in contact met elkaar en met sterfelijken. We kunnen er overpeinzen wie we zelf zijn, en wat onze rol kan zijn. Één voorbeeld: hoe verhouden wij [Apollo en Aphrodite] ons tot hèn [Wodan en Freya]: zien we onszelf in een spiegel, zijn we collega’s - bijvoorbeeld “werknemers van regionale werkmaatschappijen” van ook voor ons verborgen moedermaatschappijen, die wellicht uiteindelijk dochters zijn van dezelfde moeder?”
Het bracht Wiesje tot een volgende vraag: “Zijn jullie nou eigenlijk zelf mannen om manlijke gedaanten aan te nemen en vrouwen om vrouwlijke, of maakt dat eigenlijk niet uit?” Apollo straalde van achter Aphrodite.”Uitstekend! Nee, weet je, voor geslachtskenmerken, ook de psychische, heb je erfelijk materiaal nodig. Als wij het hebben, dan zonder het zelf te weten. Maar we willen jullie het niet nodeloos moeilijk maken door ook nog eens gedaanten van wisselende sexe aan te nemen. Uiteraard is er wel een wisselwerking: mannengedaantes en vrouwengedaantes hebben hun jullie welbekende verschillen, en die werken door in wat je ermee kunt. Je zou kunnen zeggen, dat wij ons op gedaantes toeleggen zo als acteurs op toneel, film, en bepaalde uit te beelden types.”
Maaike had een vervolgvraag: “Jullie kunnen gedaantes aan- en afdoen. Maar die overledenen die wij te gast gehad hebben, die hebben gedaantes moeten zoeken waarin wij ze zouden herkennen. En zij zijn blijkbaar ook in zeker opzicht onsterfelijk. How can?” (Zo’n kreet in het Engels tussendoor lijkt me Wiesjes invloed.) Wodan nam peinzend het woord: “Ja, dat komt vreemd over, hè? Misschien is het domweg een zaak van dimensies. Van een onderwereld en een bovenwereld die in verbinding staan. Dankzij Fort Rimboe hebben wij nu onze westvleugel, met daarin zo’n verbinding. Alsof je van de ene kamer naar de andere gaat, driedimensionaal gesproken. Wij onsterfelijken kunnen vrijelijk heen en weer, en we kunnen zelf onze gedaante en zichtbaarheid bepalen. De gestorven sterfelijken kunnen niet vrijelijk heen en weer, en ze zijn beperkt tot bepaalde gedaantes. Je zou kunnen zeggen: ze zitten in een gesloten afdeling of in (hoe heet dat) een klooster, en ze mogen er alleen uit met een bepaald uiterlijk. Beetje kromme beeldspraak, maar zo begrijpen jullie het. - Oh ja: dat geldt dus ook voor dieren.”
Ik voelde Maaike omschakelen naar calvinistische dankbaarheid. Inderdaad, ze sprak op die toon: “Dan ben ik dankbaar, dat jullie me geïnspireerd hebben tot het maken van Fort Rimboe. Dat jullie me zo begerig hebben gemaakt, dat ik een gróót zwembad wilde, en dat daarbovenop zó veel woonruimte kon komen. Wij zijn ontzettend blij met jullie nabijheid.” Yvonne had opeens slivovic (of een Tiroler tegenhanger) bij de hand, en Aart een taart die mij het toppunt leek van hoe een taart zou kunnen zijn. Niet in grootte, al was deze te groot voor een huishouden, maar door de geniale combinatie van allerlei uiteenlopende ingrediënten. Met theekopjes vol drank brachten we spontaan een toost uit op Fort Rimboe en op ons verblijf hier, en vervolgens kregen we een flink stuk taart voor de kiezen.
Nu wilde Wiesje het weten. Ze keek Aphrodite strak aan, en vroeg: “En Elsje?” Aphrodite leek eventjes roerloos te overleggen. Toen liet ze Apollo het uitleggen. Die speelde hoorbaar open kaart: “Elsje is niet één van ons. Met een knipoog naar onze collega zou je haar een dochter van een godin kunnen noemen, maar genetisch is ze gewoon je volle zusje. Wij bemerkten, dat onze vriendin Diana toch nog zou ovuleren, met een eicel genetisch gelijk aan de jouwe. We ontdekten, dat Mart zaadcellen had met een genoom dat die eicel zou aanvullen met eigenschappen die het gevormde kind zouden doen lijken op Maaike. Onze bijdrage, onze enige bijdrage, is, dat we zo’n zaadcel hebben weten te laten winnen bij de wedloop om de bevruchting. Zo ontstond een embryonale gedaante die bezield werd door een ziel die sterk gelijkt op die van Maaike. - Je ouders hebben het zojuist van ons vernomen.”
Maaike kon zich er nog niet in vinden: “Wach effe. El had al belangstelling voor sex voordat ze kon lopen. Nu is ze ongeveer even oud als ik was toen we voor het eerst samen naar de speeltuin gingen. Toen wist zelfs She nog niks van sex.” Aphrodite knikte begrijpend: “Nee, Elsje is niet helemaal zoals jij. Dat ze zó sexueel doet, heeft ons ook verrast. Achteraf was het misschien wat lichtzinnig van ons om in te grijpen. Anderzijds was er toch wel een kind gekomen, en dan had het misschien minder bij jullie gepast. Het had dan evengoed een jongen kunnen worden, bijvoorbeeld.” Maaike berustte. De fles ging rond. Wodan en Freya wisselden een blik. Freya meende: “Knap gedaan! Zoiets zou bij ons niet opkomen. Minstens toen niet. Maar het lijkt me iets voor Loki.”
