Laatste wijziging: 2022-05-26 (technisch), 2021-12-20 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Licht - Vijf - Advent - Kroeg - Eikenrode - Mammoeten - Terug
De dagen rond de zonnewende zijn donker. Dan krijg je zin in lichtpuntjes. Daarnaast is Fort Rimboe nu eenmaal een klont post-actieven, meer nog dan de rest van Us Net. Wij snakken naar afleiding, naar aanleidingen voor feestjes. Opgeteld genieten dus feestjes met lichtpuntjes de voorkeur.
Fort Rimboe heeft geen buitenverlichting, zelfs die ietwat verborgen electrische deurbel aan de poort is niet verlicht. (De bel hééft een lampje, maar de aansluiting daarvan is door een schakelaar onderbroken.) Ook de binnenplaats heeft geen buitenverlichting. Daarheen kan licht naar buiten schijnen, maar veel is dat niet. Bovendien hebben we de galerij-kappen neer, en we hebben die zeilen van Sheila’s verjaardag uitgerold hangen. De wind blijkt er niet onder te slaan, dus laten we het zo.
Eigenlijk brandt er slechts vooral licht in de huiskamer: die in de noord-westvleugel. Na het avondeten en afwassen begeven ook wij stervelingen uit de noord- en oostvleugel ons vanuit de noordoost-toren derwaarts.
We hebben daar laatst Elsjes vijfde verjaardag gevierd, mèt kaarsjes uitblazen. Ja, dat was lachen: onze welgeschapen gangmaker mocht vijf kaarsjes uitblazen. Per taart, want opeens blijken toch wel véél onsterfelijken en ondoden zich met ons verbonden te voelen. Van die kleine kaarsjes, evenredig verdeeld over de grote taarten. Dat werd dus (minstens) vijf keer blazen per taart, waarvan Elsje dan (minstens) twee keer met haar borstjes op de taart hing. We hebben haar toegezongen terwijl ze alle mokka, chocola, slagroom en vruchtjes nog op zich had: “... Dat kun je wel zien, dat is zij. Dat vinden wij allen zo prettig, ja ja…” Vervolgens moesten wij (Malawi) ons haasten met schoonlikken, omdat iedereen haar met een knuffel geluk wilde wensen. Twee borsten voor drie personen. Eigenlijk had Elsje liefst alles aan mij gelaten, maar ik ben nu eenmaal geen liefhebber van slagroom. Van die borsten des te meer. Wiesje en Maaike hadden dat mooi aangepakt: zij elk het merendeel van dat spul, ik het fijnere likwerk. Het handige van (bijna) alle aanwezigen (bijna) bloot is, dat men elkaars opwinding kan wegnemen. (Netter gezegd dan gedaan!) Wel, en dan nog wat sessies muziek en wat verhalen…
Elders in Nederland zou men toewerken naar Kerstmis. Hier valt zowat iedere dag wel enig feest te vieren. En dan weldra de tweeduizendzoveelste verjaardag van een nog-aanbedene? Die aanleiding laten we ons niet ontnemen, maar zó bijzonder vinden wij die niet. Bovendien moet de bijna-jarige dezer dagen overal tegelijk zijn, dus amper hier. De zuidwest-toren heeft iets weg van een hotel-suite - en ongeveer wekelijks kijkt iemand, of daar beddengoed verschoond moet worden, of koffie aangevuld, of zo. Dat komt zelden voor! Meestal vertonen nog-aanbedenen zich in de gezelligheid van de noordwest-vleugel, nemen er gehaast een slokje, en wisselen een woord met bijvoorbeeld Wodan of Chronos, en zijn snel weer uit beeld. Dit jaar hebben we in die huiskamer aarzelend een veldbed neergezet: gerieflijker dan een kribbe, maar soberder dan de slaapplaatsen in die toren.
