Laatste wijziging: 2024-08-17 (technisch), 2024-06-01 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Inleiding - Kanaal - Hemelvaartsdag - Overweg - Tuinfeest - Jezus - Elsje
Inderdaad, het gaat weer eens over stoom. Hemelvaartsdag naderde, en dan is het de hoogste tijd voor allerlei instellingen die een deel van het verleden levend willen houden om zich te openen voor de bezoekers van heden. Bovendien was er vorig jaar nog weinig voorbereidingstijd geweest, ten gevolge van de pandemie.
In de omgeving van Us Net is zo’n instelling: Sans Perail, neergestreken in het stationnetje bij de kruising van een al lang gesloten spoorlijntje met de Digitale Zandweg.
Wij zijn donateurs van Sans Perail: Malawiel en schoonouders. Aart is er nog steeds een schier onvervangbare vrijwilliger, al maakt hij er nog weinig uren.
Nu zouden we ook weer wat vrienden zien. Achim en Ursula zouden weer bij Karla en Afra logeren. Johann en Myra zouden uiteraard op de Basis logeren, en Klaus en Mila waarschijnlijk ook. Die wilden uiteraard ook Manfred en Martha zien, maar vier gasten tellen wel aan. Achim en Klaus hoopten ook elkaar weer te zien, pas hier nu het samen reizen minder voor de hand lag. Achim en Ursula hoopten ook Mart en Diana weer te zien. En uiteraard waren drie stellen Elsje dankbaar voor het koppelen.
De afdeling Berlijn kwam per auto. Achim en Ursula werden woensdagavond door Mart en Diana van de trein gehaald. Met de bulli van Aart en Yvonne trouwens: die was dezer dagen wellicht handiger dan Diana’s pick-up. Ach, ook Mart en Diana hebben herhaaldelijk bij Afra gelogeerd.
Ik moet even iets anders tussenvoegen: over waterkaarten. Zoals je landkaarten hebt om je weg over land te vinden, zo heb je ook waterkaarten om je weg over water te vinden. Met vermelding van dieptes, boeien en wellicht bedieningstijden van bruggen. Welnu, zoals Us Net op landkaarten nauwelijks aangegeven staat, zo evenmin op waterkaarten. Je ziet met satellietbeelden het Televisiekanaal lopen, maar op waterkaarten blijft het raadselachtig. Je ziet op die satellietbeelden de vloot van Pierlala nabij Sheila’s retraite, en je zou daaruit kunnen opmaken, dat het kanaal bevaarbaar moet zijn voor schepen met enkele meters diepgang.
Inmiddels heeft de watersport Us Net ontdekt, deels op de gok. Zo zijn M&M hier immers beland. Het is nog geen vlootschouw, maar het lijkt te gaan om enkele tientallen jachtjes per dag (in het seizoen). Het zou zomaar kunnen, dat de opvarenden hun plas en poep in het water doen belanden, of zelfs hun vuilwatertanks hier legen. Daarmee is het kanaal nog geen open riool geworden (Elsje kent Duits: “Kanalisation”), nòg niet, maar de voedselketen heeft hier stevige schakels gekregen. Dus is er ook veel bezinksel. Kortom, de waterdiepte neemt snel af. Voor motorjachtjes is dat geen probleem, maar voor zeiljachten met een diep-stekende kiel (“scherpe jachten”) wel. Het grote kanaal is een “staande-mastenroute”, dus daar varen “veel” zeiljachten. En dan zijn de schippers vaak benieuwd naar dit geheimzinnige zijkanaal. Het loopt ook nog eens bijna oost-west, en bij de in Nederland overheersende zuidwestenwind kun je dus richting Us Net ontspannen zeilen, en dan op de motor terugvaren. (Nog uitgekookter: ‘s middags oostwaarts zeilen, ‘s ochtends op de motor terug zwakkere tegenwind hebben.)
Maar dan blijkt het tegen te vallen. De kiel trekt een voor door het slik, en bemoeilijkt zodoende het keren. Dóórvaren, dan maar. Us Net ontdekken en het verlanden van de Baai.