Ook ik had een vraag, voor Apollo: “En de geldwolven en Trojaanse paarden?” Apollo walste zijn brandewijn als ware het wijn, en sprak: “Die geldwolven stammen af van gewone wolven. Ze hebben de mogelijkheid ontwikkeld om de bovenwereld naar believen te kunnen verlaten en betreden. Dat geeft hen uiteraard een ecologische voorsprong. De Trojaanse paarden zijn een verzinsel van mijzelf, ingeblazen door mijn muzen. Maar het bleek geen goed idee, en daarom heb ik het beëindigd. - Kijk, Spamerica was al een leuk gebied om ons te laten inspireren en om te knutselen. Jullie komst bracht dat in een stroomversnelling. Die geldwolven redden zich wel, althans rond Fort Rimboe. De paarden kun je desgewenst op bezoek noden. Zij zullen het vàst leuk vinden. - Weet je, jullie hebben ons zo leuk weer in het spel gebracht. Wij dachten, dat ons werk eròp zat, dat we post-actief waren. Jullie vriendschap heeft ons weer actief gemaakt, ons onze mogelijkheden doen hervinden, ons een soort doel in ons bestaan gegeven. Jullie hebben ons doen kennismaken met elkaar. En met dingen als koffie-apparaat en Internet. Die westvleugel blijkt een onvoorstelbaar goede plek om alles te ontdekken en te proberen. Niet slechts een “artiestenfoyer”, maar ook een “try-out zaaltje”. En het valt niemand op, als bijvoorbeeld Jezus in ons midden is. Probeer je eens voor te stellen, dat iedere seconde vele miljoenen mensen jouw aandacht willen, meestal voor een oplossing van hun problemen. En als hun gebeden niet verhoord worden, dan gaan ze nog nadrukkelijker de aandacht trekken, en wellicht keren ze zich uiteindelijk van hem af.” Hij wendde zich naar de kamerdeur, en sprak: “Jezus, ik zit voor jou te praten. Wil je het misschien zèlf zeggen?”
Jezus verscheen in de deuropening, gekleed als iemand die lederhosen niet meer vindt kunnen, maar er wèl naar terugverlangt. Hij ging op die middelste plek van de driezitsbank zitten, aanvaardde dankbaar een kopje drank en een stuk taart, en sprak met volle mond: “Ja, uit de grond van mijn hart bedankt, allemaal. In de westvleugel kan ik me eventjes terugtrekken, of juist gezelschap vinden. Ik kan Apollo om raad vragen voor wonderbaarlijke genezingen, ik kan ongestoord in Maaikes zwembad oefenen, hoe ik in een bepaalde uitmonstering over water kan lopen, Ik hoef zelf geen wonderen te verrichten om nu eens een lekkere pint te kunnen pakken. Ik hoef er niks uit te leggen, niks te verantwoorden. Na tweeduizend jaar is dat een zo ongelooflijk heerlijke ervaring! - Ik kan alleen voor mezelf spreken, maar ik denk, dat je van de andere “actieven” hetzelfde zou horen.” Hij spoelde zijn laatste hap taart weg met blijkbaar nog een half kopje brandewijn, nam de moeite om iedereen stevig de hand te drukken, haalde verontschuldigend zijn schouders op, en verdween naar de woonkeuken.
Ik had al die tijd Maaike op schoot gehad, haar (onderbroken door drank en taart) strelend zo als ik Wiesje zou strelen. Apollo had dat zitten aankijken, en vroeg nu aan Maaike: “Zal ik jou net zo gevoelig maken als Wiesje?” Maaike knikte. Apollo waarschuwde: “Maar dan kun je niet meer als natuurmens leven. Je zou op mannetjesdieren jagen, en die misbruiken.” Wiesje was bij de les: “Wil je mij dan net zo gevoelig maken als Maaike op de punten waar zij nu gevoeliger is dan ik?” Apollo knikte glimlachend, en keek langs Maaike mij aan: “Jij ook nog wensen?” Ik schudde bedachtzaam mijn hoofd. Mijn beurt voor calvinistische dankbaarheid: “Als ik hen beiden maar gelukkig kan houden.” Apollo wendde zich tot Yvonne: “En jij?” Yvonne hapte toe: “Nou, ik zou wel net zo gevoelig willen zijn als die twee.” Aart had aan ‘n blik genoeg: “En ik zou graag Yvonne gelukkig willen houden.” Apollo knikte, en hoppa! Maaike lekte op mijn pik als een ijsje in de zon, Wiesje schuurde langs mijn zij, en Yvonne oogde meer als Sheila dan als dier moeder.
Apollo wendde zich tot Freya en Wodan. Nou, deze gedaante van Freya ging nu herinneren aan Diana en Afra. Aphrodite kreeg ongevraagd ook een ingreep, en Wodan en Apollo zelf sloten zich blijkbaar bij Aart en mij aan. Die ingreep? Apollo glimlachte: “Een paar zenuwbanen nabij de hypofyse geoptimaliseerd.”
Inmiddels wilde wel iedereen naar bed, en niet zozeer uit moeheid. Wodan liet Freya opstaan, en liet een WC-rol rondgaan. Inderdaad, het chalet moest niet overstroomd worden door witte vloed. Ja, misschien is dàt een voorbeeld: bij het op schoot zitten ging Maaike van haar oude “Ja, geef me voor de zekerheid de handdoek eronder” naar Wiesjes “Doe voor de zekerheid die handdoek maar vierdubbel”. Met voor mij als verschil, dat ook Maaike nu iedere aanraking ervaart als een stapje op weg naar alweer een hoogtepunt. Ter herinnering: ze is ook eens van pil gewisseld, en Apollo heeft onlangs haar klit een beetje “teruggebogen”. Maaike had al scherpe zintuigen, maar de koppeling tussen gevoel en genot kon beter. Deze Tiroler ingreep maakt haar even nymfomaan als Wiesje al was: ze begeert des te meer hoogtepunten, maar die zijn haar des te gemakkelijker te geven.
Wat nu opeens ook optrad: een sterkere band tussen Maaike en Wiesje in de sex. Nog meer elkaar gerieven om mij te ontzien, en nu ook samen beramen, wat met mijn eerstvolgende stijve gaat gebeuren. Bijvoorbeeld: “Ga jij op zijn gezicht zitten, dan pijp ik hem leeg, en dan zoek jij zijn kwakkie in mijn mond.” Ik moet opeens denken aan Billy Connolly’s beschrijving van jagende leeuwinnen. Lijkt mijn rol dan meer op die van de katers (in de schaduw liggen te kaarten) of op die van de beslopen gnoe?
