Laatste wijziging: 2022-06-28 (technisch), 2017-12-06 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
De titel verwijst naar Karla 2 [geloof, sex]
Ouverture - Eten - Ontmoetingen - Nacht - Droom - Naspel
Het schooljaar was voorbij. Sheila had zich in haar huisje teruggetrokken om te werken aan (wat in mijn tijd heette) haar doctoraalscriptie. Maaike zwierf door onze rimboe. Oh, die moeten we echt anders gaan noemen. Weet je wàt - we onderscheiden de rimboes naar hun ligging: onze rimboe is de hoge rimboe, die bij Veldzicht de lage rimboe.
Maaike zwierf dus door de hoge rimboe. Dan heeft ze wel een plekje waar ze wat bagage achterlaat, waaronder haar mobieltje met een zonne-oplader. Het kan even duren, maar uiteindelijk bereik je haar, en wellicht reageert ze eens. Zodoende kwam ze dan toch maar naar VCR.
Weldra belde Sheila Wiesje: dat ze wilden langskomen.
Welnu, daar kwamen ze aangelopen, aan het eind van een zonnige middag, in bikini (uniform ondergoed). Maaike monter onder een kleine rugzak, Sheila puffend onder een weekendtas die als rugzak gedragen werd. Aan vrij dunne touwtjes… Wiesje en ik lagen bloot in de tuin naast ons zwembadje. Maaike kwakte haar rugzakje neer, schoot uit haar bikini, en verdween onder water. (Nou ja, verdwijnen in dat badje is moeilijk. Soms overwegen we, om een groter stuk van onze tuin tot zwembad te vergraven. Maar de enige die erin zou zwemmen is Maaike.) Sheila moest van haar tas bevrijd worden, vervolgens door mij van haar bikini. Aansluitend moesten de striemen van de touwtjes op haar schouders teder behandeld worden. Die zalf had ze zelf gelukkig bij zich. Ja, uiteraard wilde ze ook welkomsknuffels. Maaike ook, dus even later waren Wiesje en ik van voren ook nat.
Maaike beliefde nane, Wiesje en ik gingen erin mee, en Sheila schikte zich erin. Wiesje ging die binnen zetten. Sheila mat hoopvol mijn halfstijve. (Ja, Wiesje beult mij af, maar dit ging overwerk worden. De man in de stofjas rolt kermend over de vloer van zijn werkplaatsje.) Gelukkig hoef ik het niet van mijn pik te hebben. Toen Wiesje met de thee naar buiten kwam, lag Sheila te schokken van een himalaya. Maaike viel tactvol op Wiesje aan. Terwijl Sheila en Wiesje lagen te bekomen, gaf ik Maaike háár himalaya. Wiesje gaf ontheffing, en Maaike kreeg zelfs een sur place. Weldra lagen we uitgeteld naast de thermoskan. De man in de stofjas verwurgt zich vergeefs met een fietsketting. Eerst nu kwamen we toe aan openingszinnen zoals “Hoe is het met jou?”
Maaike wees zwijgend met twee handen langs haar lijf, als toonde ze een nieuwe japon. Ze keek ernstig, ze is nu eenmaal niet blijmoedig, maar ik heb zelden een zo mooie vrouw gezien, “mooi” in de zin van “in evenwicht van spek en spieren”. Wiesje heeft iets meer spek en iets minder spieren (en ze is een generatie ouder dan Maaike), maar weet zich onbedreigd.
Sheila keek stralender dan anders: “Het gaat goed met mij, en dat heb ik voor een groot deel aan jullie te danken, Wiesje en Larie. Geloof het of niet, maar jullie hebben me geweldig geholpen met die modeshows en zo. Het gaat lukken!” Wàt ging lukken, bleef in de lucht hangen. Ik kan de juiste omschrijving (en dus ook de afkorting ervan) zogauw niet terugvinden, maar Sheila deed mij denken aan “Victoria Naked In A Castle With A Sword”, een treffende omschrijving van veel afbeeldingen op Renderosity. Ze zagen mij glimlachen, dus moest ik het uitleggen. Wiesje schaterde: “Sheila met een zwaard? Een zwaard dat je niet in je schede wilt hebben?” Ik zag de ergernis over Sheila’s gezicht vlieden, maar ze antwoordde tactvol: “Ik ga de man vinden, wiens zwaardje ik steeds wil voelen.” Maaike lijsde: “Die heb je allang gevonden, maar hij blijft bij Wiesje…”
Op zo’n ogenblik haal ik Wiesje aan. Zij breidde dat uit tot een groepsknuffel, maar ze voelde een volgende gedachte bij mij bovenkomen. Ze vroeg “Ja…?”, op de toon van een liefhebbende moeder tot een peuter. Gedurende een oogwenk had ze me op de kast, want ongeacht mijn geestvermogens ben ik geen peuter meer, noch (bij mijn eigen weten) zozeer afgetakeld, maar ze bedoelde het uiteraard goed. Ik antwoordde dus weer gekalmeerd, dat ik moest denken aan dat kamperen bij het schuine ven, en De Grote Mannendroom. “Goed idee,” vond Sheila. Aldus besloten.
