Laatste wijziging: 2022-06-23 (technisch), 2014-10-19 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Dit is geen verhaal, maar uitleg. Stand: Karla 2 [sex]]
Aanleiding - Avondritueel - Ochtendritueel - Knuffels - Kwakjesvat
Ochtend- en avondritueel van Wiesje en mij blijven in ontwikkeling. Het lijkt me tijd voor een hernieuwde uitleg.
Eigenlijk valt (in mijn ogen) bijna alles te herleiden tot Wiesjes twijfels. Ze wil het prinsesje zijn, het stralende middelpunt. Niet uit hoogmoed, maar omdat ze zich anders al snel overbodig waant, slechts nuttig als kwakjesvat.
Zijn we onder ons, dan is er geen twijfel meer: dan wordt ze voortdurend in haar eigenwaarde bevestigd. Dan ergert zij zich hoogstens als ik meer dan de helft van de kers op de taart neem. (Dat is beeldspraak, want we eten weinig taart.)
Is er ook maar één ander bij, dan gaat het kaartenhuis trillen. Kan zij niet over een onderwerp meepraten (geld, boutjes en moertjes), of voelt zij zich belachelijk gemaakt, dan wordt zij snel een kat in het nauw. Heeft ze mij trots of grootmoedig aan een andere vrouw uitgeleend, dan ligt haar duldzaamheidsgrens toch echt dichterbij dan de verkondigde "Zijn kwakjes zijn voor mij!" (Evenzo zou mijn grens eerder bereikt zijn dan bij de "Geen kwakjes in haar!" die ik zou verkondigen.)
Daarom is het op schoot zitten zo belangrijk. Dan is zij de zichtbare, de voornaamste hoorbare, dan word ik geacht haar te liefkozen en zelfs op te geilen. Ik wil niets liever...
Maar ook ik kan mij gekwetst voelen. Zelfs door haar. Ze kan haar verlies van een discussie of haar ergernis over andermans grap op mij afreageren: ik ben immers haar steun, ik moet alles kunnen verdragen, en zonodig helpt zij mij daarbij dan weer. Ze kan mij ook lichamelijk kwetsen, want het binnenhalen van haar krachtvoer (van aftrekken overgaand in pijpen) is vooral haar gerief, want herhaaldelijk overschat ze het vermogen van mijn prostaat. Zeker, ik vind het niet prettig om een stijve te hebben, behalve voor het kunnen binnengaan van een vrouw, maar Wiesje legt die uitspraak in haar voordeel uit. Omgekeerd lijkt zij al mijn inzet als genot te ervaren.
Kortom, elke dag brengt naast blijdschap ook ergernis. Om alle plussen te vieren en alle minnen op te lossen, hebben we ochtend- en avondritueel ontwikkeld.
Het avondritueel is een belangrijk hoofdstuk in elke dag van ons samen. Het is niet aan een begin- of eindtijdstip gebonden, noch beperkt tot éénmaal daags - maar dan was de eerste keer (van de dag) onder tijdsdruk, of waren we de laatste keer (dat we eraantoe kwamen) vermoeid.
Het is een mengeling van handelingen. Thuis meestal in bed, soms in bad, en anders waar we dan zijn. Drie houdingen hebben een naam gekregen die we wellicht ooit nog in onze verhalen noemen. Bij wijze van inkijkje:
Slot, afkorting van het kinderlijke "slot op de pot", is met mijn hand haar gleuf bedekken - de middelvinger ontspannen, maar wel op de startplek. Na het schrijven van deze uitleg voelen we meer voor een toespeling op "het zwaard van Damocles", maar "de vinger van Larie" is te algemeen. Over "de vinger aan de trekker" hebben we met de buufs gelachen.
Hansje, afkorting van "de vinger van Hans" (van Grietje, verwijzend naar de heks uit hun sprookje) verwijst naar Wiesjes voelen of ze mij weer een stijve zal kunnen bezorgen.
Kompas, ook wel klok, is een aanduiding voor niet in de lengte lichaamscontact hebben. Soms is het een zacht verwijt, soms de bewuste uitdaging om te bezien wat we van die ongezellige houding kunnen maken.
Het avondritueel begint met knuffels. Weldra ontstaat de biecht. Doorgaans begint die met de jongste mogelijke ergernis tussen ons beiden, met de melding dat het niet zo bedoeld was. De ander meldt (zonodig nog), hoe de ergernis vermeden kan worden, en laat voelen, dat het voorval vergeven is. Vervolgens komen alle andere minnen en plussen sinds de vorige biecht aan bod.