Dit malle bed had een hoog hoofdeinde (tegen de muur) en een iets lager voeteneinde. Opeens zag ik de evolutie duidelijk: zulk een bed stamde af van de bedstede, met per generatie lagere wanden (behalve de instap). Maar wij zijn al jaren gewend aan het (aan minstens drie zijden) vrijstaande bed, de bijna onzichtbare drager van de matras. En nu (wauw! pas ruim een half jaar) vier vrijstaande bedden in een “ligkuil”. Die nieuwe ruimte hebben we juist om het neusbeffen te vergemakkelijken. En nu dit ouderwetse ding… Anderzijds was het wel (hoe mijn moeder het overeenkomstige bed bij haar schoonmoeder placht te duiden) een “bed van de volkomen toenadering”: je zakte naar de lengte-as, en ontmoette elkaar daar. Alsof wij ooit zo’n hulpstuk van node hadden! Afijn, de stootligging lag dus voor de hand. Uitkijken met sur place: dat ging dus gepaard met of slagzij of manoeuvres om de ontvangster op de as van het bed te krijgen, en dit bed was merkbaar een afdankertje uit het woonhuis van de eigenaren: het knarste vervaarlijk, en had een speling die wees op generaties van sur place. Of op slordige montage na verplaatsing hierheen, meende Maaike. Trouwens, een vrouw op de rand van het bed laten zitten, zelf bloot op de grond zitten om haar te (neus)beffen bleek onmogelijk: zij zat op een pijnlijk smalle rand, en ik moest lastig vooroverneigen in de kou. Het werd dus vooral stootligging.
Wiesje zag een nieuwe kans voor haar wens: zou ze nu melk kunnen geven? Maaike en ik deden ons best, vrouwlijk deskundig danwel manlijk gretig, maar vergeefs. Wiesje tetterde door de openstaande deuren over de overloop: “Hé, Von, kun jij nu melk geven?” Er klonk wat gekreun, gevolgd door “Nee. Jij?” Wiesje: “Nee, ik ook niet. Dank je!” Hoeveel vrouwen zouden dit gesprek (“woordenwisseling”, maar dan zonder de gebruikelijke negatieve lading) ooit met hun schoonmoeder/-dochter hebben gevoerd? Wiesje en ik gingen nog bij Maaike drinken, maar ook die gaf niets. Nou ja, ook bij haar kwam elders veel vloeistof vrij. We zouden bij vertrek echt iets uit te leggen hebben over het wasgoed.
Apollo’s ingreep leidde tot een variant op wi deeb [geloof, sex]. Na de biecht krijgt Maaike vaak een sur place, omdat zij die nu eenmaal nog steeds verkiest, en uiteraard (maar tegen het competitieschema in) eerst een himalaya. Dan doet zij die visdraai naar buikligging, rolt over mij heen (haar rug op mijn buik), en belandt op Wiesje. Vervolgens gaat zij Wiesje “voordoen” wat ik net bij haar gedaan heb - met dildo, Fles of komkommer ter vervanging van het lichaamsdeel dat zij niet heeft. Tenslotte gaat Wiesje dat bij Maaike herhalen, en alweer vervolgens mij dezelfde behandeling afbedelen - die zij dan weer aan Maaike “voordoet” (waartoe Maaike weer rolt, want dat lukt Wiesje niet), waarna Maaike mij diezelfde behandeling afbedelt. Dat is helaas teveel gevraagd, en dan kies ik Wiesje voor de noodzakelijke zandbank en slaap.
Ja, en intussen ligt de losliggende vrouw zichzelf te helpen. Arm, arm beddengoed!
Het samenzijn met onsterfelijken uit twee rijken bracht ons (Malawi) tot het gevoel, dat ook wij een soort pantheon vormen, zij het dan een sterfelijk.
Wiesje is daarin de rust, het bestendige. Maaike de onrust, het scheppende. Ikzelf de consument, de bezieling van zowel rust als onrust. Die vergelijking klopt, maar tegelijk ook weer niet. Boeiend!
In de loop van de zondagochtend troffen de stellen elkaar in de woonkeuken. Aart en Yvonne zijn in wezen ochtendmensen. Ze waren in de weer met gisteren “zelf” gebakken brood, met eieren, vleeswaren, en met koffie. Ook hun koffie-apparaat was mee, zodat Aart niet hoefde op te schenken. Aan broodbeleg brachten wij (Malawi) één van de smeerseltjes in die Maaike met spullen uit de Kas had bedacht - denk aan koolsla, pesto of hummus. Freya had op komkommersla gehoopt, maar de komkommer-oogst was weer eens elders verbruikt.
Wat we dachten te gaan doen? De onsterfelijken wilden gevieren op zoek naar oude heiligdommen, Aart en Yvonne wilden een dagje niks, “bed peace” of zo. Wij wilden de omgeving weer zien, en Maaike hoopte op een weerzien met die beer (van een vroeger selfie). En zo gingen we onze wegen, node gekleed tegen de waterkoude, met noodrantsoen en met powerbanks. Jazeker, ook met chocola en pleisters - wanneer hebben we die term voor het laatst gebruikt? En wie mocht nu de grote rugzak dragen?
We zigzagden eerst omhoog. Hmm… de stenen schuilhut bleek als schijthuis gebruikt. Nou ja, wie weet, bij welk weer. We koersten van daar op ongeveer die hoogte naar het naaldbos op de oostelijke helling van het dal, uiteraard met Maaike voorop, en ik meestal achter Wiesje op de smalle vermeende paadjes. Vaak was het drassig en glibberig, zoals verwacht.
Ach, kijk! Vanuit een nis kwamen de wolven die Wiesje en ik ooit bij die schuilhut ontmoet hadden, en die ons in het chalet bezocht hadden. Inmiddels toch wel erg op leeftijd. Knuffels, koekjes, uitnodiging. Maaike vroeg hen naar die beer. Volgens mij slaakte de teef slechts een jank, maar Maaike verstond een redelijk nauwkeurige aanwijzing. We namen node afscheid. Maaike ging ons behoedzaam maar zelfverzekerd voor, schuin omhoog het bos in.
