Laatste wijziging: 2022-05-18 (technisch), 2021-11-26 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Kleine geschenken"

[geloof, sex]

 

Min of meer een aanvulling op Maaikes "Via gladiola [geloof, sex]". “Roosje” is het overblijfsel van een geschrapt verhaal.

 

Roosje - Gezelschap - Logistiek - Licht - Scheurkalender - Borsten - Lijven - Sheila

Roosje

Eerst maar weer bijpraten over Elsje. Ze is onlangs vier geworden, en een grote meid. Ze oogt nu (na haar verjaardag) als een meid van veertien of zo, en ze draagt een spiraaltje. Omstreeks die verjaardag rook Maaike bij haar die zware lokgeur van een vrouw, en de overeenkomstige tijd later had ik de eer van Elsjes eerste bloed aan mijn neus. Precies op een verhoopt tijdstip (tussen Maaike en Wiesje in, maar ik verzwijg de volgorde). Het zou de aanleiding kunnen zijn voor een feestje, maar uiteindelijk bleef dat beperkt tot een extra knuffel van Malawi en de verlegging van mijn “vaste” kwakkies van pijpen naar sur place. Het voelde eigenlijk meer alsof Elsje nu eindelijk op haar eigen account kon inloggen. Geen theatraal afscheid van kinderjaren, geen theatraal welkom in de wereld der volwassenen. We genieten van die sur places, maar dat genot was overeenkomstig de verwachtingen. De oostvleugel werd bij de eerstvolgende maaltijd op het touwtje gewezen. Ook daar een knuffel. Diana was dan nog zo romantisch om een warm-rood strikje (een haarspeldje met de vorm van een vlinderdasje) aan dat touwtje vast te knijpen. Dat strikje hebben we dan wel bewaard in een doosje met herinneringen.

Gezelschap

Kleine geschenken onderhouden de vriendschap. Wanneer mag ik dit gezegde voor het laatst gehoord hebben? Nu gebruik ik het zelf, in een twijfelachtige beeldspraak.

De ontwikkelingen hier gaan snel, en niet slechts bij Elsje. Opeens heeft die (beter dan nog onlangs) begrepen, dat de kwakkies van die sur places slechts de kleine geschenken zijn waarmee ik onze (slap uitgedrukt) vriendschap onderhoud, dat die himalaya’s zelfs hele bundels van geschenken zijn, tevens het mooiste wat vrouwen aan elkaar kunnen geven. Dat er een verschil is tussen mij die zich binnenstebuiten moet keren om die (minstens) zes kwakkies per dag te kunnen geven en een pasja die per keer aandrang een kwakjesvat uitkiest. Ze begrijpt nu ook beter, waarom Wiesje zandbanken verkiest boven klippen. Zelfs, dat Wiesjes voorkeur voor pijpen boven sur place een (onbewuste) keuze zou kunnen zijn om iets terug te doen in plaats van de sur place te ondergaan. Elsje heeft zich dat eigen gemaakt, en Maaike al eerder. Elsje vraagt dus niet meer zachtjes, wie er óók ijs wil, maar vraagt duidelijk waarneembaar, wie er géén ijs wil. Dat Maaike, Elsje en ik graag sur places hebben is nu des te bewuster een keuze die we maken.

Uiteraard komt dat de innigheid van onze verhoudingen ten goede. We gaan node uiteen, zelfs als tweetallen (maar ik weet mezelf daarin bevoordeeld), maar kunnen het doorschuiven (overdreven gezegd de “partnerruil”) nu ook zien als het mogelijk maken van een latere begroeting (met bijbehorende knuffels). Verwant met de achtergrond van tijden van vasten, al lijkt dat gezocht.

Maaike en Elsje hebben ook opeens het kelkje ontdekt. Nu moet mijn voorhuid juist wèl mijn eikel bedekken… (Overigens vraag ik me nog steeds af, hoe nu juist Elsje aan de uitdrukking “kleuter-plassertje” kwam. Volgens mij heeft ze nooit jongens van haar ware leeftijd bloot gezien. - Update: zoekend naar dingen over meisjes in de groei vond ze ook dingen over jongens in de groei. Mèt foto's.)

