Laatste wijziging: 2024-03-01 (technisch), 2024-02-29 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Week 52 4"

[geloof, sex]

 

Kroeg - Sessie - Boeren 1 - Shoppen - Fort - Boeren 2 - Mietje - Waterstaat 1 - Waterschap - Waterstaat 2 - Zwaluw - Gemalen - Waterstaat 3Oudejaarsavond - Voorbereiding - Topje - Synchroon - Optreden

Kroeg

We (Malawiel) verbonden ons dus weer tot een Oudejaars-optreden van de Topjes - dus weer tot afwezigheid bij de beroemde conference van Bill. Dat bleek anders te liggen. De tijd was rijp gebleken voor overdracht van de kroeg door Bill en Mina aan Frank en Margriet, met bijbehorende woningruil: dus Bill en Mina naar de woning die wij, vervreemden, nog steeds de bios noemen. Niet naar het Fort, waarvan ook sprake geweest was: dan verwachtte men toch ruimtegebrek. Er was wèl een andere verrassing: Ab en Sophie wachtten op een geschikte opvolger voor de toch wel verlopen winkel, en zouden dan eveneens in de bios gaan wonen.

De wisseling van de wacht in de kroeg werd vastgesteld op de Kerstdagen: op Kerstavond de wellicht laatste conference van Bill, en op Oudejaarsavond de eerste van Frank en Margriet. Volgens Mina konden die elkaar prachtig aangeven. En op Kerstavond of zelfs -middag nog eens al die muzikanten, met hun bands en in sessie. Dus: of wij wilden meedoen? Heus wel!

Sessie

Wel, dat is inmiddels geweest. Eigenlijk viel het tegen. Moeten “we” onszelf dat aanrekenen? - Zeker, het was gezellig, maar we zijn allen ouder geworden, en we zijn uitelkaargegroeid.

Neem de Hijbezems. De boys zijn amechtig geworden. De jaffa’s lijken weer eens een winterslaap in gegaan, zelfs niet meer gehinderd door de schokkende gebeurtenissen sinds begin oktober in hun geboorteland. Rokkenrol bestaat nog steeds, maar het is alsof je 78-toerenruis door hun muziek heen hoort. Het Slavische koor blijkt allang opgeheven. Heideröslein ook. Our Country blijkt vaker een reünie te hebben dan te repeteren. Ook Steel Strings bestond niet meer, maar werd het hoogtepunt van deze kerstsessie. Elsje verving op drums Dennis, en bracht er de energie in die Aart, Thea en Nora nodig hadden om zelf op dreef te komen.

Teun is een wrak in een rolstoel, en Toos mist inmiddels de kracht om meer te doen dan zichzelf te onderhouden. De vraag is, of ze mantelzorgers in huis nemen of zelf verkassen naar een plek met voldoende laatste zorg. Kees en ik hebben een setje blues gespeeld, elk op electrische gitaar, met Herman op fretloze basgitaar en Maaike op slagwerk (bezempjes). Het hield de aandacht niet vast, maar werd hogelijk gewaardeerd. Andere Kees, Claudia en Pedro waren er ook. Ze bleven bij Rob en Inge overnachten. Misschien is Claudia alweer zwanger.

We hebben een sessie Indiaas gedaan op onze spullen, met Ton en Saar. Die wonen nu als oudgedienden in twee kamers van de dienstwoning van het natuurvriendenhuis, terwijl het zijspan er de dienst uitmaakt. Dat schijnt heel goed te gaan.

Na afloop van de sessie hebben we (Malawiel) onze spullen en die van Aart op onze handkar geladen, en die naar het Fort gereden. De conference van Bill was eigenlijk vooral een gevecht tegen tranen.

Boeren 1

Afgezien van dat meedoen in de kroeg in Us Net en het optreden als de Topjes in het Patronaat waren we (Malawiel) nog ongeveer die “week 52” ter beschikking in Eikenrode. Tin Roof had ons na Kerst-avond niet meer nodig, maar tijdens het ochtendritueel in het Praathuis werden we overgedragen aan Zus. Die had, samen met Moe, een vaag plan: er waren nog steeds wat kleinigheden af te werken, en het zou leuk zijn om degenen die zich uit de naad gewerkt hadden even rust te gunnen. Zou Malawiel Shemabof daarbij willen helpen? Uiteraard! Shemabof zelf hielp vooral het Leger: de Vlegels en de Hamsters. Alles schoof door, als het ware.

Shoppen

Malawiel werd dus “overgedragen aan Zus”. Die deed ons eerst eens winkelen bij Bob, met Sheila waarnemend voor Martha als geleide. Sheila voorvoelde alle commentaren van Elsje.