Inderdaad, daar was een hol of grot. Maaike leek “volluk” te roepen. Langzaam kwam de beer naar buiten, zacht snuivend en slaperig kijkend. Maaike en hij begroetten elkaar met een “bear hug”, uiteraard. Maaike stelde Wiesje en mij aan hem voor. Aangenaam! Maaike graaide in de rugzak op mijn rug. Oh, had er een grote pot honing in gezeten, echte Fort Rimboe honing? Maaike wees de beer, hoe je het deksel van zo’n glazen pot losdraait, en waarschuwde voor glasscherven als de pot mocht breken. De beer begreep het onmiskenbaar, en droeg na ons afscheid de pot behoedzaam zijn hol in. We klommen naar de kam van deze uitloper van de bergrug, en liepen langs de top terug. Geen uitzicht door de mist, geen andere wandelaars. Wel ontmoetten we op onze afdaling weldra de vier onsterfelijken, gniffelend om een offersteen die blijkbaar sinds de kerstening van dit gebied onontdekt gebleven was.
Vlak boven het chalet stopten we. In de beginnende schemering liepen twee mensen in donkere kleding net van de bulli naar het chalet, naar waar de omloop te weerszijden op de berghelling uitkwamen. Wodan greep langzaam over zijn schouder, als naar een pijlenkoker, en deed zowat tegelijkertijd vlak voor beider voeten een bliksemflits inslaan. We hoorden twee gesmoorde kreten, en zagen de mensen snel het karrenspoor omlaag strompelen. Wij gingen het chalet door de voordeur binnen.
Aart en Yvonne waren pannenkoeken aan het voorbereiden. Sluiperds? Aart ging meteen even de bulli inpecteren. Samen met Apollo zette hij een soort inbraakalarm op voor huis en auto. Apollo keek ons aan: “Ongeveer zo als toen bij die kruidenkring, weet je nog?” Wiesje praatte Maaike bij. Yvonne was blij met mogelijk weerzien met die wolven: “Ze deden echt hun best om Mina en mij te troosten.”
Maandag stond in het teken van ons optreden. Apollo en Aphrodite hulden zich in klederdracht. Verrassing: die hadden ze ook voor ons. De lederhose voor mij had korte pijpen, wees Aphrodite met een knipoog. “Aaf” (volgens Maaike) kreeg van de katjes een knuffel. Hé, hun jurken waren veel ingetogener. Wiesje was opgelucht: “Ik was al bang, dat ik het decolleté niet zou kunnen vullen. Wilden Aart en Yvonne ook meedoen? Ook klederdracht voor hen. Opeens was ook Aarts folk-gitaar (akoestische gitaar met smalle toets) aanwezig, in nog bestofte koffer.
Terzijde: de muzen. Enkele van de negen muzen van Apollo kennen we al lang. In de westvleugel van Fort Rimboe behoren alle inmiddels tot de vaste aanwezigen. Ze hebben nu gedaantes… hoe zeg je dat… ze inspireren door nietszeggendheid. Een schooltje meiden dat in iedere klas van de middelbare school is blijven zitten. Ze zijn niet mooi, ze zijn niet geil, ze zijn niet uitdagend, maar hun vormen zijn rond. De heupen van Wiesje, maar dan ook dikke billen, en borsten waartussen sommige mannen hun hoofd zouden willen en kunnen begraven. Iedere man zou met hen naar bed willen, maar niet naast hen willen ontwaken. Geen types voor “zet jij de vuilniszakken buiten”, maar voor “de vuilniszak is vol, wat nu”. Uiteraard trokken ze de aandacht van Loki, maar er is gewoon geen lol aan. De katjes vinden hun aanwezigheid prachtig. Wiesje neemt nu eenmaal graag het voortouw tot blootheid, en als de muzen dan als laatsten uit de kleren zijn, dan zien de katjes alle mannen (ook mij) zo lekker verscheurd worden door paringsdrang en afkeer. Waarna de katjes bij mij kunnen oogsten.
Welnu. Voor ons optreden had Apollo de muze van de muziek erbijgehaald: Erato. Die zou de sterfelijke muzikanten hun partijen inblazen. Ze kwam naar het chalet, waarschijnlijk omdat ze niet zelf het restaurant zou vinden. Nu zat ze in klederdracht aan de keukentafel, bolle toet met vlechten, en inspireerde iedereen om vooral iets te doen. Een “dom blondje” zou waarschijnlijk haar vingernagels bestuderen en verzorgen, maar voor deze gedaante was dat te hoog gegrepen. Sjongejonge. Wiesje en Maaike hadden de bakvissen slappe lach, Yvonne liet zich moeilijke dingen door Aart uitleggen, en Aart vroeg mij naar de verschillen tussen de straalmotoren van Rolls Royce en van Pratt & Whitney. Intussen leken beide stellen onsterfelijken te beraden over het repertoire waaruit zonodig set lists samengesteld zouden kunnen worden.
Aan het eind van de middag vertrokken we naar het restaurant. We waren daar welkom voor een maaltijd, en wij (Malawi) hadden uit veganistische verwachtingen het noenmaal warm gemaakt om ginds brood met beleg naar keuze te kunnen eten. Tien personen voor negen zitplaatsen in de bulli. In hun slappe lach hadden de katjes besloten, dat ik Erato (volgens Maaike “To”, volgens Wiesje “Errata”) op schoot zou nemen.
