Laatste wijziging: 2020-03-11 (technisch), 2020-03-11 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Noot: “Wi deeb” (hierna) is een afsplitsing van “Herfst”.
De zomer was nu toch wel overgegaan in herfst. Wat mooi, rond Fort Rimboe! Eigenlijk binnen nog mooier. De planten in het binnenperk en langs de buitenmuren (van de binnenplaats) tonen mooie kleuren van bladeren en vruchten. De nachten worden kouder, de binnenplaats zelf is niet-koud en beschut, dus in de loop van de nachten ontstaat daar vrij dichte mist. De ondode dieren Chot en Google zijn weer in de onderwereld, althans niet hier. Weer eens iets anders dan vogeltrek… De frituur is nu meestal gewoon een leeg stuk bestrating tussen westvleugel en binnenperk, maar binnen is het daar gezellig na nog steeds een gelag bij afwisselend de Germaanse en de Griekse onsterfelijken.
Zelf moet ik vaak denken aan de wereld van Tolkien. Ik vind Fort Rimboe een soort Rivendell, een knooppunt van tijd, plaats en culturen. Je moet niks, je bent welkom (mits je in het plaatje past), en je kunt tegelijkertijd rust, vermaak en lering vinden. Maar Rivendell is een soort dorp zonder duidelijke overgang naar de natuur, Fort Rimboe is een bouwsel dat met grof technisch geweld ingegraven is in de natuur.
De grondgedachte kwam van Maaike, maar die landde op vruchtbare bodem. Zo’n pied à terre bleek precies wat de onsterfelijken achteraf altijd al gewild hadden: (in mijn niet helemaal opgaande vergelijking) een artiestenfoyer. Met gelijkheid in de omgang met sterfelijken. We schrijven weinig over de nog-aanbedenen, maar die lijken hier steeds meer te verblijven, en dan op te gaan in het gezelschap van hun voorgangers.
DEM wordt echt verscheurd door twijfel: de eigen woonboerderij in Waterland aanhouden, of definitief verhuizen naar hun stuk oostvleugel? Mart heeft hier alle inspiratie voor zijn verhalen, en Diana vindt hier ideeën voor kunstwerken. (Nu zeg ik het zèlf, Wiesje. Uiteraard bedoel ik geen viaducten.) Aart en Yvonne hebben de overeenkomstige vraag. Hun eigen huis is natuurlijk wèl geschikt voor familiereünies, en in de schuur dáár staan de bulli en het stoomwezen. Maar het knutselen is voor Aart steeds minder het bijdragen aan grote projecten rond treinen en boten, en steeds meer gepruts dat ik zie uitmonden in sieraden maken, hier in de zuidoost-toren. Doen waarin hij zin heeft, niet zozeer zich het meeste uitsloven voor een gedeeld doel. Yvonne werpt zich steeds meer op het ontwerpen van kleding en huishoudtextiel, hier in hun vertrekken. Inderdaad, Aart en Diana naderen elkaars bezigheden. Soms zitten ze elkaar in de weg, maar als ze kunnen, dan helpen ze elkaar aan en met de beste aanpak.
Wij (Malawi) zijn nog steeds veel met elkaar bezig. Veel sex in onze geweldige “bedkamer”. De nachten worden langer, en dus is het in onze slaapkamer ook langer pikdonker. Inmiddels kan ik de katjes ook dan goed uitelkaarhouden. Het besef, dat ik ze aan hun schedes herken, en dat ze daar dus genoeg van elkaar verschillen, maakte grote indruk. Ik neus en bef me dezer dagen het schompes.
De girls hebben het vernomen, en schijnen nu in hun eigen woningen te oefenen op de onderlinge herkenning op tast en smaak. Ik kan het (hen aldus onderscheiden), met dat touwtjespringen (zie Dagen erna [sex]) als jongste gelegenheid.
Voornoemd “pikdonker” blijkt bij nader inzien betwistbaar. Slaapkamer, badkamer en zwembad hebben immers naast electrisch licht de mogelijkheid om licht van buiten binnen te halen, en in het zwembad hebben we diep-drijvende lichten (lastig te vangen als de accu opgeladen moet worden, schreef ik nog). Deze drie ruimtes zijn gescheiden door doorzichtige schuifwanden, en dus kan licht van de ene in de andere ruimte schijnen. Inmiddels hebben we in de slaapkamer jaloezieën voor het tegengaan van dergelijke doorschijn, maar nog meer voor afscherming als anderen willen zwemmen terwijl wij willen slapen of vrijen. We herkennen immers niet altijd meteen de gedaanten uit de westvleugel. Overigens genieten we vaak van onderwater-verlichting in het zwembad terwijl we in bed liggen.