Overalls heb je nooit genoeg. Minstens drie: aan, vuil en schoon. - Nee, borstzakjes op vrouwenmaten begrijp ik óók niet. - Ja, mannen gaan gewoon even aan de rand van het veld staan. Maar wij vrouwen… Zoals Larie zei: iedere keer dat iemand het wiel uitvindt, komt die met iets ronds. Hier is de vinding van onze Hamsters: een plasgootje van siliconen. Het zal jullie aanspreken: je steekt dit dingetje in je plasgaatje, en draait dit een kwartslag. Deze grotere zet je ook nog eens op dezelfde manier vast in je baarmoedermond. Dan verschuift ie moeilijker. Het werkt ongeveer zoals een muurplug. - Zo zit het vast. Dit slangetje leid je naar buiten, en daarmee doe je of je een man bent. Ik draag dit ook wel op reis. - Voor mannen is er dit aangepaste condoom: voorhuid terug, afrollen over de snikkel. Het lijkt allemaal gezocht, maar het is vreselijk handig als je in een cabine zit. En die mannen gunnen zich vaak de tijd niet voor een ochtendritueel (zoals jullie dat noemen), dus die gaan hinderlijk toekijken als een vrouw op de hurken gaat. Kijk, dit jasje en deze werkbroek kun je óók dragen, in plaats van een overall. Maar een overall en plasgootje bevalt beter. - Hier: laarzen. Op de boerderij heb je vaak behoefte aan schoeisel waarmee je een flink eind in de blubber kunt staan. Maar eigenlijk wil je ook veiligheidsschoenen, want je kunt van alles op je tenen krijgen. We hadden hier een Nederland een fabriek die de hoofdprijs wilde voor veiligheidslaarzen. In China vond ik er een die voor kaplaarzen met veiligheidsneuzen een paar cent meer vroeg dan voor gewone kaplaarzen. Dus hier verkopen we nog uitsluitend die Chinese S3-laarzen, voor een prijs waarvoor je elders niet eens gewone laarzen kunt kopen. - Neem ze ruim, en draag wollen sokken over wat je aanhebt: in de blubber heb je zó koude voeten. - De boeren hier hebben allemaal zo’n knipmes en zo’n multitool bij zich. Zelf heb ik ze nooit nodig, maar ook Martha zweert erbij. Ze gebruiken allemaal zo’n kettinkje om zo’n ding aan een knoopsgat van hun overall vast te maken, want als je druk aan het werk bent, glijdt alles uit je zakken. - Zonnebril en pet moet je zelf weten. - Oh ja, deze bomber jacks dragen ze ook graag: licht, warm en waterdicht. We hebben hier op het dorp een soort kleurcode: dan herken je je maats aan de andere kant van het veld. - Je moet niets, maar met deze roze jacks zouden jullie meteen een mooie kleur hebben.”

Sheila had domweg gelijk. We sloegen een voorraad van alles in, vooral van de plasgootjes, maar van mes en tool slechts één per persoon. Het werd onze eerste “zus en zo” aankoop. We trokken aan wat we nodig hadden, en legden de rest in onze auto. Vervolgens konden we dus “boeren”. We hadden meteen een bijnaam: de “pinken”. Ja, ook Eikenrode doet aan woordspelingen.

Fort

Uiteraard komen die plasgootjes niet stilletjes. We hebben op de avond van diezelfde dag thuis ermee geoefend. Ontworpen door praktische vrouwen voor zichzelf, dus de benodigde handelingen zijn vergelijkbaar met die van tampon-gebruik. En uiteraard ben ik degene die de hulpmiddelen moet aanbrengen en verwijderen. Op de tast. Uiteraard (ja-ha!) kwam de jeugd meteen als een zwerm over mij heen: een nieuw vaginaal speeltje, dan wilden zij dat óók! Oh, iets wat je alleen maar draagt om een overall niet te hoeven uittrekken. Ze waren alweer weg!

We trokken overalls aan. Niet voor het eerst, maar het betreffende hoofdstukje in het aankleed-ritueel moest even op actualiteit getest worden. Elsje wist meteen: “En dan niet óók nog een string!” Dus mijn lieverds geen string onder de overall, zeker niet in combinatie met een plasgootje. Dat ikzelf toch een string verkoos om mijn spul niet te laten bungelen, bezorgde mij fel misprijzen van Elsje.

Boeren 2

De Vlegels en Hamsters konden eens uitslapen. Shemabof maakte het materieel schoon dat als eerste onderhoud moest krijgen, en verplaatste het van de Basis naar het garage-bedrijf van Fred in Tin Roof. Dat waren achtereenvolgens twee machines, bemand door helften van Shemabof. Intussen zag Shemabof toe op hoe Malawiel het volgende spul reinigde. Modder en mest, vastgekoekt in lastige hoeken. Ja, dit was echt werk dat gedaan moest worden - en alleen al de stralende blikken van de uitslapers waren een beloning. Daarnaast bleken Manfred en Martha verguld met hun koppeling (en die van Johann en Myra) door Elsje, een jaar geleden. Naarmate de technische vaardigheden van Elsje en Maaike duidelijk werden, kregen zij uitleg over de werking en bediening van dingen. (Ter herinnering: het Leger heeft enkele veelzijdige landbouwmachines met allerlei hulpstukken. Veel boeren hier hebben zelf niet meer dan een trekker (of backhoe) en aanhangwagen.)

Vlegels en Hamsters konden slecht toekijken terwijl wij hen werk uit handen namen. Na de lunch in Tin Roof namen ze ons mee naar Ons Genoegen. Ze zagen onze walging bij de tekenen van slacht, en stelden ons zo min mogelijk daaraan bloot. Er viel genoeg te redderen.

Veel handen maken licht werk. Zodoende werd Malawiel weldra voor kleine klussen naar boerderijen gebracht. We kregen echt de indruk, dat we meer bezig waren met een voorstelronde dan met werk. De gezichten en bijnamen kregen nu meer achtergrond, en andersom zagen de boeren nu meer van ònze achtergrond.

Mietje

Een schilderachtig koppel in Eikenrode is Mietje en Nana. Mietje herinnert mij aan die lichtblonde verkoper in BBC-televisieserie “Are you being served?”, een levend bewijsstuk voor wie homofilie een gedrag vindt in plaats van een geaardheid. (Mietje is trouwens donkerblond en kalend.) Nana herinnert aan de in mijn jeugd gevierde zangeres Nana Mouskouri, maar werd dier beeld niet vooral gevormd door het montuur van haar bril en door een eenheidskapsel? Samen doen Mietje en Nana vermoeden, dat twintig jaar geleden iemand hen heeft gewezen op het “overblijven” van beiden, en dat ze elkaar dachten te kunnen verdragen. Ze hebben kinderen, waarvan wij er twee gezien hebben.

