Laatste wijziging: 2022-10-30 (technisch), 2022-05-08 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Ik zou mijzelf duizend woorden kunnen besparen door je een plaatje te tonen, maar dat gaat niet. Dus…
Je weet inmiddels, dat het sociale leven van Fort Rimboe zich vooral afspeelt in de huiskamer van de noord-westvleugel (of ijs en weder dienende op de binnenplaats bij de frituur), en dan vooral ‘s avonds. Onder invloed van ons (Malawiel, te beginnen bij Wiesje) is bovendien de dress code: bloot. Onopvallend maar schokkend: de westvleugel laat ook vaste attributen en zelfs sieraden steeds meer achterwege.
De meeste onsterfelijken kunnen hun eigen menselijke gedaante kiezen (“aantrekken”). Zodoende zie je er vooral dertigers, met als getalsmatig grootste uitzondering de “jeugd” (Eros, Cupido, de negen müsli, en de drie jongste ondode VeMa). Verdere uitzonderingen: de paar onsterfelijken die zich liever als veertigers voordoen, de drie ondode XM als twintigers, Mawiel als eind-tieners, en ikzelf als zestiger. Bovendien ben ik de enige (van de vasten) die niet goedgebouwd is. Het meeste manvolk heeft atletische vormen, en wekt in samenhang met de schijnbare leeftijd de indruk, geborgenheid en een gretig sexleven te kunnen bieden. Ze pronken tegenwoordig zelfs met erecties. Het meeste vrouwvolk heeft ronde vormen, en wekt in samenhang met de schijnbare leeftijd de indruk, moederschap en een gretig sexleven te kunnen bieden. Ze pronken tegenwoordig zelfs met afscheiding, en maken geen geheim van ongesteldheid. (Of ze voorbehoedmiddelen gebruiken, blijft vaag.) Kortom, een schokkende aanblik voor wie het Hogere slechts in gewijde ruimten op spirituele wijze hoopt te ontmoeten. (De enkele gedachte aan zelfs maar een aanblik!)
In Fort Rimboe heerst ook geen bezwaar rond ongewenste intimiteiten. Wie vaste levensgezellen heeft, die wordt geacht alle prikkelingen op die vaste gezellen bot te vieren, maar het prikkelen zelf is open. Ook die jongste VeMa weten inmiddels donders goed, wat hun voorland is. Andermans vinger hebben ze binnen gehad, en ze kennen de smaak van een snikkel.
Maar goed. Ik heb dus geen gebruik gemaakt van het aanbod om (zoals ik zeg) “verjeugdigd” te worden, slechts van het aanbod om herhaaldelijk (zelfs onbeperkt?) achtereen te kunnen klaarkomen. Daarmee hoop ik, de behoeften van Mawiel te kunnen bijhouden. Dat geheel, gevoegd bij haar vreemdgaan [geloof, sex], zette Elsje aan het denken. Zou ik inderdaad de geschiktste man voor haar zijn, ondanks tekenen van ouderdom en vooral die bierbuik? Tja, ik schijn onmiddellijk te mogen reïncarneren als eh.. jonge volwassene. Lichamelijk lijkt mij weinig daarvóór te pleiten, geestelijk nog minder, maar goed… (Elsje en de katjes weten, wat ik met die puntjes bedoel.)
Elsje weet nog niet, wat “de wereld” biedt. Ze weet eigenlijk nog amper, wat liefde is. Toegenegenheid kent ze, sexuele aantrekking (en afstoting) ook, maar dat wat Wiesje en mij vele uren lang verstrengeld kan houden (en inmiddels Maaike en mij ook), dat voelt ze nog niet aan. Geeft niet. Als Elsje mocht verkiezen om bij ons weg te gaan, tijdelijk of (overeenkomstig Wiesjes visioen) voorgoed, dan zullen wij berusten. Inmiddels heeft ze vastgesteld, dat ik als bedenker van (kort gezegd) onze aanpak van onze sex wel te verkiezen zal zijn boven atleten die amper weten wat die aanpak inhoudt. Bovendien hebben weinig mannen een neus die geschikt is voor befneuzen. Ze blijft dus.
