Laatste wijziging: 2024-03-28 (technisch), 2024-02-29 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Noot: Misschien wordt dit iets voor de geilneven onder ons. Het is niet zozeer een verhaal, maar eerder een stand van zaken. Die wijkt wellicht af van wat eerder geschreven is.
Wij (Malawiel) hebben een avond- en een ochtendritueel. Beide omvatten een “grote beurt” die in onze ogen inderdaad met onderhoud te maken heeft. In de nachtelijke tussentijd rusten we. Ja, slapen is dan het hoofddoel.
Hadden we eigenlijk ooit verteld, dat mijn eigen maatstaf voor “genoeg” vrouwlijke hoogtepunten zou kunnen zijn, dat de gelukkige een nieuwe jaartelling zou willen beginnen? Mijn drie lieverds zouden dan minstens tweemaal daags elk een nieuwe jaartelling willen beginnen, dus zo werkt het niet. Wat gebleven is, is humor rond “gelukkig nieuwjaar!”, “vuurwerk”, en zo. Een nieuwe jaartelling houdt immers vanzelf een nieuw jaar in, desnoods in afbreuk van het oude.
Wiesje ligt zo graag met mij verstrengeld: in mijn armen, met haar benen om de mijne. Gewoon stil liggen, slapen, samen geleidelijk wakker worden: van beseffen tot betasten tot liefkozen tot bevredigen. Vaak moeten we onderwijl toch eens de blazen legen. Na Wiesjes himalaya pijpt ze mij klaar. Ze is immers zo verzot op haar “krachtvoer”, en na een paar uur rust is mijn prostaat niet meer helemaal leeg. Dankzij mijn “opvoeren” door Apollo is trouwens ook de aanbetaling weer in zwang, zij het slechts in die vorm: pijpen.
Als Wiesje met mij is, dan zijn Maaike en Elsje dus ook samen. Elsje lijkt uitdrukkelijker heterosexueel van aard te worden. Maaikes aanpak is dan, een vinger door haar eigen gleuf te halen, en Elsje die onder de neus te houden. Waarop Elsje dan meer inzet betoont om met Maaike gezellig te zijn.
PS: Weer een inval van Genade bij Maaike: voer een spel-element in. Wie kan de ander in de kortste tijd, met de minste handelingen, het vaakst, het hevigst, of wat dan ook klaarmaken? Elsje is dol op spelen (vooral op winnen), dus die werd terstond de vurigste vrouwminnaar. De inval verspreidde zich als een drukgolf door Fort Rimboe, dus inmiddels doet Jannie en Allevrouw mee. Aan een mannen-aanpak wordt gedacht. - Begripsvraag: hoe ziet Wiesje het spel-element? Antwoord: Wiesje wil dat degene met de meeste afscheiding wint. (Nee, melk-geven zonder zuigeling is een persoonlijke wens. Maar zou ze dat kunnen, dan zou ze het wellicht tot spel-doel willen maken.)
Ook Maaike wil weer graag met mij slapen. (“Weer” slaat op slapen, want het willen samenzijn stond altijd boven twijfel.) Dat begint dan met het avondritueel of een toegift daarop, en eindigt in Dankbare rust. Ik blijf moeite houden met het aanvaarden van de gedachte dat Maaike zo Dankbaar is voor mijn liefde: ik voel die Dankbaarheid juist jegens haar. (Met Wiesje is het geen Dankbaarheid, maar een besef van bij elkaar te behoren.)
Als Maaike met mij is, dan zijn Wiesje en Elsje dus ook samen. Wiesje heeft Maaikes aanpak overgenomen. Elsje lijkt ook minder moeite te hebben met Wiesjes lijf: tenslotte is zijzelf vrijwel een kopie van Wiesje. De ongestelde vraag is dan “Vind jij dit óók zo lekker?” Zie voorts iets verderop.
Ook Elsje wil graag met mij de nacht doorbrengen. Niet zozeer slapen, eerder aanhoudend neuken, met een keer pijpen ter afwisseling. Maar dat lukt mij niet, zelfs niet na mijn “opvoeren”. Ze heeft dezer dagen plots de beeldspraak van mij als bouwvakker. Op de uitroep “schaft!” word ik geacht tien boterhammen te verschrokken (als maat van beffen en neuzen) en een liter melk te verslokken (als maat van zuigen aan haar tepels). Overigens meten haar borstjes samen bruto beduidend minder dan een liter, maar ik heb geen benul van de productiesnelheid van melkklieren.
Als Elsje met mij is, dan zijn Wiesje en Maaike samen. Dat gaat geweldig: daar vergeten ze bijna dat ze toch echt hetero zijn.
