Laatste wijziging: 2022-12-12 (technisch), 2022-11-18 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Dit verhaal volgt op “Gedenken”, en speelt tijdens “Herstel” en “Slok”.
Voorspel - Opzet - Begin - Aankomst - Winkelen - Probleem - Muziekspullen - Tussenspel - Appelmoes - Neuzen - Brandblussers - Pannenkoeken - Vrijdagavond - Zaterdagochtend - Zaterdagmiddag - Aardappeleters - Zaterdagavond - Zondag - Vertrek
Heb je zin om te gillen? Komt nog wel!
Een bezoek van Malawiel op de fiets aan drukkerij “Print-Inn” aan de Turfvaart bracht Wiesje en mij op de gedachte, Maaike en Elsje de plaats te wijzen waar we met Sheila dat kook-kamp van “Fusion 1” [sex] meegemaakt hadden. Eens zien, waar ook weer precies?
Tussen de hoeves aan de weg langs de vaart staan ook allerlei andere huizen, gebouwd voor inmiddels getrouwde kinderen, voor landarbeiders, voor de vee-arts, en zo. Ook deze drukkerij en de Basis van Het Leger hebben die achtergrond. De drukkerij is een aanwijzing voor de mechanisering in de landbouw: minder personeel nodig, dus ook minder huisvesting ervoor. Wiesje herkende boederij “Ooikooi” voordat ik het naambord zag. Ze stond te wijzen, en trok zo de aandacht. Ada herkende haar en mij, en noodde ons vieren op de thee, op het terras aan de achterkant, onder een grote parasol. Freek en Rob schoven aan, volgens mij kwijlend. Wiesje legde het maar uit: de jongere zus van Sheila en haar eigen jongere zus, de maakster van de gedenkboeken van Tin Roof (dat in werkelijkheid uiteraard anders heet) en Het Leger. Ja, die boeken hadden ze al gezien, en die zouden zij uiteindelijk ook wel krijgen.
Nee, het ging niet goed. Droogte, hitte, voederprijzen die geen marge overlieten, en dan ook nog eens de stikstofcrisis. Als die rimboe(!) aan de overkant de status van natuurgebied zou behouden (daarover liep een procedure), dan ging heel Eikenrode kapot. Ja, wij hadden al die ondersteboven hangende vlaggen gezien: niet te missen!
Achteraf hadden ze heimwee naar al die studenten. Niet hùn opvatting van hoe je behoort te leven, maar wèl geestdriftig en, nou ja…, het aankijken waard. Mawiel droeg wegens de warmte weer eens topjes, en de mannen wisten weer niet waar ze kijken moesten. Wiesje deed wat ze vroeger aan mij overgelaten zou hebben: ze verklaarde, dat het bij ons (nou ja, een deel van Us Net) geheel aanvaard was om je ogen op een ander te weiden, mits je de hormonale oogst daarvan aan je partner afdroeg. Wiesje wendde zich naar Ada. Die keek berustend. Elsje tilde even haar topje op, en verklaarde in een meesterlijke combinatie van opoffering en geldingsdrang: “... en dat hebben zij óók!” Rob moest opeens nodig naar de WC, en bleef verdacht lang weg.
Toch maar weer uitweiden. Wiesje en Elsje zijn “dus” ongeveer toppunten van karikaturale vrouwelijkheid, zij het met juist kleine borstjes achter die grote tepels. Zo’n flits als van Elsje heeft dan ongeveer de uitwerking van aangekeken worden met het boze oog (heel toepasselijk: Bommel-verhaal "het Boze oog" speelt immers in dorp Ooikooi), en zorgt voor een etmaal hormonale ontwrichting. Maaike is “dus” ongeveer een toppunt van centerfold vrouwelijkheid, en zich bewust van het opkruipen van háár topje. Zij heeft een gewoonte die inmiddels aan de dwanghandeling grenst: dat topje omlaag trekken, en al helemáál als Elsje of Wiesje flitst. Dan melden zich háár tepels ook nadrukkelijk aanwezig, zij het achter die stof. Vervolgens krijgt ze van Wiesje of mij, voorzover binnen bereik, een knuffel voor haar ingetogenheid (hoe betrekkelijk ook bij deze dracht), en die knuffel doet haar goed. Dat zie je dan weer aan die bedekte tepels. En ook die aanblik is goed voor een etmaal hormonale ontwrichting. Het tegendeel van wat Maaike beoogt.
Ada zuchtte, leek toegevend naar Freek te knikken, en hernam de draad. Eigenlijk zou het wel leuk zijn, en financieel goed uitkomen, als Sheila nu wéér zoiets zou organiseren. Toevallig was ook datzelfde veld beschikbaar. Freek had blijkbaar destijds goed opgelet, want hij opperde, dat ze dan ook streekproducten zouden moeten koken: lekker, en een bijdrage aan inkomsten vàn en begrip vóór de boer. Waar was Sheila tegenwoordig eigenlijk? Terwijl Maaike haar telefoon trok, antwoordde ik hem, dat ze bij ons in de buurt woonde, dat ze dat spul in de kerk geregeld had, en dat het uit was met de neven. Rob was er weer bij, en sloeg zich voor het hoofd: dat hij niet gezien had, dat die studente en de gewezen aanstaande schoondochter van Zus dezelfde waren! Intussen had Maaike contact. Sheila was net op het punt van vertrek bij Moe, dus die zouden we dra zien!
Inderdaad hadden we enkele minuten later Sheila achterom bij ons. In topje (met beha eronder) en broekrok. Knuffels met iedereen. Thee. Ada nam de uitleg op zich. Sheila zat te hoofdrekenen onder het luisteren. Ze antwoordde: "Ik heb er zelf best zin in! Mijn grootste zorg is, of ik via Facebook genoeg mensen kan bereiken." Ze haalde een grote iPad uit haar rugzakje, en peilde de belangstelling. (Wijzelf zitten niet op Facebook. Ik weet niet, wat ze deed.)
Eigenlijk waren wij benieuwd, wat Sheila tegenwoordig deed. "Ik had grote plannen. Het leek mij echt leuk om iets in Siberië te gaan doen. Maar sinds februari toch maar niet. Ik besteed iets meer aandacht aan dat vervoer op Groot-Brittannië, ik ben weer meer bezig met de makelaardij - maar ik probeer nu vooral opdrachtgevers te weerhouden van het huren of kopen van wéér zo'n grote doos op een zichtlocatie langs de snelweg. Dat de gemeenten en de grondspeculanten nu denken, dat hun droomprijzen marktconform zijn, maar dat de logistiek geen schip vol geld is. - Verder werk ik veel met Zus samen. Zodoende zie ik ook de neven vaak. We hebben stevig gepraat, en ik kan met beiden weer door één slaapkamerdeur. Het herinnert me aan de toestand met Jeroen na de eerste breuk. Maar als we weer hier gaan koken, dan ben ik gewoon deelneemster!" Sheila keek op Facebook. "Nouhou..., laat ik alvast gaan inventariseren, welke producten we in welke hoeveelheden kunnen verwachten."
Wiesje had ietwat afwezig geoogd, maar opperde nu: "She, toen bij Aazicht hebben we ook die rondleiding gehad. Zou het leuk zijn, voor deelnemers en boeren, als we bedrijven kunnen bezoeken?" Ik vulde aan: "Een soort vossenjacht: stempeltje-of-zo halen als je ergens echt belangstelling getoond hebt?" Ada zat te glunderen.
Ik had éven beweging nodig, en liet me door Rob rondleiden. Maaike hield mijn hand vast. We zagen veel ganzen en kalkoenen. Rob werd daar bij het pluimvee asgrauw: "Als er nou óók nog vogelgriep komt, dan… dan…" We moesten hem van weerszijden overeind houden. We sneden de bochten af bij ons rondje over het erf, en keerden terug bij het gezelschap. Rob liep de keuken in, en kwam terug met een snel beslaande fles jenever en een waarschijnlijk ook gekoeld borrelglaasje. Hij keek rond om belangstelling te peilen, schonk zichzelf in, en sloeg de borrel achterover. Ada's gezicht toonde pijn.
Sheila raadpleegde Facebook weer: "Wauw! - Vorige keer waren we met 120. Dat vond ik veel. Ik heb nu de voorlopige aanmeldingen gesloten. Bij 120 zou ik véél mensen teleur moeten stellen." Ze borg haar iPad op, dronk haar kopje leeg, en hernam: "Ik ga nu naar Tin Roof, dan naar de Molen, misschien naar Dennis en Jean-Luc, dan naar mijn huisje. Ik ben op de brommer. Thuis ga ik mijn plan uitwerken, en dan merk je het wel op Internet." Ze keek Malawiel beurtelings snel aan, en vroeg: "Doen jullie weer mee?" Wiesje knikte voor ons vieren. Sheila nam gehaast afscheid van iedereen, en verdween. Bij Ada viel een kwartje: "Horen jullie met z'n vieren bij elkaar???" Wiesje knikte weer. Maaike zei ook eens iets, en verduidelijkte: "Jullie hebben Het Leger, wij drieën hebben hèm." Rob monsterde ons vieren, en stelde vast: “Nou, zo te zien komen jullie drie niet tekort, en kan hij het aan. Dan hebben jullie het goed voormekaar. Heel goed!” Eindelijk een niet-dom commentaar. Elsje prees hem erom.
Diana belde Wiesje: waar we waren, met het oog op eten. Ja, we zouden aanstonds van Ooikooi vertrekken. Freek vroeg zich af, wie dan op ons wachtte. Wiesje proestte: “Mijn moeder. - Wij wonen tegenwoordig vrij groot, dankzij Maaike, en de vier ouders van ons drieën wonen bij ons. We eten meestal met ons achten.” Ja, dat klonk in boeren-oren niet vreemd.
We namen weldra hartelijk afscheid. - Hmm… straffe wind tegen.