Het werd tijd om aan eten te gaan denken. Ik moet even uitweiden. Voor mij is electrisch koken altijd een zaak geweest van traagheid, slechte regelbaarheid, en een slecht rendement op de brandstof in de centrale. Dus kookte ik na mijn verzelfstandiging altijd op gas. Voor Wiesje is zo'n onderwerp “boutjes en moertjes”. Onlangs had de kleine aanleiding van een lekkende fluitketel me doen beseffen, dat koken op gas bijdraagt aan het broeikaseffect, terwijl electriciteit duurzaam kan worden opgewekt. (Kàn, de discussie over handel in certificaten voer je maar elders.) De als vervanging aangeschafte electrische waterkoker deed mij bovendien beseffen, dat electrisch koken betere regelbaarheid geeft, en mogelijk een hoger rendement van de gebruikte energie. Met mijn stem vóór en Wiesjes onthouding zijn we overgegaan op koken in electrische apparaten (bijvoorbeeld een stoomkoker). Dat leidde tot bezinning op de wijzen van bereiding. Puzzeltjes zoals “frituren, of stomen en olie toevoegen?” boeien Wiesje wèl, en zodoende hebben we al vele uren liggen praten over koken en keukens (in de zin van kookgewoontes). Een bijzonder geval vind ik sous vide koken: lang maar weinig verhitten (en dan luchtdicht verpakt in water, terwille van het behoud van de sappen, maar dat lijkt mij niet de kern), zeg maar “op de hete vensterbank leggen”.
Maaike kende de term “sous vide” nog niet, maar de toepassing des te beter. De hedendaagse mens kan immers veel voedsel niet meer ongekookt eten, en ook zonder de invloed van haar vader zal zij niet op vuur koken. Tot haar weinige bagage in de natuur behoren daarom enkele stevige plastic zakjes (diepvrieszakjes). Ze vult die met wat ze gekookt wil eten, legt ze op een warme plaats (of draagt ze ‘s winters op haar lichaam), en plant de lange kooktijd in.
Nu verzamelde ze in onze tuin allerlei groenten om bij het schuine ven te eten. Er was ook iets met brood, bier, speeksel en gisting, maar de bijzonderheden zijn me ontgaan. Hoe dan ook, we hebben die avond “gewoon” gekookt in onze apparaten, en later bij het schuine ven dingen gegeten die zonder koken gegaard waren. Nog lèkker ook!
We overwogen nog, deze nacht in de tuin te slapen, of op het zeil, maar het werd de slaapkamer. Het oppervlak van ons bed is vergelijkbaar met dat van ons tentje (maar breder), dus konden we alvast wennen voor het geval dat we allevier het tentje in wilden. Ik herinner me vooral, dat ik probeerde om uit het huidcontact op te maken, wie ik waar had. Ik heb geslapen, maar ik ben waarschijnlijk ook buiten westen geweest. De man in de stofjas mist de kracht om zich een schroevendraaier in het hart te stoten. Ik werd bij daglicht wakker met Wiesje en Sheila te weerszijden half op mij, maar Maaike leek mij net gepijpt te hebben. Die begaf zich welgemoed naar de badkamer, klaterde er leeg, trok door, en liet het bad vollopen. Met heet water, want ik voelde weldra de dampwolken.
Hmm… Ja, ik zal wel in bad geweest zijn. Ik herinner me een flard van een redeloos en radeloos “gesprek” over hoe we bij het schuine ven konden geraken, vervolgens een flard van struinen door de heide. Een volgende flard betreft het opwekken van himalaya’s. Met beffen en vingeren gaat dat veel gemakkelijker dan sur place, dus ik kon alledrie bedienen en toch zelf bijkomen. Geleidelijk trok de mist van mijn herinnering op. Het was een ware sentimental journey: het weer was vergelijkbaar met toen, de stand van ons tentje, het waterpeil in het schuine ven. Er was ook iets anders: we waren zes jaar verder, zes jaar ouder.
In de avondschemering noodden we met name Aphrodite op een offertje. Ze verscheen in de gedaante van een andere mooie dertiger dan voordien, wellicht van een Amerikaanse filmster, maar dan bloot: "Ik wil niet uit de toon vallen.” Het werd een gezellig bijkletsen tussen, nou ja… zo mag ik het wel stellen, vier vriendinnen. Ik hoefde slechts bekertjes en bakjes bij te vullen, en dromerig handtastelijk te zijn bij wisselende buurvrouwen.
De hoofdvraag kwam vrij spoedig, van Aphrodite aan Sheila: “En… hoe staat je zoektocht naar de ware?” Sheila glimlachte, licht beschaamd maar vrij opgelucht: "Ik mag niet klagen. Ik heb de ware nog niet gevonden, maar ik voel, dat ik steeds beter weet, waarop ik moet letten. En ik lijk ook een eind op weg met geld verdienen, met onafhankelijkheid. Als jij me stilletjes geholpen hebt, dan ben ik je ontzettend dankbaar." Ze keek vragend naar Aphrodite. Die glimlachte ontwijkend, maar bekende uiteindelijk: "Jij hebt mij laten beseffen, dat voor stervelingen tijd veel belangrijker is dan voor ons. Dat was een kostelijke les. Op mijn voorspraak hebben we allemaal wel iets voor je gedaan, de één meer dan de ander…” Sheila keek bedenkelijk om zich heen, maar klaarde snel op: "Kom er dan allemaal bij, dan kan ik met elk van jullie klinken. Glazen of bekertjes weten jullie vast wel te regelen.” Het werd meteen een schimmige, voor buitenstaanders onwaarneembare, gezellige bedoening.