Het idee van een kerstboom slaat op zich wel aan, vooral van de geur. Dit jaar zijn Thor en Hermes naar Noorwegen gegaan: Thor om geschikte bomen te vinden en te kappen, Hermes om ze te vervoeren. Er staat nu een grote boom in de zuid-westvleugel, ook een grote in de zuid-oostvleugel en in de noordoost-toren. De noord-westvleugel heeft op begane grond en verdieping veel dennentakken. Al dat groen draagt warm-witte LED-lampjes, maar die boom in de noordoost-toren draagt bovendien een snoer gekleurde. Yvonne had een kist kerstspullen bewaard, en die hangen nu ook in deze boom. Uiteindelijk zullen de bomen en takken bij de frituur eindigen als brandhout. We hebben geen plaats voor die bomen: op de binnenplaats niet, op de heuvel niet. Bovendien bleek onsterfelijk weer niet onfeilbaar. Alle groen kwam van rond de poolcirkel en rond het vriespunt. In onze vertrekken van 23° ontwaakte een meegevoerd leger van insectengebroed en wellicht ook schimmels. Gelukkig kan dat in ons beton geen kwaad, maar we hebben wèl wat houten meubels. Maaike heeft nog op het punt gestaan om met Artemis op de vliering te gaan zoeken naar geschikte spinnen of andere natuurlijke vijanden, maar overwoog uiteindelijk, dat afzondering de beste voorkoming zou zijn. (In onze stemming van christelijke feestvreugde moest ik weer eens denken aan het letterlijk nemen van de Ark van Noach: een houten schip met ondermeer twee houtwormen.)
We (Malawiel) zijn ook steeds met de schoonouders meegeweest naar de kroeg. Dus twéémaal per week, anders verpieteren Bill en Mina helemáál. Weer ouderwets muziek, nu ook van de Oudjes, nu dan maar ‘s middags. Hermes zegt, dat het geen moeite is om de muziekspullen heen en weer te flitsen. Trima kasi! De westvleugel gaat nu echter niet (althans niet zichtbaar) mee, om moeilijkheden rond maatregelen niet verder te vergroten. Op zo’n middag was Kees van de camping er ook (wel vaker, want hij was nu dood-eenzaam). Rob en Inge waren er met Claudia (immers terug na een verbroken verhouding), en toen klikte het tussen Claudia (Maaikes leeftijd) en Kees (iets ouder dan ik). Sindsdien woont ze bij hem op de camping.
Wij (Malawiel) zijn ook uit logeren gegaan, in Eikenrode. We zijn op de fiets daarheen gegaan. Dus moesten we voor Elsje een fiets regelen, en we moesten haar leren fietsen. Fiets van Diana, en Elsje fietst even goed als Maaike (toen die nog in de stad op school zat), dus beter dan Wiesje, en veel beter dan ik.
Kleding dragen - gelukkig zijn we dat van het kroegbezoek weer gewend. De nasi-pakken zijn niet geschikt als fietskleding, maar overigens zijn ze heerlijk. Op de fiets dan maar spijkerbroeken, T-shirts, truien, jacks. En wandelschoenen. We kwamen toch langs de camping, dus we hebben Kees en Claudia bezocht. Die lijken inderdaad gelukkig met elkaar, en Claudia lijkt te willen aanpoten als de camping weer vol zal zijn.
We logeerden bij de jongens. Dat huis is nog lang niet opgeknapt, maar de zolder was al geïsoleerd, en bevatte zelfs een natte ruimte. De jongens hebben een voorlopige slaapkamer op de begane grond, wij hadden die zolder, met luchtmatrassen. Afgezien van de luxe van die natte ruimte moesten Wiesje en ik sterk terugdenken aan onze logeerpartijen bij de herdertjes.
Dezer dagen is Sheila’s gang vooral Tin Roof aan het helpen. De klanten kopen veel in voor de feestdagen, bereiden zich ook voor op bewegingsbeperkingen door winterweer of overheidsmaatregelen, en vinden dit ook het jaargetijde om hun landbouwmaterieel in onderhoud te geven. Winterbanden aanbrengen en weldra zonodig sneewschuivers bevestigen kunnen de meesten zelf. Daarnaast is er het tijdelijke extra aanbod van waren uit de containers die Sheila uit China had laten komen. Het waren liefst vijf 40’ containers, en ze staan op de parkeerplaats van Tin Roof. Sheila probeert door omladen (pallets verrijden met een heftruck) zo snel mogelijk containers vrij te spelen en te laten ophalen. De neven en de jongens zijn dus druk met wat op kleine schaal “vakken vullen” zou heten en met het helpen van Fred in diens werkplaats. Sheila draait een deel van de diensten aan de kassa, opdat Linda de voorraden beter in het oog kan houden.
Wij konden op rustige tijden even woorden wisselen met Sheila’s gang en (van weeromstuit dan maar) Nellekes gang. Als vanzelf gingen wij (Malawiel) meehelpen, liefst weer in onze beproefde wisselende tweetallen, maar niet altijd. Ik heb met een hefkar pallets verplaatst, ik heb “operatiezuster” gespeeld bij het reviseren van grote landbouwmachines. Malawiel heeft ook gezorgd voor brood- en warme maaltijden en voor koffie tussendoor. We hebben dagen gemaakt van twaalf uur, maar het was gezellig, en we hebben hen allen echt veel werk uit handen kunnen nemen.