Kort en goed, de vrijdag van de volgende week begon “Fusion 2” (mijn aanduiding). Het was inderdaad beperkt tot 120 deelnemers (Sheila inbegrepen) plus Malawiel. Het huren van zestig bakfietsen was het minste probleem. Zestig wegwerp-tentjes en zestig wergwerp-twee-persoons luchtbedden waren tegen westerse vrachtkosten uit China overgevlogen. De keuken-apparatuur was dezelfde als vorige keer, domweg omdat net hiernaar geen vraag was. Alle andere keuken-apparatuur was al verhuurd. We hadden echter slechts de helft van het (toen ruime) aantal toiletten, tweederde(?) van het aantal douches, en twee aggregaten die samen minder electriciteit konden leveren dan die van toen, bij meer geluid. Bij de toegangen van alle douche-wagens hing een niet te missen oproep om vooral zuinig te zijn met water (drinkwater!) in keren en duur van de douche-beurten en van de kracht van de “waterval”.
Freek en Rob hadden samen het voorbereidende werk op zich genomen (ook het plaatsen van dat toegangshek, nadat alle spullen het kamp-veld op gebracht waren, en de vrachtwagens weer vertrokken), maar hadden veel ervan overgelaten aan de Vlegels: die stonden nog op stand-by voor oogsten die waarschijnlijk maandag zouden beginnen, en, nou ja, “zus en zo” kwam het financieel wel goed. Oh ja, we hadden geen geluidsinstallatie, slechts een oude gitaar- en een bas-versterker (in de zin van: sets van een versterker en een afzonderlijke luidsprekerkast) en een actieve luidspreker (versterker en luidspreker in één) met twee draadloze microfoons, plus een lader en een derde microfoon-accu.
Het zitmeubilair bestond deze keer uit 79 setjes van een plastic tuintafel en vier bijpassende plastic stoelen. De oorspronkelijke koper had er 80 willen hebben, één set had vervoersschade, en nu was de koop ontbonden. Het was dus een rest-partij bij de importeur-of-zo, en Sheila had in één koop die 79 gekregen voor ongeveer de prijs van 60 - en Sheila was zelf allang blij, want het huren van degelijker of comfortabeler spul was onmogelijk gebleken. Alweer: iedere organisator van evenementen had na het opheffen van de beperkingen (wegens de pandemie) terstond alle benodigdheden gehuurd, dus Sheila ondervond de voor- en nadelen van “last minute” boeken. Voor háár een gewone spel-situatie.
De plaatsen voor de tentjes waren weer in vijf rijen rond een “plein” (met onze eigen tent), maar nu concentrisch geordend in plaats van radiaal: 10, 11, 12, 13 en 14 plekken vanuit het middelpunt, in plaats van 5*12. Echt afgebakend waren die plekken niet: daar lagen de tenten in hun zakken. En wij hadden onze eigen spullen mee. Er was nu een afscheiding van ondoorzichtig landbouwplastic om ons kamp, terwille van de beslotenheid.
Vrijdagochtend reden wij (Malawiel) met de bulli naar Ooikooi. Ja, zonder muziekspullen hadden we heus gefietst.We laadden onze kampeerspullen (vooral de Kameleon) uit vóór het hek van ons kamp (omdat de doorgang niet veel méér dan een bakfiets breed is), brachten ze naar de plek van onze tent, maar lieten ze daar nog even liggen. Vervolgens gingen we weer even op het terras bijpraten. Waren er nog dingen te regelen? Maar vooral small talk. Daarna stalden wij de bulli vóór in de (gereinigde) koe-stal (Waar hoort een stiertje anders?), maar wel terzijde. Dan konden we gemakkelijk bij de muziekspullen, of we konden Sheila helpen. We zetten nu dan onze tent op, kleedden ons snel uit, en gingen op onze luchtbedden liggen. “Luchtbedden” in de zin van “matrassen voor een tweepersoons bed, maar dan opblaasbaar”, “liggen” dan wèl zoals thuis, dus frunniken en lol maken.
Vrijdagmiddag druppelden de bakfietsen dan binnen. (Ouderwetse bezorgers-bakfietsen, geen moeder-en-kind spul.) Ze werden dus gestald in de koe-stal, nu de bewoonsters in de wei waren. Één bakfiets bleef in het kamp bij de hand. Die was bijvoorbeeld het podium voor Sheila, in haar blootje, met zo’n draadloze microfoon.
“Lieverds, we zijn er! Laten we beginnen met de tentjes. Ze liggen nu ongeveer op het middelpunt van hun plaats. De jongens hebben een “eigen” tentje, en de meisjes moeten maar aangelokt worden. Ik dus ook. We hebben zes homo mannen en acht lesbiennes - ik hoop, dat die een manier kunnen vinden om drie plus vier tentjes te beheren. Misschien is het wel handig, als zij beginnen met een hoekje te kiezen, dan is duidelijker, wie waar wel of niet iets te zoeken heeft. - Die plekjes dáár? Goed zo! - Ik weet van geen andere vormen. Mag ik dus aannemen, dat we 53 hetero stellen hebben? - Goed, dan weten we ook dàt van elkaar! - Die grote tent in het midden is van onze staf. Wie vorige keer mee was, die kent Wiesje en Larie nog. Inmiddels zijn zij met z’n vieren: ook mijn zusje Maaike en háár zusje Els. Zij zijn vraagbaken bij het koken, en inspiratie bij hoe je vrouwen laat genieten. Zij zijn dus niet te versieren, en ze versieren zelf ook niet. - Ik heb ze niet ingehuurd als muziek, maar misschien zijn ze bij gelegenheid beschikbaar. - Over het eten: jullie weten, dat we de boeren uit de omgeving willen helpen door te eten wat zij deze dagen beschikbaar hebben. Dat zit heus wel goed, want zij leveren het af bij dat grote gebouw waar we net langs gekomen zijn. Daarin zit ook een supermarkt. Die kent ons plan. Zij weten wat wij iedere dag zullen eten. Ze houden apart wat er voor ons binnenkomt, en ze vullen het vanuit hùn kanalen aan als het te weinig zou zijn. Morgen gaan we die boeren en andere bedrijven bezoeken. Ik zal straks op onze website intekenlijsten klaarleggen voor vijftien groepjes van acht. We gaan lopend, en het verste punt ligt op ongeveer 10km van hier. Wie dáárheen mee wil, en dat is best de moeite waard, die moet dus morgen minstens 20 km lopen. Houd daar rekening mee bij het eten, drinken en sexen! - Dan heb ik nu iemand nodig om ons eten en drinken voor vanavond en morgenochtend op te halen. Met deze bakfiets, en ik ga mee, dus wie wordt mijn eerste date hier?”
Terwijl ze zich schielijk weer aankleedde, sprak ik haar aan: “Één bakfiets? Als we elk aan avondeten en ontbijt (en misschien een boterham voor onderweg - hebben we boterhamzakjes?) bruto een kilo eten, en als we bij dit weer elk in een etmaal anderhalve liter drinken (afgezien van koffie en thee), dan heb je 120*2,5 = 300 kg te vervoeren. Door iemand die net een bakfiets met inhoud hierheen heeft getrapt, straks fit moet zijn voor een wip, en morgen minstens 10 km moet lopen. En wat is het laadvermogen van die bakfietsen?” Sheila keek verrast heen en weer tussen mij en Maaike naast mij, gaf me een best stevige knuffel (en daarna Maaike een lichtere), en vroeg alsnog drie extra bakfietsrijders, “maar we gaan lopend terug. Dames, heen mag je je weer laten rijden, terug helpen we duwen, sturen, en afremmen.” Lachen: Elsje wilde zich bewijzen als berijder, en met mij op de heenweg als vracht. Nou ja, als zij graag wilde… Zij en ik kleedden ons als de weerga aan. We haalden met drie andere stellen bakfietsen uit de koe-stal. Eerste krachtproefje: de helling tegen de dijk op. De vrouwen (behalve Elsje) en ik waren zo goedmoedig om pas op de weg op te stappen.
Kijk, het is hier zoiets als de lage rimboe: het oorspronkelijke hoogveen is afgegraven, dus is het maaiveld een stuk lager komen te liggen dan de kanaaldijken die het land droog houden (met hier, en ginds bij het grote kanaal, een klein electrisch gemaal). Ieder gebouw hier is anders. Boederij ”Ooikooi” heeft een gewoon ogend woonhuis met zelfs een vrij diepe voortuin, maar aan de achterzijde is de kelderverdieping de begane grond, met een stalling voor de personenauto’s, een werkplaatsje, en uiteraard die woonkeuken met terras. Die hellende oprit is ooit met puin en kiezels bestraat, maar tientallen jaren van zwaar verkeer (en wellicht werken van de grond) hebben het ding fiets-onvriendelijk gemaakt. Achteraf hadden we die vorige keer de beladen bakfietsen ook met een massa mensen één voor één heel behoedzaam laten zakken.
Afijn, Elsje startte vanaf pole position, en had onze bakfiets spoedig boven. Ze keek als een hond die nòg eens wil apporteren. Sheila hielp háár berijder duwen. De andere twee vrouwen stonden terzijde dom te giechelen. Je zàg dier mannen uitzien naar inruilen bij ommekomst. Op een rij fietsten we naar Tin Roof, volgens mij minder dan een kilometer. De kanaaldijk is rustig, maar heeft soms dat zware landbouwverkeer, soms personenauto’s die op dat lange rechte stuk beproefd worden op het “lui zijn” van de motor, en voorts een deel van de groepjes wielrenners die ook de schelpjes onveilig maken. Elsje liep uit op de rest. Echt de geldingsdrang van een kleuter (maar we onthullen haar ware leeftijd liever niet) en de lichaamskracht van een jonge volwassene (op het hoogtepunt van de bloei van haar lichaam). Ze benutte een parkeerhaven om alvast weer aan de goede kant van de weg te zijn, en parkeerde de bakfiets op een tactisch plekje ten opzichte van de uitgang van Tin Roof. Sheila’s koppel behield de tweede plaats, maar Sheila’s man was buiten adem. Beide andere mannen leken het liefst zelfs naast elkaar te hebben willen rijden om genoeglijker te kunnen kouten. Daarmee leken ze zich voor Sheila’s gezelschap te diskwalificeren.