Ken je de toegang tot beide achterste banken van een bulli? Een schuifdeur rechts (ook links was tegen meerprijs leverbaar), een klapstoel rechts aan de middenbank. Niet veel beenruimte, dus Erato moest wijdbeens op schoot: eerst Maaike naar binnen, dan Erato op haar linker bil op de klapstoel, dan ik onder haar, doorschuiven (we gebruikten een lege draagtas om mij met haar naar het midden te schuiven, dan Wiesje op de klapstoel. Inderdaad, de achterbank was voor deze opstelling onhaalbaar, dus daar zaten Wodan, Freya en Yvonne lol te hebben. Bijkomstigheid: voor dat wijdbeense moest Erato haar jurk tot ver boven de knie ophouden. De veiligheidsriemen waren niet berekend op schootzitten, dus ik moest haar wel min of meer vasthouden, handen op die blote dijen. Erato was meteen opgewonden, maar ook dat weer op een maagdelijk aandoende wijze. Wiesje had lachkrampen, en de rest lachte mee. Nee, Erato zat niet op een bobbel: de lederhose bedekte iedere poging tot wederopstanding.
Eigenlijk vond ik de rit ietwat gevaarlijk: een volgepropt busje een modderig en vrij steil karrenspoor af (en vanaf onze verhuurders een ooit geasfalteerd weggetje). Maar Aart is een bewuste en bedachtzame bestuurder.
Bij het restaurant kregen we een aanwijzing: hier in de grote eetzaal optreden op een podium dat ze aan die kant dachten, en ons omkleden en zo in dit vergaderzaaltje. We konden het busje voor de tuindeuren ervan parkeren. En waar wilden we eten: eetzaal of kleedkamer? Kleedkamer, graag.
Aart betoonde zich een ware road manager, Apollo zich de artistiek leider. Samen zagen zij toe op de opbouw van podium en geluidsinstallatie. Apollo had een mooie backdrop van een berglandschap, geschilderd in nat-op-nat. Ik probeerde mijzelf nuttig te maken, maar liep waarschijnlijk vooral in de weg. Intussen hadden Wodan en Freya Erato tot vermaak, en hadden de katjes met Yvonne en Aphrodite de slappe lach. Eigenlijk opmerkelijk, want we klitten tegenwoordig vooral als Malawi.
De eetzaal in theateropstelling liep flink vol, met ver van het podium nog enkele late eters aan een lopend buffet.
De vorm van ons optreden was: twee of drie sets, met steeds ongelijk afwisselend Apollo en Aphrodite danwel Wodan en Freya leidend, Erato terzijde inspirerend, en de rest van ons naar inzicht en vermogen meedoend. Wiesje heeft uiteindelijk veel ondersteuning geleverd op haar accordeon. De sfeer was meteen geweldig, en bijna de hele zaal zong en jodelde de Tiroler nummers mee.
De tweede set begon met een sensationele verrassing: Apollo kwam op als een reïncarnatie van Ötzi, met Aphrodite in overeenkomstige uitmonstering. Ze zongen op hun beurten liederen die bij die cultuur behoord zouden hebben, pentatonisch, begeleid door getokkel op een grote en een kleine schietboog. Verrassend mooi.
Er kwam een derde set: hedendaags, geleid door Aart. “Ich bin der Anton aus Tirol”, en zo. De bar bleef nu open, en de polonaises knarsten over de vele glasscherven. Erato stond te headbangen op een hoek van het podium. Dat headbangen bracht Aart op een inval. Hij gebaarde om ruimte op het podium, greep een stoel en zijn folk-gitaar, en begon een adembenemend stuk flamenco. Zijn zang had de gevoelslading van “ik doe nu voor de honderdste keer aangifte - wanneer ondernémen jullie nu eens iets tegen dat tuig”, en zijn gitaar herinnerde mij na afloop aan de close-ups in de film “Woodstock” van de gitaar van Ritchie Havens: ernstige slijtsporen.
Wodan en Freya schakelden meteen om, en begonnen onvermoed een ook al adembenemende uitdrukkingsvolle dans. De holle podium-elementen boden een goede klankkast aan hun voetenwerk. Zelf probeerde ik met mijn basgitaar (volgens mij geen flamenco-instrument) Aarts spel te ondersteunen en aan te vullen. De rest van ons sloeg op gepaste wijze aan het klappen, en Yvonne had zowaar castagnetten.
Erato probeerde in haar hoekje ook iets op de muziek te doen, donderde daarbij dan eindelijk van het podium, maar werd opgevangen door een tengere man met Oost-Aziatisch uiterlijk die haar met een smartphone stond te filmen. Helaas was hij niet bestand tegen deze val. Hij lag op zijn rug, zij lag over hem heen, en verspreid over de vloer lagen de sm-art-ph-one delen. Het opstaan bleek ook een hele puzzel, want Erato bleek “zo zat als het konijn van Bacchus”. Nee, die uitdrukking kende ik zelf evenmin. Die bleek terug te gaan op een recente dierproeverij. Intussen ging de flamenco door. De polonaise-gangers, inmiddels ook bacchanten, leefden zich geestdriftig uit tussen de glasscherven. Naar verluidt heeft de bar-omzet het herstel van de vloer niet kunnen dekken, Het was zeer geslaagd, maar we kregen toch de wenk om te stoppen. Nou ja, Aart had ook zichzelf kapotgespeeld. We kregen een envelop met inhoud, zodanig dat we op het weekje nog geld overhielden, verzamelden onze spullen, en propten ons weer in de bulli.
Nu reed Yvonne. Ik had nu Maaike op schoot. Erato zat op de klapstoel, een aangebroken rol pedaalemmerzakken bij de hand om haar kots in op te vangen. Uiteraard heeft een bezopen muze niet de vaardigheid om met een rol plastic zakken om te gaan. We hebben ondanks de bijna intredende nachtvorst met alle ramen en zelfs de achterklep (boven de motor dus) open gereden tegen de stank. In het chalet heeft Apollo Erato teruggebracht naar haar plek in ruimte en tijd. (Ze schijnt in de westvleugel ontwaakt te zijn.) Yvonne is meteen de bulli gaan uitsoppen.