Maaike raakte weldra in levendig gesprek met Apollo en Artemis. Ze leek soms vertedering op te roepen, maar ook vakmanschap. Dan vertelde Artemis bijvoorbeeld: “... Die man moest en zou de kortste weg door dat woud nemen. Maar hij had geen rekening gehouden met …, dus binnen de kortste keren kon hij alleen nog maar … Pas na … dagen kwam hij op de gedachte om ons om hulp te vragen. We hebben hem toen … Eerst begreep hij het niet, maar we hebben …, en toen heeft hij als dank …” Maaike knikte dan begrijpend, en noemde dan de factor die zij zelf over het hoofd gezien zou hebben: “... Oh ja! Met zó'n zwaard kun je immers…” Soms wist ze het zelfs beter: “Maar in die tijd van het jaar hebben ze toch geen oog voor mensen?”
Sheila en Aphrodite waren nu in vurig gesprek: “Ja, zó’n man lijkt mij ook wel leuk. Heb ik de kans om er zo een tegen te komen? - … - Oh, goed dat je het zegt: dat is wel een héél groot nadeel. - … - Waarom kunnen mannan nou niet beide eigenschappen hebben: wij vrouwen kunnen dat toch wèl? Kunnen die balletjes dan niet een hormoon afscheiden dat die bijwerking niet heeft?”
Wiesje en ik luisterden naar verhalen van Zeus en Hera. Ze klonken als politici die moeite hebben met de overgang van besturen naar oppositievoeren: “... Niks mis met die God en zijn Zoon, maar moet je zien, wat een puinhoop het nu is in de wereld! Ja, in onze tijd vielen er natuurlijk óók doden, en achteraf hadden we zelf bepaalde zaken anders moeten doen, of ons er juist niet mee bemoeien, maar al die terreur en onverdraagzaamheid van tegenwoordig in Zijn naam, dat is toch hélemaal fout?” - “Nee, je kunt als vrouw soms beter je zin krijgen zònder formele gelijkwaardigheid. Geloof mij nou maar: ik heb duizenden jaren ervaring.” - “Ja, natuurlijk was die straf van Prometheus heel zwaar. Maar wèl gepast na zijn vergrijp. Je zou trouwens dat openen van die Doos van Pandora kunnen vergelijken met de Zondeval, maar Prometheus is gestraft, terwijl Adam en Eva alleen maar uit het Paradijs zijn verdreven. Vrouwen van tegenwoordig willen niet eens terug naar dat Paradijs: dan is er geen aanleiding meer om nieuwe kleren te kopen. Oh ja, je zou de belijdende moslima’s binnenshuis moeten zien, zoals wij kunnen.” - “Schepping? Mensen lijken niet zonder een scheppingsverhaal te kunnen. Nou, dan spelen wij goden dat spelletje toch gewoon mee! De mensen hebben ons geschapen, de bonobo’s kunnen zonder scheppingsverhaal en goden.” - “Kijk, je krijgt nog meer bezoek. Dàt zijn onze Germaanse tegenhangers Wodan en Freya.”
De Olympiërs waren in doorzichtige oudtijdse gewaden gekleed, en Aphrodite zoals gezegd helemaal niet. Nu trad een gekleed stel aan, ogend als mensen die in hun jeugd Woodstock hadden bijgewoond, en daarna in die stijl oud waren geworden: Wodan in spijkerbroek en open hesje, een Noorse wollen haarband, een grote levensboom aan een ketting voor zijn behaarde borst, Freya in een lange jurk met bleekwatervlekken van vrolijke kleuren, met langs de hals zicht op loshangende theezakjes, een aan Laura Ashley herinnerende haarband, en een Betty Boop beeldje aan een dunne halsketting. Hun lichaamstaal zei: “Wauw! Wat een te gekke trip, man!” Ze begroetten eerst Zeus en Hera met knuffels, vervolgens wat andere Olympiërs vluchtiger maar hartelijk, en streken bij ons neer met een warme maar vage handdruk. Geen whisky? Metaxa dan maar. Freya frunnikte aan een buideltje aan Wodans broeksriem, en begon met de inhoud ervan een joint te bouwen. Drie vloeitjes, een onbestemd en geurig kruid .Ze nam een hijs op haar longen, deed Wodan de joint doorgeven, keek door de langzaam uit haar mond ontsnappende rook naar Wiesjes blote borsten, en zei doorrookt: “Ze zijn mooi, meis! Heb ik vroeger ook gehad.” Hera keek vermaakt: “Ik heb de mijne nog!” Wodan keek naar mijn slappe pikkie, losjes in Wiesjes hand: “Make love, not war, man!” Inmiddels keek Sheila verbaasd naar de nieuwkomers, maar Maaike boog zich naar hen over met een knuffel: “Hoi. Leuk, dat jullie nu hier langskomen!”