Wiesje is in de ban van onze plantenkas geraakt. Ik word vertederd door de aanblik van de katjes bij het tuinieren. Ze gelijken dan meisjes van een jaar of acht met een poppenhuis: een vertederende mengeling van zorgzaamheid en bedillerigheid. Uiteraard is mijn vertederdheid hen tot aansporing.
Aansporing > sporen > paddenstoelen. We hadden hier een vrij ernstig neerslagtekort, maar de watertjes aan de buitenkant en op het binnenperk van Fort Rimboe hebben goed werk gedaan. Welige plantengroei, en nu ook de eerste tekenen van welige schimmelgroei: soortenrijkdom aan paddenstoelen. Waaronder ook eetbare en geestverruimende. Demeter en Dionysos zijn gegrepen geraakt door ons kasje, onze moestuin (buiten de oostvleugel) en door Maaikes liefde voor schimmels en gistsoorten. Ze tuinieren gezellig mee, en delen (een beetje) in de opbrengst mee. Inmiddels hebben we op de begane grond ook enkele sierplanten. In de noordoost-toren delen we enkele kruidenplantjes met Yvonne: bieslook, peterselie en zo.
De plantenkas vergt best wat werk, maar brengt ook lol. Sommige planten kun je stekken, of een deel van de zaden planten. Andere volgen een seizoenenritme van temperatuur en licht. Sommige planten vereisen bestuiving. Kortom, “de” kas is inmiddels opgedeeld in vakken, en uitgebreid tot de hele bovenverdieping van de noordvleugel. De tennistafel staat nu op de begane grond, opgeklapt.
Die bestuiving is uiteraard iets bijzonders. Maaike verstaat de kunst, een bijenvolk van de vliering een dagje bij de betreffende planten te laten darren(!). Die bijen hebben echter hun seizoensritme, dus dat werkt lang niet altijd. Onze standaard werkwijze is nu, met een balgje het stuifmeel van de manlijke bloemen op te zuigen, en dan op de stampers van vrouwlijke bloemen te blazen.
Demeter is gegrepen geraakt door ons gedoe, en doet vaak mee. Wij “tuinieren” in ons blootje (in die constante 23°), dus doet zij dat ook. Ze gebruikt steeds die gedaante waarin we bij Kees en Nora zijn geweest, en die mag er wezen. Die ondergaat de gewone maandelijkse cyclus, dus ze geurt zelf soms ook flink. En ze lekt. Dionysos doet ook vaak mee, en dan ook maar in zijn blootje. Die heeft echt last van de paal waarmee hij loopt. Uiteraard zijn de katjes berekenend: ik wankel met ingeklapte prostaat naar de kas, en zij incasseren later de vrucht van Demeters feromonen. Andersom worden zij uiteraard geprikkeld door die paal van Dionysos. Wij weten niet, wat zij na het tuinieren doen.
We zijn hen trouwens heel dankbaar, want de groei en bloei (en vooral vruchtvorming) is bovennatuurlijk voorspoedig. Eind mei een kas beginnen, en dan in september zelfs boomvruchten oogsten… Bonzai-kleine fruitbomen op substraat, met gewoon-formaat appelen en bananen die over de rand van de bak hangen - en wat dacht je van de komkommerplanten!
We moeten ook nog ingespeeld raken op de hoeveelheden aanplant. We willen uitkomen op een gewoonte om na het eten niet slechts de afwas te doen, maar ook de verbruikte planten te planten. (Geldt dus niet voor vruchten.) Het is nog een hele kunst om de aardappelplanten vóór te zijn, en kleine knollen te rapen voor het poten, want voordat je het beseft puilen de joekels uit de bak. Wij hebben gedrieën vaak aan één aardappel genoeg - zo groot zijn ze. En lekker!
