Laatste wijziging: 2023-08-18 (technisch), 2023-05-23 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Ineens - Uiteen - Ineen - Vaneen
Eindelijk werd het ook voelbaar lente. De nachten werden nog vrij koud, maar op de binnenplaats van Fort Rimboe speelde dat niet zo: ten eerste is er die beschutting van de heuvel, ten tweede ligt de binnenplaats (wat we plegen te vergeten) boven het zwembad, weliswaar met de kruipruimte [geloof, sex] ertussen, maar niet bepaald “vorst in de grond”. Je kon er dus inmiddels de zon op je blote lijf laten schijnen.
In het dal was het ‘s ochtends nog wèl fris, maar daar moest flink getuinierd worden. Door ondermeer de Diana’s (Maaike: “Didi”): mijn schoonmoeder en nu ook de godin, dan ook maar Artemis, nog steeds Demeter en Ceres, Dionysos en Bacchus. De maya-beek en de algehele bewatering van het dal zijn door stroomnimf Daphne onder haar hoede genomen.
Bij het station bereidde Sans Perail zich voor op het merendeel van het (met Pasen al begonnen) rij-seizoen. Paniek: van de eerst-aangewezen stoomlocomotief bleken de wielbanden van de drijfwielen nog maar nèt dik genoeg, en van de eerste reserve zou weldra de keuring verlopen. (Alle stoom-toestellen, maar uiteraard vooral de ketel.) Zo’n keuring vergt veel voorbereiding en veel na-werk, en kost de inhuur van een schaarse inspecteur. Louis belde dus nogal aangedaan alle vrijwilligers (de meeste ouder dan ik), waaronder vanzelfsprekend Aart. Uiteraard was die best bereid om een hand toe te steken, maar hij herinnerde zich, dat zijn stoomwezen (in die schuur bij het huis waarin inmiddels de herdertjes wonen) voor het laatst gekeurd was op dezelfde dag als enkele locs van Sans Perail, een veelvoud van twee jaar geleden. Hoe nu?
Het geval stoomwezen bleek goed oplosbaar: Hephaistos en Vulcanus zouden zich daarvan kwijten, met inzet van Hermes en Mercurius als aan- en afvoertroepen van gereedschap uit de zuidoost-toren van Fort Rimboe. Voorts zou ondode Mart ginds aanwezig zijn als goedwillende maar niet zo handvaardige contactpersoon.
Het geval Sans Perail sprak Elsje aan. Uiteindelijk gingen heel Malawiel plus Yvonne met Aart mee aan de slag voor Sans Perail. In Diana’s pick-up: dan kon zonodig spul vervoerd worden. Allen op veiligheidsschoenen, de overalls, chocola en pleisters in een grote sporttas. Het was ‘s morgens vroeg nog te koud voor korte rokjes, en Elsje legde zich daarbij neer.
Zoals beoogd waren wij als eersten bij het station. Waarschijnlijk zaten andere vrijwilligers nog bij de speeltuin aan het ontbijt: die melkschenkerij wordt steeds meer hun uitvalsbasis. Yvonne ging meteen een gamel koffie zetten. We kleedden ons ook meteen maar om: bloot de overalls in. Aart en Yvonne pasten zich erbij aan. Yvonne had een hulpstuk voor de vrouwen: een stukje slang, zoals gebruikt bij douches en centrale verwarming. Dan konden ze in de overall staand plassen: gulp open, lipjes vaneen, slang rond plasgaatje aandrukken. Hogelijk gewaardeerd!
Inderdaad kwam even later een groep vanaf de speeltuin. Nieuw-aangekomenen nog in reiskleding, de meesten al in overall. Even een voorstelrondje. (Het schijnt de overigen van Sans Perail nooit opgevallen, dat Aart en Yvonne verjeugdigd zijn, en Wiesje en zelfs Maaike ook. Zou dat iets zeggen over hun eigen leeftijd?) Ik zag enkelen watertanden. Hendrik-Jan had de leiding. Hij vormde twee ploegen. De ene zou de eerst-aangewezen loc lichten, opdat de drijfwielen elders nieuwe wielbanden zouden kunnen krijgen. (Wielbanden zijn van staal, en worden sterk verhit om de wielen gekrompen.) De andere ploeg zou die eerste-reserve loc gereedmaken voor de keuring: schoonmaken, toegankelijk maken, enkele dingen loshalen.
Wiesje en ik werden ingedeeld bij die licht-ploeg. Er moest veel losgehaald worden, en het moest zorgvuldig opzijgelegd worden. Ik hielp vooral aan de rechterzijde van de loc (waar de standplaats van de machinist was, met de bijbehorende spullen), Wiesje vooral aan de linkerkant (waar de stoker enkele bijbehorende spullen heeft). Wij reikten gereedschap aan, en legden losgenomen spullen in kratten.
Maaike en Elsje werden ingedeeld bij die keur-ploeg. Ook daar moest veel losgehaald worden. Maaike had aan een half woord genoeg voor wat er moest gebeuren, en Elsje kon haar boekenwijsheid en haar kracht gebruiken om het feitelijke werk te doen. Kortom, zij verbaasden hun ploeggenoten met vergelijkbare aanpak en snelheid.
Yvonne zorgde, dat er steeds verse koffie was, maar maakte zich ook anderszins nuttig. Als de levensgezel van een brandweerman doorliep ze loods en station op de aanwezigheid van brandblussers (en verbandtrommels), en bekeek de houdbaarheidsdata. Enkele blussers haalde ze uit hun beugels: die moesten weldra vervangen worden. (De beugels? Doei!) Haar kennende, heeft ze ook hier en daar vette vingerafdrukken weggepoetst.