We zijn ‘s avonds nog steeds veel in de westvleugel. Dat is immers gezellig, wij zijn de dienstbare huisbaas, en we kunnen van elkaar leren. Daarnaast wil het opperkonijn graag pronken, dus zijn wij er meestal bloot. (Zie kopje Borsten.) Ook de girls zijn er nu bijna elke avond, want er is veel wijn, en alleen al aan Mawiel kunnen ze zich verlustigen. En binnen Mawiel vooral aan Elsje: die is op weg naar Wiesjes heupwijdte, en oogt dus nu als een gewone meid van 14 of zo. Zelf zijn ze doorgaans niet bloot (ze schamen zich nog voor Oudejaarsavond [geloof, sex]), en ze kleden zich ongeschikt voor frunniken. De muzen hebben hun Britse-schoolmeisjes uiterlijk als geslaagd ervaren. Ze spiegelen zich echter aan ons, en zijn of gaan dus gemakkelijk uit de kleren. Daarbij hebben zij de blik op Apollo, op Herakles, of andere goedgebouwde mannen-gedaanten. Een beetje onderling vozen vergroot de kans op een wip met deze mannen. De girls, Afra voorop, verlustigen zich aan die muzen, en blijven tevergeefs hopen op sex met deze vrouwen. (De hoop op sex met Mawiel, liefst Elsje, hebben ze wèl opgegeven.)

In de praktijk verlopen de avonden tegenwoordig meestal zo, dat de westvleugel opleeft als wij na de afwas van onze avondmaaltijd door de noordwest-toren binnenkomen, dat weldra de sjes een act doen (en Maaike dus bij mij op schoot zit), de muzen zich door Mawiel laten inspireren (omgekeerde wereld!), dat de girls komen en zich verlustigen, maar dat die hun gevoelens niet bij zichzelf of elkaar kwijt kunnen. Dan verkneukelen Wiesje en Loki zich weer. Maaike en ik hebben dan weer samen lol om een ander punt bij de muzen: het vrouw-zijn (van de aangenomen gedaanten van Britse schoolmeisjes). Als negen personen vijf dagen per 28 (voor mijn part 30) dagen vloeien, dan is dus gemiddeld iedere dag minstens één muze ongesteld. Ze gebruiken dan meestal herbruikbaar verband en gordeltjes, blijkbaar voorhanden in de “verkleedkist”. Maar ze zijn er zo onhandig mee! Het verband verschuift in het gordeltje, het gordeltje verschuift in de slip, het bloed lekt door... En de girls vinden dat bloed nou net een minpunt aan het vrouw-zijn, dus net op het punt waarop ze bij de muzen zouden kunnen scoren, laten de girls het afweten. Dan wordt zelfs Maaike plagerig. Ha! Elsje laat mij zelfs haar tampon nazien om die aandacht, en plein publique! (In dit opzicht lijkt ze geestelijk dus niet op Maaike.) Dat brengt mij dan weer huiverende bewondering van allen. Het is weer, wat Maaike lang geleden al wist: die gedaanten (letterlijke re-incarnaties) hebben geen ervaring (althans geen lichamelijke) meegekregen van vorige van dezelfde ziel. Als cheerleaders wisten de muzen wèl van tampons en zo.

Logistiek

Over onze logistiek valt ook wel iets te vertellen, nu Fort Rimboe anderhalf jaar “draait”.

De westvleugel heeft geen geld, en twijfelachtige weet van hedendaagse boodschappen. Maar verbruikt wel veel koffie, bijvoorbeeld. Er is een voorraadkast in de noordwest-toren. En er is een brievenbusje. En er zijn kratten frisdrank, nog zoiets dat vroeger onbekend was. De koelkast behoort te worden aangevuld vanuit die kratten. Van dingen zonder statiegeld behoort men de streepjes- of vierkant-code af te knippen en in die brievenbus te doen. Wat geen code heeft, wordt op briefjes omschreven. Overeenkomstig houden we de voorraad bij in de noordoost-toren.