Ook lachen: onze kas gedijt dan wel gewis dankzij de invloed van de westvleugel, maar daar kennen ze veel niet van wat er groeit: aardappelen, lychees … Thee kennen ze inmiddels door ons. Koffie ook, maar de teelt van koffiebonen lijkt ons teveel werk. Afijn, we laten hen steeds proeven. Soms hebben we trouwens echt teveel. Dan geven we weg, maar ook wij verdiepen ons inmiddels in conserveren.
De moestuin is niet zo wonderbaarlijk. Daar slaat weliswaar alles aan, maar het groeit en bloeit er in de gewone seizoenen.
Wiesje heeft als kledingcoördinator een probleem. Het wordt te fris voor een kort jeans rokje en haar opvatting van een topje. Ze hult ons nu in joggingpakken of zo: iets met lange mouwen en lange pijpen wat heel behaaglijk zit, en lichamelijkheden niet verhult. Maar Maaike is ook op de binnenplaats nog onverstoord bloot. Wiesje in haar eigen spel verslaan, dat is hevig incasseren, en Maaikes onverstoorbaarheid (denk aan de oude verhalen met Sheila) versterkt dat: Maaike is nog lang niet aan de ondergrens van haar behaaglijkheidsgebied. Wàt een natuurmens! Daar blijken onze rituelen, met name de biecht, zinvol voor het wegpoetsen van afgunst. We vallen vaak in stootligging in slaap.
Maaike is trouwens niet gaan studeren, en geeft geen rondleidingen door de natuur. Al onze plannen waren te vaag, bovendien niet nodig, en bovenal: ze waren van vóór de bouw van Fort Rimboe.
Zoals gezegd, hebben we ook werk te verzetten in de kruiden- en moestuin (kortweg: moestuin). Inmiddels wagen zich steeds vaker nieuwsgierige voorbijgangers rondom de heuvel (de buitenkant van Fort Rimboe).De moestuin is ontdekt, wij dus ook. Althans, Wiesje en ik. Maaike kan zich in haar onweerstaanbare blootje ongezien houden, naar eigen zeggen geïnspireerd door de roerdomp (soort reiger). Blijkbaar heeft zij mogelijke kijkers eerder in het oog dan zij haar, en wordt ze één met de inmiddels toch ook ietwat doorzichtige heg. We hebben de proef op de som genomen, en warempel… De proef herhaald met Wiesje. Die was betrekkelijk gemakkelijk te zien, maar voor haar is zich voor ons verbergen tegennatuurlijk. Ja, voor Maaike ook, maar die kan zich beter aanpassen. Ik doorzie haar truc nog niet!
DEM is dus ook veel aanwezig. Elsje gaat dan naar het schooltje van Mina: die heeft nu nog weinig omhanden. Alleen Arwen en haar broer Sam, meen ik. Elsje wordt door wisselende mensen naar school gebracht: uiteraard door Diana en/of Mart, maar ook wel door Yvonne en/of Aart (op weg naar huis), en soms door Hera, soms met Zeus, mits in geschikte gedaante. Ze wordt vaak door Mina thuisgebracht: dan kan die bijkletsen met Yvonne (en Diana). Ze lijkt het een eer te vinden om hier naar school te gaan, en is geestdriftig. Volgens ons allen wacht haar een grote domper als ze in Waterland naar de basisschool moet.
Ho, laat ik dat hier zeggen. Wij (Malawi) hebben inmiddels het vermoeden, dat Elsje een gedaante is van een onsterfelijke, van Aphrodite of wellicht Hera. Dat zou de “onvermijdelijkheid” van haar “Anschluß” veranderen in “doelgerichtheid”, en we zouden er vrede mee hebben, gelukzaligheid zelfs. Zie trouwens de parallel (die ik vaag zie) met Kerstmis. Maar desgevraagd giechelen beide godinnen slechts, steeds weer.
Wij (Malawi) vertonen ons nog maar weinig buiten Fort Rimboe: we hebben er bijna alles, zelfs vers voedsel, en we hebben er immers onze eigen afvalverwerking. Weinig noodzaak om naar Ab en Sophie te gaan en daar of onderweg iedereen te ontmoeten. De Hijbezems rusten weer. Anderzijds zijn de boys nog druk met Mo. Hij schijnt heel subtiel te laten merken, dat hij liever verblijft bij de twee mannen van zijn geaardheid dan bij Mila.