Dinsdag was een bed-dag. Aart was zijn stem kwijt, en had blaren op zijn vingertoppen. De gedaantes van Wodan en Freya waren kapotgedanst. Apollo en Aphrodite waren ook bek-af. Malawi wilde weer de eigen rituelen, moeilijk in dit bed en zonder de overige eigenschappen van Fort Rimboe. Yvonne had alles goed doorstaan, maar was van dat soppen misselijk geworden. Bovendien verlangde ze naar himalaya’s door Aart. Dit alles herinnerde mij aan een verhaaltje dat ik net bedacht had:
Een jong stel uit de Nederlandse Bible Belt ging op huwelijksreis naar de Amerikaanse Bible Belt. Ze hadden de bruidssuite geboekt in een degelijk hotelletje in een vroom provinciestadje. Ze checkten in, stoer en gehaast. De staf van het hotel zat in de startblokken voor room service met champagne, de kok had oesters ingeslagen. Maar nee, het stel bestelde niets, verscheen niet bij de maaltijden. In de middag van de tweede dag kwam dan eindelijk een bestelling voor room service: een potje thee. Wat was dit voor ongein? Hadden die stiekemerds hun eigen brood met hagelslag mee?
Binnen ontbijt-tijd van de derde dag verscheen de bruid wijdbeens bij de receptie, en vroeg om een rolstoel. Gelukkig was ooit een hotelgast wonderbaarlijk genezen, en had zijn nu overbodige rolstoel aan het hotel geschonken. Die was beschikbaar. De bruid strompelde ermee weg. Even later kwam ze langs, op weg naar de eetzaal. In de rolstoel zat de eergisteren nog zo stoere bruidegom als een verzopen spreeuw te bibberen. De receptioniste was bezorgd: uitblijvende inkomsten en verzwakkende gasten. Ze vroeg de bruid bezorgd fluisterend, of alles naar wens was. De bruid stopte, peilde de receptioniste, en vertelde gedempt:
“Wij wonen in de Bible Belt in Nederland. We wilden onze wittebroodsweken doorbrengen in een stichtelijke omgeving, daarom zijn wij hier. Maar we zijn ook op huwelijksreis. We hadden iets leuks bedacht: we hadden de televisie aan op een zender met talk-shows van de oostkust. Daar viel nog wel eens een onvertogen woord, dan hoorden wij “piep”, en dan deden wij dat woord. Ging prachtig, maar gisteren hebben we toch maar afgestemd op een kanaal met talk-shows uit deze streek. Tja, en toen kwam vanmorgen vroeg die wagen van de stomerij hier achteruit rijden: piep-piep-piep…”
Ik vertelde het aan de katjes. Maaike eiste voortaan het geloei van yaks: iedere loei goed voor een himalaya. Driehoeksknuffel. Ik meende: “Heb jij totdusver himalaya’s gemist?” Ze glimlachte toegevend: “Nee, gelukkig niet. Jullie zijn heel lief voor me.”
In de loop van de middag gingen we toch maar aan eten denken, dus om te beginnen aan ochtendkoffie. We zaten aan die koffie aan de keukentafel (gelukkig een uitschuifbare), toen de telefoon ging. De telefoon? Warempel, verborgen in een muurkast bevond zich het basis-station van een DECT. Ik nam verbaasd op, en vond de luidspreker-toets. Het bleek de eigenaar van het restaurant: of we vrijdagavond nog eens flamenco wilden komen doen. Ik gooide het in de groep. Ja, mits… We hadden het chalet tot zaterdag, en een dag autorijden na zo’n optreden zat er niet in. Ja, dat werd begrepen. Maar het restaurant bleek ook een klein en eenvoudig hotel. Zou het helpen als we vrijdagmiddag daarheen kwamen, optraden, en de nacht daar te gast waren? Dat had onze instemming. Hoeveel kamers? Apollo stak vier vingers op. Afgesproken!
Ja, die vierde kamer was voor Erato (die je niet onopvallend kon laten verschijnen en verdwijnen) en voor Terpsichore, muze van de dans. We begonnen alvast te brainstormen. Aart en Apollo zouden elkaar afwisselen voor gitaar en zang. Ik zou basgitaar blijven spelen. Wodan en Freya zouden blijven dansen. Aphrodite wilde afwisselen. De katjes wilden wel dansen. Yvonne zag zichzelf vooral castagnetten spelen. Beide muzen moesten maar zien, hoe ze ons zouden inspireren.
We hadden dus één manlijke danser en enkele danseressen. De katjes zagen zich van rol afwisselen. Dat bracht hen op de wens naar unisex kleding, en die wens werd vader van een gedachte van Wiesje: elk een soort hot-pants en een soort hesje, van de schijn-netheid van het Parijse nachtleven. Badstof met krijtstreep, of zo. Aphrodite schaterde: “Echt Wiesje! En dat hesje heeft natuurlijk knoopjes, en die kunnen open…” Het werden uiteindelijk spullen van elastisch fleece of zo, een wit hesje met koperen knoopjes en dunne zwarte verticale lijntjes, en een zwart broekje met dunne witte verticale lijntjes. Datzelfde patroon en dezelfde kleuren kwamen op de pantalons en overhemden (met korte mouw) van de mannen. Bij nader inzien zag Yvonne zichzelf toch wel dansen, juist in zo’n barokke japon. Afwisselen met Aphrodite, dus. Wodan en Freya wilden zich nu ook Andalusisch kleden.
Apollo haalde de twee muzen erbij. Wiesje mompelde: “Us en Mem…” Erato zou in de orkestbak blijven (Wiesje mompelde: “De orkestbak zijn!”) en wilde in driedelig kostuum met hoge hoed (geënt op Marlene Dietrich), Terpsichore (volgens Maaike: “Goree”, iedere naamsgelijkenis met eilanden onbedoeld) zou op de dansvloer blijven, en wilde uitgedost zijn als een Amerikaanse cheerleader. Apollo liet Hermes de kleding en het bijpassende schoeisel brengen, liet allen passen, en vroeg Hermes om de muzen vrijdag op zeker afgeschermd punt in het dal te brengen.
Nu ging mijn telefoon. Gerben was weer met Jitske in het volgende dal, nu om zich voor te bereiden op preken tijdens de Kerst, en had toevallig van Bill vernomen, dat wij nu hier waren. Wel, dan gingen wij woensdag bij hèn buurten. Eh… vijf man. Nee, de onsterfelijken gingen weer op zoek.
