Laatste wijziging: 2022-12-12 (technisch), 2022-12-12 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Huiskamer"

[geloof, sex]

Noot: “Lorit” speelt binnen “Huiskamer”.

 

De ontmoetingsruimte van Fort Rimboe is verhuisd naar de huiskamer van de noordvleugel, de onze (van Malawiel) dus.

De huisrimboe had twee nadelen. Een waterbekken met verplaatsbare stukken “land” erin kan minder aanwezigen bevatten dan de evengrote huiskamer van de noord-westvleugel. Terwijl iedereen het een prachtige omgeving vond, en er dus graag vertoefde. Maar bovenal: Yvonne bespeurde, dat de bijna voortdurende aanwezigheid van anderen zich slecht verdroeg met het uitleven van de sexuele fantasieën van haar en Aart. In het Fort is dat een zeer zwaar wegende grond. Dan maakt niemand tegenwerpingen, maar zoekt iedereen naar uitwegen.

Iedereen dacht meteen aan ònze huiskamer. Die is immers tweemaal zo groot, en wij gebruiken die nauwelijks voor ons vieren. Wij hebben immers óók onze bedkamer, badkamer en het zwembad. En dàt vloeide dan weer voort uit Maaikes oorspronkelijke wens, een groot zwembad bij ons huis te hebben. Dat de schoonouders hier voltijds zouden komen wonen, en dat de behoefte aan een gezamenlijke huiskamer zó groot zou blijken, dat had niemand voorzien.

Verbouwen is een te groot woord, maar we hebben de ruimte wel aangepast. (We spreken zelf evengoed over “de verbouwing”.) Diana heeft de wanden zodanig bewerkt, dat de bij ons nog steeds zichtbare betonbouw verlevendigd is tot een grot die ongeveer het midden houdt tussen het zwembad en de huis-grot van haar en Mart. Wij allen hebben node afgezien van een “Romeins” badje in deze huiskamer. Evengoed is de gehele ruimte zodanig bekleed, dat die met een hogedrukspuit gereinigd kan worden. Het water loopt af naar een goot bij de pui, en wordt van daar teruggeleid, onze waterhuishouding in. Aart heeft, geholpen door Mart, de verlichting aangepast tot gedempt en indirect, met overal verplaatsbare en verstelbare leeslampen. Waterdicht, dus.

De grote verandering kwam van Elsje: het meubilair. Ja, we hebben gaasbanken bijgemaakt, maar we hebben nu de “dropjes” en de “puzzelkubus”.

“Drop” betreft het materiaal. De meubels laten zich samenvatten tot zit-elementen (gewone zithoogte, met rugleuning) en poefs (lage zithoogte, uiteraard geen rugleuning, bruikbaar als bijzettafeltje), alle opblaasbaar, en uit één stuk gemaakt van “drop”. Het is een kunststof die veel lijkt op die van stootwillen (“fenders” in scheepstaal), en minder op die van sier-ballonnen. In allerlei verlooptinten (mijn generatie denke aan vloeistofdia’s), maar (vooral in opgeblazen, dus uitgezette, toestand) doorschijnend. Die elementen zijn te koppelen, dankzij vernuftige uitsteekseltjes. Waarschijnlijk zijn er geen twee gelijk, in vorm en beslist in kleuren. Ze zijn stevig genoeg voor schootzitten: dat was een uitgangspunt. Sterker(!) nog: in fauteuil-vorm kunnen ze mij dragen met iemand op schoot en beide anderen elk op een armleuning. Ze zitten heerlijk: zacht, warm, niet plakkerig of electrisch geladen - en ze zijn goed afwasbaar.

Als je dit meubilair aanschouwt, dan moet je waarschijnlijk denken aan dropjes. Niet ronde zwarte zoute dropjes, maar dat zoete spul van Haribo in allerlei vormen. Dan kun je nog zoveel namen en beschrijvingen bedenken, maar dan heet het materiaal bij Maaike “drop”, en de meubels “dropjes”.

Iedereen, bewoners en bezoekers, wordt vertederd (vaak: sexueel opgewonden) door de muzen in hun huidige gedaante en de VeMa (met inbegrip van de XM). Die lijken allen daartoe in hun rijping bevroren. Je mag ze zien en horen (en ruiken en betasten), maar ze lijken eerder veredelde huisdieren dan volwaardige mede-bewoners. Dat geldt zelfs voor toch eigenlijk eerbiedwaardige Eros en zijn Romeinse tegenhanger Cupido.

De “puzzelkubus” (vier lettergrepen, toch een aanduiding van Maaike; zelf zeg ik “kuub”) is een klimrek, gemaakt van drop. Het is opgebouwd uit (uit mijn hoofd) vier delen, die met dezelfde uitsteekseltjes als de dropjes in verschillende standen met elkaar (en met de dropjes) gekoppeld kunnen worden. Die delen kùnnen een kubus vormen, maar dat was slechts de uitgangsvorm. (Hmm… is de uitgang nou echt waar je begint?) De “mazen” tussen de “spijlen” zijn berekend op Wiesjes heupen en mijn buik, en ook het draagvermogen en de stabiliteit zijn berekend op ons kaliber vleeslichamen. (M&M zullen niet passen. Over hen moeten we trouwens ook weer eens vertellen.) Kortom, de jeugd wordt geacht, zich met de kuub te vermaken, en de andere aanwezigen daarbij te prikkelen.