Nee, geen karretjes pakken, maar even bezien hoe Linda alles gedacht had. Zie je wel: twee met plastic omwikkelde wegwerp-pallets, een lege derde blijkens een vel papier bestemd tot het dragen van allerlei spul uit de koeling. Elsje haalde een palletwagen, prikte de vork te bestemder plaatse in de pallet, en stormde ons vooruit naar de koeling. Sheila nam het papier over, en liet de giechels ook eens iets doen. Ik keek omlaag, en zag hen lopen op pumps, geen naaldhakken gelukkig. Dat werd lachen straks, en vooral morgen! Sheila zag Elsje mijn blik volgen: “Lieverds, hebben jullie ook wandelschoenen of zo bij je? Anders kun je morgenavond niet eens van je tentje naar de WC lopen!” Oeps, die hadden ze niet… Sheila en ik hadden dezelfde inval, en kwamen van twee kanten bij de werkkleding. “Joehoe, dames! - Dringende raad: koop dan een paar van deze werkschoenen, veiligheidsschoenen zelfs, klasse S3. Ook handig bij het verhuizen! - Nee, op klompen kun je niet ver lopen. (Nou ja, in de Hongerwinter wèl.)” Één jongedame liet zich spoedig overreden (zo te zien niet: overtuigen), de andere zag zich er niet op lopen. Linda had niemand aan de kassa, en kwam op ons toe: “Wij verkopen werkschoenen, geen mode-schoenen. Enig idee, waarom? - Iedere vrouw hier heeft heus wel pumps: om uit te gaan. Maar waarschijnlijk heeft ze drie paar werkschoenen: de nog als nieuwe, de daagse, en de aftrappers. Plus klompen, plus kaplaarzen.” (Ze zei “stiefels”.) Een klant bemoeide zich ermee, oh ja: een buurvrouw van de jongens: “Kijk eens wat ik draag? - Die frutsels liggen bij mij in de kofferbak. Voor als ik in de stad iets nets wil dragen. Hier draag ik werkschoenen, of (zoals nu toevallig) wandelschoenen.” Het maakte mij duidelijk, dat heel Eikenrode wist, dat morgen 120 “studenten” kennismaken zouden met alles tussen Turfvaart en “Ons Genoegen”, en dat weerstrevende pumps in het gezelschap van Sheila, Elsje en mij zich als leden van die 120 kenbaar maakten. Ook een tweede paar werkschoenen belandde in het karretje dat Elsje inmiddels gehaald had: dit spul zat niet in de (waarschijnlijk vooruitbetaalde: zo is Sheila in Eikenrode) bestelling. Geen erkentelijkheid voor de raadgevingen, eerder gemelijkheid. Sheila wist achter beider ruggen een verontschuldigend gebaar te maken.
We kwamen de kassa voorbij, de pallet gekoeld spul op de palletwagen, beide andere nog op het opstelpunt vóór de kassa. Ik snelde even vooruit naar de bakfietsen, en schatte hun bruikbaarheid voor het vervoer van pallets. Helaas! - Linda begreep het: “Tja, dan moet je die andere pallets maar weer afbreken. Ik zou zeggen: laad eerst dit gekoelde spul op een bakfiets, en ga zo snel mogelijk vooruit naar je kamp. Dan volgen beide andere pallets wel, verdeeld over de andere fietsen.” Ze zag Elsje aanstalten maken, en vermaande: “Niet fietsen, maar samen duwen. En bij “Ooikooi” hulp vragen voordat je probeert om de helling af te gaan!” Knuf van Elsje en mij met Linda, en wij volgden haar voorstel.
Elsje heeft inderdaad veel lichaamskracht. Dat was me niet eerder opgevallen. En ze pakte met inzicht aan. Uiteraard gaf ik haar onderweg al een voorschot op een knuffel van verdienste. Ze glimlachte koket: “Wacht maar, tot ik meer levenservaring zal hebben!” Ik was eventjes beduusd: dergelijke ambitie had ik nog nooit van mijn drie lieverds vernomen. We stuurden de bakfiets even van de rijbaan af, een begin van een andere “neergaande oprit” op, en deden een stevige knuffel. Daarna haastten we ons naar het kamp, vroegen en kregen vrijwiligers om deze corvee te voltooien, gristen vier stoelen mee, en haastten ons naar onze tent. Ik meldde, dat Elsje toch echt een beurt verdiend had. Dat werd dus een himalaya en sur place op het luchtbed vóór de tent, omringd door geboeide deelnemers. Wij (Malawiel) zijn (zoals eerder gezegd) niet luidruchtig bij de sex, maar Elsjes genot was onmiskenbaar. Toen ik afrolde, kwamen Wiesje en Maaike vanaf het luchtbed in de tent bij ons, eenduidig stralend. Wiesje ging bij Elsje mijn kwakkie zoeken, Maaike en ik sjorden ook het andere luchtbed naar buiten, legden het in het verlengde van dat andere (zo als thuis, dus), en ik gaf graag Maaike een beurt. Daarna zocht Elsje mijn kwakkie bij Maaike, terwijl ik Wiesje aan haar genot hielp. Het kwakkie werd als zijnde krachtvoer opgepijpt. Zo, dat was dat! Gevieren beantwoordden we de verwachte gestamelde vragen. Elsje haalde intussen de vier stoelen uit onze tent.
Inmiddels kwamen ook Sheila en de inkopers met hun bakfietsen aan. Ach kijk: de giecheltjes nu op de nieuwe werkschoenen! Ze oogden nijdig, maar niet moe van inspanning. Sheila en de drie mannen hadden duidelijk wèl een prestatie geleverd. De giechels moesten dan maar samen de bakfietsen afladen en stallen. Iedereen zag het verschil in aanblik, en niemand bood aan, hen te helpen.
Wat hadden we eigenlijk aan verse waar? Meel, eieren, appelen, … Ik stiet Elsje aan: vanavond pannenkoeken met appelmoes! Wij (Malawiel) liepen naar de keuken. Nou: vier planken (zo groot als kamerdeuren), elk gelegd op twee van die plastic tafels. Op die planken moesten dan de dienstdoende keukenmachines komen, de rest stond op tafeltjes, opgetast in hun verpakkingen. Hoeveel van die pannenkoek-bakplaten hadden we? Zes. Dus één bakplaat op twintig deelnemers (plus ons vieren). En om die appelmoes te maken? Zes multi-cookers. Ah, het brood hoefden we niet zelf te bakken.
Sheila kwam op ons toe: alles in orde? Ik rekende voor: als het bakken van één pannenkoek drie minuten kost, dan duurt het een uur om iedereen (behalve ons vieren) één pannenkoek te geven. De snelheden van beslag maken en appelmoes koken konden wij niet overzien. Sheila begreep het probleem, en dat het gebrek aan apparatuur zich waarschijnlijk zou herhalen. Ze belde Moe, verontschuldigde zich bij haar man (kandidaat-bodywarmer, laten we hem Felix (de gelukkige) noemen), die met een pak melk aan het bekomen was van het inkopen, en snelwandelde (nog steeds aangekleed, hoor) langs de Turfvaart naar Moe.
Felix begreep de toestand niet zo. Ik legde hem uit, dat er wel erg weinig apparatuur aanwezig was voor het koken. Elsje vulde bijna wanhopig aan: “Één pannenkoek per persoon per uur!” Maaike miste inmiddels beslagkommen. Maar we hadden toch keukenmachines met ingebouwde mixers? Ja, dat wel. En waarin ging de appelmoes opgediend worden? - Gaandeweg ontdekten we de afwezigheid van verschillende nuttige dingen.
Inmiddels kwam Sheila weer aangezweefd. Nee, Moe had geen oplossing gehad, maar onbewust wel aangedragen: door te verwijzen naar Zus. Wat heeft Zus immers altijd in De Molen? Juist! Hadden wij meer wensen? Ah, dit lijstje! - Ze e-mailde het gehele probleem aan… Mercurius (god van de handel) als “betere zoekmachine”. Met een voorkeur voor huren van vooral de duurdere dingen. Binnen een minuut had ze antwoord: op een plek ten zuiden van de stad kon een kookfestijn met gehuurde spullen niet doorgaan. Grote strop voor een armlastige vereniging. Sheila belde meteen. Nou, de dankbetuigingen tetterden haar mobieltje uit! Tot zo! - Ze keek Felix aan: zin om nú met haar kookspullen op te halen, met de auto? Aankleden, dan! Ze keek Maaike aan: de bulli? Wiesje viel in: onze muziekspullen! - Oh, ja! Maaike gaf haar de autosleutels. Sheila verhaalde ijlings de bulli naar het kamphek. We laadden onze muziekspullen eerst uit, en brachten ze vervolgens naar onze tent. Sheila en Felix stoven in de bulli omhoog, linksaf de Turfvaart op (dus hoogstwaarschijnlijk naar de provinciale weg).