Bij hun verhuizing hierheen hadden de schippertjes onraad geroken. Bijkans hun eerste daad met de “Ha-Ru 2” na het sluiten van de huur-overeenkomst was daarom geweest: het op diepte brengen van althans het midden van de Baai. Hanna zou daar immers de “Ha-Ru 2” moeten keren, niet gehinderd door vastgevaren scherpe jachten. - Ja, ze hadden de “Ha-Ru 2” gebruikt omdat ze die nu eenmaal gehuurd hadden, maar de “Klaas Vaak” was veel geschikter geweest. - De “Sisyphus”? Een baggermolen op stoom, met ook al een verlopen keuring. Dus niet. Hanna “parkeert” de “Ha-Ru 2” dan maar ongeveer bij het kerkje: opdat de loswal beschikbaar is voor passanten, en de Baai voor het omkeren.
Je weet inmiddels, dat M&M op social media actief zijn. Zodoende trekken zij verkeer aan, zowel te water als te fiets.
Na alle regen was Hemelvaartsdag zowaar zonnig. Dat betekende “dus”, dat iedereen met een racefiets opging voor een rit van bijvoorbeeld 100km.
Bij Sans Perail werd het rij-seizoen ingeluid. Hoe kom je bij het station? Per auto of per fiets. Per auto waarschijnlijk met de omweg over Eikenrode, of heel misschien bij het viaduct de hulpdiensten-afrit nemen. Fietsen bijvoorbeeld vanaf het Intercity-station in het noorden, zo als ikzelf waarschijnlijk voor het eerst in Us Net beland ben. (Nee, je kunt niet “eventjes” bij de stad in het oosten overstappen van de openbare trein op de museumlijn. De museumtreinen keren buiten loopafstand van dat station. Maar inderdaad, de rails lopen door.)
Toevallig had de schipper van een “vaartocht met fiets mee” boot het Televisiekanaal gekozen (of zich in de afslag vergist), en bracht enkele tientallen fietsers naar Us Net. Die werden “aangemoedigd” om van boord te gaan, opdat de boot rustig kon keren. - Rustig? De schipper wist zeilen achter zich, en bespeurde zelfs een schip met AIS-zender. Hij had trouwens vergeten te zeggen, wanneer hij weer wilde afvaren.
Kortom, de schelpjes waren vol wielrenners (afstand-gericht), stoom-liefhebbers (doel-gericht) en onwennige toeristen van de boot (gedesoriënteerd). De zandweg was niet echt vol auto’s, maar de stoom-liefhebbers hadden haast. (Denk ook nog even aan de wisselingen in weg-indeling: schelpjes aan de westzijde van de zandweg, maar in Us Net gewone bestrating met dus gewoon rechtshouden.) Nog vóór de middag stond er een mobiele EHBO-post op het dorpsplein, en waren Aart, Diana, Maaike en Elsje M&M aan het helpen met fietsreparaties. Wiesje en ik hielpen hèn dan weer met het aandragen van gereedschappen en materialen. Mart en Yvonne zorgden dan weer voor koffie en brood.
Yvonne is trouwens ook nog even met de bulli op weg geweest om, uit naam van Tin Roof, een assortiment fiets-spaken en (toch ook maar) plak-sets te halen. Wiesje en ik noemden het kooikershuisje weldra “Spakenburg”.
Intussen probeerde die schipper nog steeds te keren, maar zijn schip was langer dan door Hanna bij het baggeren voorzien. Er bleken twee zeiljachten na hem te komen, beide mèt de kudde-geest van “zeg, als hij hierin kan, dan zal het wel goed zijn” en zònder marifoon. De betreffende schippers zagen de fietsboot hun weg blokkeren, beseften niet, dat die daar moeite had met omkeren, en werden luidruchtig. Het schip met AIS (het àndere schip met AIS) bleek dan weer een concurrerende fietsboot, waarvan de schipper inmiddels beseft had, dat ook hij veel tijd ging verliezen met omkeren - als hij eenmaal aan de beurt zou zijn. Zou hij dan maar dat hele eind achteruit terugvaren?
Aart kreeg onder het fietsenmaken mee, dat er problemen waren op het water. Hij gunde zich de tijd om vanaf de “Treets” rond te kijken, vermoedde Shemabof in VCR (behalve Sheila zelf, die hij op zakenreis wist), en belde Madelon. Inderdaad, zij en de neven waren daar. Aart vroeg haar, iets te bedenken om boten weg te houden, en aan de neven om de “Klaas Vaak” te bemannen voor bagger- en sleepwerk. (Ter herinnering: de “Klaas Vaak” is gebouwd als zandschip, maar het ruim is verbouwd tot werkplaats. Je kunt de kraan dus niet gebruiken om slik aan boord te hijsen, wèl om het in een ander vaartuig te laden.)