Er verscheen nòg iemand. Hij oogde als een man van omstreeks zeventig, maar energiek en met iets dromerigs in zijn blik. Hij gaf eerst Zeus en Hera, dan Wodan en Freya een krachtige handdruk, zwaaide naar de overige aanwezigen, en kwam met uitgestoken hand op ons af: “Nou, dan kan ik niet achterblijven, al vertoon ik me doorgaans niet.” Hij keek mij doordringend aan: “Zo stel jij je de man met de stofjas voor, hè?” Nou nee, die zou uitgeblust zijn - en deze dus niet, maar er was inderdaad een punt van overeenkomst. “Ja, jongen, jij herkent de ambachtsman. Repareren is óók een vorm van scheppen.” Hij leek te voelen dat Wiesje hem nog niet begreep of herkende, en wendde zich iets meer tot haar: “Scheppen is iets maken, maar je maakt nooit iets uit niets. Diana maakt kunstwerken uit stukken materiaal, Mart schept verhalen uit woorden. Ik doe beide. Men zegt, dat alles begon met mijn woord. Dat klopt, maar bij de woorden “alles” en “beginnen” is de relativering verloren gegaan. Ik heb niet de materie in de derde baan rond de zon tot een bal gekneed. Ik heb wèl bijgedragen aan de evolutie: ik heb als een onzichtbaar veredelingsstation bijgedragen, maar slechts waar ik invloed had en heb. Ik ben meer een inspirator dan een doener. Dat beperkt mijn invloed tot de mensen die mij geschapen hebben naar hun beeld, maar geeft mij de kracht om alléén te doen wat zij”, hij wees om zich heen, “gezamenlijk doen.” Wiesje knikte begrijpend, maar beduusd. Hij glimlachte: “Inderdaad. Mijn zoon ken je al. Hij laat groeten.” Hij wendde zich naar Zeus en Hera, en begon over puinhopen. Sheila wond zich op jegens Aphrodite: “Dus je beloonde Paris met andermans echtgenote. Hoe kun jij als vrouw een andere vrouw als lust- of fokobject weggeven? - Kijk, ik hóóp dat jij me kunt helpen om de ware man te vinden, maar ik wil niet weggegeven worden. Breng ons maar gewoon in contact, en dan bepalen we zelf wel of het klikt, en hoe we daarmee omgaan.” Aphrodites beurt voor beduusd knikken: “Ja, met de kennis van nu…” Maaike wilde duidelijkheid van Apollo en Artemis: “Dus bij zo’n wond moet je juist…?” Thor was in gesprek met Hephaistos: “Ja, met dat ijzererts uit het noorden van Zweden…”
Wiesje en ik voelden ons overbodig. Niet echt buitengesloten, maar wel “tijd om naar huis te gaan”. We trokken ons terug op de luchtbedden in ons tentje, en begonnen aan ons avondritueel.
Ergens in de nacht werden we wakker van een knetterend onweer met zware hagel. Sheila haastte zich de tent in, uiteraard bovenop mij. Maaike leek de bui te willen trotseren, maar kroop dan maar op Wiesje. Van alle gasten geen spoor meer. “Het was gezèllig,” meldde Sheila. Maaike leek te knikken. Ze peinsde: “Gezellig en lekker…” Bij Sheila leek een kwartje te vallen: “Heb je geneukt?” Maaike leek weer bedachtzaam te knikken, en lijsde: “Jij zat eindeloos met Aphrodite te praten over hoe je de beste man kunt vinden. Ik heb mijn goddelijke vriendjes ... en vriendinnetjes, anders voelen die zich tekortgedaan.” Sheila’s mond was opengevallen. Ze sloot hem hoorbaar. Haar “Allemachtig…” bleef een tijdje (krappe minuut?) hangen, terwijl het onweer zich pal bij ons ontlaadde. Maaike hernam: “Een mensenmokkeltje dat zich niet bedeesd laat némen, maar dat zelf begint met trekken, pijpen en beffen, dat vinden ze prachtig. Hebben ze nog nooit beleefd! Nou, dan zullen zij zich niet laten kennen! Dan krijg ik mijn beurt dubbel en dwars!” Ze dempte haar stem, wrong haar hoofd tussen dat van Wiesje en het mijne, en zei: “Dat hebben jullie me geleerd. Dankjewel!” Toch maar een vierpersoonsknuffel. Blijkbaar dacht Maaike verder, want ze verklaarde: “Het was nu niet voor het eerst. Als ik zin heb in sex, en dat is veel vaker dan ik zou willen, dan heb ik binnen de kortste keren opeens iemand bij me. Ze hebben allemaal Laries aanpak overgenomen, dus ze geven mij een eh... himalaya, en dan krijgen ze van mij wat zij lijken te willen. Daarna verdwijnen ze weer. Zij moeten een gedaante aannemen, ze zijn beperkt tot de mogelijkheden van die gedaante, en het lijkt wel alsof die gedaantes na mijn tegenprestatie de afvalbak in kunnen. Maar die gedaantes kunnen alleen maar sexen. Ze kunnen niet liefkozen. Hier krijg ik ook knuffels, en, nou ja, ik wil toch wèl lief gevonden worden.”
Nieuwe groepsknuffel. We waren er stil van. Eenzame en later eenzelvige Maaike had stilletjes op haar eigen wijze hunkerende Sheila en misschien zelfs Wiesje ingehaald als opperkonijn. Wiesje gaf trefzeker Maaike een klapzoen, verklaarde haar bij ons altijd welkom, herhaalde dat bij Sheila, en vroeg mijn instemming met dit voldongen feit. Natuurlijk stemde ik in, en beleed maar weer dat Wiesje voor mij op de eerste plaats komt. Dat is zo, dat weet ze, maar dat moet steeds bevestigd worden.