Over die muziekspullen valt ook iets te zeggen. We (Malawiel, maar eigenlijk ik) hebben wat spullen bijgekocht. Voorzover gitaar-achtig hebben de akoestische instrumenten een piëzo-electrisch element (onder de kam). Behalve een klassieke gitaar (brede hals, nylon snaren): die heeft een pick-up op het klankblad geplakt gekregen. (Oneerbiedig, maar het is een goedkoop ding.) Ik ben dol op de nieuwe akoestische basgitaar. Daarvan (en vervolgens van een goedkope akoestische gitaar) heb ik de “round-wound” snaren vervangen door “flat-wound”. Die basgitaar kan daarmee over de pick-up enerzijds zo helder klinken als een gitaar, anderzijds “onder de deur door kruipen” als een “platte” basgitaar. En je kunt er zo lekker op glijden zonder je vingertoppen te bezeren! Vermeldenswaard is de V-Accordion. Dat is (in onze uitvoering) een knop-accordeon (aan weerszijden ronde knop-toetsen), even groot als Wiesjes piano-accordeon (rechts piano-toetsen). Het is voorts geen “echte” accordeon, maar een synthesizer die je bespeelt als een accordeon. Je kunt verschillende configuraties en klanken instellen. Wiesje blijkt een virtuoos op C-Griff (rechts) en Free Bass (links), dus zij is de voornaamste bespeler. We hebben trouwens ook een nieuwe toeter. Deze heeft geen afzonderlijke synthesizer nodig, heeft namelijk zelf alles aan boord, maar is zodoende ook veel dikker dan de oude. (Eigenlijk hebben we nu in totaal vier verschillende toeters.) Maaike wisselt nog het vaakst van instrument, vooral tussen gitaar, deze nieuwe toeter en haar eigen dwarsfluit en taragot. Elsje kan bijkans alle melodieën spelen die je haar voorstelt (of die haarzelf invallen), en beperkt zich daarom vooral tot haar eigen trompet en viool. Ze is echt een kind van de westvleugel! Afijn, genoemde vijf instrumenten plus de tweetallen van Maaike en Elsje plus een mengpaneeltje en draadloze microfoons, en dan toch ook maar twee middelgrote actieve luidsprekers. Vandaar dus, dat we niet op de fiets gekomen waren…
Afijn, Sheila en Felix weg, wij met allerlei muziekspullen in de weer, dus iedereen trok stoelen of liever luchtbedden bij. Wij hadden niets in het bijzonder voorbereid, maar uit van die onbestemde geluiden die muzikanten tijdens een sessie maken ontstond een gezellig “Guantanamera”. Dat moest ik uiteraard zingen, want ik ben ja de “hombre”. Vervolgens mocht Wiesje schitteren op die knop-accordeon in “Lambada”. Ze had inspiratie voor een lange solo, dus het nummer dúúrde. (Maaike vroeg haar, of ze Kees heette.) Onder de deelnemers waren een Nederlandse Cuba-ganger, een Colombiaanse wetenschapster, en enkelen met een Surinaamse achtergrond. Die waren verguld met het repertoire, dus we bleven in de (oneerbiedig gezegd) West-Indische hoek. Ook wel grappig: Maaike zong “Only a fool”, en gaf er zodoende een bisexuele draai aan (“I pretend that I don’t see when you walk with him down the street”). Geleidelijk draaiden we bij naar zigeuner, “Nie boudieti”, en Bosnië, “Moj dilbere”.
Inmiddels hadden alle deelnemers elkaar wel gevonden, en hun kleding uitgetrokken. Ze frunnikten onder het toehoren, en dropen paarsgewijs af naar tentjes. - “Toehoren” omvat kijken, en je zult de Topjes maar bloot vóór je hebben staan! Mijn buik en zaakje weggestopt achter die akoestische basgitaar, maar gitaren en accordeons blijken prachtig te passen tussen stevige borsten en venusheuvels, en trompet en viool verhullen niets. En je weet: Elsje is nog meer dan Wiesje uit op effect. Zat er een man op haar te geilen, ging ze eventjes licht door de knieën - en dan vroeg hij zijn vrouw (van het ogenblik) dringend te hulp.
We verlangden naar een pauze in deze set in de brandende zon, nog afgezien van wat alle blootheid met ons doet. Toen kwam de bulli weer in beeld. Sheila parkeerde hem kort voor het kamphek, en vroeg luide om vrijwilligers voor het lossen. Dat zat niet mee, want iedereen was of net uitgeput van de sex of op het punt van “lichaamssappen uitwisselen” [Dolf Jansen]. Sheila haalde haar schouders op, sloot de auto af, gaf de sleutels aan Maaike, haalde voor Felix en haarzelf drinken uit een koelkast, en verdween met hem een tentje in. Wij stopten met de muziek, stalden onze instrumenten in onze tent, en waagden ons bloot (op slippers) het hek uit, naar de bulli. Die stond vol dozen, zo te zien gevuld met de verhoopte keuken-apparaten. Straks maar een ketting vormen om dat spul naar de zogenaamde keuken te brengen, een schone taak voor de deelnemers.
We flip-flopten terug naar de veldkeuken. Zouden vier planken genoeg zijn voor alle gerei? (Dergelijke vragen rijzen bij Maaike en mij, niet bij Wiesje, wellicht later bij Elsje.) Een deelnemer kwam op ons af gesloft: “Wanneer gaan we eten?” Ik antwoordde: “Dat hangt van jullie af. Eerst moeten die nieuwe kookspullen uit het busje hierheen. Daarna moeten jullie aan de gang. Zo te zien pannenkoeken met appelmoes, maar de moes zit nog in de appelen, en beslag moet ook nog gemaakt worden.” De jongeman zei “Hm!”, en droop af. Wij gingen terug naar onze tent, sjorden onze luchtbedden naar binnen, en hielden appèl voor zekere lichaamsdelen.
Na wellicht drie kwartier keek Sheila even om een flap van onze tent of wij er waren, en wijdde zich aan haar geluidsinstallatie. “Lieverds, we moeten toch eens om het avondeten gaan denken. We hadden te weinig kookspullen, domweg omdat iederéén de afgelopen twee jaren qua evenementen wil inhalen. De één zijn nood is de ander zijn brood, en vanmiddag hebben [ware naam van Felix, onverstaanbaar] en ik spullen kunnen overnemen van pechvogels. Hun feestje kon niet doorgaan, en ze hadden de gehuurde spullen al in huis. Die hebben wij nu, en zij hebben van mij hun geld terug. Zij minder verdrietig, ik opgelucht. Dat geld zal ik er wel bij inschieten, maar dat kan ik lijden. We zijn hier om samen lol en sex te hebben, en ook om de boeren uit de streek te helpen.” - “Je hebt op onze website onze corvee-indeling. We zijn met 120 (zij vieren tellen niet mee, niet hiervoor tenminste), we zijn hier drie nachten, dus iedere dag (van middag tot middag) hebben er veertig dienst. Ik had gepland dertig mensen om te koken en tien om dat te ondersteunen. Ik stel voor, dat we steeds met twintig mensen koken, en dat tien mensen (vijf stellen) die zich aangemeld hadden om te koken zich in plaats daarvan gaan bezighouden met het kamp netjes houden: vuilniszakken verversen, WC-rollen aanvullen en zo. Niet als een wedstrijd wie de beste huispersonen zijn, maar wèl om te voorkomen dat je misgrijpt naar toiletpapier of zeep. Met deze hitte is hygiëne belangrijk! Als niemand zich aanmeldt, dan blijft het een zaak van alle veertig.” - “Dan wil ik nu graag de tien kook-ondersteuners bij het busje hebben (net buiten het hek, maar je hoeft je niet aan te kleden) om die nieuwe spullen naar de keuken te brengen. Kijk maar even, of een ketting vormen handig is. De kookspullen die we al hadden, wil ik in beginsel niet gebruiken: die zijn van een andere verhuurder, en moeten dus apart blijven. - Wiesje, zouden jullie daarop willen toezien, en je een beeld vormen van wat we nu aan spullen in huis hebben? - Dan roep ik straks de kook-ploeg naar de keuken.” - “Wacht! Even een vraagje aan de vrouwen: heb je voor morgen, als we gaan lopen, schoenen mee waarop je kilometers kùnt lopen? Als je alleen pumps of slippers hebt, dan ga je morgen kapot! Kom nu meteen naar het hek, dan kunnen we neuzen tellen. Vervolgens snel aankleden en zorgen dat je kunt betalen: dan kunnen we nog nèt voor sluitingstijd naar de supermarkt, werkschoenen kopen. - Ja, ze hebben ook houten klompen, maar daarop loop je alleen in de Hongerwinter lange afstanden. - Je ziet me nú bij het hek!”
Oef! Nòg tien jongedames gered. (De mannen hadden blijkbaar met het oog op het rijden van de bakfietsen allen deugdelijk schoeisel mee.) Sheila was weer in de lucht: “Dan gaan [ware naam van Felix] en ik nu met tien vrouwen naar de supermarkt, schoenen kopen. We kunnen over drie kwartier terug zijn. Vier van die vrouwen hebben vandaag kookbeurt. Als nu vier anderen uit de ploeg van vandaag doorschuiven naar koken (zodat we dus twintig kokers hebben) dan moeten deze vier maar zien, welke klussen voor hèn over zijn. Ze hebben dan tenminste wèl goed schoeisel. - We gaan!”
Eens zien. We hadden nu twintig kookgasten, toevallig ook tien electrische kookplaten en koekenpannen. Ik monsterde de kookplaten: alle enkelvoudig, 2000W. Hoe waren ze aangesloten? Maaike begreep het, en volgde eveneens stroomdraden richting generatoren. Elke generator had drie aansluitingen (elk vertegenwoordigend een fase van draaistroom), met zekeringen van 32A (thuis heb je meestal 16A per groep). Even rekenen: 220V*32A=7040VA (in dit geval dus ongeveer 7000W), dus drie kookplaten per aansluiting. Voor tien kookplaten dus beide generatoren nodig. Ah, we hadden wèl zware verdeelstukken, en voldoende verlengsnoeren (van 3500W, dus één per kookplaat). Ik wees de kookgasten, wat er gedaan moest worden, en waarom.
Dan nu eerst appelmoes maken. Alle kookgasten dunschillers, mesjes, een pedaalemmerzak (voor de schillen en pitten), een pan van voldoende grootte, en eerst maar eens schillen. Voorlopig blijven schillen, want iedere pan moest voor twaalf mensen appelmoes bevatten. (Er bleken ook poedersuiker en potten appelstroop aanwezig.) En dan, terwijl de appelen op staan, beslag maken (volgens het recept op hun website).Wij (Malawiel) hadden het nu even rustig. Elsje had grote aandacht voor het ontstaan van haar lievelingsgerecht. Enkele slimmerds hadden de grote parasol die de keuken verbeeldde zodanig verplaatst, dat de apparatuur op de planken op de tafels nu dan maar in de zon stond, opdat althans de meeste koks konden schillen terwijl ze bloot in de schaduw op stoelen zaten. Dus: één oog op de onderhanden appel, één oog op je beoogde oogappel, en dan steeds afgeleid worden door de gebiedende borstjes van Elsje. Of eigenlijk door het naderen van (dus niet schillende) benen, dan door het voor Malawiel kenmerkende “matje” van schaamhaar dat afgeschoren wordt tot net niet stoppelig, en tenslotte (verder omhoog kijkend) door die borstjes. Ze kreeg dus weldra van veel en namens àlle koks het verzoek, zich elders te gaan vertreden. Ze droop naar ons (Malawi) af. Dat bleek tevens het sein voor de koks om de mannen onder hen te verlossen van hun stijven. Uiteraard had Elsje kennisgenomen van al die snikkels. Ze opperde, dat we in de kas maar meer asperges moesten telen. Wiesje herinnerde ons aan de asperges en andere gerechten uit “Flinterdun 2” [sex].