Madelon weet, dat ze weinig van scheepvaart weet. Ze weet ook, dat ik ooit gevaren heb. Ze belde mij om raad. Ik dacht aan gele boeien om ondiepte aan te geven, en aan zoiets als een verkeersbord “doodlopende weg” om doodlopen van het kanaal aan te geven. Met die kennis belde ze de Commandant. Die had ooit iets uit de Turfvaart moeten takelen, en had de plaats des onheils gemarkeerd met gele skippy-ballen, verankerd aan iets zwaars. Die ballen lagen waarschijnlijk in “Ons Genoegen” op de vliering. Voor dingen bruikbaar als ankers moest ze daar (niet op de vliering) ook maar even rondkijken. Een bord “doodlopende weg” zou er in een grote bak met verkeersborden moeten zitten. Alle spullen wilde hij er wèl graag weer terug hebben, maar voor dit “noodgeval” kon hij ze wel even missen.
Madelon koppelde terug naar Aart, terwijl ze in Sheila’s speedboat naar “Ons Genoegen” onderweg was. De neven had ze meteen naar de zuidzijde van het Televisiekanaal overgezet, naar de “Klaas Vaak”.
Ter herinnering: de neven hebben een tijdje vrijwilligerswerk gedaan aan de vloot van Pierlala, onder toezicht van Aart. Die had hen dus met een gerust hart ingeschakeld. Ze wachtten nu een oproep van Aart af, maar peilden intussen koelwater en smeerolie, en zetten alvast bepaalde afsluiters open. In de stuurhut zagen ze de marifoons (voor twee frequentie-kanalen), schakelden die in (in scheepstaal: “zetten die bij”), en veronderstelden de kanalen nog juist ingesteld. Terecht: ze hoorden de schippers van beide fietsboten lelijke dingen zeggen over de schippers van beide zeiljachten: wèl kapsones, geen marifoon of inzicht.
Madelon spoot naar “Ons Genoegen”, weet daar allang de weg (en kan er blijkbaar naar binnen), en had in een kwartier haar boodschappen aan boord. Ze spoot terug, en ontdekte toen pas een bord met een veel lagere maximumsnelheid. Óók goed.
Bij de monding van het Televisiekanaal schroefde ze de bevestigingsbeugels van het verkeersbord duidelijk zichtbaar aan een dukdalf. Met een geïmproviseerd lood mat ze de waterdiepte waar ze de “boeien” gedacht had, nam drie meter nylonkabel méér, en gooide voor elke boei het “anker” overboord. Ze voer naar de overkant van het grote kanaal, maakte van daar een overzichtsfoto, legde aan haar verbaasde familielid Margriet uit wat ze waarom deed, en voer snel naar de “Klaas Vaak”. Intussen zond ze Aart de foto, en meldde hem dat telefonisch.
De “Treets” bleek marifoon te hebben. M&M wezen Aart de bediening en de frequenties, en gingen zelf ijlings door met hun reparaties. Aart meldde zich aan de schippers van de fietsboten, en peilde de behoefte aan slepen, desnoods baggeren. Hij maakte ook meteen duidelijk, dat er dan kosten gemaakt zouden worden die vergoed zouden moeten worden.
De twee schippers hadden zelf bedacht, dat de achterste de voorste waarschijnlijk los en gedraaid zou kunnen krijgen, en dat de voorste de achterste zou kunnen helpen draaien - als die kakkineuze roeptoeters van die zeilbootjes eindelijk het probleem zouden zien. Bij nader inzien was het misschien nèt mogelijk om die zeiljachtjes te laten keren en opsodemieteren, waarna de beroepsschippers elkaar konden helpen. Aart had een megafoon ter beschikking. Hij riep beide zeilschippers aan, en gebaarde hoe zij elkaar konden helpen. Uiteraard betoonden die zich ondankbaar (“En daar kom je nú pas mee!”), maar ze hielpen elkaar wèl om op de plaats om te keren, ondankbaar de eerste fietsboot gebruikend als wal om hun schip te keren. Daarna stoven ze op de motor (maar zonder de grijze bal te hijsen) westwaarts. Sheila’s bootje kreeg tientallen liters water binnen, maar heeft gelukkig een lenspomp.