Mietje is begenadigd hydroculturist. Hij ziet kans om gewassen zoals sla en witlof voorspoedig te telen in kassen met amper aarde, maar met uitgekiende bevochtiging. Zijn oude deskundigheid is asperges. Daarvan heeft hij nog enkele veldjes.

Malawiel werd dus ook even bij Mietje gedetacheerd: even allerlei verspreide kratten en zo verzamelen. Weldra zaten we dus in de woonkeuken aan alweer een mok koffie met alweer een snee krentenbrood. In die overalls, en dus op onbeklede stoelen. Mietje had de indruk gekregen, dat mijn lieverds niets droegen onder die overall. Of dat klopte? Als je Elsje ook maar een beetje kent, dan voorzie je het antwoord. Ze had haar knoopjes binnen vijf frames los, stond op, wist waar ik haar overall vasthouden zou, en wrong zich eruit. Zo stond ze naast me: bloot, overall op de knieën, het slangetje van het plasgootje bungelend uit haar matje, Ze draaide met twee korte rukjes haar bovenlijf heen en weer, zodat haar borstjes (grote tepels op weinig bol) even lilden.

Op dat ogenblik waren twee zoons van Mietje in de keuken, jongens die nog niet ontdekt hebben, hoe je jezelf van die hormonale opwinding bevrijdt. Die hadden dus plots hun blikveld vol vrouwelijkheid. (Geen “je zag zelfs…”, maar “je zag slechts…”.) Ze renden weg, en Wiesje vermoedt dat die oudste toen ontdekt heeft, hoe je aftrekken gaat. Mietje zag zijn indruk bevestigd, en reageerde verder vooral niet - alsof hij op een landbouwbeurs bevestigd gekregen had, dat de prijs van deze machine buiten zijn bereik viel. Nana leek vooral opgelucht, dat Wiesje en Maaike rustig waren blijven zitten. Elsje zelf graaide naar het slangetje, en verklaarde: “geweldige uitvinding!”. Aansluitend liet ze zich weer door mij de overall in hijsen. Ze ging weer zitten, keek de kring rond, en vroeg: “Meer vragen?” - Ze herinnerde mij sterk aan hoe Wiesje vroeger publiek verblufte. (Ik moet denken aan Sophie, toen die nieuw was. Maar hoe zat dat ook weer? Zie Speedy [geloof, sex].) Overigens is Wiesje nog steeds tot dergelijke stunts in staat, maar ze ervaart de voldoening ook als ze Elsje bezig ziet. Dat is alweer Wiesjes “Tiger on the tiles” tweeslachtigheid. - Ik besefte trouwens opeens, dat mij toch een bijzondere kracht gegeven moet zijn: de kracht om de aanblik (met àlle zintuigen) van mijn drie lieverds (en op het Fort mijn schoonmoeders en nog een hele verkleedkist aan moois) zonodig te weerstaan. Ja, ik kreeg heus een stijve bij deze stunt van Elsje, maar ik kon haar weer haar overall in helpen zonder die stijve kwijt te moeten. Uiteraard betekent “Elsje haar overall in helpen” ook, haar even te liefkozen op gevoelige plekjes. En dan moet het haar (en Wiesje en Maaike) gegeven zijn om genoegen te nemen met die liefkozinkjes in plaats van een himalaya.

Waterstaat 1

De oogsten te velde waren dus inmiddels binnengehaald. Nu waren er twee nieuwe klussen. Zoals verwacht, begonnen nu de schapen te bevallen. Zoals niet verwacht, begon de regenval tot wateroverlast te leiden. Op het grote kanaal (langs Ons Genoegen en Aazicht) bleek een snelheidsbeperking ingesteld, maar van veel binnenschepen sloegen boeg- en hekgolven over de dijk. De Turfvaart waterde domweg niet af. Ter herinnering: het meeste land van Eikenrode is afgegraven hoogveen, het ligt dus lager dan het gewone waterpeil in die kanalen. De bebouwing (de dorpskern, Tin Roof, de meeste boerderijen) ligt dan wèl op zandpakketten op de ondergrond, een soort verkapte terpen. Us Net ligt hoger, maar het water stond wel tot aan de rand van de loswal.

Malawiel dacht mee over oplossingen. Vanaf de ochtendkoffie in het Praathuis zijn we met de Commandant meegereden naar de Basis, want daar hing een grote luchtfoto aan de muur. Het lukte mij om de desktop computer van de Commandant aan te sluiten op een projector. Zo konden we Google Maps gebruiken. Ik kon ook nog eens een progje op die desktop installeren om mijn smartphone als muis te gebruiken. Maaike overzag de mogelijkheden tot spuien. De Turfvaart bood niets buiten het grote kanaal om. Het peil in dàt kanaal zou dus omlaag moeten. Maaike en Elsje moesten steeds verder uitzoomen. Ja, als déze sluizen in beginsel open zouden staan en díe dicht, dan zou het water in het grote kanaal uiteindelijk naar zee moeten kunnen afvloeien.