In gepaste vroegte liet Malawi zich door Aart en Yvonne wekken. Het was een stevige wandeling, maar daarop waren we ingesteld. We hadden zelfs beseft, dat we niet steeds konden stoppen voor gefrunnik. Eigenlijk hadden Gerben en Jitske een huisje op de hoogte van dat van onze verhuurders, dus een eind dieper het dal in. Het werd een gezellige vroege theevisite, en Wiesje bleek een bessen- en een pruimenvlaai bij zich te hebben. Eh… in de grote rugzak, die ik gedragen had. Op de terugweg moesten we het laatste uur of zo in het donker afdalen, maar Maaike en Aart zagen voldoende.
Donderdag werd weer een rustdag, als je ons in bed blijven rusten wilt noemen. In gedachten waren we ons aan het voorbereiden op optreden en terugweg.
We bleven zo lang in bed als we nodig dachten te hebben, maakten een warme maaltijd met het lekkerste van wat we nog hadden, maakten intussen onszelf klaar voor afreizen en het chalet voor achterblijven, en zakten tegen tweeën af naar de verhuurders. Ja, die zouden we straks weer zien!
We checkten in bij het restaurant (dus toch een hotel), kregen ook weer dat vergaderzaaltje als kleedruimte, parkeerden er de bulli weer voor de tuindeuren, en sloegen aan het voorbereiden. Apollo haalde de muzen op, en meldde hen aan als de bezetting van die vierde slaapkamer.
Het podium kon nog niet opgebouwd worden, want eerst was alle ruimte nodig voor eettafels. Ah, Gerben en Jitske waren er ook. Zij hadden de laatste beschikbare slaapkamer geboekt, om niet ‘s nachts met waarschijnlijk een slok op terug te hoeven rijden. Zij gingen zondag huiswaarts. Die laatste slaapkamer was de duurste, die welke soms gebruikt werd als bruidssuite. Wiesje vertelde hen mijn “piep piep” verhaaltje. Ze zagen het vóór zich!
Wij elven (aantal, geen bevolkingsgroep) aten weer in de kleedkamer, deze keer uit plaatsgebrek. Wiesje was in een spraakzame bui, en Maaike gaf weerwerk. Een nieuwe generatie cabaret! De beide muzen waren nog niet in dienst. Ze zaten stil en bijna gemelijk te eten. Yvonne probeerde vergeefs, met hen in gesprek te komen. Na een bak (soepkop, volgens ons) koffie omkleden, instrumenten stemmen (slechts gitaar en basgitaar, niet de castagnetten). Vanuit de eetzaal hoorden we geluiden die wezen op afruimen en (in theater-termen) zaal opbouwen. De eigenaar kwam even bij ons vragen of alles naar wens was, en of wij over een kwartier (ongeveer op de afgesproken tijd) klaar zouden zijn. Ik ging even met hem mee de zaal in om te kijken.
Nou, het podium was iets groter gemaakt dan maandag, er waren stoelen op en naast, en er was een geluidsinstallatie. Op mijn voorstel werden de microfoonstandaards naast het podium geplaatst wegens het voetenwerk. De zaal zelf was volgezet met stoelen, en die leken me alle bezet. Het zweet brak me uit, want eigenlijk konden we slechts presteren dankzij Apollo. Maar goed, op hem konden we vertrouwen.
We gingen op, onder een warm applaus. De muzen stelden zich bescheiden op. Ze leken inmiddels “in dienst”, maar ik voelde geen inspiratie. Aart wel. Hij ranselde zijn gitaar, en leek een smeekbede voor een goede voorstelling in te zetten. Ik voelde, wat mij te doen stond. We kwamen allen meteen op dreef.
Het blééf geweldig gaan, in setjes van wellicht twintig minuten, afgewisseld met pauzes van een kwartier (of zolang als de bar nodig had om alle bestellingen te verwerken). De airco was niet op zoveel mensen berekend, noch op opzwepende dans, dus het werd zwoeler. In de zaal gingen steeds meer stropdassen af en jasjes uit. Bij Wiesje en daarna Maaike ging steeds een knoopje meer los. Aphrodite hield hen in het oog, waarschijnlijk ten koste van haar eigen dans, en had moeite om haar schaterlach te onderdrukken. De katjes trokken toch al de meeste aandacht, zéker van de mannen. Het leek bovendien, alsof zij Aart danwel Apollo inspireerden en opzweepten - en dan volgden Yvonne en ik vanzelf. Oh ja: inmiddels wisselden de stellen Aart & Yvonne en Apollo & Aphrodite elkaar af in muziek en dans.
De muzen vielen nog steeds uit de toon. Ze inspireerden niet merkbaar zelf, maar werden aangestoken door alweer vooral de katjes. Erato stond in haar Marlene Dietrich kostuum te gebaren als wijlen Joe Cocker - was die niet de grondlegger van het “luchtgitaar spelen”? Terpsichore stond te stampvoeten alsof haar groot onrecht aangedaan was, en maakte wilde gebaren met haar pom-poms. Ze leken wel verwikkeld in een burenruzie. Al tegen tienen gingen ook steeds meer toeschouwers staan dansen, althans wild bewegen. Het personeel onttrok dan ijlings hun stoelen aan de opstelling, maar het probleem was, dat men “dansend” meer vloer-oppervlak behoefde dan zittend. Weliswaar bleven ook steeds meer bezoekers de bar en de toiletten bezoeken, maar het was dringen. Het publiek klapte “in de maat”, maar ten eerste is de maat bij flamenco een kunst op zich, en ten tweede vergroot alcohol het verschil tussen werkelijke en vermeende maat. Gelukkig hadden wij artiesten er geen al te grote hinder van.
Ha, de hesjes met losse knoopjes op het kettinkje. Het wippen van de borstjes was zichtbaar, maar door het losknopen prikten de tepels niet meer zichtbaar. Inmiddels begonnen gasten pogingen te doen om zich op het podium bij de katjes te voegen - maar wat is zo’n podiumpje hóóg als je een slok op hebt. Evengoed draaiden Wodan en Freya naar de voorgrond, de katjes naar de achtergrond. Ah, er was ook iemand die met Terpsichore wilde gaan hossen. In een nauwelijks aangepaste beweging gaf ze hem een knietje. Hij wilde kermend wraak nemen, maar werd hardhandig door zijn vermoedelijke echtgenote weggesleurd.