Wij (Malawiel) zaten op onze luchtbedden vóór onze tent, nog even peinzend over de verdere loop der dingen. Sheila zou nog minstens een kwartier wegblijven met de haren. De koks waren nog driftig bezig met de appelmoes. Enkele tientallen paren deelnemers keken naar òns voor lering en vermaak. Wiesje en Maaike schoven subtiel enkele centimeters naar de achtergrond. Dan moesten Elsje en ik het dus doen. Ook dàt is een ontwikkeling: Maaike is niet zo exhibitionistisch, Wiesje steeds minder (maar heus nog wel!), en die gaan dan in een lesbische houding liggen toekijken. Elsje wil gráág de aandacht, en ik heb niets te willen.
Wel, je kent onze huidige aanpak. Uiteraard bevat die veel “neuzen”. Ten eerste viel ook hier weer Elsjes genot op - het moest dus door alle vrouwminnaars bestudeerd worden. Ten tweede heb je er een dubbele bed-lengte voor nodig. Met onze twee luchtbedden vóór onze tent geen probleem - maar wat doe je in trekkerstentjes met één twee-persoons luchtbed? Ten derde moet je voor “neuzen” een geschikte neus hebben. Die blijkt verrassend weinigen gegeven. - Nu onthulde Maaike op de achtergrond een nieuw geheim wapen: een feestneus. Een fok (ik denk aan grootzeil, fok en bezaan), versneden uit volgens mij een stuk auto-dashboard (althans een stuk ABS), met breed elastiek (bretels of zo) om het hoofd bevestigd. Oh, en met inzetstukjes om het gevaarte passend te maken op de wipneusjes van de sjes en de middelgrote neus van Maaike. Oh, zelfs een flinterdun(!) inzetstuk voor mij, want ik moest immers weten, hoe die wederzijds aanvoelde. Elsje en ik schoven naar achter deze gewezen achtergrond om met onze neuzen(!) bovenop het nieuwe neuzen te kunnen zitten, zonder de deelnemers het zicht erop te ontnemen. Wel, zo te zien voldeed “de neus”.Mij herinnerde de neus aan de snavel van een vogel, wellicht een toekan. (Dat was de eerste naam die mij tebinnenschoot, niet de treffendste.) Prompt ritselde het onder ons (Malawiel) van de vragen of men ermee toekan, en van de verwijzingen naar Van der Valk. En van de gezegden omtrent “neus”. En van de overpeinzingen omtrent wat Pinokkio hiervan zou zeggen. Dat hij zou vinden dat hij met zijn neus beter zou kunnen neuzen, dat hij op zijn neus zou kijken bij het resultaat, en dat hij een bril met verrekijker-glazen zou moeten hebben om het puntje van zijn neus te zien. Alsof de vrouwlijke organen een mijngangen-stelsel waren. Waarop Wiesje vond, dat haar delen toch wel háár gangen waren, en Elsje vond dat die (of dat) moesten worden nagegaan.
Intussen bromde ik het refrein van “Mien, waar is mijn feestneus?”, Elsje herkende het, en meteen waren alle vogels weer uit de lucht, ingeruild voor “feestneus” en woordspelingen op “Toon” [Hermans]. Samen was het een flinke lap cabaret (“lie down comedy”, in mijn woorden), samengebald in hooguit vijf minuten. Niet te volgen voor ons publiek. Maaike verontschuldigde zich bij dat publiek voor onze onderonsjes, waarop Elsje een greep in mijn buikplooien deed: “Onder-onsjes??? Boven-kilo’s!!!” Ik probeerde te overtroeven door haar borstjes in mijn handen te nemen met de kreet “boven-onsjes”. Die kreet is bij ons blijven hangen, maar de aanwas van eigen begrippen is nu eenmaal groot. Geeft niet: zo bleek “mijngangen” te combineren met het al-oude “Wat heb jij erin?”.
Intussen kwam Sheila terug, zelf op de rug van Felix, de “pumpkins” (kreet van Elsje) op hun nieuwe werkschoenen, pumps vermoedelijk in de schoenendoos die elk in een plastic zak droeg. (Zo’n plastic zak van een rol uit een houder bij het fruit of de groente.) Sheila liet zich neerzetten, gaf Felix een veelbelovende knuffel, schakelde haar geluidsinstallatie in, en greep de microfoon. “Zo, lieverds, wat een gedoe! - Wij”, ze wees op Felix, “gaan nu een half uur pauzeren, onder de douche, in de tent. - Ik ruik appelmoes. Is die al klaar? - Mooi, dan kunnen jullie doorgaan met het beslag, en aansluitend gaan bakken. Het wordt in de rij staan voor de eerstvolgende pannenkoek, dus deel die gezellig met je partner. - Attentie! Mijn vader was brandweerman. Hij zou zich doodschrikken als hij ons kamp zag. Vooral de keuken: als je daar éventjes een verkeerde beweging maakt, dan hebben we kortsluiting, en minstens brandwònden. Maar ook wie zonodig moet roken, en zijn peukje niet in water uitmaakt, die kan hier een ramp veroorzaken. - Ik zie ook, dat we helemaal geen brandblussers hebben. - Wies, zouden jullie de Commandant willen vragen of hij ons brandblussers wil lenen? - Dan gaan wij nu àf. - Smakelijk eten! - Oh ja: of we zuinig willen zijn met water. Kijk, of je water kunt besparen door elkaar in te zepen en af te spoelen, maar ga niet onder een lopende douche liggen vrijen!”
Wiesje liet mij de Commandant bellen. Die bleek met zichzelf gewed te hebben, dat wij geen brandblussers geregeld hadden. Moe en hij hadden dus al iets voorbereid. De Hamsters zouden over een kwartiertje bij ons hek zijn. - Ja, de Commandant is uiteraard tevens de commandant van de vrijwillige brandweer van Eikenrode: hij kent alle wel en niet bruikbare materieel, het hele gebied, met inbegrip van alle hoofd-schakelaars en -afsluiters, en ook de inwoners en hun bruikbaarheid voor rampenbestrijding.
Maaike en ik kleedden ons node aan, en liepen naar het hek. We hoorden al een trekker naderen. Die stak terug, rolde behoedzaam de oprit af, en stopte met de aanhanger een meter voor het hek. Hartelijke maar zeer beperkte begroeting. Onder een dekzeil lagen twintig middelgrote poederblussers. Als er brandslangen en pompen nodig mochten zijn, dan had “Ooikooi” die. Daar wist men ook van deze poederblussers, nog afgezien van dat boeren uiteraard weten, wie hun erf op komt. - Oh, Rob kwam al toegewandeld, wellicht in de hoop op een mooi (bloot) uitzicht. De Hamsters zijn trouwens ook niet lelijk. - Alles geregeld, en maandag kwamen de Hamsters de hopelijk ongebruikte spullen weer ophalen. Een minuut later was het hek weer verlaten. Maaike en ik zetten de twintig brandblussers binnen het hek, en vroegen via Sheila’s installatie de betreffende corveeërs om ze over het kamp te verdelen, te beginnen met twee stuks elk bij generatoren en keuken.
Pannenkoeken eten is voor ons (Malawiel) een vermaak. Niet zozeer als we met de schoonouders in de noordoost-toren eten, wel elders. Het vermaak zit in Elsjes tweestrijd, en ze heeft dat hàlf door. Bij dat eten vormt zij steevast een stel met mij. Soms omdat zij dat verkiest, soms omdat Wiesje en Maaike elkaar verkiezen. De tweestrijd zit in Elsjes hang naar pannenkoeken en naar wat zij mij gunt. Het is, alsof in haar beleving ze alle pannenkoek die ze mij gunt uit haar eigen mond spaart - ook al is er altijd wel voldoende beslag. Bovendien heeft ze een tweestrijd in hoe ze mij ziet: enerzijds die dikke oude man aan wie ze dan ook nog energierijk voedsel moet afstaan (wel, meestal voert zij mij), anderzijds haar idool dat toch maar standhoudt tegen haar uitdagingen, en toch maar even drie vrouwen een genotvol leven weet te geven. (Daarmee bewoord ik het met teveel eer voor mezelf, want ook zonder hulpmiddelen en zonder mij zijn mijn lieverds bevredigd en gelukkig met elkaar. Maar zij geven voortdurend alle eer aan mij - al vrees ik daarbij vaak een dubbele bodem. Op mij heeft Bommel-verhaal “het Platmaken” veel indruk gemaakt.) Wiesje en Maaike tellen de pannenkoeken van Elsje en mij, en voorts de verdeling van de happen. Wiesje kan dan Elsje voorhouden: “Voor elke hap die hij minder eet, heeft hij een drup krachtvoer minder te geven. Dat zal jou misschien een zorg zijn, omdat jij het graag sur place krijgt, maar ik krijg minder omdat jij zonodig die hap zèlf neemt.” Dat is dan half in ernst, en Elsje kan die dubbele lading half aanvoelen.