Inmiddels (en dat is héél spoedig) heeft zich een ritueel gevormd, bekend als het “wijnrek”. Dan liggen die twaalf pubertjes met hun hoofden naar voren in de kubus (elk dus rustend op luttele spijlen), en laten zich door manvolk uit het rek nemen. Ontkurkt wordt er niet, wel ontucht gepleegd. Iemand heeft een mogelijk onderdeel daarvan benoemd als “etiket tonen”: dan zit het meisje op zijn ene hand, en leunt achterover met haar hoofd op zijn schouder. En reken maar, dat de middelvinger van zijn hand bij haar naar binnen gaat! Je moet er wel een sterke man voor zijn. Voorts is er onderdeel “inschenken”: dan wordt het meisje vanaf de schouder van de man gekanteld totdat ze hem kan pijpen. Als het meezit, wordt ze daarna zelf gebeft of gevingerd, maar niet iedereen deelt onze instelling. De meisjes zelf lijken het prachtig te vinden, dat ze nu al grote mannen kunnen opwinden. Heb ik Wiesje op schoot, dan voel ik haar ergernis (vervangende zielenpijn) bij de aanblik.

Elsje is terecht trots: ondanks alle hulp was deze “verbouwing” háár project, en zeer geslaagd. Onze huiskamer is nu ons aller huiskamer, en het is een genot om er te vertoeven. Buitenstaanders kunnen dat anders ervaren, maar de eerste reacties zijn positief. Vooral op de puzzelkubus en het wijnrek.

Ook al inmiddels heeft Wiesje een kleine ingreep gedaan: ze heeft de kuub westwaarts verplaatst, alle dropjes mee opgeschoven, en aan de oostzijde van onze huiskamer onze tennistafel opgesteld (in noord-zuid richting). Dat vergde een kleine aanpassing aan de akoestiek van de huiskamer (waaronder: een gordijn voor de oostelijke schuifpui), opdat alle slagen en stuiters het gekeuvel niet zouden verstoren. Voorts heeft ze de regel ingesteld, dat “gemengd dubbel” er voorrang heeft (en dat Malawiel als zodanig geldt, maar ook vier müsli). Dat maakt het moeilijk, te kiezen aan welke zijde van de huiskamer je wilt zijn.

Het herinnert me trouwens aan die duitstalige tennis-leraar tegen zijn leerlinge: “Sie sollen die Bälle nicht so hüpfen lassen!” Waarop zij reageert: “Aber ein Büstenhalter ist mir unbequem.”

Elsje is hard op weg om Wiesje voorbij te streven als opperkonijn. Als vrouwminnaar ontkom je domweg niet aan de aanblik van allerlei vrouwelijk bloot, maar Elsje dikt het echt aan. Soms trekt ze een muusje of jongere VeMa naar zich toe, en vergelijkt beider lichamen. Ja, dat kleintje moet ook maar even Elsje betasten. Nou, dan zie je de hormonen bijkans door de kamer vliegen. Uiteraard kunnen andere vrouwspersonen zich niet onbetuigd laten. Zo gebruikt bijvoorbeeld Aphrodite weliswaar nog steeds de gedaante waarin ze mij ooit zo boos gemaakt heeft, maar ze is er veel mooier in geworden.

Maaike vindt het maar niks. Zij deinsde niet terug voor sex in de klas om die rustig te krijgen, maar Elsje wil juist iedereen opgewonden hebben. Maaike zegt dan: “Waarom nou? De kwakkies druipen al van het plafond.” Die overdrijving toont haar afkeuring. Ook Wiesje heeft haar bedenkingen. Niet tegen veel sex, wel tegen het gebruik van de müsli. Zie hierboven bij “wijnrek”. Elsjes tegenwerping: “Ze genieten zelf toch óók!”

Wellicht een onverwacht gevoelen van mijzelf: eigenlijk hoeft het voor mij ook niet zo, althans: niet meer. Ik heb die drie lieverds bevredigd te houden, en ik ben Apollo dankbaar voor de ingreep waardoor ik steeds weer klaarkomen kan als zij na alle gebef, geneus en gevinger een sur place of een hapje krachtvoer willen. Nee, het is geen “overdaad schaadt”, het is (in de ogen van anderen overmatig) plichtsbesef. - We hebben het ooit eens benoemd, in een van onze eerste onderonsjes met Aphrodite, en ik blijf het ten onrechte onthouden als “HM”. Namelijk de toestand dat (toen nog slechts) Wiesje hélemaal bevredigd is, maar dat er evengoed een hoogtepuntje bij zou mogen. Misschien gelijkt mijn inzet het méér dan opgepompt houden van een fietsband, en zou ik mijn lieverds op rantsoen moeten zetten, zo van “... en als je nòg meer wilt, dan help je elkaar maar!”. Ze zouden het niet vreemd vinden, maar ik zou mij terstond in gebreke voelen. En zo vul ik een steeds groter deel van mijn tijd met, nou, vooral neusbeffen, denk ik. En dan dreig ik ook nog eens steeds vaker die twaalf kleintjes te moeten bewerken. Is leuk, is eervol, maar langzamerhand ervaar ik vrouwenlichamen vooral als werkplekken. Is dat een teken van ouderdom?