Waterschap

We kwamen op de gedachte om met onze vragen en mogelijke antwoorden naar het waterschap te gaan. Dat was lachen. De Commandant is immers slechts de baas van een loonbedrijf, ook al staat hij in Eikenrode in hoog aanzien. De inzichten kwamen vooral van Maaike, met aanvullingen van Elsje. De Commandant in zijn eentje naar het waterschap? Hij kon Maaikes redeneringen volgen, niet ermee werken. Maaike mee? Dan ook Elsje. Maaike en Elsje bij de Commandant in de auto? Wie voorin? Moe voorzag concentratieproblemen bij haar man. Ze kon zelf niet mee, want ze moest met Zus en Madelon dingen bespreken. Uiteindelijk zijn dus ook Wiesje en ik meegegaan. Ik voorin de auto, de drie lieverds (van wie twee met brede heupen) achterin. Oh ja, en niet in overall en laarzen, maar in die hoodies, jeans en schoenen die we bij Tin Roof droegen. Die hadden we nu niet mee. Kortom, eerst even naar het Fort: omkleden, en de overalls en laarzen meenemen voor later op de dag. Met uitleg aan de verbaasde schoonouders kostte dat een kwartier, plus het omrijden. Terug naar het viaduct, en daar de snelweg op. Voor de Commandant de eerste keer om de hulpdiensten-oprit te gebruiken. Vervolgens plankgas naar het waterschap, daar de parkeerplaats en de ingang vinden. Bij de receptie uitleggen, wat we kwamen doen. Degene die blijkbaar de receptie waarnam (wegens personeelsgebrek?) vond het zichtbaar niks, dat twee oude mannen het woord lieten voeren door één van drie jonge blommen. Maaike kreeg gedaan, dat wij een vergaderruimte in mochten, met aan een wand een grote plattegrond van hun werkgebied, geactualiseerd met wat knip- en plakwerk. Zij en Elsje overlegden. Ze zagen geen andere mogelijkheden dan op de Basis. Terug naar de receptie, alle vijf dan maar. Nu stond een ander ons te woord, dus we moesten opnieuw uitleggen wie we waren en wat we kwamen doen, nu aangevuld met de vraag of iemand naar onze suggestie zou willen luisteren. Deze tweede persoon leek nog minder hulpvaardig dan de eerste, maar gelukkig kwam net iemand langs die geprikkeld werd door bezoek (en dan nog twee oude mannen met drie jonge blommen, van wie er één het woord voerde), en die eigenlijk wel benieuwd was naar een vermeende oplossing. Onze nieuwe vriend liep eerst met ons naar die vergaderruimte met kaart, kreeg daar uitgelegd om welk gebied wij ons druk maakten, en ging ons van daar voor naar een andere vergaderruimte met een wandkaart van heel Nederland. Maaike zag een aanwijsstok (en ik een aanwijslichtje), en legde haar voorstel uit. Nieuwe vriend knikte peinzend, en toetste een nummer in op een wandtelefoon. Even later verscheen een man van mijn generatie (maar nog niet gepensioneerd). Die liet het zich uitleggen, streek door een baard die hij niet had, trok zijn mobieltje, en belde. Zo te horen had hij iemand aan de lijn van Rijkswaterstaat of zo, bevoegd tot het geven van aanwijzingen inzake sluizen. Ter bevestiging van het gesprek ging er een e-mail uit. Vanaf diens werkplek, dus wij werden even bewaakt door onze nieuwe vriend. Die probeerde te begrijpen, waarom wij met vijf personen gekomen waren. En waarom deze ene blom het woord voerde. De Commandant gaf toe, dat hij niet voor waterstaat gestudeerd had, en ik mompelde iets. Wiesje probeerde betrokken te ogen.

De generatiegenoot kwam terug: e-mail verstuurd, bevestiging kon uren op zich laten wachten. Hij zou die doorsturen aan een nu door ons op te geven e-adres. De Commandant gaf het zijne. De inhoud van het bericht zou zijn, dat de in het telefoongesprek genoemde oplossing (van Maaike) meteen toegepast zou gaan worden. Dus dat het waterpeil in het grote kanaal zou gaan zakken, en dat Eikenrode op dat kanaal kon gaan lozen. We namen dankbaar maar murw afscheid. We waren op tijd voor de lunch in Tin Roof. Linda zocht een feestelijke noot, en vond die in het beschikbaar stellen van beschuit en muisjes. (Naast roze en blauwe blijken er ook oranje anijsmuisjes te bestaan. Tja…)

Waterstaat 2

Tijdens die lunch werd al druk overlegd: hoe zou Eikenrode het “lozen over de west” aanpakken, met welk materieel, en in volgorde van welke bedrijven? Na een haastig maal reden we met de Commandant terug naar de Basis, naar die luchtfoto. We namen onze overalls en laarzen mee uit de auto. Maaike en Elsje toonden echt inzicht in de aanpak van de water-afvoer. Wiesje en ik kleedden ons alvast om. Niet in de verwachting dat ambtelijke molens snel zouden malen, maar er zou veel voor te bereiden zijn.

Toevallig hadden de Commandant en de kleintjes hun plan net op hoofdlijnen klaar, toen het verlossende bericht al binnenkwam. Niet doorgestuurd, maar snedig samengevat. Die avond zouden de sluizen in het land geopend of juist gesloten worden, zodat in de vroege ochtend waarschijnlijk begonnen zou kunnen worden met uitslaan. Dat werd aan ons inzicht overgelaten. Mooi! Ik belde Moe namens de Commandant. Die brulde “Klopt!” ter bevestiging van mijn woorden.

De Commandant zag minstens dit probleem: een tekort aan slangen (“brandslangen”), en ook aan pompen: het water van langs de Turfvaart (óók bij de Basis!) moest 10km westwaarts verpompt worden. Ja, een stukje oplossing lag voor de hand: veel sloten liepen al oost-west, en boeren zonder waterpomp-hulpstuk voor de trekker zouden een uitzondering zijn.