Sheila peinsde: “Goed gedáán, Maaik’, maar goed dat je het zegt. Ik wil best veel sex, maar ik wil die van één man die van me houdt en bij me blijft. Die moet ik nog vinden, maar daarover maak ik me weinig zorgen meer.” Maaike speelde Sheila’s beoogde rol (Sheila wil immers sexuoloog worden): “Waarom zou een man van jou houden en bij je blijven? - Nee, ik bedoel het niet hatelijk. Welke eigenschap of combinatie heb jij te bieden?” Sheila aarzelde: “Zij willen sex met mij, en ik met hen. Maar verder… creativiteit… gevoel voor humor… vlijt… intelligentie…” Ze aaide mij over een wang, en vroeg: “Wat vind jij?” Ik voelde bij Wiesje spieren spannen. Ik opperde: “Ik wéét het niet. Je bènt er, sinds die eerste keer. Ik weet niet, wat ik wel of niet voor je zou voelen als Wiesje er niet was. Ik zou dan óók iemand willen die van me houdt en bij me blijft. Dat lijkt me de flinterdunne basis waarmee het vaak begint, en dan blijkt geleidelijk, in hoeverre je belangstellingen maken, dat je alles samen gaat doen en samen blijft doen. Met Wiesje heb ik beslist wat voor mij de hoofdprijs is…”
Eigenlijk zijn in dit gezelschapje de kaarten geschud. Wiesje en ik zijn flinterdun begonnen met lief voor elkaar zijn en bijeen blijven. Sheila zoekt zo’n man, maar ze lijkt werkelijk niet te weten wat ze te bieden heeft - en wat niet. Oh, er zal sex genoeg zijn, want dat eist ze. Maar ik heb een betere indruk van wat ze vraagt dan van wat ze biedt. Haar klik is (misschien verrassend) vooral met Wiesje: die gedeelde ervaringen. Maaike zoekt juist geen man, maar ze moet soms (vaker dan ze zou willen) een man hebben tegen de jeuk. Ik heb haar hele puberteit van dichtbij mee beleefd, en ik waardeer haar dienstbaarheid, al is die haar middel om haar doel te bereiken, en haar streven naar één zijn met de natuur, of zo. Haar klik is vooral met mij.
Ik noem vaak achteloos de hoogtepunten die Wiesje en ik elkaar bezorgen. Die zijn zelf niet achteloos, integendeel. Het begint met een arm om de ander heen, of een dergelijk "jij bent van mij” gebaar. Dan komt een liefkozing waaraan de ander zich overgeeft. Pas daarna komt de sex. Die twee eerste trappen kunnen echter zo snel en vloeiend gaan, dat een toeschouwer ze amper onderscheidt. De sex zelf draait om maatwerk bij het combineren van technieken, zoals vingeren en tegelijkertijd een tepel bewerken. Het echte meesterstuk, uiteraard aangeduid als “Everest”, is die (Waar hebben we dat ook weer verteld?) “1000 op de schaal van 100”. Wiesje kan steeds beter beslissen of dat zal kunnen (wat de sluitspieren betreft, en of de omstandigheden het toelaten), en dan met een gebaar op mijn lijf bestellen. Een everest is vanzelf ook het einde van een himalaya. Een manlijke himalaya lijkt niet te bestaan, maar Wiesje weet immers mijn oplaadtijd onwaarschijnlijk te bekorten. Ook dat is maatwerk van combineren. Niet verwarren: de “snelle slag” waarmee Wiesje mij snel kan bevredigen (en waarvan ze de techniek aan ondermeer Sheila en Maaike heeft geleerd) en het bekorten van mijn oplaadtijd (wat tezeer verbonden is met wat juist zij weet van juist mijn lichaam). Uiteraard zijn dat wel twee kanten van hetzelfde.
Sheila heeft uiteraard niets tegen himalaya’s, maar zij ervaart ze meer als geslaagd voorspel voor een sur place. Maaike is juist belust op de everest, en heeft nog niemand anders gevonden die haar die kan geven. Juist die goddelijke gedaantes niet, want die kunnen de vereiste ervaring niet aan elkaar doorgeven.
Het onweer raasde uit, de hagel ging over in regen, het door mij vermoede koufront ging over in steeds kortere buien met wind waarvan slechts de gemiddelde kracht afnam. Ik bedoel: net als je alles voorbij waande, dan kwam er weer een korte bui met hevige windvlagen. Echt weer om de tent niet te verlaten. Het werd dus zoeken naar aanvaardbare houdingen en stapelingen. Wel in de aaneengeritste slaapzakken, want je wilde niet tegen het natte en dus koude zeil aan liggen, maar daarvan kregen we het dan ook weer warm. We hadden de flap kwart, en Maaike wilde waarnemen wat buiten gebeurde. Vaak had ik dus een tepel in mijn oog. Ja, met nog steeds krap negentig kilo moet ik wel onderste zijn bij het stapelen. Allevier op een zij naast elkaar liggen ging net. Maar dan was het dringen om tegen mijn voorkant aan te liggen.
Van slapen of zelfs sluimeren kwam dus maar weinig. Bovendien worden sluitspieren vóór geprikkeld door sex. Maaike besloot, dat ze ging plassen. Zij kroop in de lengte over mij heen naar buiten, ik benutte de gelegendheid, Sheila en Wiesje dan ook maar. Het was aardedonker, maar het regende niet. Daarmee was het nog niet droog, want alle planten waren nat, en de grond was blubberig.