Tussen ons werkt dat echt. We kunnen ons heus oud zeer herinneren, maar het is dan geen bron van hernieuwde ergernis, laat staan van hernieuwd verwijt. Anderzijds kan oud genoegen ons opnieuw ontroeren.
Gaande de biecht verandert het knuffelen in vrijen. Dat vrijen heeft een nogal voorspelbaar verloop gekregen. Het eindigt met een sur place en nog wat dankbare knuffels, maar dan zijn we ook echt bek-af.
Omdat ikzelf zeker wil zijn van Wiesjes genot, geef ik haar dus eerst met vingeren en beffen een himalaya. Komt zij tijdens mijn pompen opnieuw klaar, des te beter.
Denkt Wiesje, dat ik het sinds mijn laatste zaadlozing zou moeten aankunnen, dan beginnen we het vrijen met dat zij haar krachtvoer binnenhaalt. Dat is, zoals gezegd, vooral haar gerief. Wel, uiteraard vind ik een hoogtepunt zeer bevredigend. Bovendien maakt het hier beschreven verloop, dat ik bij het beffen weinig kans heb om onverhoopt resten van mijn eigen kwakje binnen te krijgen.
De tijdsspanne tussen dit laatstgenoemde (maar eerste) onderdeel en het eerstgenoemde (maar laatste) onderdeel noemen we mijn oplaadtijd. In beginsel is die helemaal gewijd aan Wiesjes himalaya, maar als dat opladen te lang duurt, dan kunnen we even overgaan tot de orde van de dag: verder knuffelen, dutten, zelfs de afwas doen.
Het ochtendritueel mist dat belangrijke onderdeel: de biecht. In plaats daarvan vertellen we elkaar wat we ons herinneren van onze dromen (wat soms verstandig blijkt als verklaring van stemming of later gedrag). Geleidelijk gaat dat over in het bespreken van wat we die dag zullen gaan doen.
Het ochtendritueel wordt meestal weldra onderbroken door de werking van onze ingewanden, blaas en darmen. Samen plassen vinden we nog steeds opwindend en gezellig. Schijten doen we niet tegelijk, maar wel samen. Geleidelijk zijn we gaan voelen, dat onze band versterkt wordt door de blijk van niet-afwijzen als je op je viest bent.
En ja, uiteraard heeft Wiesje haar maandelijkse knoeiboel. Sinds ze van pil veranderd is, vloeit ze nauwelijks. We hoeven er weinig rekening mee te houden, en we passen ons vrijen zo min mogelijk aan.
Ook maar een woordje over knuffels (het knuffelen, niet speelgoedbeesten). Vooral wij schootzitters zijn nogal klef met elkaar. Een gewone knuffel van Wiesje en mij is zo innig, dat Wiesjes tepels (bij wijze van spreken) kuiltjes in mijn borst nalaten. Zodoende zijn we dergelijke innigheden gaan aanduiden als "kuiltjes". Ook de onderlinge knuffels van Geert en Herman vallen daaronder. Begroetingen met (en dus ook onder) vrouwlijke schootzitters zijn ook "kuiltjes", maar zelfs die onder hetero-manlijke schootzitters (zoals tussen Aart en mij) gaan die kant op. Knuffels met Bob en Marie zijn daarentegen geen kuiltjes.
In onze verhalen blijft Geert waarschijnlijk in de schaduw van Herman, maar ook mijn knuffels met hèm zijn al lang kuiltjes. Het zou zelfs "de degens kruisen" kunnen zijn, als Wiesje mij niet zo afbeulde.
Wiesje heeft weldra ontdekt, dat kuiltjes van mij met andere vrouwen eerder in haar eigen voor- dan nadeel zijn, dus moedigt ze die aan. En omgekeerd, ach, zo'n vinger van Herman bij Wiesje naar binnen zou ook in mijn voordeel zijn, maar Wiesje lekt toch al.
In mijn jeugd hoorde ik feministes klagen over de verwachting van mannen dat hun vrouw altijd maar neukklaar moest zijn. Dat is ongeveer wat Wiesje bedoelt met kwakjesvat zijn, maar ik ben de gelukkige die haarzelf in lekken van voortdurend genot mag houden - en neuken is van mijn inzet slechts een onderdeel.
Naar inhoudsopgave. Naar Karla 2 [sex]. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).