“Iets verderop”. Het komt voor, dat ik Maaike niet meteen een sur place geven kan, na twee of drie eerdere lozingen in hetzelfde avondritueel. Terwijl ik op mijn ellebogen over haar heen gebogen ben, roept zij dan zachtjes Wiesje en Elsje: “Kom es!” Die draaien dan om, en komen (met hun voeten eerst) ruggelings langs ons heen liggen, hun heupen tot bijna bij mijn schouders. Dan heb ik dus ongeveer onder mijn neus de aanblik (en geur!) van twee allervrouwelijkste vrouwen, bovendien lekkend tussen hun benen. Eigenlijk zou ik dan een hormonale lasbril moeten dragen. Dan krijg ik alsnog een stijve. Maaike heeft intussen haar flap open, en werkt mij naar binnen. Vervolgens gebeurt er iets wat ik zou omschrijven als “malen” of “kneden”: alsof haar eierstokken en meer van buiten haar baarmoeder op mijn stijve inwerken. (Maaike kan nu eenmaal dingen in haar onderlijf beheersen waarvan andere vrouwen niet eens weten, dat ze die hebben.) Dan verword ik dra van een man met een stijve tot een uitgeknepen vodje zonder afmetingen. Als ik na (volgens hen) enkele tellen weer bijkom, dan vragen Wiesje en Elsje eenstemmig: “Komt dat door mij?” (Ze breiden hun synchroon-repertoire trouwens uit met tweestemmig zingen.) Aansluitend doen we gevieren een groepsknuffel, en daarna gaan minstens Maaike en ik echt slapen.
PS: In deze samenhang valt ook wel eens het woord “centerfold” voor Maaike, en dan wellicht ook het woord “karikatuur” voor Wiesje en Elsje. Maaike heeft “centerfold” als geuzennaam aanvaard, en luistert graag naar roepnaam “Cen”. Elsje sputterde luidkeels bij het woord “karikatuur”, maar Wiesje vond het een passende beschrijving en nam de mogelijke bijklank op de koop toe. Ik mag haar “Kar” noemen. Voor Elsje geen vergelijkbare bijnaam, hoewel we “Kaatje” (van “KariKatuur”, misschien Spaans “Kar y Katuur”) overwogen hebben, en het verzoek om achtervoegsel “-je” achterwege te laten. In geschrifte, want de aanspreekvorm is voor mij “Els”, voor Maaike “El”, en voor Wiesje een van beide. Wiesje stelde honend voor om voortaan te schrijven over “Elsone”, een hopelijk juiste vergroting in het Italiaans. (Een “trombone” is een grote “tromba”, bijvoorbeeld.) Elsone, haar grote zus van bijna 37 jaar jonger.
We zijn nog zelden alléén in onze slaapkamer. Ik bezet met mijn lieverd van dienst het tweepersoonsbed B3/B4, beide anderen bezetten A3/A4. Hoofden bij elkaar. Ter herinnering: dat zijn de bedden aan de zijde van het zwembad. De bedden A1/A2 en B1/B2 worden tegenwoordig meestal bezet door de jeugd: de negen muzen van Apollo in lichamen van ongeveer tien jaar oud, plus drie ondode Vestaalse Maagden van diezelfde schijnbare leeftijd. Ze liggen dan in paren dwars over die bedden, zich verlekkerend bij de aanblik van wat wij met elkaar doen. Wijzelf hebben twee vibrators in gebruik, en we hebben hen er ook twee in bruikleen gegeven. Die dingen gaan ook wel mee naar hun slaapzaaltje in de westvleugel, en er moeten accu’s opgeladen worden.
Dat laatste blijft een moeilijke gedachte. Zeker, Zeus kan bliksemschichten werpen, maar pas sinds Benjamin Franklin begrijpen we meer van electriciteit. De onsterfelijken willen ook wel eens knutselen (naaien op een naaimachine inbegrepen). De schoonouders, die zich meer in de zuidoost-toren ophouden dan wij (Malawiel), zoeken al jaren naar een beklijvende uitleg over accu-families en stekkers in stopcontacten. En over aardlekschakelaars.
In beginsel staan alle deuren in Fort Rimboe altijd open, minstens figuurlijk. De jeugd zwermt dus ook wel eens naar de huisrimboe of de huisgrot. De huisrimboe is altijd weer nieuw, want Aart en Yvonne verplaatsen vaak de “eilandjes” in hun waterbak. Maar eigenlijk hebben ze een geliefd strandje in een hoek, en in dat hoekje hebben zij hun liefdesleven. De huisgrot is veel voorspelbaarder, maar je weet nooit, waar Mart en Diana nu weer zullen liggen. (De onsterfelijken kunnen zich in de vierde dimensie altijd overal heen verplaatsen en zich er wel of niet vertonen, maar de Muzen lijken in dit opzicht beperkt, en de VeMa zijn dat toch al.)