De achterste fietsboot trok de voorste los (meer een zaak van helpen draaien), en daarna hielp de voorste de achterste. Dat lukte bijna probleemloos. De achterste (met al die tijd alle reizigers nog aan boord) vervolgde nu zijn reis. De gewezen voorste moest maar afwachten wanneer de passagiers weer aan boord zouden zijn. Enkele hadden hun fietsen mee. Daarom meerde de schipper maar aan de loswal. Dat gaf dan weer scheve ogen van de schippers van enkele notendopjes die ook nog oostwaarts gevaren waren, sommige op spierkracht. Uiteindelijk meldden zich ook nog de acht roeiers van twee skiffs die van de zeilbootjes zoveel water over zich heen gekregen hadden, dat de skiffs volgelopen waren. De bemanningen hadden dankbaar een trappetje (door ons gemaakt voor de mammoeten) benut om aan land te komen, de skiffs leeg te gieten, hun kleding uit te wringen, en te controleren of hun waterdicht verpakte spullen nog droog waren. Ze waren eigenlijk toe aan een bord snert of zo. Het dorpsplein was grotendeels in gebruik als terras. Margriet (die andere) zag hen, en wist buiten de menu-kaart om iets voor hen te regelen.
Het was dus druk op de Digitale Zandweg, vooral op de schelpjes, en bij het station was weer de hei aan de noordzijde in gebruik als overstort van de parkeerplaats. Iedereen wilde mee met de gekozen trein (de trein die Sans Perail uit het beschikbare materieel samengesteld had naar een bepaalde tijd en plaats). Dat was een iel treintje. Om toch zoveel mogelijk belangstellenden een rit te bieden (en dus de stichting zoveel mogelijk dringend nodige inkomsten te brengen), werd de dienstregeling aangepast: meer ritten, en dan ook met minder gezapige snelheid.
Dat treintje moest uiteraard door iedereen minstens gefotografeerd worden. Sans Perail had iemand ingedeeld om de sporen vrij te houden (en zonodig te wijzen op het bermmonumentje ter nagedachtenis van de peuters uit de bakfiets). Dat viel niet mee: als de dienstdoende locomotief zich (stilstaand of rijdend, mits in beeld) ten westen van het stationsgebouw bevond, dan hadden tientallen mensen lak aan de overweg, en dus ook aan het vandaag weer zo drukke fietspad. En traden knipperlichten en bellen van de overweg in werking, dan hadden veel fietsers dááraan geen boodschap. Ze staken nog vlak voor de trein over, waarbij degenen die het verst (het minst dichtbij) de locomotief waren ook nog eens hun tegenliggers de weg afsneden. (Teken het voor jezelf uit als je het niet meteen ziet. We praten over luttele centimeters.) Kortom, nog vóór de middag kon er een geladen ziekenwagen zonder zwaailicht vertrekken.
Er was een ijverige politieman, zo-een die in Asterix-verhalen “Janjurcus” heten zou. Ter voorkoming van verdere ongelukken legde die het treinverkeer over de overweg stil. Er kon dus nog wel oostwaarts gereden worden, maar de locomotief kon niet omlopen naar het andere einde van de trein: dat wissel grenst bijna aan het wegdek van de overweg. Bovendien moesten er kolen gebunkerd worden, en dat geschiedt bijna uitsluitend aan het westelijke uiteinde van het museumlijntje: bij de (doorgaans geopende) brug over het grote kanaal.
De meeste aanwezigen kenden de toestand, zagen dus hoe Janjurcus goedbedoelend een verkeerde afweging maakte, en drongen naar hem op. Als je een helder geestesoog hebt, dan zie je het gebeuren: de menigte dringt te weerszijden van het spoor westwaarts naar hem op, en brengt hem dus dichterbij de inmiddels schier ononderbroken rijen van in twee richtingen voortsnellende fietsers, waarvan de meesten met oog voor slechts het achterwiel vóór hen.
Jawel, Janjurcus kwam ten val, met meteen minstens tien fietsers per richting bovenop hem. Gelukkig is deze overweg bij het personeel van ambulances en trauma-heli’s inmiddels bekend. Deze mensen weten ook van de aanwezigheid van M&M in Us Net, maar kennen niet de aanleiding tot alle ongelukken en reparaties daar. Kortom, ze belden M&M of die even wilden komen, en waren verbijsterd bij het vernemen van alle werk dat die mèt hun hulptroepen omhanden hadden.
Een volgende politieman dacht te leren van Janjurcus’ falen, liet het treinverkeer hervatten, maar blokkeerde nu juist de fietsers (en de automobilisten en wandelaars). Binnen de kortste keren had hij een stapel fietswrakken aan zijn voeten en een zwerm boze fietsers in zijn nek. Zijn collega’s wisten hem te ontzetten, en rukten samen met hem in.