Uiteraard waren wij (Malawiel) onder de eersten in de rij voor een pannenkoek. Elsjes opdringen (op de rand van voordringen) viel op, en maakte iedereen lacherig. Sheila was weer op de omroep: “Smakelijk eten, lieverds! - Morgen hebben we dus flink te wandelen, afhankelijk van waarvoor je je aangemeld hebt. Dat betekent een paar dingen. - Maak het niet te laat, drink niet teveel alcohol, en zorg dat ook je partner morgen nog kan lopen. - Morgenmiddag moeten we ook boodschappen halen voor morgenavond en zondagochtend. Laten die vier stellen zorgen, dat ze die kracht nog hebben. - Zondagmiddag moeten ook vier stellen boodschappen doen: voor zondagavond en voor ontbijt en terugweg, maandag. - Officieel is de winkel morgen vanaf 14:00 dicht, en zondag de hele dag, maar ze zijn zo lief om speciaal voor ons even open te gaan. Ik moet ze bellen als onze ploeg hier vertrekt. - Ben ik morgen zelf laat terug (en dat zou best kunnen, want ik heb een lange wandeling), dan weet Wiesje, wie ze moet bellen. - Vragen? - Ik versta je niet. Kom straks maar naar me toe.”
Het werd een stevige hap: dikke pannenkoeken, volgezogen met vet (Wat voor vet eigenlijk? Ik vrees reuzel), met appelmoes of kristalsuiker. Één koekenpan bleek rozijnen in het deeg te hebben, een andere reepjes spek. - Er bleef nog vrij veel beslag over. Dat werd bijelkaar gegoten - en een gil van Wiesje voorkwam, dat ook het rozijnen- en vooral het spekbeslag op de grote hoop gingen. Dat verplichtte ons tot ontbijt met pannenkoek, maar Elsje verheugde zich er al op. Er was yoghurt toe, maar die is aan mij niet besteed, en Mawiel had er geen trek in.
Er kwam inderdaad een muzikaal avondprogramma, van sowieso onze spullen, van onszelf, en van wat gast-gitaristen. Er bleek een Rus onder de deelnemers (ik meen een Krim-Tataar, dus binnenlandse oppositie), die met de knop-accordeon ingesteld op “bayan” heel verdienstelijk in verschillende stijlen speelde. Zijn partner van het ogenblik voelde hem goed aan, en zocht onderwijl met een tablet naar dergelijke instrumenten op Marktplaats. Hij was haar reuze dankbaar, maar had helaas geen cent te makken.
De drank bleek een probleem. We hadden enkele Amerikaanse koelkasten, maar niemand had de koel op te dienen dranken in koelkasten geplaatst, en evenmin gekeken of die koelkasten wel aangesloten en ingeschakeld waren. Kortom, het bier was bijna van lichaamstemperatuur! (We hadden minstens hier een hittegolf.) Dat bier bleek voor een deel eel (hoog-gistend bier) van een boer hier, aangevuld met pijpjes pils (laag-gistend bier) van een merk dat als goedkoop geldt. Dat hoog-gistende bier bevatte bezinksel, waarschijnlijk eerder van “grof gefilterd” dan van “op de fles gegist”, maar de bijwerkingen kwamen. Er was ook wijn: rode wijn en vruchtenwijn van vier andere boeren. Bij deze temperatuur vond Wiesje het allemaal “glühwein”. En dan waren er appel- en tomatensap uit de streek. Iedere sapdrinker (vooral vrouwlijk) zocht naar sinaasappelsap, maar blijkbaar groeien hier onvoldoende sinaasappelen, ook in de kassen.
Het was “dus” een zomer-avond van minstens 25° met amper wind (die ook nog tegengehouden werd door onze afrastering), dus iedereen geleek een druipkaars of stalagmiet, vrouwen met bovendien twee stalagtieten. Voor het aanvullen van vocht kwam je toch wel gauw bij dat warme bier uit. Ik vond dat eel best lekker, maar het was een “straf” bier.
We (Malawiel) lieten de muziek steeds meer over aan anderen, en raakten (zoals ook bij vorige keren) met deelnemers in gesprek over sex, nu vooral met de lesbische deelnemers. “Kwakkie zoeken” blijkt dan steeds weer een punt op de grens van verlekkering en afschuw.
Geleidelijk droop iedereen af naar de tentjes - en bijna iedereen liet de lege pijpjes en bekertjes in het gras achter. Ook tussen de tentjes trouwens. Het duurde niet lang, of de “Stille Omgang” naar de toiletten ontaardde in gerinkel en gevloek - zowaar niet eens in valpartijen en scherven.
Ook anderszins werd het een zware nacht. Iedereen was botergeil, minstens na samen tevergeefs zweet wegdouchen, maar het bleek te warm voor op elkaar liggen, en al helemaal voor “recht op en neer”, met bovendien ruimtegebrek voor wat men ons had zien doen: in elkaars verlengde liggen. Het werd dus vooral naast elkaar liggen, vingeren en aftrekken. Vervolgens werd je herinnerd aan je slaap-plaats: in een weiland tussen greppels die nog nèt getuigden van een verleden als sloten. Er restten nog kleine poeltjes, prachtige broedplaatsen voor muggen. De muggenvrouwtjes voelden wel voor een volgende leg, en behoefden dus bloed. Kijk eens aan…!
In de Kameleon was ook dit voorzien en opgelost door Maaike: met een ragfijne klamboe die bewaard werd in een mug-werend sopje. Als je die ophing, dan was die beslist mug-vrij, en als de laatste van ons het ding maar meteen dichtritste, dan was en bleef die mug-vrij. Uiteraard was het ding ruim genoeg voor onze luchtbedden en het gedrag van ons vieren.
Het was juli, dus de zon kwam vroeg op, en liet zich niet weerhouden door tentdoek. Men werd dus al vroeg weer geradbraakt. De alcoholica versterkten dat vanbinnenuit. Sheila had een reveille (trompet-signaal) op haar mobieltje, en speelde dat domweg voor haar microfoon af.
De keuken-ploeg moest nog uitvinden, hoe je koffie zet met professionele apparatuur. Er was allerlei brood, zowaar gesneden verpakt. Er was roomboter, jonge kaas, worst en pruimenjam. Dat spul kwam evenals flessen melk wel uit een koelkast, maar die had niet aan gestaan. De boter neigde al naar ranzig worden. Het werd dringen bij de douches, want iedereen wilde pas op het laatste moment vóór het lopen douchen, en het ontbijt had veel langer geduurd dan gedacht. Enkele deelnemers benutten dan tenminste de wachttijd om af te ruimen (afwassen moest wachten), de koelkasten te vullen en in werking te stellen, en om flesjes te rapen. Sheila leek eigenlijk spijt te hebben van het hele project.
De vertraging bij vertrek bleek beperkt tot een half uur. Daarna werd het rustig om ons heen. De deelnemers hadden zich dus aangemeld voor een groepsgewijze voettocht langs enkele van de deelnemende bedrijven: naast boerderijen ook Het Leger (met zowel “de Basis” als “Ons Genoegen”), De Molen en (de overige delen van) Tin Roof. Steeds even kennismaken (“wederzijds laten merken dat ook wij mensen zijn”) met koffie en een dankwoord (“wij zijn dankbaar voor jullie belangstelling voor onze producten en omstandigheden”), uitleg over wat het bedrijf doet (“wij hebben een manege om de juiste paardenmest te hebben voor onze champignons”), een rondleiding, gelegenheid voor vragen, afscheid.
Wijzelf (Malawiel) hebben vooral jongstleden december (toen we Tin Roof hielpen) meer mensen beter leren kennen (en zij ons), maar we kennen lang niet iederéén. Anderzijds blijken wijzelf bij iedereen minstens van gezicht bekend, met een gevoelswaarde van “vreemde konijnen, maar wel goed volk”. Kortom, wij wandelden niet mee, maar bewaakten het kamp. Het hek had trouwens een pieper die afging als het hek open was. (Kon “uit” gezet worden, dus we begonnen onze wacht met zorgen dat die “aan” stond.)
Volgens plan hadden we minstens zes uur het rijk alleen. Al na een half uur piepte het hek weer. Ook mannen bleken vaak verkeerd schoeisel te dragen: bijvoorbeeld van die sandalen uit enkele laagjes leder - niet geschikt voor het bezoek aan dierhoudende boerderijen, niet bijdragend aan een veerkrachtige tred. Daarnaast eisten de alcoholica hun tol. Het waren nu dus vaak de mannen die opgaven, en per man benutte dan ook een vrouw de gelegenheid. Op de middag hadden we alweer dertig tot veertig van de 120 deelnemers terug in het kamp. Alle alcoholvrije niet-warme dranken werden vervolgens helemaal verbruikt. Dan maar over op water… Gelukkig bleek Elsje zo gewiekst om zodra wij alléén waren twee literflessen appel- en twee tomatensap te hebben gehamsterd.
Oh, dat was óók wennen: flessen. De brouwende en bottelende boeren waren geen partij voor verpakkingslijnen van TetraPak of zo. Ze gebruikten statiegeldloze pijpjes (die met lange hals) voor het bier, en ouderwetse melkflessen voor melk en sap. Het bottelen (met kroonkurken danwel ouderwetse zilverpapier capsules) geschiedde door Het Leger, en het was de bedoeling, dat al dat rondglas in de houten kratjes weer bij Tin Roof belandde. Oh, juist…
Omstreeks 14:00 kwamen ook degenen terug die de boodschappen zouden doen. Ze verwachtten een grote koele slok te kunnen nemen. Dus niet… Korzelig gingen ze douchen, trokken droge kleren aan, en hielpen elkaar de bakfietsen de dijk op te krijgen. Wiesje belde Linda dienaangaande, en inzake mogelijke extra frisdrank. Elsje overschreeuwde de afstand van kamp-hek tot kanaaldijk: dat er statiegeld mee terug moest. Als die gezichten het weer weerspiegeld hadden, dan hadden we bliksem-afleiders moeten regelen. Het werd minstens een kwartier sloffen met kratten. Wiesje verklaarde Linda het oponthoud. Linda’s lach was tot meters van Wiesjes mobieltje te horen. Vervolgens deed Linda Wiesje nog twee bakfietsen oproepen, opdat de “werkmieren” niet extra heen en weer hoefden om de frisdrank. Nog vier donderwolken hesen zich de kleren in, en grepen samen twee bakfietsen.