Sheila denkt nog steeds aan Siberië, maar ook aan de Nieuwe Zijderoute. Maar ze betwijfelt, of het er de tijd voor is. Intussen heeft ze, met hulp van Wouter en diens Claudia, een bedrijfje dat kleine aantallen containers vervoert tussen Groot-Brittannië en het vasteland. Spoedzendingen, waarbij de hoge prijs geen probleem is. Haar bedrijfje regelt desgewenst ook materieel om die containers op of van vrachtwagens te tillen of om die containers te stuffen danwel strippen. Ik meen, dat ze in Nederland en Engeland elk één persoon heeft thuiswerken. Verder heeft ze er weinig omkijken naar.
We zijn nog even op bezoek geweest bij Rajiv en Hilda. Gelukkig deed Thuis al aan afhaal- en bezorg-maaltijden.
We zijn ook nog eventjes bij Hassan en Aïcha op bezoek geweest. Langzamerhand vergaat het hen beter als schapenboeren. Na een glaasje nane bij hen zijn we in de schemering nog even doorgefietst naar het bos aan de overkant (oostkant) van het kanaal. Wiesje en ik waren daar eerder geweest vanuit een kamp met Sheila [sex].
Wiesje herinnerde zich onverwacht goed, hoe we door dat bos gelopen waren: dat duidelijkste pad volgen tot aan een omgevallen boom bij een ven. Nu waren we met de fiets: in een oogwenk tot over de brug, maar de fietsen door de blubber duwend tot bij die boomstam. We durfden ze niet onderweg achter te laten. Ah, er was ook een bankje met uitzicht over het ven, en met ernaast een prullenbak die zo te ruiken door nuttige micro-organismen in bezit genomen was. We parkeerden de fietsen, en zetten ons op de bank. Nu had ik Wiesje op schoot. Vis-à-vis, met haar benen tussen zitting en rugleuning door. Haar spijkerbroek was eigenlijk niet berekend op deze houding, deze spreidhoek.
Fietsen met Maaike betekent: goede verlichting. Haar fiets en de mijne hebben bovendien LED-lichten en een naaf-dynamo. Zulk licht dat bij stilstand nog even dóórschijnt. Uiteindelijk zaten we in het donker, met enkele keren per minuut een regendruppel, en met soms een zuchtje wind. Om ons heen was het stil. Wiesje verlangde merkbaar terug naar onze overnachtingen buiten. Maaike leek deze omgeving in zich op te zuigen, bij wijze van spreken op zoek naar een vierpersoons slaapboom. Ze lijkt echt kat-achtig gespleten tussen deel uitmaken van de natuur en het behaaglijk buitensluiten van die natuur. Zelf ervaart ze dat trouwens als twee aanzichten van hetzelfde. Elsje heeft, zeker na die tocht in een draagband [geloof, sex], weinig ervaring met de wijde natuur, maar zij voelt zich er volkomen thuis. In tegenstelling tot Maaike voelt ze de drang om haar omgeving (in dit geval de natuur, maar immers ook de huiskamer) naar háár hand te zetten. Zij zat bij Maaike op schoot eveneens alles in zich op te nemen. In computer-beeldspraak: met een nieuwere generatie processor. Kortom, ikzelf ben degene die wil waarnemen wat die anderen waarnemen, en zich de schlemiel voelt omdat het niet lukt.
Na enkele minuten (schat ik) stilte nam Maaike iets waar. Ze maakte dat geluid dat Wiesje hier destijds nagebootst had. Even later hadden we de kudde mammoeten van Claudia (vernoemd naar die van Kees) bij ons. Gezellig weerzien, danwel een kennismaking in de trant van “oh, ben jij nou die…”. “Weerzien” is trouwens ongeveer driekwart fout, want het was nacht, zwaarbewolkt, half onder bomen met naalden of nog iets van blad, en mammoeten zijn toch al geen zicht-dieren. Wij gingen op de hurken, en werden grondig door slurven opgenomen. (Ter herinnering: deze hedendaagse mammoeten zijn ongeveer zo groot als herdershonden.)