Wij (Us Net en station) waren het zat. Uitgerekend M&M (met werk te over aan de fietsen) stelde witte verf en dikke kwasten beschikbaar. Die kwasten werden bevestigd aan een balk. Die balk werd opgetild door de hefvork achterop Abs trekker, de kwasten omlaag wijzend. Met wat gepruts werden drie verfblikken op een andere balk bevestigd. Die werd door sterke Elsje op een laag plat karretje achter de trekker aan geduwd. Zonodig werden de kwasten in de blikken gedoopt. Raad je het al? Met drie verflijnen werd een tweerichtingsfietspad afgebakend op het bestrate deel van de Digitale Zandweg, zodat fietsers geacht werden, aan de westzijde van de weg te blijven. Met feitelijk een inhaalverbod. Met een mal hebben we iedere paar meter een fiets en een rijrichtingspijl op elke rijstrook geverfd.
Bij de overweg deden we het anders. We haalden (met Abs trekker en nu diens platte aanhangwagen) bij Tin Roof een partij houten paaltjes op, van die partij die ze in consignatie hadden van Foekepot. Ze zijn “zus en zo” betaald. Met die paaltjes, uiteindelijk gekapt op enkele decimeters hoogte, maakten we een fietssluis. Eerst moest je binnen de paaltjes blijven, vervolgens had je de keus tussen een flauwe bocht naar rechts en een scherpe bocht naar links. Dus zou iedere snelle fietser rechtshouden, dan door een middenberm van paaltjes weerhouden worden van spookrijden, en uiteindelijk met de scherpe bocht (nu naar rechts) weer in het tweerichtingsdeel van de fuik belanden, en vandaar weer op de “open” schelpjes. De hoogte van de paaltjes en de afstand ertussen waren zodanig, dat fietsers ze als zijwaartse belemmering zouden ervaren, maar dat je er niet door opgesloten kon worden. Ook hier was de breedte van de “rijbanen” zodanig, dat er een inhaalverbod geldt. Beter gezegd: dat fietsers elkaar op het stuk met middenberm niet eens kunnen inhalen. Uiteraard hebben we ook gezorgd, dat de paaltjes buiten het omgrenzingsprofiel van de spoorlijn blijven, opdat de treinen er niet door kunnen ontsporen. We hebben de koppen van de paaltjes knalgeel geverfd: om ze te laten opvallen in het donker en bij mist of stoom. We hebben de provincie en de politie foto’s gestuurd van onze ingrepen, en voor de aanleiding van ons eigenmachtig optreden verwezen naar de gebeurtenissen van deze Hemelvaartsdag.
Het is nog heel vers, maar het lijkt goed te werken.
Vrijdag hadden we een tuinfeest op de Basis. Wij (Malawiel) waren te gast bij de Commandant, Moe, de Vier Hamsters (nieuwe aanduiding voor Martha, Myra en hun echtgenoten), de Vlegels en Klaus en Mila. Wim en Zus kwamen ook “even”. De voertaal was Nederlands, maar ook Duits werd begrepen.
De Vlegels draaiden er niet omheen: of Elsje ook voor hèn vrouwen wist. Tot aller verbazing knikte ze: “Jullie kunnen achterhalen, waar wij in december geholpen hebben. Op minstens twee van die boerderijen hebben jullie sjans. Nauwkeuriger weet ik het niet.” Moe en Zus sloegen terstond aan het filteren. Martha was sneller, en wist “wie met wie” te koppelen. De Commandant grijnsde breed: “Nou, dan kunnen we gaan indelen.” Iedereen keek naar Elsje: “Hoe weet je dat?” Elsje haalde haar schouders op: “Gewoon luisteren naar hoe ze over mensen praten. Volgens mij viel me ook op, wáár ik sommige foto’s zag. Ik bedoel: je hebt “officiële” plaatsen voor foto’s en je hebt plaatsen waar je vaak kijkt. Als je aan de keukentafel zit.” De Vlegels kwamen op Elsje af, en gaven haar stevige knuffels. Terecht. Martha keek bewonderend: “Ja, dan klopt het!” Moe keek de kring tuinmeubels rond: “Volgende keer twee stoelen erbij!”