Ongeveer dagelijks leegt Diana die brievenbusjes, verwerkt de codes tot bestellingen, betaalt die, en zet de lege kratten bij de poort. Daar staan ook eventuele retour-pallets. Eventuele bestellingen van haarzelf, Yvonne en Aart gaan ook op in die uiteindelijke gezamenlijke bestelling bij Tin Roof.

Ook ongeveer dagelijks brengt Pegasus de bestelling op één of meer pallets buiten de poort (omdat de binnenplaats vooral ingenomen wordt door het binnenperk). Aart brengt die met een pompwagen binnen de poort, en voert de eventuele retour-spullen aan Pegasus. Aansluitend bezorgt Aart de bestellingen aan zuidoost-, noordoost- en noordwest-toren. Diana doet de boekhouding ook naar binnen. De vleugels hebben kostenplaatsen, maar al die algemene dingen worden half door de oostvleugel en half door de noordvleugel betaald: immers elk vier bewoners. Ja, je zou preciezer kunnen bijhouden, wie hoeveel tampons of WC-papier gebruikt. De één dit meer, de ander dàt meer, en je verbruikt ook wel spul van waar je nu eenmaal net bent - láát maar! Toch een heel verschil met onsterfelijken pleng-offers brengen.

De westvleugel heeft geen vaste bewoners, al zijn sommige er bijna altijd. Hun aantal lijkt te schommelen tussen de tien en de dertig, de negen muzen niet meegeteld (die er ook niet altijd allen zijn).

Licht

Loki is steeds meer een stamgast van de westvleugel, zelfs van de noord-westvleugel (van de Olympiërs), die steeds meer de huiskamer van Fort Rimboe geworden is. Hij heeft twee nog niet genoemde bronnen van lol.

De eerste bron van lol betreft de girls, nu in een bijkomende vorm. Twee van hen zijn immers in de vruchtbare leeftijd (plus Janneke in de overgang), niet aan de pil, en dus in ongeremde werking van hun hormonen. Daarbij behoort het afscheiden van lokgeur. Loki probeert de manlijke gedaanten onder de aanwezigen onder invloed van die geuren te brengen. Dan worden die hitsig, maar terwijl Karla misschien wel weer eens een pik zou willen, is Thea nu eenmaal de “blijf van mijn lijf!” onder hen. Zou Thea Loki’s plagerijen nou nog gevat of relativerend kunnen wegwuiven, dan was er niets aan de hand. Maar zij reageert bijna hysterisch, en schijnt (als enige?) nog steeds niet te beseffen, waarom deze narigheid periodiek terugkeert. Maaike heeft Thea er eens over terzijdegenomen, maar die voorlichting heeft dan niet beklijfd. En dat, terwijl Janneke verpleegkundige is! Arme Thea: vruchtbare dagen, eisprong, PMS, vloeien.

De tweede bron van lol betreft licht, de electrische verlichting van die ruimte. (In deze tijd van het jaar telt daglicht amper.) Op verzoek heeft Aart er verlichting aangebracht die met afstandsbediening geregeld kan worden naar lichtpunten, -sterkte en -kleur. Loki heeft zich de mogelijkheden ervan eigen gemaakt, en benut ze voor practical jokes. Lichtflitsen, door kleding heen schijnen, gedaanten (of delen daarvan, raad es) in het zonnetje zetten, iemand een zeeziek gezicht geven, een spin over de voornaamste lichtbron laten kruipen, …

Ik noemde hierboven de muzen als Britse schoolmeisjes. Dat zijn heerlijke voorwerpen voor zijn spelen met licht. Die witte overhemden, sokjes, beha’s, slips en gordeltjes smeken om ultraviolet licht - en als ze bloot zijn, hangt de belichting van zijn luimen af. Er zijn trouwens ook lichtjes op accu, en hij weet die dan onbemerkt aan lange haren te bevestigen. Geen van de jongedames zal dan zeggen “Wacht effe!” of “Wat heb jij nou?”, dus aan hèn is zijn humor niet besteed. Anderen kunnen er wèl om lachen, zoals meestal Wiesje.

