Laatste wijziging: 2022-06-06 (technisch), 2009-05-24 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Waarschijnlijk heb je inmiddels van Us Net een vrij duidelijk beeld: een plek waar weinig méér gebeurt dan vrijen en kunstzinnig zijn. In Amsterdamse ogen: een kruising tussen Ruigoord, Holysloot en zo'n plek in Drenthe waar je straatarme voorouders in de negentiende eeuw werden tewerkgesteld. Drie plekken waar die ogen waarschijnlijk nooit hebben rondgekeken. Ja, zoiets.
Us Net is niet te vinden, maar wel te bereiken. In de loop van onze verhalen heb je het toerisme zien groeien van enkele trekkers op doorreis en wat web crawlers tot "iedereen die vervoer kan krijgen" vanaf de overnachtingsplaatsen te weerszijden, desnoods nog na middernacht, als we muzikaal op dreef zijn. Het viaduct van de Digitale Snelweg over de Digitale Zandweg ken je sinds Fietstocht [sex] als een vieze plek.
Vanaf zekere dag begonnen bij Ab (die immers aan dat uiteinde van Us Net woont) en uiteraard in de kroeg waarnemingen rond te gonzen van een vreemde, die wellicht onder dat viaduct was gaan "wonen", of anders in Veldzicht. Uiteraard een man, uiteraard met een onverzorgd uiterlijk, uiteraard schuw. Het zou een kwestie van tijd zijn, of hij zou ook in Us Net opduiken. Waarschijnlijk zonder geld, met honger, en met de problemen die hem tot dit bestaan gedreven hadden. Kortom, oppassen!
Bill seinde Kees van de camping in: die zou evenveel gevaar lopen. Hans herinnerde aan het web van camera's dat we nog zouden moeten hebben sinds die Winter. Weldra kreeg de onbekende de bijnaam (de) Yeti. Onbehagen verdichtte zich.
Ab besloot tot een soort val. Hij liet aan de zuidzijde van zijn pand (waar niemand van ons kijkt) een muntstuk vallen, en richtte er een (uiteraard verborgen) web cam op. Sommigen nam hij in vertrouwen, en die deden iets vergelijkbaars. Wiesje en ik, aan het andere uiteinde, ook alvast. We seinden ook Frans en Cisca in.
Yeti liet niet lang op zich wachten. Hij vond 's nachts het muntje, en wilde 's morgens brood kopen. Ab gaf hem koffie, en probeerde hem te laten praten. Ab zei later, dat deze eerste onmoeting met Yeti hem herinnerde aan die met mij. Oftewel: Yeti was op de vlucht voor zichzelf. Maar goed, zo zijn de meesten van ons hier gekomen.
Yeti vertoonde zich weldra ook overdag. Hij raakte in contact met blues brothers Kees en Teun. Hij mocht bij Teun logeren. Niet bij Kees en zijn alcoholica, die ook nog eens vaker van huis was.
Op een middag was het zover. Wiesje en ik gingen naar Ab om onze boodschappen op te halen. Halverwege de Bittenbrug kwam Yeti ons tegemoet. Hij bleef plots staan, staarde ons aan, en sloeg ons met twee vuistslagen tegen de grond. Daarna spuugde hij Wiesje in het gezicht. Dat bracht mij weer bij de les. Ik krabbelde overeind, en vroeg hem of hij mot zocht. Wiesje kwam ook overeind, deed met haar PDA een algemene noodoproep op ons netwerk, en ging klaarstaan om mee te vechten. Toen ging haar een licht op: "Bobbie!"
Kees kwam aangesneld, zag dat blijkbaar David en Esther inmiddels op dat netwerk zaten, dat er dus voldoende versterking was, en snelde naar Teuns huis. Even later was zowat heel Us Net aanwezig op de plaats delict. Maar wat was er nu eigenlijk gebeurd? Dat kon Wiesje vertellen.
Zij en ik waren zonder aanleiding tegen de grond geslagen, zij bovendien bespuugd, door deze Yeti. En dat was niemand anders dan Bob, mijn voorganger als haar vaste vriend.
Dat verklaarde veel. Maar hoe moest het nu verder? We vergaderden op de weg, vijftig meter van waar David (met Esther paraat) Bob in bedwang hield.
Bob was vanaf nu niet meer welkom in Us Net, zelfs niet bij Teun en Kees. Maar dat was niet te handhaven, en hij leek vastbesloten om zijn gram te halen op Wiesje en mij.
Geen uitzicht op verzoening, wel uitzicht op aanvallen op ons lijf en goed. Bob moest uit Us Net weg blijven, en in Amsterdam uit de buurt van onze flat blijven. Kon hij straatverboden opgelegd krijgen? Opgesloten worden? Zou dat voldoende veilig blijken?
Wiesje trok mij weg uit de vergadering, en verklaarde de anderen dat wij even moesten overleggen. We liepen langs een omweg achter de erven langs naar ons huis. Wiesje vroeg mij om een glas water. Intussen ging ze zelf in de huiskamer met het Griekse spul in de weer. Opeens begreep ik haar. Ze dronk zelf van het water, en riep Aphrodite aan.
Warempel, Aphrodite verscheen onmiddellijk aan ons. Wiesje legde haar ons probleem voor: hoe kregen wij Bob voorgoed uit de buurt van ons en onze spullen zonder naar het uiterste te grijpen? Daar zat Aphrodite zelf ook mee verlegen.