Inzake de andere vrouwen (en wellicht de andere mannen overeenkomstig): ze kunnen bloot zitten om geen knellende kledingstukken (bijvoorbeeld een corset: de bustehouder is immers pas een eeuw oud) te hoeven dragen, om mooi gevonden te worden, of inderdaad in de hoop op sex. Sex dan weer als iets waaraan je ook zelf genot beleeft, niet slechts om tot kwakjesvat te dienen.

Ik moet weer denken aan wat we ooit over de schootzitters schreven: dat de vriendschap hechter lijkt te worden als je elkaar bloot gezien hebt. Dat zou hier in beide richtingen kunnen spelen: ook dat je je gemakkelijker blootgeeft als je bevriend bent. En als bewoners van het Fort (met nog wat mensen van erbuiten) zijn we nu eenmaal dikke vrienden geworden. Wat mij dan weer herinnert aan een gedachte die hier langzaam uitgroeit tot een verlangen: dat Bill en Mina ook hier komen wonen. Waartoe wij (Malawiel) dan de halve noordvleugel zouden opgeven. Problemen: de kas beslaat inmiddels de hele bovenverdieping, en we zijn juist blij met de verbouwing van onze (immers dubbel-grote) huiskamer. Zou een helft van de westvleugel kunnen? - Eigenlijk zijn veel van onze vrienden in de achttien jaar dat Wiesje en ik in Us Net wonen gaan denken aan kalmer-aan doen: ook Ab en Sophie, Hans en Grada, de boys, Kees en Nora. Teun en Toos kunnen niet eens anders.

Elsje had ook een treffend antwoord op Wiesjes tennistafel: ze heeft de onsterfelijken en ondoden aan her kaartspelen gebracht: klaverjassen, bridge, hartenjagen. Dat doen ze dan maar allemaal in viertallen, gezeten op dropjes, met een poef (of twee gestapelde) als speeltafel. (Ja, we hebben ook echte tafels.) Dan moet je wel voorover zitten, dus borsten hangen vrij. Voor vrouwminnaars is het een geweldige concentratie-oefening. De onsterfelijken lijken in mensen-gedaante niet elkaars kaarten te kunnen inzien. Wel leren ze snel “als hij deze kaart speelt, dan heeft hij…”. Voor de niet-meer-aanbedenen blijkt kaarten een welkome uitdaging tussen alle nietsdoen. Anderzijds wil iedereen minstens dagelijks Malawiel (en ook de schoonouders) onderling zien kaarten en pingpongen. Wel, dat doen we graag.

De dagen zijn nu kort, dus de binnenplaats is veelal donker. Dat bracht Diana en Yvonne op een kunstwerk(!): lichtjes. Tientallen piepkleine gekleurde LED-lampjes, verspreid door het binnenperk, meestal onder bladeren (van hulst, bijvoorbeeld), zodat je ze van boven niet ziet. (We hebben trouwens dat zeil boven het binnenperk eens gereefd naar de noordzijde.) Ze gaan onafhankelijk van elkaar aan en uit in willekeurige kleuren. Zit je voor het glas van een schuifpui, dan kun je je dus vermaken met een slome lichtshow, of je kunt met anderen wedden op plaats en kleur van het volgende lichtje. - Nee, er schijnt weinig licht uit de huiskamers naar buiten. We hebben jaloezieën (die vaak opgetrokken verlaten worden), en we hebben een duister sfeertje dat Mart, Diana en ik van schoolfeesten kennen. Gaaf, man, weet je wel… De pingpongballen zijn ook bijna lichtgevend om in het schemerdonker zichtbaar te zijn.

Oh, dit zou je je ook nog kunnen afvragen. Het Fort oogt nu meestal gesloten. Die mens-grote deur in de poort staat allang standaard gesloten en vergrendeld. Als je beslist ongenood naar binnen wilt, dan moet je je door de hechte heggen aan de top van de heuvel werken om aan zonne- of maanweide te geraken, en vervolgens aan een luik bovenin een toren. Ook die zijn vergrendeld (tenzij we boven een luchtje scheppen), maar van die luiken en deur zijn buiten sleutels verstopt. Je zou nog langs een touw kunnen afdalen vanaf die weiden of vanuit een vliegtuig, maar dat zou opvallen.

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).