We hadden het tentje met de opening op het noordoosten, enkele meters ten zuiden van de waterlijn van het schuine ven. Met het oog op de wind stelde ik voor, dat we ietwat naar links zouden gaan plassen. Oeps! Geen van ons had een hoofdlampje meegenomen uit de tent. De terugtocht werd onvermoed chaotisch. Wiesje was als laatste de tent uit gekropen, was ook het dichtstbij gebleven, ik was als tweede zo ver gelopen, dat ik meende haar en Sheila genoeg ruimte gegeven te hebben. Maaike had niet gerekend op zoveel navolging, en zat bij mijn voorstel al schuin rechts te plassen. Sheila leek gehoopt te hebben om dicht bij mij te belanden, verwachtte mij bij zeker boompje (want mannen plassen immers altijd tegen bomen), maar boog onvoldoende naar links af. Bovendien was het waterpeil in het ven door de regen al gestegen, bij deze flauwe helling meteen leidend tot aanzienlijke verplaatsing van de waterlijn in de richting van de tent. Sheila onderkende weldra het verschil tussen lopen op nat zand en waden, maar kon zich onvoldoende oriënteren. Ze dacht de struikjes links te bereiken, maar verwijderde zich in noordwestelijke richting door de uitbreiding van het ven. Ze ging uiteindelijk dan maar op de hurken, maar bleek in het water te zitten, dus mede in haar eigen plas. In een wanhoopspoging om weer schoon te worden liep ze verder het ven in en liet zich kopje-onder zakken, maar nu was ze de richting helemaal kwijt. En helemaal nat. Wiesje zat het dichtst bij de tent. In een jongensboek was zij op haar plaats gebleven: als geluidsbaken voor de rest. Maar Wiesje is een vrouw, mijn vrouw. De toestand was minstens verwarrend, dus moest ze mij bij zich hebben. Ze hoorde mij Sheila antwoorden, en liep in mijn richting. Maaike wist de tent wel terug te vinden, maar maakte vervolgens de afweging om als groep bijeen te geraken. Ook zij liep, vanaf de tent, naar mij toe. Wiesje en Maaike waren niet op elkaar bedacht, en botsten vlakbij mij op elkaar. Ze struikelden, waren nu van voren bedekt met nat zand, en inmiddels eveneens de richting kwijt. Ze wilden zich schoonspoelen, leidden uit Sheila’s roepen de richting van het ven af, liepen daarheen, en lieten zich eveneens kopje-onder zakken.
Nu was ik de enige op het strand, maar ik had mij enkele passen van mijn plas verwijderd, in hopelijk zuidoostelijke richting. Ik wilde in niemands plas trappen, en dacht door zuidwestwaarts te gaan, het aantal stappen dat ik gezet dacht te hebben van tent naar plasplek, en dan het aantal stappen na het plassen naar het noordwesten, de tent te bereiken. Daar zou ik hoofdlampjes en handdoeken vinden. Ik riep mijn voornemen. Dat bracht de anderen snel bij mij, maar na alle begrijpelijke knuffels was ik de richting kwijt. We belandden (naar achteraf bleek) ongeveer midden op het strandje (van huidige grootte), in plaats van aan de westelijke of noordwestelijke rand. Ik herinnerde me uit een Bob Evers boek het zoeken in een “gespiraliseerd vierkant”: aantal stappen in zekere richting, rechte hoek (steeds dezelfde kant op), iets groter aantal stappen, weer rechte hoek. Probeer dat eens met aan weerszijden een vrouw tegen je aan, een derde die node vrij loopt! Maaike botste tegen de achterkant van de tent, en toen waren we gered. Wel, eh… Inmiddels moest er weer geplast worden, en zand afgespoeld. Oh, alleen Wiesje en ik hadden hoofdlampjes mee. We legden het ene brandend op de ingang van de tent, en gingen bij het licht van het andere als een zwerm plassen (waarschijnlijk waar ik eerst had gestaan). Vervolgens gingen de vrouwen weer kopje onder - en Maaike moest meteen even naar de overkant zwemmen en terug. Ik diende als vuurtoren… Ja hoor, ons huisbaken was van de tent gevallen, maar het deed zijn werk. We droogden ons vóór de tent af, propten ons weer het tentje in (met onvermijdelijk nat zand aan de voeten), en meteen barstte een volgend hoosbuitje los. Spanning en sensatie op enkele vierkante decameters!
Ook op de vierkante decimeters, want natuurlijk moesten Wiesje en ik onder liggen, althans niet boven, natuurlijk moesten we elkaar weer knuffelen, maar natuurlijk hoopte Sheila op een vrije stijve, en Maaike (haar rede tegenover haar gevoel) op een himalaya. Het geheel bleek zowaar mogelijk: Wiesje en ik min of meer op onze ruggen, mijn ene arm om haar nek en die hand om een borst, mijn andere hand bij Maaike naar binnen, en Sheila zag kans om mij min of meer af te rijden. Als sexuele bevrediging stelde het voor geen van ons veel voor, maar we hadden allen onze zin. Allen? Mijn wens kwam niet aan de orde, maar goed: drie vrouwen mede dankzij mij gelukkig, en dan behoor ik het dus ook te zijn. De man in de stofjas grijpt gemelijk een krant, en verdiept zich in de puzzel van de dag. Ik voelde een andere hand mij bij Maaike aflossen, en viel weg.