Eigenlijk is Loki’s spelen met licht nogal puberaal. In een slechts sfeervol verlichte ruimte zet hij dan een spotje op het lichaam van een vrouw. Nou ja, Wiesje en Elsje zitten toch meestal bloot. Die weten hèm zo te prikkelen, dat hij gauw het licht wegdraait. Maaike is niet zo. Moet hij háár hebben, dan roepen de sjes wel zoiets als “Heb ik óók, hoor!”, maar desnoods kan ik haar even zodanig strelen, dat zij de sjes ontzet (in twee betekenissen). Hij treitert ook graag de girls. Die zijn dus liever gekleed dan bloot, maar dan wel zonder knellende kledingstukken, zoals beha’s. Bij hèn tracht hij dus door kleding heen te schijnen. En dan is er wel weer een muze die roept “Heb ik óók, hoor!”. Zul je zien, dat het weer een van die achenebbisj gedaanten is - want sommige zijn niet echt appetijtelijk. Laatst had hij iets nieuws: nu was het Thea die leek te roepen “Heb ik óók, hoor!” - maar dat was een staaltje buikspreken van Loki. Uiteindelijk wijst dan bijvoorbeeld Hera hem terecht: “Nú stoppen, of je gaat naar je eigen helft!” - de zuidhelft van de westvleugel, dus. Dat helpt.

Scheurkalender

Het woord “scheurkalender” heeft Aart zich laten ontvallen, in een van hem niet verwachte woordspeling. Het betreft de maandcycli van Wiesje, Maaike en Elsje, met mijn naam als aanduiding voor de “witte” week. Het ezelsbruggetje ervoor is dus “Malawiel”, ook al zou de aanduiding “Maelwila” de juiste kunnen zijn. Heel Fort Rimboe plus de hennenren kennen het woord en het ezelsbruggetje.

Ik heb tegenwoordig te doen met ondode Mart. Bedenk, dat noord- en oostvleugel gewoonlijk tweemaal daags samen eten. (Twee malen dus, als ook ik een woordspeling mag inbrengen.) Gewoonlijk in de eerder genoemde tafelschikking, en bloot (met handdoeken). Dat betekent, dat Mart tegenwoordig vijf dagen de lokgeur van dochter Elsje vol in zijn neus krijgt, en bij een blik schuin omlaag het beeld (de dagdroom) krijgt van toen hij en ik op school Diana leerden kennen (járen voordat het tussen hen klikte). De dagdroom: voorzover hij die herinnering ondood heeft - blijkbaar wèl. Kijkt hij schuin over de tafel heen, dan ziet hij dochter Wiesje, die borstjes met die uitdagende grote tepels. Maar hij moet het doen (leg zelf de klemtoon) met Diana, tegenover hem, de moeder van dat moois. Die is dus best weer een stuk jeugdiger geworden (“opgekrikt”, zou je als mannen onder elkaar kunnen twinkelen), maar is na die ene uitzondering weer in de menopauze. Kijkt hij in zijn lichte wanhoop verder schuin over de tafel, dan ziet hij naast Wiesje Maaike, ook al een vrouw waarmee je een stamboek zou willen beginnen, en tenslotte Yvonne, langzamerhand eerder ogend als de grote zus van Sheila dan als dier moeder. (Maaike lijkt meer op Aart.) En voorbij Elsje zit ik dan, zo lang eenzaam gebleven, maar nu (in zijn licht vertroebelde blik) het haantje met die drie hennen. En al mijn afgebeuld worden is dan toch “nice work if you can get it”. Nee, uiteraard kan ik hem niet het mede-gebruik van mijn knuffels aanbieden. Wèl heb ik hem nadrukkelijk die oude wijsheid van (toen nog slechts) Wiesje en mij voorgehouden: dat je je best in anderen mag verlustigen, mits je dat ten goede laat komen aan de levensgezel.