Ik kreeg een inval: zou de “Louis XIV” in het grote kanaal kunnen afmeren, en dan met zijn scheepspompen (sleepboten zijn meestal ook berekend op brand blussen) kunnen helpen? Ik belde Aart, de feitelijke beheerder van de vloot van Pierlala. Wel, voordat ik verderging: de keuringspapieren van de Louis XIV en van stoomkraan “Glück Auf” waren verlopen. Ik ging over de rand, en vroeg of hij dacht dat Louis XIV wel dienstvaardig zou zijn. Mja, dat wèl. - Ik brak in bij de Commandant: we zouden een misdrijf kunnen begaan door die boot te laten pompen. Die had beslist ook slangen van grotere doorsnede aan boord. Aart tetterde in mijn mobieltje: nood breekt wet, maar was de nood in Eikenrode zó hoog? Nee, eigenlijk niet. Aart voorvoelde nòg een opwelling van mij: nee, ook het stoomwezen had verlopen papieren.

Zwaluw

Inmiddels waren de Commandant, Maaike en Elsje het eens: het water moest door de aanwezige sloten westwaarts stromen. Die sloten moesten dus vanaf de zijde van het grote kanaal nagegaan worden op verstoppingen. Er was ook sprake van compartimenten: het land van Eikenrode had delen met verschillend waterpeil. De Commandant zag steeds duidelijker, wat in welke volgorde te doen was. Hij belde de Hamsters: of Martha en Manfred vanmiddag met een drone de toestand in kaart wilden brengen, te beginnen met de compartimenten aan de westzijde. Hij belde ook Moe: of ze voor vanavond een dorpsvergadering wilde beleggen. Ja, als dat bij de Zwaluw kon, dan zou dat mooi zijn.

De Hamsters waren uiteraard met iets bezig geweest, iets met een trekker met laadschop (in Nederlandse media wellicht aangeduid als “shovel”, maar te klein voor een “wheel loader”). Maaike en Elsje namen die klus over, tot blijde verrassing van de boeren op wier erf ze aan het werk gingen. Wiesje en ik hielpen de Commandant met plannen. Vroeger zou dat een patience met papieren (voorstellende de percelen) geweest zijn, nu was het een klus in de computer. Papier of computer, de Commandant is een man die met zijn materieel wonderen verrichten kan, maar die zich tussen vier muren snel opgesloten voelt. Wiesje bleek de sloten-puzzel goed te kunnen aanvoelen (“Boutjes en moertjes? Nee hoor, helemaal niet!”), en ik kan zelf redelijk met computers omgaan. De Commandant hoefde slechts op te letten, of keuzes te maken die Wiesje hem voorhield. Kortom, het werd heel ontspannen.

Laat ik hier invoegen wat iedere weldenkende lezer zich al lang afgevraagd moet hebben: er zijn toch wel gemalen? - Het gekke is, dat die gedachte pas in deze fase opkwam. Bij Elsje. Zij en ik hebben met wat zoeken het volgende gevonden.

Oorspronkelijk was dit deel van Nederland een hoogveen-gebied. Ten tijde van de ontginning is de Turfvaart gegraven. Het grote kanaal was toen een smalle en bochtige afwatering van het hoogveen-kussen. (Vergelijkbaar met ons Televisiekanaal als rechtgetrokken Zeg ‘ns Aa.) Eikenrode is vanaf die Turfvaart ontgonnen: de vaart diende zowel ter ontwatering van het veen als voor de afvoer van de gewonnen turf. Het overblijvende land lag beneden de waterspiegel. Het werd gaande de vervening bedijkt en drooggelegd. De terzijdegelegde bonkaarde werd over de droge grond verspreid, en een nieuw landbouwgebiedje was geboren. Dat droogleggen van zo’n compartiment zal met een windmolen gedaan zijn. De compartimenten werden tot polders, de polders werden samengevoegd tot grotere waterschappen. Die windmolens hebben in Eikenrode geen sporen achtergelaten. (Nee, de molen van Wim en Zus is geen “waterpomp”. Die staat bovendien net buiten het afgegraven veen.) Met goed zoeken ontdekten we op die luchtfoto twee electrische gemaaltjes: één aan de Turfvaart (onverwacht ver naar het zuiden) en één aan het grote kanaal, notabene naast Ons Genoegen. (Ter vergelijking: onze lage rimboe was blijkbaar op veel grotere schaal ontgonnen, onze verre weide ook.)

We wezen de Commandant op die gemaaltjes. Wel, dat naast Ons Genoegen had hij nooit in werking gezien of gehoord. Dat langs de Turfvaart evenmin, maar het lag buiten zijn aandachtsgebied. (Donkere bladzijde in de familiegeschiedenis?) Hij belde nog even met het waterschap, maar kreeg een antwoord-apparaat. - Oh ja: als je denkt dat zonder werkende gemalen zo’n veenpolder onderloopt, dan misken je het waterverbruik van de landbouw.

Die avond aten we dan toch maar gezellig mee in Tin Roof. Vegetarisch? Geen probleem! Daarna reden we in Diana’s auto achter de Commandant aan.

Inderdaad, ook de Zwaluw is een boer, een melkveehouder, die eigenlijk Bob heet. Hij dankt zijn bijnaam aan zijn inspanningen om zwaluwen op zijn bedrijf te laten nestelen. Zijn bedrijf ligt centraal in Eikenrode, en hij heeft bovendien al jaren een gebouw in ruwbouw klaar, waar zijn vrouw en hij iets moderns willen gaan doen. Ze weten nog steeds niet wàt, en inmiddels zijn ze bijkans een vergadercentrum. In de “zaal” hebben ze rolcontainers met klapstoelen en -tafels, eigendom van het Leger. Wim en Zus waren vanaf de molen langs Ons Genoegen gereden, en hadden daar de koffie-gamellen opgehaald die eigenlijk beter bij de Zwaluw hadden kunnen blijven staan. Uiteraard had Linda vanuit Tin Roof pakken koffie en zo meegebracht. (Eikenrode is uitgesproken koffie-land. Als je thee wilt, krijg je zelf neerbuigende blikken als “theezakje”. De koffie behoort er oorsuizend sterk te zijn, maar wordt er met veel suiker en melk, liefst verse melk, gedronken. Zeker, er hoort iets bij de koffie. Liefst dikke plakken ontbijtkoek met roomboter, desnoods van die dubbele biscuits met iets ertussen. Geen liflafjes! - Je drinkt koffie onder het werk. Voor dat werk moet je energie naar binnen krijgen: dan houd je het weer even vol.)