Je hoeft trouwens niet eens Wiesje te heten om de sex erbij te halen, al scheelt dat wèl. Acht van ons negenen dansten immers uitbundig, dat is zweten. Flamenco is ook erotisch zònder krijtstreepje. Kortom, iedere pauze was óók nodig voor wat bevrediging. De katjes en ik snelden dan naar onze hotelkamer, en ploften in een driehoek op bed. Afwisselend befte ik de ene en werd ik intussen door de andere gepijpt. En de ene befte de andere. Inmiddels toonden de broekjes een vochtvlek, maar Wiesje loopt daarmee nu eenmaal te koop, en Maaike volgt dan meteen.
Maar… het zou een rode zaterdag worden. Zou de dans het begin van de controle-bloeding vervroegen? Ook dat werd in de driehoek gepeild. Uiteindelijk begon die bloeding vroeger dan gemiddeld, maar na de voorstelling.
De laatste set werd weer een verrassing. Apollo had opeens een bandoneon, en speelde tango’s in de stijl van Astor Piazzola (dus bepaald geen ballroom tango). Ons best, maar we moesten even omschakelen. Gek genoeg staken nu de muzen van wal, Erato in haar mannelijke colbert met dirigeerstafje, Terpsichore in haar vrouwelijke cheerleaders kleertjes met pom-poms. Het werd een adembenemende tweestrijd tussen vanalles. (Wij muzikanten hadden steeds zittend gespeeld, naast het podium. Gelukkig had ik een bureaustoel zonder armleuningen bemachtigd, zodat ik mij naar Apollo of naar het podium kon wenden.) Maar Wiesje werd weer “tiger on the tiles”, en begon met Maaike een eigen tweegevecht te dansen. Waar moest men kijken? Het tweegevecht der tweegevechten…
Het werd nog erger: Maaike (die dat makkelijker kan dan Wiesje) beperkte zich tot het mannelijke, Wiesje zich (opgelucht) tot het vrouwelijke. Nu gingen ze rechtstreeks de strijd met de muzen aan. Hadden die een inval die ze wilden herhalen, dan namen de katjes de inval over, maar werkten die op allerlei wijzen uit. En Wiesje voorvoelde wat de muzen erna zouden doen, Maaike beredeneerde het. (Denk ik, want zo werkt het.) Inderdaad, ik vergat mijn muzikale rol. Aart nam mij bijna ongemerkt de basgitaar af, en ging er zelf op verder. Ik zat met open mond naar het podium te kijken.
Maaike wierp mij blikken toe die ik samen met een handgebaar begreep als de behoefte aan een tegenhanger van het dirigeerstafje. Wacht! Onze kleedkamer was eigenlijk een vergaderzaaltje, en in het “pennenbakje” van de flip-over lag een uitschuifbaar aanwijsstokje. Ik haastte mij om het te halen, en reikte het aan Maaike. Nu wilde Wiesje uiteraard tegenhangers voor de pom-poms. Voor haar geen moeite: de hesjes van haarzelf en Maaike. Nu waren de muzen kansloos. Maaike was door het dolle heen, zo ongeremd als ik haar nog nooit in gezelschap meegemaakt had, en ging vernietigend aanwijswerk doen: de wippende wijzerplaten (weet je nog?) van Wiesje tegenover de ballen in een net van Terpsichore, de onbestemde bollingen in Erato’s overhemd tegenover haar eigen wippende bolletjes. En uiteraard wist Wiesje die aanwijzingen in beider dans te verweven. Intussen drong het publiek op, niet met aller ogen gericht op kwatta, maar met aller mobieltjes gericht op deze prikkelingen. Publiek, dat beslist misnoegd gesproken zou hebben over iedere vorm van vrijmoedigheid, maar nu zichzelf vergat bij het vastleggen van de aanblik van vrouwelijkheid ten top.
Apollo werkte hoorbaar naar een slot-akkoord toe. Wiesje hield de hesjes tegen elkaar als een dubbellaags stierenvechtersdoek, en deed Maaike als een stier aanvallen. Ha! Menigeen zou de stier willen uitbeelden met de vingers langs het hoofd, en dan verlegen zijn met de aanwijsstok. Maaike schoot de aanwijsstok ongeveer half in, en hield die met één hand als een erectie vóór zich. Met de andere hand gaf ze een V-teken boven haar voorhoofd, als lullige hoorntjes. Zij heeft de lichaamsbeheersing om deze dingen in haar dans te verwerken. Wiesje vond dat uiteraard prachtig. Ze negeerde de hoorntjes, en hield het doek voor haar kruis. Maaike schoof de stok weer helemaal uit, en wist precies op Apollo’s slotakkoord Wiesje achter dat doek in haar kruis te treffen. Donderend applaus. En de muzen? Die waren gaandeweg tot toeschouwen afgezakt, met open monden. Onder dat applaus legden zij hun attributen aan de voeten van de katjes - en dat was dan weer wèl een mooi theatraal gebaar. Ruiterlijke groepsknuffel van die vier op het podium, de rest van ons schoof achter hen op het podium aan voor een buiging. Yvonne fluisterde ons toe: “Gaan jullie maar, wij ruimen wel op.” Lief! Wij (Malawi) haastten ons naar onze slaapkamer. Yvonne vertelde ons later, dat bij het publiek toen pas het kwartje was gevallen, dat wij drieën eh… “op één kamer sliepen”.
Ergens in de loop van zaterdag, rond het middaguur, vonden we elkaar in de eetzaal aan een warm buffet. Nog even een foto met de hele staf van het restaurant. Apollo leidde onbemerkt de muzen naar een geschikt verdwijnpunt. Wij negenen propten ons weer in de bulli, Freya aan het stuur. In de kleine uurtjes van zondag waren we weer in Fort Rimboe.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).