In de huiskamers is altijd wel iemand. Als wij stervelingen naar bed zijn, dan schijnen de onsterfelijken en ondoden te verkassen van onze huiskamer in de noordvleugel naar de hunne in de westvleugel. Eerst naar die van de Olympiërs, later een deur verder naar die van de Asen. Ze zullen in hun aangenomen gedaanten ook wel eens slapen, maar dat zien wij stervelingen zelden. De plek die door allen ontzien wordt is (wat ik noem) de consistoriekamer: het plekje waar nog-aanbedenen even hun ding kunnen doen. De niet-meer-aanbedenen weten maar al te goed, hoe blij zijzelf geweest zouden zijn met zo’n plekje.
Al met al is het inmiddels anderhalf jaar geleden, dat de Slok ontwikkeld werd. Ter herinnering: dat voorbehoedmiddel onderdrukt de mogelijkheid tot innestelen van een bevruchte eicel volledig, en vertraagt de eisprong-cyclus van ongeveer maandelijks tot hoogstens jaarlijks. Waarschijnlijk “anderhalfjaarlijks”, maar veiligheidshalve rekenen we met jaarlijkse inname van de Slok. Toch hebben we (alle gebruiksters?) het eens even aangezien: er kan immers niets gebeuren, zolang er geen sponsje gevormd is. Dàt wordt minstens dagelijks gevoeld. Sommige gebruiksters, waaronder Yvonne, herkenden het gevoel van de naderende eisprong. Wiesje geraakte weer helemaal in de ban van het “vangen van eitjes” [sex]. Inmiddels hebben alle gebruiksters opnieuw de Slok ingenomen.
Ik noemde inmiddels de open deuren en de huiskamers. Dan kom ik toch weer uit bij “bloot”. Het naaktlopen in het Fort gaat rechtstreeks terug op dat van Wiesje en mij in de konijnenflat. Het moet niet, en bijvoorbeeld meneer Han blijft onberispelijk gekleed. Bedenk trouwens, dat velen (sterfelijk, ondood, onsterfelijk) gedaantes hebben die hen qua lichaamsbouw en schijnbare leeftijd aantrekkelijk maken. Ikzelf ben daarop een besmuikt misprezen uitzondering - totdat ik als ondode zal terugkeren in mijn gedaante als achttienjarige.
Inmiddels heb ik een verklaring gevonden voor in eerder verhalen genoemde “gebiedende borsten”. Doorgaans wiegen en vervormen borsten, met de spenen in verschillende richtingen. De borsten van Elsje en (ook na hun groeistuipje) Wiesje zijn daarvoor domweg te klein. Ze hebben wèl die grote tepels met veel pigment. Die tepels kijken je dus bijkans samen aan, met grote spenen als wijde pupillen. Als vrouwminnaar ga je je dan schuldig voelen. Dat aankijken en schuldig voelen geldt ook voor de beginnende borstjes van de jeugd, al ogen die eerder als geloken. Daarentegen zijn de borsten van Maaike eerder links en rechts op zoek naar tedere grote handen. Zelf ervaar ik de borsten van Diana niet als gebiedend. Ze zijn nèt te groot en te zacht. Bovendien heb ik dan vaak ook borsten van haar dochters in beeld.
Ja, hier heerst dus een beeld van trotse borsten en vochtige flapjes, en van mannengedaanten die van een stijve afwillen. (Overigens wordt dat beeld ondermijnd door Maaikes gezegde: “In een wei vol koeien zie je de uiers niet.”) In het Fort geldt inmiddels wèl algemeen de regel “vrouwen eerst!”: dat vrouwen eerst helemaal bevredigd moeten worden, en dat het bevredigen van de mannen een wederdienst is. De huiskamers lenen zich niet zo voor sex, dus voor “het echte werk” trekt men zich dan even terug.
In de huiskamer is altijd wel gespreksstof, uiteenlopend van de sterke verhalen van duizenden jaren geleden tot de maatschappelijke problemen (oorlogen inbegrepen) van heden. Maar soms kun je de lol zien aankomen.
Soms brengt de kaleidoscoop Wiesje en Aphrodite bijeen, nog steeds hartsvriendinnen. Dan ontstaat een aanzuiging van belangstelling. Vooral als Wiesje met mij is, want dan zit zij vaak trots op schoot. Dan zorgt een vrouwminnaar wel om tijdig bij Aphrodite te zijn - met een karaf wijn en minstens één glas, want “opgestaan, plaats vergaan” is dan hoogstwaarschijnlijk. (Heb ik Wiesje op schoot, dan zorgen Maaike en Elsje wel voor ons. Die zien bovendien streng toe op mijn alcoholgebruik.)
Wiesje heeft haar eigen kijk op die geboorte van Aphrodite: “Ik ben zelf toch ook geboren uit een schuimende schelp?” Als zij in die zin op dreef is, dan hebben we de toehoorders twee rijen dik om ons heen. Het werkt trouwens ook met Elsje en Aphrodite, maar Elsje zou iets minder het middelpunt moeten willen zijn.