Verrassing: we werden wakker op het eilandje uit Droom [geloof, sex]. Alles was weer zoals toen, maar dan met de pillenstrips van drie vrouwen. Oh, nou, Wiesje en ik gingen meteen de otters zoeken. Otters? Maaike was meteen in haar element: water. Er waren minstens vier otters, ze leken blij met onze komst, dus de stemming zat er meteen goed in. Behalve bij Sheila: die kreeg nu nog minder aandacht dan verhoopt, en ze leek het inzicht te missen om er het beste van te maken. Ze bleef op het eilandje, en leek te wachten op ons vertrek. Maar Maaike ging Wiesje, mij en de otters voor naar naastliggende eilandjes, bezien haaks op de zwakke stroming in het water. Zo bereikten wij weldra het vasteland. Verrassing: we werden welkom geheten door centaurs. Één van hen leek zich verheugd te hebben op de komst van Sheila.
Over centaurs: deze waren vooral paard, met een extra mensen-bovenlijf op de hals.(Wellicht zijn ook andere uitvoeringen mogelijk.) Dat menselijke zou een vroege mensensoort kunnen voorstellen, cro magnon of zo, niet een die klaagt over in een verkeerd lichaam zitten. Over lijken te verheugen: allen waren mannen, en die ene had een erectie die zowat de grond raakte.
Ik was degene die Sheila ging halen, namelijk degene met kans van slagen. Ze lag in de schaduw te sluimeren, en schrok op van mijn komst. Nog meer van mijn alleenzijn. Ik vertelde: "Sheila, er wacht een echte centaur op je. Kom!” Ze leek eerder niet-begrijpend dan ongelovig: “Een centaur???” Ik knikte: “Jazeker! Twee stevige armen, vier poten, en een geweldige pik. Hij verlangt naar je!”
Sheila meende: "Kan hij niet hierheen komen dan?” - “Ik zal het hem zeggen.” Ik liep het water weer in, en zwom terug. De centaur oogde bedrukt. Ik haalde mijn schouders op, en zei: "Ze vraagt, of je naar haar toe wilt komen.” Hij dacht een tel na, en liep het water in.
Intussen hadden Wiesje, Maaike, de otters en de andere centaurs lol. Ze deden een onduidelijk spel dat “schipper, mag ik overvaren", polo en lummelen leek te combineren. De rol van de otters was me een raadsel, maar ze lieten zich dragen, danwel schoten tussen de centaurs door als pizzakoeriers door spitsverkeer. Ik had een opwelling, greep Wiesje van achteren gebukt om haar middel, en noodde Maaike op de rug van de centaur die Wiesje en ik nu moesten uitbeelden. Het spel verwerd nu tot een clownsnummer, en de otters lagen te kronkelen van de lol. Na een minuut stopten we, bek-af. We gingen gezamenlijk uitrusten in een delletje. Wiesje toverde een schaal baklava achter haar rug vandaan, en liet die rondgaan. Ook de otters beliefden elk een heel stukje. Wiesje en ik zaten bloot te knuffelen, Maaike aaide de centaur naast haar. Hij kreeg een stijve paardenlul. Ze hielp hem er belangstellend vanaf. Oh, dan moesten de anderen ook. Geen probleem. Wiesje raakte in onhoorbaar gesprek met de otters. Aan haar gebaren te zien ging het over tafeltennis.
De centaurs waren afgepeigerd, de otters wisten alles van tafeltennis, ik was benieuwd naar Sheila. Oh, daar kwam ze naast haar centaur de wal op. Beider gezichten zeiden "Klikt niet!” De centaur bespeurde de toestand van zijn maats, zag Maaike aangewezen als grond, en meldde zich voor een beurt. Ik noodde Sheila aan mijn zijde. Ze gromde: “Heb ik dáárvan gedagdroomd?” Ik wierp gedempt tegen: “Maar wat had jij hem nou te bieden? Wat zou een man in jou zoeken? Ik bewonder jouw creativiteit en zakelijk inzicht, dat weet je. Hoe zou jij een uitstapje hierheen aanpakken? Waarom zouden de centaurs om jou willen vechten?” Ze zag, hoe Maaike een plens centaursperma in haar gezicht kreeg. Ze stortte in. Ik probeerde te troosten: “Blijkbaar zoek jij niet alleen maar een grote lul, maar wil je ook geestelijk bevredigd worden. Ik bedoel: je wilt wel veel kwakkies, maar je wilt ook met je man kunnen praten, of iets kunnen doen behalve sex. Of wil je eerder een huisgenoot die eten kookt en stofzuigt terwijl jij geld verdient, waarna je samen het bed in duikt? We hebben in Us Net allerlei stellen. Loop in gedachten het dorp door, en bedenk, aan welk stel jij je wilt spiegelen, en aan welk niet.” Sheila keek me peinzend en betraand aan: “Ik zou me aan jullie willen spiegelen.” Ik wierp tegen: “Goed. Maar Wiesje is voor mij veel meer dan een kwakjesvat. Als ik over wat dan ook met iemand zou willen praten, dan kan ik rekenen op Wiesje. Desnoods over boutjes en moertjes, maar ze probeert te begrijpen wat ik kwijt wil. Ze zegt niet alleen maar "oh", ze denkt echt mee. Als ik zin heb om iets te gaan doen, dan doet ze mee, tenzij het echt teveel gevraagd is. Omgekeerd is dat ook zo. Ik doe tenminste mijn best. Laat ik gangbare voorbeelden noemen: kan een man met jou praten over voetbal of auto’s? Kun jij samen met een man een voetbalwedstrijd bekijken of zelfs bijwonen? Kun jij aanhoren hoe een man zweert bij een bepaald type auto? Of kun jij bijvoorbeeld een uitvinder helpen bij het commercieel maken van zijn invallen - handige machientjes of inrichting van een winkel?” Sheila klaarde op: “Ik begrijp, wat je bedoelt. Nee, ik wil best eens een voetbalwedstrijd bijwonen, ik hou van snelle auto’s, maar ik zou inderdaad eerder iets met een man willen opbouwen, iets wetenschappelijks zoals Grada en Hans, of iets zakelijks zoals Mina en Bill, of Sophie en Ab. En ik zou zelf de creatieve geest willen zijn, met een man die dat commercieel maakt. Maar misschien mag het soms ook andersom zijn. Dat hij mijn mode-lijn verkoopt, en ik zijn zelfdenkende wasknijpers of zo. Ja, en dan samen beurzen voor mode en voor gadgets bezoeken.” Ze straalde inmiddels, en gaf me een knuffel. Wiesje keek onderzoekend. Sheila gaf ook haar een knuffel, en verklaarde: “Larie heeft me laten inzien, wat ik méér zou willen met een man dan sex. Daar ben ik hem heel dankbaar voor.” Wiesje knikte begrijpend.