Terug naar die knuffels, nee, nog naar ons vertrek. Wij waren met de auto, de pick-up van Diana, gezien de drukte op de schelpjes. Bovendien maakt vooral Elsje zich zorgen over mijn fitheid. Op de heenweg reed Elsje, met Maaike als oplettende maar geruste bijrijder. Mijn lieverds hadden zich dankbaar gekleed in hun gevechtskleding (topje en wikkelrokje), terwijl ik door hen beschimpt werd om mijn spijkerbroek. Tja, ik vind die kilt mij misstaan. Overigens draag ik uiteraard wel het tasje. De knuffels begonnen al ter begroeting, en dan hebben alle begroeten zowat blauwe plekken van waar de tepels van mijn lieverds hen door kleding heen geraakt hebben.
Terug naar de kring. Zus keek Maaike aan: “Heb jij nog nieuws van Sheila?” Maaike peinsde: “Ik denk, dat ze jou en Madelon beter op de hoogte houdt. Ze is op zakenreis, en wat gaat dat òns aan. Ze is op het zuidelijk halfrond. Primaire oogsten zullen er achter de rug zijn. Misschien heeft ze wat wijnen gevonden voor [ware naam van Tin Roof].” Zus knikte: “Ze is ook onze kassen aan het marketen, Eide. Niet alleen om het binnenklimaat, maar ook om het buitensluiten van dieren en sommige mensen. Daaraan hadden wij hier nooit gedacht.”
De Vlegels kwamen het huis weer uit, terug de kring in. Ja, dat is een verhaal apart. Of eigenlijk het oude liedje. Toen wij (Malawiel) aankwamen, had de kring twee lege klapstoelen aan de noordzijde en twee aan de zuidzijde. Nadat we een begroetingsrondje gemaakt hadden, trok Elsje mij naar de noordelijke. Ik zie dan Maaike denken: nu “schaakklok” van Elsje, in de auto die van Wiesje (met wie ik immers achterin zat), dus Maaike bouwt tijd-met-mij op. Wij (Elsje en ik) keken (min of meer) tegen de zon in, en alle kans, dat je dan door Elsjes topje heen kijkt. Vervolgens kregen de Vlegels dus het vooruitzicht van verkering, en allereerst een aanleiding om Elsje te bedanken. Die vindt het prachtig om door mannen (aantrekkelijke mannen) geknuffeld te worden, en laat graag voelen, dat ze een zoogdier is. De Vlegels waren wel weer gaan zitten, zagen misschien ook nog de kleur van Elsjes string, en haastten zich naar binnen om zichzelf af te trekken. Wiesje is iets eenkenniger dan Elsje, maar herkent de voldoening van een man tot zelfbevrediging dringen. Maaike herkent de tekenen van verstandhouding van de sjes, maar is zelf eenkennig: ik ben de enige die door haar opgewonden moet worden, en zijzelf is degene die de sur place wil beleven.
De Vlegels namen ontkracht hun plaatsen weer in (naast Maaike). Ze bespeurden de blikken van de sjes, en bloosden hevig. Dat viel dan weer op aan de rest van de kring. Elsje barstte uit in haar schaterlach (en een stevige wind), en vond zowaar een goedige wending: “Wat dacht je van Larie hier? Die kan zelfs niet meer blozen!” Inderdaad, zelfs de aanblik van mijn lieverds prikkelt mij nog nauwelijks - bij mijn staat van uitputting. Ik moet het steeds meer hebben van voelen, proeven en ruiken.
Verder was er weinig vermeldenswaardig aan het tuinfeest. We hebben gezellig bijgekletst. Ondermeer teruggeblikt op december, en ons afgevraagd in hoeverre Malawiel zou kunnen helpen in oogsttijd. Maaike en Elsje hadden in beginsel wel belangstelling voor het rijden met trekkers. Voor Wiesje en mijzelf zagen we geen rol voordehandliggen.
De volgende dag liepen we (Malawiel) zware vertraging op: we misten zelfs de brunch (ons ontbijt). We waren laat gaan slapen na dat tuinfeest. Daarnaast is het weer rustiger in onze slaapkamer. De drie jongste VeMa trekken nu meer naar de XM. De müsli jagen nu op Eros en Cupido, nu die blijkbaar kunnen klaarkomen. Dat ze zich als homo’s gedragen, zegt volgens de müsli weinig: zie het “hulpen” bij Malawiel. Ze moeten gewoon eens een goede beurt hebben - een opmerkelijke opvatting van prille vrouwen. Gewoon eens even die plassertjes stijfpijpen, en dan desnoods afrijden.
Toen Wiesje en ik van de WCs naar het heet liepen, bemerkten we dat Maaike en Elsje bij het zwembad in gesprek raakten met Jezus (die tezelfdertijd best elders aan anderen verschenen kan zijn). Hij probeerde tevergeefs vanaf het strandje over het water te lopen, en had duidelijk de smoor in. Wiesje en ik sloten bij hen drieën aan.