Dat zou ook (een mogelijke herhaling van) een goede raad aan de girls kunnen zijn. Die wekken de indruk, dat hun sexleven nu nogal beperkt is (terwijl ze in de tuin van de hennenren tenminste nog iets deden), en dat hun gekleed zijn dus zoiets is als dat het doek gevallen is. Die raad kun je niet tactvol herhalen, maar wij hebben twee breekijzers. Elsje is dan nog geschikter dan Wiesje: ze gaat dan uitdagend voor elk van de koppels girls staan, en zegt met die stralende lach: “Dan denk je straks toch gewoon aan mij!” - Die uitdaging werkt alvast op mijn hormonen. Zat Elsje bij mij op schoot voordat ze dit deed, dan krijg ik aandrang om haar ter plekke op de grond te leggen en te bestijgen. Zat een ander bij mij op schoot, dan voelt die opeens een verhoopte tik tegen de lipjes.

Laatst hadden de uitdagingen van Elsje een onbedoeld gevolg. Terug in onze slaapkamer kwamen bij Wiesje de tranen. Tussen de enkele woorden die ze stamelde, herkende ik een trefwoord: bij Wiesje kwam weer verdriet los om alle keren dat zij als tiener de ware man gevonden dacht te hebben - die vervolgens niet bij haar bleef en daarbij ook lief voor haar was. Maar ik zag ook de wolk over Maaikes gezicht trekken: het verdriet om alle miskenning in dier jonge leven. Ik zei dus zoiets als “eerst Wiesje”, en vlijde ons tegen elkaar - zoals we zo vaak en zo lang in bed en in zeiltjes gelegen hebben. Gewoon: laten voelen dat je er voor de ander bent, zo lang en zo lief als die wil. We hebben wellicht een half etmaal zo gelegen, afgezien van twee keer samen gaan plassen. Elsje heeft ons water, vruchtensap en bananen gebracht. Heel geleidelijk werd het verstrengeld liggen tot liefkozen, tot vozen, en uiteindelijk tot vrijen: eerst een stuk neuken (omdat dat mijn beleving is van heterosexueel lief doen), daarna pijpen (omdat Wiesje zo hecht aan het binnenkrijgen van haar “krachtvoer”).

Daarna heb ik de tijd genomen voor Maaike. Die kàn zich nu eenmaal groot houden, maar het verdriet groeit dan wel dóór. Ook met haar een tijd stil gelegen, geliefkoosd, en uiteindelijk wilde zij de sur place. Dat geheel kostte minder tijd dan met Wiesje, en op Maaikes aangeven heeft de oostvleugel het eten koken enkele uren uitgesteld. Na weer iets van een avondprogramma in de westvleugel was het nu de beurt aan Elsje: om haar te bedanken voor haar goede zorgen en afstand, en om haar te laten voelen dat zij een volwaardig lid is van ons huishouden. - Echte kerels zouden waarschijnlijk bij Wiesje de diagnose “ze moet gewoon een goede beurt hebben” gesteld en (liefst) uitgevoerd hebben, maar over echte kerels hoef je mijn lieverds niets te vertellen. - Het geheel was wèl aanleiding tot een grap, die ik dan maar zelf aan (vooral) Loki verteld heb, ongeveer: “Hoe maakt Larie Wiesje weer gelukkig? - Door minder sex.”

Borsten

Ik moet weer denken aan een stuip in de westvleugel. Die speelde omstreeks dat eerste schaamhaartje van Elsje. De pandemie leek toen met één golf voorbij.