Omstreeks 17:00 kwamen ook de laatste wandelaars terug - gezeten op een aanhangwagen achter een trekker, gereden door de Commandant. Het Leger was heel blij met de zelfs in “Ons Genoegen” betoonde belangstelling, maar wilde die niet belonen met 10km sloffen in de drukkende hitte. De bemanningen van de zes bakfietsen hadden zich andere keuzes bij de hulp gewenst.
Maaike en ik vroegen (snel aangekleed) de Ouwe nog om zijn mening: wat zou meer (kostbaar) water verbruiken: al het extra douchen of het vullen van een opblaasbaar zwembad? Hij haalde zijn schouders op: “Als één douchebeurt 70 liter water kost (wat ze zeggen), dan gaan er 14 beurten uit een kuub. Maar zouden die beurten per stel nou meer of minder water kosten - en gas, niet te vergeten? Dat badje zou met koud gevuld worden, dus dat scheelt alvast het gas. Daarentegen zou je het water moeten chloreren of zo. En hoeveel kuub zou dat badje vergen? - Ach wat! Ik ga nu naar huis, zelf een douche doen, en daarna een pint pakken!”
Sheila stond, ook nog aangekleed, maar in een doorweekt T-shirt, bij haar omroep: “Lieverds, we weten nu, waar ons eten en drinken vandaan komt. We hebben de invloed van de hitte en de droogte gezien, gevoeld en uitgelegd gekregen, en we hebben mensen in de brandende zon zien buffelen. Niet omdat ze dat leuk zouden vinden, maar in de hoop dat dat nou net het verschil maakt tussen verlies en winst. - Onze drie nachten met 120 mensen (plus Wiesjes viertal) maken heus het verschil niet, maar ze zijn superblij met onze belangstelling. Dat hebben we hopelijk allemaal meegekregen. - Nog even voor wie het nog niet begrepen had: de boeren hier hebben allemaal kleine stukken land, en dan nog niet aaneengesloten. Daarom hebben ze zelf nauwelijks méér dan een trekker, een aanhangwagen en wat hulpstukken, en huren ze het duurdere materieel en de menskracht in bij (wat zij noemen) Het Leger. Wij zijn net door de baas daarvan teruggebracht - dat scheelde ons toch even 10 km terugsloffen. - Het is hier trouwens een klein wereldje: de meesten zijn ook familie van elkaar. Ik niet, maar ik hoor er wèl bij. - Een groep van jullie heeft de boodschappen gehaald: een voorraad aardappelen, diepvries sperziebonen (die jullie hopelijk vast hebben laten ontdooien), en diepvries snacks (die hopelijk óók liggen te ontdooien). - Mensen van de keuken, misschien is het een idee om die aardappelen niet allemaal tot patat te frituren, maar bijvoorbeeld de helft te koken, en met een beetje vet uit de frituur tot puree te maken. Dan is er meteen ruimte om de snacks te frituren. Volgens mij zijn er verschillende soorten kroketten, en bami-schijven. Keuken, probeer ze een beetje soort bij soort te houden, en geef bij het begin van de rij aan, welke keus er is. Ik dacht, dat we twee snacks per persoon gerekend hadden. - Wiesje en haar lieverds zijn vegetarisch, dus geef hèn voorrang bij de kaaskroketten. - Ook vandaag zal waarschijnlijk niet iedereen tegelijk kunnen eten. Misschien ook wèl. - Dringende verzoeken: als je gedoucht hebt, kraan dicht! Als je merkt dat iets in de koelkasten op raakt, vul het dan aan. En laat verdomme je lege flesjes niet slingeren! - Nu ben ik even een half uur verdwenen.”
Ja, Sheila was moe. Het weer was tè mooi, maar deze groep, toch weer merendeels universitaire studenten, had iets ontzettend slooms, hulpeloos, afhankelijks over zich. Daarnaast was Sheila zowel deelnemer als de enige leider - met ons vieren (Malawiel) in een grotere rol dan wij vijven beoogd hadden. Bovendien hadden minstens Maaike en ik het vermoeden, dat Sheila verlies ging maken. Vooral op de inhuur of zelfs inkoop van de hulpmiddelen: dan betaal je toch in het hoogseizoen (in de eerste zomer na de beperkingen van de pandemie) op zo korte termijn toch de hóófdprijs! - Sheila kan dat wel hebben (ze is wellicht stilletjes miljonair), maar het geeft geen kracht. En als dan het beschikbare manvolk óók tegenvalt…
Je hoorde zojuist Sheila “verdomme” zeggen. Dat is opvallend, want ook zij is immers bevriend met degenen die zouden kunnen “verdoemen”. Wij sterfelijke bewoners van Fort Rimboe en onze diaspora (waaronder Sheila) vloeken “dus” weinig, en dat heeft niets met Calvijn te maken. Overigens, waartoe zouden wij verdoemd kunnen worden? Tot iets in de onderwereld, maar een “hel” is immers een persoonlijk beleven, niet een “objectieve” omgeving: dat hebben we immers van Bé geleerd. Ook van Hades, trouwens. De hele westvleugel (dus met inbegrip van de nog-aanbedenen) haalt dus met een spottend lachje de schouders op als een sterfelijke (of een ondode) vloekt. Terug naar ons kamp.
Het keukenvolk ging aan de slag, de verschillende pannen op de ouderwetse kookplaten, voorts met van die 4-liter friteuses die je onder vele merken vindt (met die “dompelaar” in een roestvrij-stalen kuip). We (Malawiel) gingen er kijken, want ik had een vermoeden. - Ja hoor, daar dreigde men hele aardappels (wel geschild, gelukkig) op te zetten in pannen vol water. Ik riep de koks maar even bij me: “Mensen, wees verstandig! Snijd ten eerste die aardappels in minstens vier stukken. In de lengte, als ze langwerpig zijn. Des te sneller en gelijkmatiger zijn ze gaar. Ten tweede: gebruik slechts een bodempje water, maar houd de deksels op de pannen. Des te minder water hoef je te verwarmen. Je verhit zo de aardappels niet met geleidingswarmte, maar met de condensatiewarmte van de stoom. Kijk, we hebben onder onze oorspronkelijke spullen ook die stoomkokers. Die gebruiken wij thuis graag. - Nee, laat die maar in de dozen: dan hebben wij ze niet gebruikt, en kunnen klachten dus niet door ons veroorzaakt zijn. - Gebruik voor die sperziebonen ook slechts een bodempje water, en het deksel op de pan. - Nee, snijd alleen de beide puntjes eraf: ze zijn dun genoeg om gelijkmatig gaar te worden. - Oh ja, en zet de thermostaat van die friteuses op 170°, misschien 175°. Anders wordt dat vet ongezond.” - “Een bodempje water? - Tja, dat is zoiets wat je met je eigen spullen in het gevoel krijgt. Bij déze pannen gok ik op twee centimeter. Zorg, dat bij al die gesloten pannen nèt een heel klein beetje stoom ontsnapt. Zodra je dat niet ziet, is het òf de kookplaat iets warmer zetten òf gauw water toevoegen omdat de pan droogkookt. Dan koekt het aan, en dan hebben de afwassers meer werk. - Oh ja: deze kookplaten zijn regelbaar in drie standen (plus “uit”). Ze reageren ontzettend traag, dus je moet tijdig terugschakelen om overkoken te voorkomen. - Ook “tijdig” is zoiets wat je met je eigen spullen in het gevoel krijgt.” - Wij dropen ietwat wantrouwend af, zij keken ons ietwat wantrouwend na.
Er was weer muziek als aperitief, en uiteindelijk viel de maaltijd reuze mee. Nu was er roomijs toe. Het had tijdig de koelkasten bereikt. Elsje vond, dat wij vieren toch wel recht hadden op twee literpakken. De aan ons (allen) uitgedeelde porties waren wellicht een kwart liter per persoon. Elsje liep vastberaden naar de koelkasten, en kwam met een literpak bij ons (Malawi, in de Kameleon) terug. Ze toonde haar rijping door ons drieën toch echt nadrukkelijk ijs aan te bieden, kon aan Wiesje en Maaike nog iets kwijt, en was met haar grote stuk nog als eerste klaar. Weldra waren haar ingewanden hoorbaar in vol bedrijf, even later ook ruikbaar. Deze toiletwagens waren (uiteraard) niet berekend op elkaar daar gezelschap houden, dus Elsje spoedde zich node alléén derwaarts. Maaike keek haar ongerust na, en zette een timer op haar mobieltje. Na twintig minuten ging ze Elsje achterna. Weer tien minuten of een kwartier later kwamen ze terug, Elsje zwaar leunend op Maaike. Ze zei krassend “Sorry!”, en nestelde zich met haar hoofd op mijn buikje en haar heupen onder mijn knieën. (Waartegen leunde ik zelf eigenlijk?) Wiesje en Maaike keken elkaar aan, sjorden het andere tweepersoons luchtbed naar buiten, en raakten in gesprek met (zo te horen) vier van de zes homo’s. Ik streelde Elsje, en viel daarbij zelf in slaap.
We werden beiden wakker van Maaikes taragot. Er was nu een jamsessie gaande met zwaardere muziek dan gisteren. Het was zaterdagavond, wellicht was ook Eikenrode zelf uit (in de stad bijvoorbeeld), en zondag hadden we geen groepsplannen. Dat paste bij de zondagsrust die hier in sterk afgenomen mate in acht genomen wordt. (Wiesje zegt: “Schrijf dan ‘in vijven genomen wordt’”, Maaike vindt: “Zeg dan ‘gevierd wordt’”. Mooi, hè?) Veel gelegenheid tot sex was er nog niet geweest, althans niet in de mate dat je aan partnerruil toe zou zijn. Daarentegen wist iedere deelnemer nu wèl, hoe de anderen er bloot uitzagen. Muggenbulten inbegrepen… Elsje en ik sleurden ook òns luchtbed naar buiten. Het meeste publiek verlegde de aandacht van de muzikanten naar ons. Nou ja, een geneusde himalaya is altijd welkom. Zelf kon ik bij deze muziek geen sur place opbrengen, maar Elsje toonde, hoe goed ook zij kan opgooien. Dat vergde dan weer uitleg aan heterosexuele vrouwen uit het publiek. De muziek viel weldra stil. Wij werkten dan maar ons gewone rondje af: Elsje maakte plaats voor Maaike, die voor Wiesje. Het publiek was ademloos.