Wiesje keek hem schattend aan, en gaf hem een knuffel. Maaike en Elsje volgden, blozend omdat zij niet de eersten waren. Zelf legde ik van opzij een arm stevig om hem heen, want ik ben bloot al helemaal geen knuffelaar van mannen. Hij droeg trouwens die lendendoek van veel kruisbeelden. We gingen op de rand van het zwembad zitten, in een kwart cirkel bij het strandje. We staarden hem aan, dus hij begon maar.
“Ja, het zit me niet lekker. Hoe de mensen met de christelijke feestdagen omgaan. Je hoeft niet in mij te geloven, niet als mens, niet als zoon van God. We hebben twee Paasdagen gehad, eergisteren was Hemelvaartsdag, over een week hebben we twee Pinksterdagen. Dan hadden we Koningsdag, Moederdag en Bevrijdingsdag er nog tussendoor. Goed, Koningsdag en Bevrijdingsdag kan ik me voorstellen. Maar vooral Pasen en ook Pinksteren worden gebruikt om de consumptie aan te jagen, en Hemelvaartsdag om het uitgaan te bevorderen. Als je niet christelijk bent, maak dan geen aanspraak op die dagen vrij, of op toeslagen op je loon. Als je wèl christelijk bent, gebruik dan die vrije dagen om na te lezen wat ik destijds uitgedragen heb en om je daarop te bezinnen. Is dat teveel gevraagd na het offer dat ik gebracht heb?”
Hij trapte nijdig spetters op. Wiesje sloeg een arm stevig om hem heen, en hield haar andere hand op mijn naaste dij. Ik moest weer eens denken aan hoe ze dat verdwaalde voetbalteam en de rij supporters benaderde: (Zie File.) Wiesje kan vanuit haar inlevingsvermogen onverwacht veel bereiken, mits ze huidcontact met mij heeft. Mijn blik heffend zag ik ook de vlaag van ontzag bij Maaike en Elsje. - Mocht je in een tabel mijn drie lieverds (en mijzelf?) zijn gaan vergelijken, dan heeft Wiesje wellicht minder “vinkjes” dan Elsje (en deels andere dan Maaike), maar ze is echt een grootheid. Zelf schrijft ze die toe aan mijn invloed. Dat is dan de Dankbaarheid in de vertolking van Wiesje, en vervolgens ben ik zelf Dankbaar om die inspiratie te mogen geven.
We bleven gevijven omarmd zitten - seconden? uren? Toen liet hij zijn spieren verslappen. “Het gaat wel weer!” zei hij zacht, deed even een groepsknuffel, en liep diagonaal het water over.
Tja, Elsje heeft twee nieuwe ontwikkelingen inzake sex. De eerste is, dat ze opeens Wiesje en Maaike veel gedrevener is gaan hulpen. De tweede is, dat ze mij graag ondood wil hebben.
Het verschijnsel “mode” kennen wij (Malawiel) ook, al slaat het bij ons vooral op sex en op running gags (die ook vaak aan de sex ontleend zijn). Nu betreft het dingen uit baarmoeders likken. Niet slechts druiven of olijven die voor minder dan de helft eringeduwd zijn, maar ook bessen en maïskorrels die helemaal binnen zijn. (Ja, Wiesjes oude kreet “Wat heb jij erin?” is óók terug!) Voor die kleine dingen is het goed poeren in het vele vocht. Wiesje is vermaand geworden om ze niet in eigen of andervrouws eileiders te duwen, wegens de kans op verstoppingen of ontstekingen.
Maaike greep haar onwaarschijnlijke lichaamsbeheersing aan om die kleine dingen zelf naar buiten te “bevallen”, en Elsje kan haar dat nadoen. Een wedstrijd-element. Die twee zijn dus opeens heel kutgericht met elkaar. Kortom, Elsje betoont zich inmiddels juist de meest bisexuele van Malawiel. Ook met borsten, ook met Wiesje. Noem het de verheffing van het hulpen.