Hans en Grada komen nu vaker bij ons. Ze staan versteld van de biodiversiteit van de heuvel, en van de snelheid waarmee die natuur hier eh… zijn draai gevonden heeft. De verklaring huist in de westvleugel. Dat weten ze, maar dat kunnen ze niet geloven. Ze zijn beleefd en afstandelijk jegens de westvleugel. Ze zijn diep onder de indruk van Maaikes inzicht in de natuur. Die speelt alle lof daarvoor door naar de westvleugel, maar volgens Wiesje en mij heeft ze op eigen kracht veel ontdekt. Volgens heel Malawi is de natuur op de binnenplaats even boeiend en verrassender dan op de heuvel: lang niet alle planten in het binnenperk en langs de muren zijn aangeplant, en veel van de dierenwereld is op eigen kracht aangekomen. Insecten, spinnen, hagedissen, vogels, en van het kwartet van de zoogdieren toch minstens vleermuizen, knaagdieren en fretten. Volgens Maaike is dat ene gat aan de westzijde van de heuvel een lynxennest, en dat ene gat aan de oostzijde een vossenhol.
De vier paren ara’s zijn inmiddels terugkerende bezoekers. Ze zitten graag in de klimplanten bij de westvleugel, en krijgen daar vaak iets lekkers toegeworpen. Mart probeert ze het Pervigilium Veneris aan te leren, maar verder dan “Cras amet” komen ze niet.
De girls (nu: buufs en overbuufs) zijn vaste gasten geworden in de westvleugel. Dat kwam domweg doordat hun eigen inkoop van wijn steevast achterblijft bij hun verbruik - en dan is een onuitputtelijke voorraad (ons Griekse spul, nu in de noordwest-toren) welkom. Ook de hapjes werden niet versmaad. Anderzijds wordt van de dames wel iets terug verwacht. Afra komt soms met ingemaakte groente of fruit, en allen kunnen muziek brengen. Dan haalt Hermes bijvoorbeeld piano en synthesizer van de buufs even op, en weerklinkt Chopin. Die is trouwens zelf ook al te gast geweest. Hij was verguld met Afra’s bewondering en inzet, maar heeft ook zelf voorgedaan, wat de bedoeling was. Sjongejonge! Wij (Malawi) waren daar deels bij.
Maar… geleidelijk is in de westvleugel Loki een rol gaan spelen. Kijk, de girls zijn mede om hun geaardheid preuts (niet tegenover Malawi, maar dat is iets anders). De lol van vooral Loki is dus, de girls teveel te laten drinken, ze bloot te krijgen, en te proberen om hen aan de sex te krijgen, uiteindelijk met mannen. Die laatste stap is nog niet gelukt, maar het gebeurt misschien al wekelijks, dat de girls met een kater op een kluitje ontwaken op een kleed in de westvleugel. Dan schieten ze beschaamd hun kleren in, en haasten zich terug naar huis.
Kijk, als wij de westvleugel in komen, dan zijn wij soms al bloot, en Wiesje kan dingen zeggen als: “Goedemorgen! Wordt er niet geneukt??? - Moeten wij het weer voordoen?” Het is al bij herhaling voorgekomen, dat ze mij op een vrouwengedaante af zond om die op te geilen voor sex met een mannengedaante. Dan is de lol voor Loki beperkt tot wijzen dat ik weer een stijve heb - maar de katjes zijn hem er dankbaar voor, en dan is zijn lol minder. Overigens hebben Loki en Wiesje nu wel een klik, en ze kunnen opvallend onopvallend samenwerken voor gein om sex.
Die torens als grensgebieden blijken een grootse vondst: wij lopen heel gemakkelijk verder de westvleugel in. Wij zijn er dus ook vaak tegelijk met de girls. Dan ontstaat ook weer het oude cabaret van Afra en mij, maar (ook al jaren) met smashes van Wiesje, en inmiddels met droog introeven van Maaike. Indien aanwezig kunnen Aart, Yvonne en Diana stilletjes genieten, maar Mart laat zich steevast verleiden tot citaten die hem de schlemiele aangever maken.