Samen met de tiener-kinderen van de Zwaluw stelden wij de klapmeubelen op: in theater-opstelling, maar met tafeltjes voor de koffiekopjes. (Kopjes? Zowat soepkommen! - Ik zag het vóór me: als deze mensen nu bier zouden drinken, dan rechtstreeks uit halve-liters. Met op elk tafeltje een asbakje of puddingschaaltje voor de kroonkurken.)

Ik had de Commandant zijn computer, projector en scherm laten meebrengen, en hielp hem, alles op te stellen. Ja, dat was hàndig, en eigenlijk viel de moeite (van meenemen, opstellen en gebruiken) best mee.

Intussen liep de zaal vol. Iedereen redeneerde voort op het half-meegekregen onderwerp van de bijeenkomst, en iedereen was al tot de slotsom gekomen waartoe ze eerst de uiteenzetting van de Commandant moesten aanhoren. Dat aanhoren ging dus (voor mij onvermoed) braaf: iedereen waardeert de Commandant als loonwerker, en aanvaardt zijn mindere gaven als redenaar. Bovendien gaf de aanwezigheid van projector en scherm toch een aureool van autoriteit.

De Commandant liep tenslotte nog even hoofdelijk iedereen langs: die pompen, die trekkers, die sloten? Wiesje vinkte ze voor hem af. De vergadering werd om 20:30 gesloten. Er verschenen flessen jenever (dat merk van Berend) en wegwerp-borrelglaasjes. Nog éven napraten (liefst even bij een kutvraag de ogen weiden op mijn lieverds), dan op huis aan: vroeg weer op. Nu voor het afwateren.

Wij hielpen nog even afbouwen en opruimen. Manfred nam in zich op, hoe de projector op de computer aangesloten moest worden. Martha nam in zich op, hoe dat grote projectiescherm opgeborgen moet worden. (Doek met drukknoppen losnemen en opvouwen, raamwerk opvouwen. Oefening baart kunst.) Maaike had genoeg zelfvertrouwen om de auto zonder omwegen naar huis te rijden.

Gemalen

De volgende ochtend waren we weer op tijd in het Praathuis. In overall, met toch maar strings eronder, mijn lieverds wel met ook plasgootjes.

Wij (Malawiel) hadden bedacht, dat wij ons waarschijnlijk het nuttigst zouden kunnen maken door eens kritisch te kijken naar die twee gemaaltjes, te beginnen met dat naast Ons Genoegen. Dan konden we daarna altijd nog elders de handen uit de mouwen steken. Dat voorstel werd aangenomen. In onze auto (Diana’s pick-up) konden we de Commandant meenemen, terwijl de Vlegels de zijne namen (waarin hij doorgaans ook wat gereedschap en zo mee heeft).

Het eerste gemaaltje stond dus naast Ons Genoegen. Het leek van een afstand van luttele tientallen meters op een huisvuil-container: een betonnen opbouwtje op een terzijde uit de dijk puilende bobbel. Met uiteraard uitzicht op een eind machinetocht in de polder. De Vlegels hadden de deur in een handomdraai open. De opbouw bleek slechts de overkapping van een loodrechte ladder omlaag een pompkamer in, maar wel met boven een instrumentenbord vol lichtjes, meters en schakelaars. Er brandde een lichtje dat aangaf dat er netspanning was, maar verder was alles doods. Elsje vond een schakelaar die de pompkamer verlichting bracht. Zij ging ook maar meteen de ladder af, gevolgd door Maaike. Die riep vrijwel meteen mij erbij. Ik daalde af.

Beneden stonden twee grote centrifugaalpompen opgesteld, hun zuig- en pers-afsluiters open. Waarschijnlijk stroomde er dus doodleuk water uit het kanaal door de pompen heen de polder in! - Oh, toch niet: Maaike herkende terugslagkleppen. Ik herkende iets anders: een peilschaal tegen de wand achter de ladder, met iets wat mij herinnerde aan een stang voor een vlotter. Ach ja: zolang die vlotter “hoog” drijft, tegen een in hoogte verstelbaar contact, moet er gepompt worden; drijft de vlotter niet meer, dan verbreekt die een electrisch contact, en wordt het pompen gestaakt. Zoek contact en vlotter…

Wel, die vlotter lag los om zijn stang, onder wat dan een waterdichte schakelaar moest zijn, op de onderzijde van de peilschaal. Hoe dan ook, volgens de techniek hoefde er nooit gepompt te worden. (Voor oplettende lezers: de peilschaal bevond zich enkele meters boven het werkelijke waterpeil. De vlotterstang was als het ware de top van een dobber.) Ik maakte plaats voor de Commandant. Die zette met de stelschroef de schakelaar op zeker waterpeil, en tilde met één hand de vlotter op. Boven ging een lampje branden. Ach ja: de pompen werden met een relais ingeschakeld, en het relais werd door de vlotter bediend. Hij stelde ook de vlotter in. We drukten boven op een knop, en nu kwamen de pompen tot leven. Ik herinnerde mij het gemaal van de lage rimboe bij het Televisiekanaal, en keek buiten naar mogelijke verstoppingen. Maar de pompen zoemden, in de machinetocht leek water te stromen, en in het kanaal, nu ruim onder de kruin van de dijk, zag je water kolken. Wij zevenen legden onze rechterhanden opelkaar voor deze zege, en sloten het gemaal weer af.