Maar er borrelde voldoende mythologie bij mij op om te kunnen opperen: "Aphrodite, Bob is nu bezeten van één gedachte: wraak op Wiesje. Zou het een oplossing zijn, als jij je aan hem vertoont als een zo mooie vrouw, dat je hem Wiesje laat vergeten? Dat hij jou achterna wil, dat je ergens ver genoeg van hier verdwijnt, en dat hij jou blijft zoeken in plaats van Wiesje? Hij hoeft van mij niet ouderwets gekweld te worden: ik weet hoeveel Wiesje voor iemand kan betekenen!" Ik gaf Wiesje een stevige knuffel.
Aphrodite dacht even na. Ze knikte: "Ja, dat lijkt me een wijze en uitvoerbare oplossing. Kom mee!" Ik gaf haar ook een knuffel. Ze bloosde. Wiesje dronk opgelucht het glas leeg.
Aphrodite ging ons voor, zekerheidshalve dezelfde omweg terug. Toen ze in ieders zicht kwam was het, alsof in haar een onbeschrijflijk licht ontbrandde, alsof ze een mens en een grote lampion tegelijk was. Helaas zagen wij haar slechts van achteren. Of moet ik zeggen "gelukkig", omdat ik wellicht anders zelf ook in de val gelopen zou ziijn? Wiesje nam geen risico, en hield me stevig vast. Ik borgde onze koppeling van mijn kant.
Aphrodite liep langzaam op Bob af, en sloeg langzaam een mantel of zo open. Bobs mond viel open - en niet alleen de zijne. Aphrodite gebaarde David om Bob los te laten. Bob kwam bibberend overeind, en ging voor Aphrodite op de knieën. Ze schreed langzaam voorbij. Hij krabbelde overeind, en volgde haar zonder spreken of omkijken. Wiesje en ik konden in de beginnende schemering de lampion met onze ogen volgen tot vermoedelijk de spoorwegovergang, maar de anderen hadden haar blijkbaar gewoner waargenomen, en vroegen zich af, waarnaar wij staarden.
Wiesje ging mij voor in een warme knuffel voor David en Esther, en kondigde aan, dat wij aanstonds in de kroeg een rondje gingen geven. Ik liet merken, dat ik dat een uitstekend idee vond. Ik meende ook te begrijpen, wat Wiesje nu eerst wilde doen.
Ik had het goed geraden. Wiesje trok mij "gewoon" naar ons huis (altijd goed voor wat erecties van ooggetuigen), maar weer naar de huiskamer. Ze schonk een schoon glas retsina in, en sprak: "Aphrodite, je hebt minstens 'n knuffel van mij tegoed. Mag ik je bedanken?"
Aphrodite verscheen weer, met gedoofd licht, en met een gelukzalige glimlach. Ze liet zich door Wiesje omhelzen, en daarna door mij. Ik schonk nog twee glazen vol, opdat wij konden klinken op de goede afloop. Wiesje vroeg, of we nog meer verschuldigd waren. Aphrodite glimlachte, en knuffelde ons samen: "Lieverds, hadden jullie nou nog niet begrepen, dat het mijn eigen belang is dat jullie bij elkaar blijven? Zelfs ik heb inspiratie nodig."
Wiesje en ik waren er stil van. Achteraf was de boodschp niet nieuw, maar wel ontzagwekkend. Wiesje zag kans voor een welgemeend "Zeg het maar, als je weer eens mee wilt doen." Ze gebaarde (met een klein hoofdgebaar, omdat we nog in die knuffel opgesloten zaten) gastvrij naar mij. Aphrodites ogen twinkelden: "Dat zal ik zeker doen! Maar gaan jullie nu maar: ze hebben dorst." Ze vervaagde.
Ik liet me op de bank achteroverzakken, en trok Wiesje bovenop me. "Wat ben jij een kanjer!" fluisterde ik. Ze glansde niet, ze straalde - en herinnerde mij aan hoe we Aphrodite buiten hadden gezien. Ze gaf mij een likje over mijn neuspunt, en fluisterde: "Ik ben zó blij met jouw wijze oplossing! Eeuwig blij. Het is mij een eer om de jouwe te zijn." We deden nog een knuffel.
Wiesje wipte kwiek van mij af. Even later liepen we bijna huppelend naar de kroeg. Ook al hing die niet hoog, ik tilde Wiesje op om de bel te luiden voor het rondje. Het werd in dank en vriendschap aanvaard.
Uiteraard had iedereen dezelfde brandende vraag: wie was nou die mooie vrouw? Bill waagde de gok: mijn vorige verkering? Ik gaf hem een klap op zijn schouder en een extra drankje. Wiesje antwoordde voor mij: "Het was onze huidige verkering!"
Ze zag Afra betrekken, en haalde die aan. Nu was zowat iedereen het spoor bijster, maar dat gaf niet. Het werd gewoon gezellig.
Bill en Mina riepen de overige leden van de bluegrass band naar het podium. Wiesje en ik gingen bedienen. Pas om één uur liepen we naar huis. Met Afra, maar die moesten we teleurstellen: we moesten nu echt even met ons tweeen zijn! Ze begreep het.
Onze glazen waren weer vol. We nestelden ons op de bank, en dronken alledrie getweeën leeg, te beginnen met Aphrodites glas. We hieven het samen naar het plafond, en zeiden "Proost!" Het glas deed "ting!", alsof het een ander glas raakte. We deden een uur over die drie glazen en een knuffel, en haastten ons toen naar de slaapkamer.
"Arme Bob!" fluisterde ik. Wiesje keek half geroerd, half schamper: "Ik ken niemand die ziijn kansen zó slecht benut heeft als hij destijds." Ik deed alsof ik opschrok: "Dan ga ik de mijne nu goed benutten!" Wiesje maakte zich op voor een tongzoen: "De onze...!" Een echo zei: "De onze...!"
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).