Ook hier kan vrouwlijkheid een rol spelen. De katjes hebben hun cycli nu eenmaal mooi afgestemd, en ze dragen zonodig tampons als we bewust gaan buurten. Niet als we aangeroepen worden. Als je dan begint over rode vlekken, dan word je door Wiesje verpletterend afgezeken. De girls doen nu eenmaal niet aan de pil, en laten zich steevast verrassen door zelfs het eigen vloeien. Oh, dan is Wiesje niet te houden in haar commentaren. Inmiddels een gevleugeld woord van haar: “Ik kan droog uit de hoek komen. Ik wel, ja. - Larie!!!”
Eindelijk zie ik het patroon in ons sexleven, ons “sexpatroon” dus. Het is een wisselen tussen “korte golf” en “lange golf”. Het “korte patroon” is het volgen van het competitieschema, een (bijna) gelijkzijdige driehoeksverhouding. Het “lange patroon” is voorspel-daad-naspel en vervolgens wisselen, een verhouding waarin de manlijke hoek vrij scherp is (en lesbisch gedrag dus minder voorvalt). Dat wisselen van golflengte is geen plan, maar iets wat ons overkomt. Misschien zien we ooit een patroon dáárin. Ik zou het zelf moeten bespeuren aan de hand van mijn afgebeuld zijn, maar zo is het (nog?) niet.
Net als vroeger met alleen Wiesje is ons bed ook een plek van overpeinzing. Zo vroegen we ons na alle ontmoetingen af, of ook wij de onderwereld zouden kunnen bezoeken, en hoe die eruit zou zien. Een onderwerp voor Maaike.
“Blijkbaar kunnen wezens eruit en terug erin, en blijkbaar hebben ze daar geen lichaam. Alleen een ziel, of zo. Blijkbaar is die hele onderwereld onstoffelijk, anders hadden we hier niet zo’n onzichtbare toegang. Maar die zal wèl ruimtelijk zijn. Bovendien zal die wereld gelaagd zijn, zoals met een nieuwe boom en met voorgaande bomen op dezelfde plek. En je zult wezens herkennen, maar niet iedereen zal zonder lichaam op ieder ander hetzelfde overkomen. Wij zullen Marie en Bob herkennen als oude mensen, maar bijvoorbeeld de mensen van het schippersinternaat zullen hen slechts kennen als kinderen. En de mensen die Google achterlieten, hebben haar slechts gekend als pup. Maar jullie hebben haar slechts gekend als bezadigde teef. Een tocht door de onderwereld zal een soort tijdreis zijn, maar dan een van de mogelijke. Zoals je dan verschillende wandelingen door hetzelfde bos kunt maken vanaf hetzelfde vertrekpunt op hetzelfde tijdstip.En iets zegt me, dat je weer op hetzelfde punt in ruimte en tijd moet terugstappen naar de bovenwereld, omdat anders je tijdlijn zou breken, en je “dus” niet meer precies jezelf zou zijn.”
Wiesje peinsde: “Klinkt goed, Ma! Ik vroeg me af: zou dat Droom-eiland [geloof, sex] nou ook een stuk onderwereld geweest zijn?”
Maaike en ik twijfelden. Maaike overwoog: “Of een soort parallel-wereld. Die otters vind ik niet iets voor een onderwereld, en die centaurs zullen niet in de bovenwereld geleefd hebben, want ze lijken mij nog steeds onbestaanbaar. En ze kwamen er (als ik het mij goed herinner) blijkbaar nadat ik tegen Sheila had gezegd dat zij die zou willen. Het waren ook alleen mannen.” Wiesje peinsde: “Een wereld waarin onbestaanbare wezens bestaan, maar waar ik evengoed mijn strip pillen vind. En waar de tijd blijkbaar anders loopt: een week daar, en geen tel hier.” Maaike verzuchtte: “Het zou iets met dimensies van ruimte en tijd kunnen zijn. Er zullen vast veel verhalen over geschreven zijn, maar ik heb nu eenmaal liever in de natuur geleefd dan me in andermans science-fiction verhalen te verdiepen.”
Ik besloot: “Misschien kunnen we het de westvleugel ooit eens vragen.”
Dit verhaal heeft geen duidelijk eind. Ik heb “Wi deeb” [geloof, sex] ervan afgesplitst, en ben met deze twee nog onvoltooid aan “Tirol” [geloof, sex] begonnen.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).