We scheurden naar het gemaaltje aan de Turfvaart. Zelfde soort gemaal, zelfde probleem, zelfde oplossing. Dat wil zeggen… in de Turfvaart stond het water nog tot bijna de kruin van de dijk. De Commandant stelde daar wel alles naar wens in, maar schakelde daar het relais uit. Daar hoefde later dus maar iemand op die ene knop te drukken, en dan zou ook daar water uitgeslagen worden.

We waren dus een eind ten zuiden van de Basis. We stoven daarheen. De Commandant wrochtte een e-mail aan het waterschap, met foto’s uit Elsjes mobieltje ter verduidelijking.

Waterstaat 3

Voor de huisdeur van de Basis scheidden zich onze wegen. De Commandant gaf de Vlegels een lift naar hun eigen auto, geparkeerd bij het Praathuis. Wiesje belde Zus op. Op de achtergrond hoorden we Moe telefonisch in gesprek met de Commandant. Zus hield even ruggespraak, en belegde een nieuwe dorpsvergadering, die avond bij de Zwaluw. Of wij daar weer zouden willen helpen opbouwen - na de lunch in Tin Roof? De vergaderspullen waren nu eindelijk allemáál bij de Zwaluw achtergebleven, dus ook de gamellen, en hopelijk konden ze daar voorlopig blijven. Ook wij reden naar Tin Roof. De auto’s van Vlegels en Commandant stonden er niet.

De lunch werd bijna feestelijk, zo blij waren wij (aanwezigen) met het in werking stellen danwel daartoe klaarzetten van de gemalen. Echter, tegen het einde van de middag kreeg de Commandant een e-mail op poten van de dijkgraaf (“burgemeester” van het waterschap): of hij nooit meer eigenmachtig gemalen in werking wilde stellen, op straffe van rechtsvervolging krachtens zeker wetsartikel. Hij belde (van waar hij dat op zijn mobieltje had gelezen) naar Moe. Die heeft terstond zeker lid van het Dagelijks Bestuur van het waterschap ingelicht. Dat DB-lid (“wethouder” van het waterschap) heeft (ook weer terstond) de dijkgraaf erop aangesproken (ze waren beiden nog op kantoor), en hem zo indringend de Levieten gelezen, dat al bij punt Mededelingen van de vergadering bij de Zwaluw diens ontslag-aanvraag genoemd werd.

Oudejaarsavond

Oudejaarsavond naderde, en dus ook het optreden van de Topjes. Door Zus werden we daartoe met betaald verlof gestuurd.

Voorbereiding

In Eikenrode werd overwogen om maaltijd en optredens te verplaatsen naar de zaal van de Zwaluw, maar uiteindelijk had het Patronaat als enige nadeel de excentrische ligging. Als we totdusver een duidelijk beeld van Eikenrode hebben weten te schetsen, dan begrijp je hoe het gaat: terugrekenend vanaf hoe laat jij (of een lid van je gezin) in het Patronaat moet of wilt zijn, doe je je wekelijkse boodschappen bij Tin Roof, weet dat de anderen dat ook zullen doen, neemt de tijd dus ruim, en vult de wachttijd in het Praathuis. Totdat het daar te vol wordt, en je bovendien trek krijgt in iets sterkers: dan verkas je naar dat café aan het kerkplein. “Kerkplein” is mijn aanduiding, ter onderscheiding van het evenzeer onofficiële “dorpsplein” van Us Net. Het café heeft beslist een naam, wellicht “het Choor”, maar iedereen noemt het naar de uitbater “Bolle Jan”. Jazeker, Jan is aangetrouwd, en er is een autochtone “Bolle”.

Als je dit draaiboek in gedachten doorleeft, dan zie je ook al, waar het vastloopt: op boodschappen die koeling behoeven. (Herinner je je de smoes “diepvries” nog van Wiesje en mij?) Kortom, “iedereen” kwam bijdragen aan de (niet onverwachte) piekdrukte bij Tin Roof, maar de meeste auto’s stoven aansluitend naar huis om de boodschappen in veiligheid te brengen.

In het Praathuis bleven dus slechts diegenen achter die als eersten in het Patronaat nodig waren en bovendien niet nodig waren voor de voedselrace. Je voorvoelt óók vast wel, dat wie thuis de vriezer en de koelkast heeft gevuld, niet meteen plankgas terugrijdt naar Tin Roof: wachten kun je thuis ook (zéker met die nieuwe rol koekjes), bijkletsen met anderen kan straks ook, en op de boerderij is altijd wel iets te doen. De gezinsleden in het Praathuis vermaken zich heus wel!

Van het Praathuis naar Bolle Jan gingen slechts diegenen, die geen koffie of thee meer konden zien, en die bovendien geen nadelige invloed verwachtten van wat alcohol op hun inzet in het Patronaat. - Oh ja. De gemeente heeft in de dorpskern van Eikenrode (de min of meer aaneengesloten bebouwing langs wat later de provinciale weg werd) betaald parkeren ingevoerd. Alle Eikenroders parkeren dus gratis bij Tin Roof als ze in de dorpskern moeten zijn, en kennen het paadje binnendoor tussen parkeerplaats en plein. (Voor oplettende lezers: het paadje tussen parkeerplaats en het huis van Fred en Nelleke is een ander. Ze beginnen op vrijwel hetzelfde punt bij het Praathuis, maar verlopen onder een bijkans rechte hoek.) Waarmee ik omstandig gezegd heb, dat uiteindelijk iederéén lopend van Praathuis naar Patronaat ging, al dan niet met de omweg (in plaats en vooral tijd) langs Bolle Jan.