Voor de lunch werden gesmeerde boterhammen en een gamel soep aangevoerd vanuit de speeltuin. Yvonne hielp bij het klaarzetten van dat alles. De vrouwen van de speeltuin bleven trouwens niet mee eten: ze weten, dat hun mannen liever onder elkaar zijn. In dit geval dan maar met Yvonne en die drie meiden erbij.
Het werk schoot verbazend hard op. De licht-ploeg kon halverwege de middag de loc opvijzelen en de drijfassen eronderuit rollen. Buiten werden die met de Hydra op een wagon getild en vastgezet. Louis belde met het bedrijf dat de wielbanden vervangen zou. Wel, die wagon was welkom. Maar hoe kwam die ginds? De spoorlijn westwaarts zou verreweg de kortste afstand hebben, maar de spoorlijn oostwaarts sluit gemakkelijker aan. De licht-ploeg bevatte zowaar iemand met bevoegdheid als machinist op goederentreinen, en op de middelgrote dieselloc van de stichting. Er werd even nader overlegd, gebeld en gemaild. Vervolgens gingen die machinist en Louis met wat leeftocht op weg met die diesel en die wagon. Toch nog westwaarts.
Het keur-klaar maken was aan het eind van de middag klaar. De veiligheidsklep van die loc belandde dan maar opgepoetst achterop Diana’s pick-up: morgen te bezorgen bij het bedrijf dat die zou ijken. Opgelucht namen we een potje bier (of iets vervangends).
Lachen! Op zo’n oud landelijk stationnetje met een bijgebouwde Romney-loods is niet voorzien in groepen douchers. Maar nu waren alleen al wij uit het Fort met ons zessen. De anderen wandelden dus in overall naar de speeltuin, waar trouwens evenmin véél douches zijn. Het kon niet missen: terwijl wij zessen de kleedkamer (wellicht ooit de ruimte waar je bagage in bewaring kon geven) bezetten, kwam iemand (We noemen geen namen, maar het begint met “J” en eindigt op “an”.) zogenaamd iets zoeken. Goede timing, want wij waren allen bloot, net toe aan het plannen van de drie douche-beurten. (Twee krappe douche-cellen met miezerige stralenbundels, maar wij leven nu eenmaal in tweetallen.) Ja, zoiets verwachtten wij wel. Elsje leidde Malawiel meteen naar een foto-pose, en Yvonne (met toneel-ervaring) haastte zich met Aart naar beslist de slot-pose van een opera. Onze foto-pose stamt uit Eikenrode, maar uit Fusion 2 [geloof, sex] of van ons Oudejaars-optreden? Maar nu dus bloot. Elsje greep demonstratief naar mijn pik. De zoeker maakte zich rap onvindbaar. De volgorde van douchen loste zich op: Aart en Yvonne in de ene cel, Wiesje en ik in de andere: dan konden wij vast een sluit-ronde maken, terwijl Maaike en Elsje douchten. Dat douchen vonden ze achteraf maar niks: dat beetje water voor deze twee waterratten. Elsje bepleitte de inrichting van een denk-tank, in een tender of zo, om meer water uit die douche te krijgen. Opeens viel het woord “waterdruk”, en dat herinnerde mij aan de watertoren. Aart knikte oplevend, maar wilde nu naar huis. Alles afgesloten, auto in, Fort.
De volgende dag brachten Aart en ik de veiligheidsklep weg. We reden “om de noord” terug naar het Fort, en stopten bij het station. Alles zat nog dicht: blijkbaar was iedereen in de speeltuin aan het uitrusten. Of klussen, natuurlijk. Aart ging me voor, het stationsgebouw binnen. In een gangetje tussen voormalige kantoorruimten zat een luik in de vloer. We tilden het op. In de kruipruimte stond een oude electrische hydrofoorpomp. We liepen naar een meterkast, en Aart opende die. Een zekering met bijschrift “hydrofoor” was gesprongen. We vervingen die, liepen naar de douches, en ontketenden daar nu watervallen. We gingen naar het luik, zagen en hoorden de pomp draaien, legden het luik dicht, sloten de douche-kranen weer, sloten van buiten het station weer af, en reden terug naar het Fort.
Enkele dagen later haalden wij tweeën de veiligheidsklep weer op. De dieselloc haalde de drijfassen weer op. De wielen blonken ons tegemoet. Met dezelfde ploeg-indeling ontvingen we de inspecteur, en zetten na diens welbevinden ook de gekeurde locomotief weer inelkaar. Nu waren we drie dagen kwijt, de dag van inspectie (en vooral afwachten) meegerekend.
We kregen een feestmaal in de speeltuin. Jawel, pannenkoeken en poffertjes. Het weer liet toe, dat we buiten zaten. Maaike bezette een tafeltje, ver van alle poedersuiker.
De volgende dag werden beide herstelde locs onder stoom gebracht. Maaike en Elsje deden dat bij de gekeurde loc, voorbeeldig, en tot verbazing van iedereen. Aansluitend, dus pas aan het eind van de middag, hielden we proefritten. Wiesje en ik zaten in een wagonnetje aan de kruidenthee, terwijl de kleintjes elkaar afwisselden als machinist en stoker (onder bevoegd toezicht).
Het stoomwezen? Dat was eveneens goedgekeurd, met lof zelfs. Als dank gaven de Oudjes een optreden in de huiskamer, met repertoire dat afgestemd was op de betrokken onsterfelijken.
Voor Aart en mij waren de uren getweeën een merkwaardige afwisseling: zonder de lieverds die we heus de hele tijd misten. Maar toch…
Die lieverds hadden ons ook gemist. Wirsje en Yvonne hadden dan maar knus op een gaasbank zitten zonnen, Maaike en Elsje hadden zich vergewist van de plantkundige ontwikkelingen in binnenperk en dal, en zich nabij die gaasbank vermaakt in het biba.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).