Het was zo’n record-warme dag (in heel Nederland). De binnenplaats van Fort Rimboe voelde aan als een bakblik, en de planten in het binnenperk mochten zich gelukkig prijzen met voldoende stromend water. Nu was de zon grotendeels bedekt door het lover van de bomen aan de zuidwest-zijde (een gegeven dat je wellicht herkent van verhalen over gebeurtenissen in andere tuinen), maar de vochtige hitte was er niet minder om. Het was druk in de westvleugel met veel onsterfelijken, veel ondoden, de girls, de oostvleugel en ons (Malawiel). De schuifpuien stonden open, want onsterfelijkheid brengt nog geen inzicht in luchtbehandeling. (Noord en oost waren wèl dicht.) Bovendien waren de mannen van de westvleugel bij de frituur bezig met zoiets als de aanloop tot een feestmaal in het dorp van Asterix: allerlei dieren aan het spit boven grote vuren, en het bier werd fustsgewijs uit de noordwest-toren aangevoerd. In de “huiskamer” van de Olympiërs zaten vooral vrouwen, en dan minstens van boven bloot (ook de girls). Ik had Maaike op schoot, dus ik ontleen waarnemingen aan haar verslag.

Op zeker ogenblik gingen de sjes samen weg: iets halen, plassen, beide. Oh ja, ze hadden wat komkommers geplukt in de kas. Maar nu… Amper waren zij de kamer uit, of alle vrouwen gingen rechtop zitten, en keken schattend de kamer rond. Aller ogen bleven rusten op de borsten van Maaike. Na een tel tilde ik mijn handen uit Maaikes schoot, en ging die borsten liefkozen. Al die andere vrouwen volgden mijn gebaren bij zichzelf! Totzover een overwinninkje, althans een gevoel van dankbaarheid, van Maaike. Die heeft nu eenmaal uitdagende borsten. Maar toen! Toen kwamen de sjes weer binnen. Alle vrouwen (behalve Maaike) doken ineen. De borsten van opperkonijn Wiesje zijn eigenlijk niet uitdagend, die zijn gebiedend! Hoe is het mogelijk, hè? Die grote tepels op die kleine prikborsten stralen zoiets uit als “buig je hoofd, of ik spuit je op deze afstand omver met een straal melk”. - Ja, daar heb ik Wiesjes dagdroom in die beschrijving verweven. Nog steeds hoopt ze melk te kunnen geven zonder zwangerschap, en ook Elsje zou dat willen kunnen. Inmiddels zijn Elsjes borstjes even groot als die van Wiesje, kunst, maar die tepels moeten nog rijpen - en dat gaat in bananen-vaart! (Wiesjes uitdrukking is eigenlijk: "rijpen als bananen op een fruitschaal".) Overigens heeft Maaike beider dagdroom verder doorgeprikt: “Gesteld dat je je melkklieren zover krijgt, heb je zoveel vocht te missen? En zou je je krachtvoer hieraan willen besteden?” Wiesje had theatraal (als in een laatste ademtocht) verklaard, dat ze onder dwang der omstandigheden afzag van haar dagdroom, en Elsje had schouderophalend weggewuifd: “Nou, dan niet!”

Lijven

Nu ik toch weer over vrouwenlijven leuter: waarom wil Elsje net zo’n lijf als Wiesje? Omdat ik me daartoe blijkbaar aangetrokken voel (en het daarom liefkoos). Waarom voel ik me aangetrokken tot kleine borsten? Omdat die niet zo kunnen verslappen als grote, wat in mijn beleving een teken is van ouderdom (menopauze). Waarom voel ik me aangetrokken tot grote tepels? Om de draagster daaraan grotelijk te kunnen gerieven, maar wellicht eigenlijk omdat ik ze ervaar als aanwijzingen voor goed (biologisch) moederschap. Waarom voel ik me aangetrokken tot brede heupen? Omdat ik graag ruimte zie tussen de dijen. Waarom zie ik graag ruimte tussen dijen? Omdat ik dat (vermoedelijk) zie als een aanwijzing voor probleemloos kunnen baren. Dat ik geen kinderen wil, is iets anders. Ik voel me zelf te oud, ik wil zelf alle aandacht (zelfs van drie vrouwen), en ik wil die vrouwen de last (de veroudering) van zwangerschap besparen.