Maaike aaide een centaur, maar was met haar gedachten elders: “Zes ledematen passen niet echt bij gewervelde dieren. Ik begrijp best, dat centaurs, vliegende paarden en engelen niet bestaan.” Sheila begreep het niet: "Hoe kun jij zeggen dat iets niet bestaat, terwijl je het aait?” Maaike leek ergernis te onderdrukken: “Centaurs bestaan niet. We zitten nu een een schijnwereld waarin ze ons worden voorgespiegeld. Maar straks worden we teruggezet naar het tentje. Dat is echt, maar ook daar zijn dingen die niet echt bestaan: de Trojaanse paarden en de geldwolven.” Sheila zuchtte: “Ik wil wèl een èchte man in een èchte wereld. - Kunnen we alvast teruggaan naar dat eilandje?” We namen afscheid van de centaurs, en zwommen terug. De otters gingen mee.
Op het eilandje stond een warme maaltijd klaar: een vegetarisch prutje met rijst, en voor de zusjes een stuk folie met twee stukjes vlees en een stuk met twee stukjes vis. Ze namen elk een stukje van elk. We zetten een offertje klaar, en gingen eten. Maaike zat onderwijl te bestuderen, welke bestanddelen hoe waren toebereid. Sheila leek zich alweer geruster te voelen zonder centaurs. Wiesje bracht de maaltijden in herinnering die we in de Apenrots gegeten hadden, althans als bestelling geopperd: de nasi grunning en de pizza cinque stagioni. Sheila schaterde. Al vrij spoedig deed de gedachte aan Dennis haar weer betrekken, want ook hij zou naar haar huisje komen. En eigenlijk moest ze ook nog… We hielden haar in koor voor, dat ons verblijf hier waarschijnlijk in werkelijkheid slechts een oogwenk zou duren, maar ze volhardde: “Zelfs al staat de klok thuis stil, ik kan hier niet genieten.” Ze keek omhoog, naar de paar wolkjes, die inmiddels van onderen belicht werden, en vroeg: “Aphrodite, dank je wel, maar mogen we alsjeblieft weer terug?” Er kwam een windvlaag als een diepe zucht, of omgekeerd.
We werden wakker in ons tentje, Wiesje en ik verstrengeld, Maaike naast ons, Sheila zowat dwars over allen heen. Sheila kroop dan maar meteen naar buiten, op de hielen gezeten door Maaike. Wiesje en ik beperkten ons voor nu tot een knuffel, trokken ons voorzichtig uit de knoop, en volgden. De ochtendhemel hier leek op de avondhemel dáár. De waterlijn van het ven was de tent nog een paar meter genaderd, en eigenlijk herinnerde de plek Wiesje en mij opeens aan het eilandje. Maaike was weldra alweer aan het zwemmen, Sheila talmde bij de waterlijn.
Er klonk gesnuif naast ons: geen centaurs, wel Trojaanse paarden - het veulen, zijn merrie, en de twee veulens die zij inmiddels samen hebben. Warme begroeting, maar Sheila keek nu toch anders naar paarden, zeker naar hengsten. Maaike dacht hardop over het luik in Trojaanse paarden: "Nou, dan zal het bij déze dieren toch wel om een grote baarmoeder gaan.” De merrie leek te knikken. De paarden kregen klontjes, dronken uit het ven, en slenterden verder.
Sheila bestudeerde haar mobieltje: “Oh, Dennis komt morgen. Gaan we vandaag terug?” We ontbeten met een keur uit wat we mee hadden, deden een vierpersoons ochtendwip, en pakten onze spullen in. Ja, we waren te voet gekomen, en uiteraard had ik het grootste deel van de bagage te dragen. De zusjes trokken hun bikini’s aan, Wiesje en ik slip en T-shirt, die shirts wegens de rugzakken.
Aan het begin van de middag waren we terug bij de konijnenflat. Even een slaapkamertje… Bij het avondmaal waren Wiesje en ik weer onder ons. Eigenlijk waren wij maar één nacht weg geweest.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).