Inmiddels zwermt de jeugd weer om Malawiel heen. In de westvleugel blijkt de “mode” van de vrouwminnaars (vooral van de niet-vaste aanwezigen onder hen, gok ik) omgeslagen van (wat ik noem) “sprinkhanen” (smal en langbenig) naar Wiesje (breed in de heupen). Naar bepaaldelijk Wiesje, niet overeenkomstige Diana of Elsje. Diana en Elsje komen namelijk te ondernemend en te luidruchtig over voor kwakjesvat-dagdromen. Uiteraard is Wiesje vereerd met aantrekkingskracht, maar de gedachte aan een man die haar als kwakjesvat ziet doet haar grommen. Overigens gaat de dagdroom verder: het hoofdhaar gedragen in vlechten waarvan de uiteinden haar tepels prikkelen - en wij (Wiesje, Diana, Mart en ik) kunnen ons haar niet met die haarlengte herinneren. En de dagdroom voorziet in afgeschoren houden van alle overige beharing. Niks mis met de kale kut van Diana, maar dat scheren vindt Malawiel maar verspilde moeite. Vandaar onze matjes.
Nee, dan is het “bessen beffen” (term van Elsje) tenminste onderhoudend en inspirerend. De jeugd heeft trouwens wèl de goede haarlengte voor de vlechtjes, en die blijken ook wel handig bij het zwemmen. (De jeugd is geen partij voor Maaike en Elsje bij waterpolo en zo, maar ze brengen onvermoed veel tijd in het zwembad door.) Voor het instandhouden van die vlechtjes openbaarde Diana aan de westvleugel het verschijnsel “elastiekje” (en dan maar meteen ook de paperclip), maar Yvonne vond ergens fleurige linten van nylon (nòg een openbaring), en stelde die ter beschikking. (“Vond”: zeker, Yvonne heeft een grote voorraad van lapjes, linten, knopen en dergelijke, maar soms is dat aantreffen even onverklaarbaar als bijvoorbeeld die zak pruimen van Wiesje uit een van onze eerste verhalen.) Nylon kan onvermoed hard zijn, dus Yvonne gaf zich moeite om de uiteinden van die linten ietwat af te slijpen (te “ontbramen”) en te rafelen. Die vlechtjes zullen slechts bij uitzondering tepels strelen, maar Yvonne doet graag mee in geilheid.
Elsje wil mij verjeugdigd hebben. Niet bij leven? Dan maar bij ondood! Ik mag immers na overlijden terstond terugkeren als ondode. (Zoals Mart al is, en zoals inmiddels aan ons achten, Malawiel en schoonouders, is toegezegd. - Ja, uiteraard mag je aan Tolkien denken, maar onverwijlde reïncarnatie is niet te verwarren met een enkeltje naar de Undying Lands.) Ik zal bovendien terugkeren in de gedaante die ik had toen ik 18 (of 19) was. Dus zeurt Elsje nu vaak “Gá dan!” of “Wanneer gá je nou!” - waarmee ze bedoelt, dat ze méér sex van mij wil. Ze wil me niet dóód hebben, ze wil me [on]dood hèbben.
Dat bracht ons (stervelingen) op de toekomst van Fort Rimboe: in hoeverre kan het Fort instandblijven als de officiële bewoners officieel dood zijn - en zich dus slechts beperkt kunnen vertonen, geen vermogen of inkomsten meer hebben, en geen rechtshandelingen (“handelingen, gericht op een rechtsgevolg”) verrichten kunnen? We zullen wel uitkomen op een stichting, met beschikkingsbevoegdheid bij de rechtsopvolgers van Zus. Nelleke (notaris, schoonzus van Zus) heeft alvast een dossier aangemaakt.
De vaste bewoners van de westvleugel hebben het probleem uitgelegd gekregen. In een soort college Encyclopedie van de Rechtsgeleerdheid, bevlogen gegeven door Elsje. (Ik mag dan de echte jurist zijn, Elsje is de aangewezene. In kennis en in uitleggen. Wat haar bij enkele toehorende vrouwminnaars in achting doet stijgen tot zoiets als “kwakjesvat met inhoud”.) Als gevolg van deze uitleg is er een werkgroep Vermogen ingericht, met Hermes en Mercurius als (eerste) leden. Deze werkgroep heeft ten doel, om ook na het (juridische) overlijden van de laatste sterfelijke bewoner van Us Net te zorgen voor voldoende inkomsten om de noodzakelijke uitgaven (koffie, mobiele abonnementen) uit te bekostigen. Punt van aandacht: Aart en Yvonne (en Maaike) hebben ook Sheila, Dennis en Wouter als erfgenamen. Overigens hebben Aart en Yvonne niks te makken (behalve de bulli en het stoomwezen). Oh ja, ook ikzelf heb een erfgenaam buiten het Fort.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).