Soms wordt het echt groot. Het Paris-oordeel blijft terugkeren. Dan houden Aphrodite, Hera en Athena ondode Paris die gouden appel voor, met ondode Helena ook in beeld. Uiteraard is er dan ook weldra een lolbroek die mij een vibrator in de hand drukt en laat kiezen tussen mijn drie lieverds. Ontknopingen zijn er nooit, het lijkt op de running gag met de contracten uit de Guust-verhalen. Eigenlijk is het de kunst om Elsje (of Alie, indien aanwezig) in een schaterlach te laten uitbarsten. Dan verkruimelt de kring weer: vrouwengedaanten zoeken geschikte zitplaatsen, mannengedaanten volgen hen, met de omweg langs de drankvaten.
Soms tref ik Bé. Ik mag hem graag, en alleen al dáárom hij mij ook. Dan gaan wij bijkletsen. Vaak komt dan Alie erbij. Alie is verjeugdigd tot een vijftigjarige moeder, best aantrekkelijk voor wie daarop valt. Soms ben ik dan met Elsje. Elsje en Alie kunnen zo heerlijk samen schateren. Dat trekt dan Loki aan, een vriend van Elsje. Die speelt dan een eigen spel: die brengt mij glazen abdijbier. Tripel, sterk spul dus. (Ook daarvan hebben we inmiddels een wondervat in de noordwest-toren.) Elsje loopt voorop in het streven van mijn lieverds om mij minder alcohol te laten drinken. Ze lust zelf ook geen bier (zegt ze), maar van alle geschater en gekwetter met Alie, dat weldra het gesprek van Bé en mij verdrongen heeft, krijgt ze dorst. Dan nipt ze aan mijn glas abdijbier. Dat is veel zoeter dan pils, dus het valt beter. Dus nipt ze steeds vaker aan dat sterke spul. Daarvan wordt ze dus een beetje teut, en dan heeft Loki zijn lol. Er is zelfs een fase twee: dan miskent ze haar sluitspier vóór, en verliest pis terwijl ze op schoot zit. Dan moet ik haar overeind zien te krijgen, en met een handdoek tussen haar benen naar ons toilet (in de badkamer) zien te krijgen. (Tweemaal “zien te krijgen”: in deze fase werkt Elsje niet mee.) Daar kan ze dan laten lopen wat eruit moet, en dus zonodig haar billen afvegen. Vervolgens gaan we samen onder de douche, en dan naar bed. Afhankelijk van de mate van haar roes beseft ze vroeger of later, hoezeer ze zich heeft laten gaan. Dan is ze schuldbewust en gedwee - voor zolang als dat duurt. Dan heb ik meer nachtrust met Elsje dan anders. En meer tripel.
Oh, dit is ook vermeldenswaard. Malawiel heeft een tondeuse-verschijning: het schaamhaar geschoren op net-niet-prikkend, het hoofdhaar was geschoren op niet-klittend, maar is tot “aaibaar” verkort omwille van zwemmen. In de praktijk verschilt dat weinig. De schoonouders doen mee. Yvonne had van die lichtblonde manen als Sheila: prachtig, maar onhandig in de huisrimboe. Moet je de vrouwen uit het water zien komen. Maaike schudt zich aardig droog, bijna zo als een hond, met zwiepende borsten. Bij Wiesje, Elsje en Diana valt er weinig te zwiepen, bij Yvonne juist meer. Over de mannen Aart en Mart valt weinig te zeggen, maar ikzelf ben met mijn buik uiteraard comedy relief. In alle gevallen doen luchtdouches de rest van het afdrogen.
Van zwemmen en uitschudden kwamen we op het spel “hoepelen”. Niet voor jongens met een hoepel (van een vat?) en een stok, maar voor meisjes met zoiets als een in zichzelf gesloten stuk electriciteitsbuis, en die dan met heupwiegen in de lucht houden. Maaike kan bij wijze van spreken een boek lezen terwijl ze hoepelt, de anderen kunnen bij wijze van spreken net een titel noemen voordat de hoepel gevallen is. - De oorspronkelijke schrijfwijze zal wel Engels zijn: hula hoop. Zodoende kwamen we op Pacifisch hula-dansen, en van daar op Midden-Oosters buikdansen. De westvleugel pikte dat op. Uiteraard met de jeugd als comedy relief.
Dat vroeg om muziek, en de genres waren kat in het bakkie voor de schoonouders als de Oudjes. Op voordracht van Alie namen ze nummers van de Kilima Hawaiians op het repertoire. Denk aan onze huiskamer met veel heupwiegende vrouwengedaanten, en hoe dat zal uitwerken op de vrouwminnaars…
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).