Topje

Ook wij Topjes bereidden ons weer voor. Dat wil zeggen, Maaike wilde nu eens uitzoeken, hoe zij kon voorkomen dat haar topje opkroop. Ze was met mij alleen in de slaapkamer, voor de bijna vergeten passpiegel aan de binnenzijde van een kast. (We hebben daar twee kastenwanden: langs de buitenmuur en de wand tegenover de badkamer.) Daar droeg ze slechts een topje, en onderzocht de uitwerking van armgebaren. Uiteraard was het dan aan mij om het topje weer teder omlaag te trekken.

“Alléén”? De jeugd is (zoals gezegd) net een zwerm meeuwen, maar dan belust op sex. Wat deden Maaike en ik? Tepels bedekt zien te houden. Waarom? Om in gezelschap niet de aandacht te trekken. Waarom niet? - Probeer bij dergelijk dóórvragen maar eens niet te ontploffen in “dáárom niet”. Ik probeerde nu eens iets anders: beurtelings liet ik van achteren hun borstjes stuiten (lillen, te kort voor een frequentativum), en trok eventjes een vinger (steeds dezelfde) door hun gleufje. Vervolgens bleven zij even met zichzelf en met elkaar bezig, en konden Maaike en ik doorgaan met onze eh… metingen.

Synchroon

Wiesje en Elsje waren in de huiskamer. Ze deden iets wat je misschien allang eens verwacht had: ze betrokken Diana in hun synchroniteiten, nu eens dans naar vooral Grieks voorbeeld. Ze zongen er ook bij. Meerstemmig zelfs. Mart werd door Diana meegesleurd. Hij ontpopte zich tot een minstens even grote comedy relief als ik ben bij de Topjes: hij kan evenmin zingen of dansen als ik, maar het staat ook verder van hem af. Anderzijds oogt hij nu als dertiger zonder buikje.

Optreden

We (Malawiel) zouden dit jaar niet mee-eten in het Patronaat. We waren des te welkomer, maar we hadden nu een maand vooral in Eikenrode doorgebracht (nou ja, vooral overdag), en dus overeenkomstig minder thuis. We zouden slechts optreden (als de Topjes). Dat bood ons de kans om ook de schoonouders mee te nemen: wij achten op de zes zitplaatsen van Diana’s pick-up, onze muziekspullen achterop onder de huif. Diana zat zelf aan het stuur, Yvonne naast haar als beoogde terugrijdster (BOB).

Uiteraard begon ons optreden te laat. Al tijdens de voorbereidingen was in het Patronaat een stroomstoring opgetreden (zonder applaus), met als ongevraagde toegift uitlopen van het hele programma. De schoonouders hielpen ons opstellen. Dat was weer even wennen. Voor de meeste Eikenroders: nog een dèrde Wiesje??? Voor enkelen: Mart was toch dóód??? (Die complicatie was ons ontschoten.)

Afijn, we (Topjes) waren op dreef. We hadden tevoren bedacht, dat we onze nummers zouden kiezen op trefwoord “water”. Dat hebben we meteen bij aanvang gezegd, mede om te ontkennen dat ons openingsnummer “Mayim” een politieke lading zou hebben. En zie je het vóór je: Elsje en ik in de “Zuiderzeeballade”, met uiteraard Wiesje op accordeon. Ik vind de Zuiderzeeballade een sterke tekst, maar verder een oubollig nummer. Maar Elsje had mij op een oude stoel geduwd (donker hout met lichtgroen pluche, je weet wel), en gaf al zingend een cursus “opa opgeilen”. Opa als B-keus, omdat die blonde jongen dood blijkt. En “opa” dus in T-shirt en “kilt” in spekkies-kleuren… We waren zo melig om ook het tegendeel van “water” te bezingen: “Brandend zand”, als een Servo-Kroatische kolo. Wiesje zong (met theatrale gebaren), ik speelde (dankzij Apollo) accordeon, Maaike taragot en Elsje viool. Het klonk een beetje als “Op de step”.

Het publiek genoot weer, maar had eigenlijk wel zin in iets ruigs. Laat nou heel toevallig Aart zijn electrische gitaar mee hebben… We hebben ons programma aldus aangepast: “We spelen rock & roll totdat jullie weer allemaal zitten. Dan gaan we ruiger doen.” Die rock & roll werd ongeveer wat wij van Rokkenrol kennen: eerder Bill Haley dan Little Richard, met (alsnog trefwoord “water”) wat surf-nummers. De dansers hielden het langer vol dan verwacht. Elsje in de microfoon: “Als we dit geweten hadden, hadden we onze plasgootjes gedragen.” Gejoel. We kregen wel ruiterlijk voorrang bij de toiletten. (“Ruiterlijk”, omdat iedereen behalve wij tijdens ons spel gegaan had kunnen zijn.) Na een minimale pauze gingen we verder, nu met repertoire van Steel Strings (deels door Aart zelf geschreven). Thea heeft “flat-wound” snaren op haar basgitaar, vandaar haar kenmerkende glijers, en ik ook. Ja, dat werd oorverdovend goed. Martha na afloop, onvermoed biologisch: “De muziek maakte de peristaltische bewegingen van mijn darmen overbodig.”

We speelden (volgens afspraak) tot kwart voor twaalf. Dan kon Zus nog enkele mededelingen doen. Wij konden alvast afbouwen. Toch werd het nog na drieën tot we thuis waren.

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).