Opeens klonk Sheila over de omroep: “Lieverds, we krijgen onweer. Over hoogstens een kwartier. - Keukenploeg, zet al die apparaten in een reserve-tentje. Daarvan hebben we er genoeg. - Wiesje, zorgen jullie voor de electriciteit? Generatoren af. Grijp óók maar een tentje voor de verdeeldozen en zo. - Mensen, als je naar de WC gaat, neem dan je mobieltje mee als licht. Doorspoelen en handenwassen zal wel kunnen op de druk van de waterleiding. Morgen, bij daglicht, sluiten we alles wel weer aan. - Haal allemaal al je spullen naar binnen in je tent, óók je schoenen, en zorg dat het drempeltje echt omhoog staat. En als je straks naar de WC wilt, gebruik dan je wandelschoenen. Geen slippers of zo. Het komt hier echt blank te staan, voordat het water afloopt naar de slootjes. Het kan ook stevig waaien. - Wees niet bang! Het wordt best heftig, maar Wiesje wordt er juist geil van.”
Inderdaad, als je naar de lucht keek, niet naar de ondergaande zon, dan zag je boven Spamerica een gruwelijk donkere lucht, met daarboven van die bloemkool-wolken. En de wind kwam deze zomer uit het noorden… Iedereen pakte suffig aan. Bij Malawiel nam Maaike de leiding. We hadden onze taak in hoogstens drie minuten uitgevoerd, en keken even of de keukenploeg het goed deed. We plaatsten ook Sheila’s omroep in een tentje. (Toch handig, die 19 extra tentjes!) Onze eigen muziekspullen propten we maar in de Kameleon.
Het onweer barstte weldra los. Veel ontladingen, een waterval, stevige windvlagen. Onze afscherming hield het maar nèt! - En inderdaad, Wiesje genoot, Maaike en ik vonden het best, en Elsje leek haar invalshoek te zoeken. Wàt een onweer! Het leek wel, alsof het zichzelf versterkte. De droge grond kon de neerslag niet aan, dus de tenten geleken rotsen in een centrifugale stroomversnelling. - Als het natuurgeweld even inbond, dan hoorde je een dronken deelnemer luidkeels een beroemd lied van Bob Dylan zingen: “a Hard rain’s gonna fall”. Daarna grepen vier Fogerty-fans hun kans: “Who’ll stop the rain”. Er kwamen ook nog pogingen tot “Rain and tears” (van Aphrodite’s Child) en “I wish it would rain” (the Temptations, meen ik), maar die werden snel gesmoord.
Het onweer was heel plaatselijk, en verplaatste zich nauwelijks. Wiesje en ik moesten denken aan dat onweer boven de hoge rimboe, met bevers die brandgangen knaagden en met onszelf en die van Het Leger gehuurde hoogwerker. En aan die boom die bijna op ons huis gevallen was. Wiesje vertelde dit alles mijmerend aan Maaike (die het minder en ook minder bewust meegemaakt had) en Elsje.
Inmiddels hoorde je steeds vaker luide krachttermen als iemand naar de WC moest, of iets uit de (uitgeschakelde) koelkasten wilde pakken. Wij niet. Elsje had gauw twee flessen appelsap gehaald. Maaike had (naast die neuzen en klamboe) nòg een nieuwtje: een vouw-jerrycan en een vouw-trechter met slang (met schroefkoppeling en pakkingring voor de jerrycan) en terugslagklep als po, en een andere jerrycan met water om of te drinken of de fles bij te vullen. Verdacht veel voorgevoelens, maar zij schokschouderde “Gewoon…”
Terugslagklep? Kijk, als je in de Kameleon wilt plassen, als vrouw op de knieën staand of gewoon zittend, dan heb je kans, dat je een verkeerd hoogteverschil krijgt met het peil in de jerrycan. Nú kun je domweg de trechter eventjes omhoog (laten) houden om de verse pis veilig op te bergen. En ik moest uiteraard steeds op handen en knieën plassen, en daarbij begeleid worden. De fles geven moet ook boven de trechter, en dan zuinigjes spuiten, ook bij mij. Wat we al niet verzinnen. Oh, Wiesje wist een leuke variant: een fles van WC-Eend. Zij bracht mij op de gedachte aan een smeerolie-kannetje met buigbare tuit. Elsje was over beide opgetogen: “Zo kunnen we de kleintjes te drinken geven!” Uiteraard bedoelde ze niet Maaike en zichzelf, maar Nebula, Stella en Katja.
Ikzelf bleek de eerste gebruiker van (zoals het spul bij deze gedoopt werd) de “waterworks”. Ik op handen en knieën, Wiesje en Maaike met trechter vasthouden en bijlichten (besmuikt, bedacht op wajang-vertoningen), en Elsje had zichzelf terstond de fles toebedacht. Aansluitend gingen zij drieën ook maar. Het bespaarde ons een (eigenlijk heel korte) wandeling naar een toiletwagen, door de afnemende regen maar beslist soppend over het dóórnatte gras, en het bracht ons nieuw vermaak.
Zondagochtend kwam het kamp traag tot leven. Zonder herstel van de electriciteit geen koffie… De zon brandde gezwind het gras droog. Weldra zaten tientallen deelnemers in tweetallen met een bekertje en een boterham te wachten wat wij (Malawiel) zouden brengen. Wij staarden terug, dankzij Elsje (en Wiesje) ook aan het ontbijt (brunch?).
Een deelneemster vatte moed, en kwam op mij (en Maaike) toe gekropen: of ik een aanpak wist om mannen te winnen ondanks haar “theezakjes”. Tja, ik vond haar een mooie meid, maar ze had borsten alsof er een slap verlengstuk zat tussen aanhechting en tepels met achterliggend weefsel. Als ze haar bovenlijf rechtop had, dan hingen haar tepels bijna in lijn met haar navel. Zelf zou ik erop afknappen. Toch stelde ik haar voor, om vooral onze aanpak te volgen: liggend haar man (van het ogenblik) flink die tepels te laten bewerken, en hem dan grondig te laten werken aan haar gleuf. Totdat zij alvast een himalaya had, en hij beslist een kwakkie kwijt moest. Ja, dat leek Maaike ook het beste. Die voegde in gebaar toe: die borsten dan wel met je armen òp je lijf houden, in plaats van ernaast. Ze keerde opgelucht naar haar metgezel terug, wij keken haar peinzend na. Voor het eerst zag ik iets in plastische chirurgie. (Waaruit je tussen de regels door kunt lezen, dat ik M&M daarbij kansloos acht.)
Deze zondag was vrij besteedbaar, afgezien van boodschappen halen en koken voor sommigen, en weldra herinnerde men zich gezelschapsspelen. Iemand bedacht stoelendans voor de vrouwen, met dan de mannen als stoelen. Het bleek een geschikte en gezellige wijze om de partnerruil te bevorderen. Zekere man liet zijn vrouw (van het ogenblik) poseren, en ging haar op zijn tablet tekenen of schilderen. Anderen gingen haar óók schilderen, maar uiteindelijk ging ze desgevraagd mee met een stoere man met een geweldige stijve.
Het werd tijd voor de boodschappen. Eigenlijk was het slim geweest om die in de ochtendkoelte te halen, in plaats van in de inmiddels weer zinderende zon. Maar nu kwam het wellicht beter uit voor Linda (en Bob). Die boodschappen bestonden uit brood met beleg en (niet-alcoholisch) drinken voor onderweg, en de etenswaren en (deels wèl alcoholische) dranken voor vandaag. Dat eten ging zowaar rijst worden met een prutje, en stukken kip. Volgens ons gingen nu juist méér mensen dan aangewezen zich met het koken bemoeien.
Er kwam weer een muzikaal avondprogramma rond òns, maar men kwam pas los, toen iemand square dance ging “callen”. Ook dàt bracht weer doorstroming, met vaak terugtrekken in tentjes. Wiesje opperde aan mij: “spreadsheet”? Uiteraard verwees ze naar ons beider eerste Heidefeest.
Maandagochtend was er weer reveille. Opstaan, ontbijten, eigen spullen inpakken, gehuurde spullen klaarzetten voor opgehaald worden.
Sheila was vrijgevig: “Als je een tentje of een luchtmatras wilt meenemen, ga je gang. Als je dat wel wilt maar niet kunt, kan ik het achterhouden, opdat je het later op kunt halen. Ik weet nu nog niet, wáár. - Geldt ook voor de tafels en stoelen. - Laten we het overgebleven eten en drinken meenemen voor onderweg, en in de stad de rest verdelen. - Wiesje, houden jullie af wat jullie willen?”
Het klaarmaken voor vertrek verliep chaotisch, maar voorspoedig. Rond 11:00 vertrok de stoet. Wij wuifden hen na op de dijk, samen met Ooikooi.
Nu konden wij onze spullen inpakken in de bulli, en wachten op de ophalers van beide verhuurbedrijven. Uiteindelijk hadden wijzelf vier tentjes plus matrassen ingepikt, en er twee elk achtergehouden voor Sheila, de jongens en de neven. Die zes kwamen de jongens meteen ophalen, toch ook maar vier sets tuinmeubelen, en zo konden we ook even bijkletsen met Dennis en Jean-Luc. Inderdaad, de verstandhouding met de neven was weer goed.
Ook Ooikooi hield wat spullen af. De rest ging voorlopig naar “Ons Genoegen”, voor als iemand een feestje wilde geven. Rond 15:00 konden ook wij naar huis.
Heb je in dit verhaal de müsli gemist? De jeugd had in onze afwezigheid onze slaapkamer betrokken (dat mocht). Twaalf puberende meisjes op vier tweepersoonsbedden, en dan maar proberen, Eros en Cupido te vangen. Ze gingen node terug naar hun slaapzaaltje.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).