Awel, een breed bekken mag dan zinvol zijn, maar die baarmoedermond is een strak gaatje. Tot wederzijds genoegen! Ja, dat geheel is rekbaar, maar hoe rekbaar? Die vraag legden wij voor aan onze bioloog en baarmoeder-kunstenaar: Maaike. Kortom, te beginnen bij Maaike sloegen we aan het vuistneuken, althans aan een genitale uitvoering van “je geeft een vinger, en ze nemen de hele hand”. Al doende werd ook Elsje het slurpen meester. En ik het uitnemen en terugplaatsen van haar spiraaltje.

Ik bracht zojuist mijn lichamelijke voorkeuren in verband met ouderdom. Wij vertegenwoordigen ongeveer vier leeftijdsgroepen. Ik de oudste, dus mijn uur zal als eerste slaan (indien uit ouderdom). Maar dit is Fort Rimboe. Zie, hoe Mart wederopgestaan is. Dat zal ook ons (overige sterfelijke bewoners) vergund zijn. (Moet je nu denken aan de “Undying lands” in de werken van Tolkien? Heb je ook bespeurd, dat bij Tolkien in ”the Silmarillion” sterfelijkheid in het scheppingsverhaal nog een voorrecht is?) Dat bracht ons op gedachten: zouden wij (acht min Mart) alvast de gedaante kunnen uitkiezen, waarin we zouden willen terugkeren en voortleven? Hades maakte een “tast toe!” gebaar, maar een mogelijke verkleedkist bleef ons verborgen. Wij (eh… Mawiel) kozen voor mij een gedaante die leek op (of zelfs overeenkwam met) hoe ik op mijn 18° was. Wiesje en Maaike wilden blijven hoe ze waren, dus ogend als 19, en Elsje tekende ook alvast voor 19. Een hummel van 4 die oogt als al 14, en 19 wil blijven… Uiteraard gniffelde onze kalender-deskundige Maaike bij de gedachte, dat ik straks(?!?) uiteindelijk jonger zou ogen dan Mawiel. Elsje sprak mij alvast aan met "jochie". Ook Aart, Yvonne en Diana verkozen het beeld van 19. Zelfs Apollo veroorloofde zich een kwinkslag: “De toekomst heeft de jeugd.”

Sheila

Opeens verbleef ook Sheila in Fort Rimboe. De lockdown had haar feitelijk opgesloten in VCR, waar dan ook nog de bevoorrading moeilijk was. Daarom had ze wat spullen ingepakt, en was op de Solex naar ons toe gekomen. Ze sliep weer bij Mart en Diana, en voegde zich naar het ritme van de oostvleugel. Ze eet dus mee, en beïnvloedt dus de tafelschikking. Yvonne is met haar bureaustoel naar de korte kant van de tafel geschoven, naar Aart toe, en Sheila heeft een “gewone” stoel tegenover Aart, naast Maaike. Sheila is niet zo’n bloterik, maar om nou in deze omgeving als enige gekleed te gaan (afgezien van de eventuele werkkleding van Aart en Diana), zou ook misplaatst zijn. Dus gaat ze ook bloot mee naar de westvleugel. Nou nee, ze is daar ook overdag meestal. En ze gebruikt dankbaar het zwembad en onze badkamer, in gezelschap van wisselende goedgebouwde mannengedaanten. Voor ons (Malawiel) even wennen, maar uiteraard zijn ze welkom. Soms zijn zij tegelijk met ons in het zwembad. Sheila is zelf niet zo’n zwemmer, het is meer het wederzijdse uitzicht van stoere zwemmer en pitspoes. Maaike en Elsje benutten iedere kubieke meter van het zwembad, ik blijf overwegend aan het oppervlak, en Wiesje her-ontdekt een overeenkomst tussen haarzelf en Sheila. Intussen word ik door die vrouwen spottend aangemoedigd. In de woorden van Elsje: “Walvissen duiken tenminste!”

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).