Het ging best goed met de kudde, maar eh… eigenlijk zouden deze dames toch de heren wel weer eens willen ontmoeten. (Maaike vertaalde voor mij.) Wiesje herinnerde aan haar uitleg van destijds over de viaducten. Elsje opperde om de kudde te begeleiden. Wij allen probeerden ons dat voor te stellen. Liep er een pad noordwaarts? Maaike veronderstelde: er zou toch ook aan déze kant van dit kanaal een dijk liggen, met een verharde (maar waarschijnlijk overwoekerde) kruin? De mammoeten moesten begrippen zo als “verharde weg” uitgelegd krijgen. Inderdaad, langs het kanaal hield je droge voeten, en je kon bij onraad de begroeiing in duiken. Maaike belde Dennis maar even: dat wij nog wel een paar uur weg zouden blijven, aan de overzijde van dit kanaal. (Ze wist niet, in hoeverre Dennis van mammoeten wist.)
We braken op, en liepen terug naar de brug. Fiets aan je ene zijde, een of twee mammoeten aan je andere zijde, rest van de mammoeten achter ons aan. Hoeveel precies, is mij nog steeds niet duidelijk. Vanaf de brug was de kanaaldijk aan deze zijde inderdaad vrij goed begaanbaar, vergelijkbaar met de ons vertrouwde weg naar VCR. De weg aan de overzijde had hier en daar een lantaarn, en richting Eikenrode was daar steeds meer bebouwing. Zodoende hadden we een indruk van onze voortgang. Afgezien van lichtjes oogde alles aan de overkant verlaten. De mammoeten liepen nu aan de bos-zijde van ons mensen met fietsen, gereed om bij mogelijke ontdekking weg te duiken. Onderweg is veel gepraat over vanalles, maar blijkbaar geluidloos.
We bereikten de provinciale weg, en dus het einde van dit kanaal. Krijgsraad: met de hele kudde voortgaan, of met alleen Claudia en wellicht een ander? Niets wees op onraad. We staken de verlaten provinciale weg over, vervolgens de weg die we verderop de Digitale Zandweg noemen, en volgden die in de berm aan de westzijde. We (Mawiel) wezen de kudde op de camping (van Kees en nu ook Claudia, en wat een camping kon betekenen aan voedsel en onraad) rechts, en op het water links. Verderop wezen wij op de weg naar rechts, leidend naar dat volgende viaduct. Tenslotte bereikten we “ons” viaduct. We verklaarden de stank, en Elsje verkende de doorgang op slapende of anderszins aanwezige mensen. Maaike opperde voorts, dat er wellicht nog viaducten westwaarts in de Digitale Snelweg waren, ons onbekend. Daarna trokken we onder het viaduct door. We wezen op de heide rechts, en op de lage rimboe links. We liepen honderden meters verder, tot bij wat volgens Maaike de eerste toegang tot de lage rimboe was. De wind was hier flauw en westelijk. Alle slurven waren in de lucht, maar de kudde bullen werd niet geroken. In overleg liepen we verder (nog steeds met de fietsen aan de hand), tot bij het begin van wat ooit de weg naar Hoofddorp was. Daar gingen we de lage rimboe in, en lieten opgelucht de fietsen hier veilig achter. We bespeurden geen onraad, dus Claudia durfde af en toe zachtjes te trompetteren. Warempel, ongeveer bij Hoofddorp kwam antwoord! Even later ontmoetten we de kudde van Ephraïm. Wij (Malawiel) zagen onze missie vervuld, namen afscheid, en liepen terug naar de fietsen. Intussen belde Maaike Dennis weer. Oh, iedereen was nog druk bezig bij Tin Roof. Wij fietsten daarheen, en staken een handje toe. Wat een dag! We gingen binnendoor (over dat paadje) naar het huis van Fred en Nelleke, en namen daar (met ons dertienen!) een afzakkertje. Zelfs Elsje beliefde een tripel.
Persconferentie, lockdown. We zijn weer thuis. Maaike heeft Carolien nog even verteld van Claudia. Is verre familie.
Levenservaring voor Elsje: je kunt tripel heerlijk vinden, maar het is niet zo geschikt als snelle dorstlesser, het bevat gist-bezinksel, en alcohol bezorgt je een roes. Die laatste avond en nacht bij de jongens waren zeer leerzaam. De zolderverdieping zal er nog wel naar schoonmaakmiddel rieken.
Maaike en Elsje lijken inmiddels (eerste indruk!) alsnog drinkezussen. Loki verkneukelt zich, Dionysos vindt het gezellig. Diana heeft de chocola in onze rugzak vervangen door die van merk Côte d’Or: met wat fantasie lijkt die olifant een mammoet.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).