Ook inmiddels heeft in onze slaapkamer een kleine omwenteling plaatsgevonden. Kijk, mijn uitgangspunt was dus, bij samenleven van man en vrouw de sexuele bevrediging van de vrouw voorop te stellen, met die van de man als wederdienst. (Opdat de sex aldus voor beiden leuk /blijft/.) Dat punt onderschrijven we (Malawiel) nog steeds, maar de toestand is anders met drie vrouwen en een man, waarbij die vrouwen ook elkaar hulpen. We doen het nu als volgt bij avond- en ochtendritueel. Ik krijg eerst Elsje bij me. Die komt nog vóór een voorspel klaar bij de gedachte. Ik neus haar, en doe een sur place. Dan gaat zij door naar Wiesje. Wiesje zoekt mijn kwakkie (haar krachtvoer) bij Elsje, en doet verder wat Elsje belieft. Daarna gaat Elsje Wiesje hulpen. Intussen heb ik Maaike bij me, gehulpt door Wiesje. Ook Maaike krijgt mijn neus en een sur place. Vervolgens laat zij Elsje kwakkie zoeken, hulpt Elsje verder, en laat zich daarna door Elsje hulpen. Intussen heb ik dan Wiesje bij me, gehulpt door Elsje. Ook Wiesje krijgt mijn neus en (nu in beginsel ‘s avonds en ‘s morgens) een sur place. Daarmee is de cirkel rond. De omlooptijd is dus per ritueel verkort met driemaal vingeren en beffen, want zij doen bij elkaar wat ik bij hen deed, afgezien van het gebruik van mijn pik. Pijpen en aftrekken zijn nu vrije figuren buiten de rituelen om. Pijpen is nu eenmaal geliefd bij Wiesje, aftrekken (als afloop van met mijn voorhuid spelen) bij Elsje, en Maaike laat haar extra’s graag afhangen van de omstandigheden. Ter herinnering: met de wipneusjes van Wiesje en Elsje valt niet te neuzen, met de iets grotere neus van Maaike een beetje, maar ik heb dus twéé begeerde uitsteeksels. Niet te herinnering, maar ter bevestiging van wat je al berekend had: bij neuzen en beffen benutten we de opstelling van de bedden in elkaars verlengde.
Een nog kleinere omwenteling is de her-ontdekking van de tongzoen. Tussen Wiesje en mij was die ooit als tussenstap vervallen, en Maaikes ervaringen waren tezeer op sex gericht om zoiets richting liefkozing te bevatten. Dus Elsje had de tongzoen opgedaan bij haar vreemdgaan. Al snel bleek Mawiel de tongzoen toch meer iets te vinden voor in het vrijen met mij dan voor onderlinge toepassing. Tussen Wiesje en mij blijft het een uitzondering. Elsje vindt het heerlijk om met mij te tongzoenen. Vooral om schrijlings op mij te liggen, met haar tong de mijne weg te drukken (vergelijk krachtmeting “armpje drukken”), en zich dan soms even op te richten en haar borstjes met die grote tepels te laten lillen.
Maaike vindt tongzoenen zo mogelijk nog leuker dan Elsje, en er zijn verdere ontwikkelingen ontstaan. Uiteraard met korte aanduidingen. Lagen (“laag tongzoenen”) is, dat ik mijn tong in haar flap naar binnen werk, en dan de buitenkant van haar baarmoedermond lik. Dan huilt ze van genot. Raken houdt het midden tussen lagen en vingeren: met mijn vinger niet verder naar binnen dan de buitenkant van haar baarmoedermond. Is bij alledrie gewild tijdens op schoot zitten. En dan soms plotseling even wèl doordrukken… Voren is het tegendeel van raken: dat iemand een vinger op mijn plasgaatje zet, en dan met andere vingers mijn voorhuid heen en weer beweegt. Je zou kunnen zeggen: voren ligt in het verlengde van aftrekken.
Geen echte omwenteling is polsen, wellicht elders bekend als “vuistneuken”. Dat wil zeggen: hier gaat geen gebalde vuist naar binnen, wel een toenemend aantal vingers (van één hand) tegelijk. Bij ons is het begonnen als een verkenning van rekbaarheid, en gebleven als “gewoon” een wijze van prikkeling. Ze laten het vooral aan mij over, en naar schatting pols ik ieder dagelijks. Wie vloeit wordt niet gepolst, om beschadiging en besmetting te voorkomen. Elsje moest aan poppenkast denken. (Alweer: waar haalt ze het vandaan?) Het werd dus een liggende poppenkast met haar en Maaike als poppen, bespeeld door Wiesje en mij.
Ook elders in Fort Rimboe gist het. Mart en Diana hebben hun huiskamer van een nogal steriele klassieke tempel omgetoverd in een psychedelische grot vol gewatteerde rotsblokken (kussens) en gewatteerde grote speelgoedbeesten. In een hoek hebben ze een grot-uitvoering van een bedstee (of een bedstee-uitvoering van een grot), een tweepersoons badje (ongeveer zo groot als wat Wiesje en ik in de tuin hadden), een douche-nis, en een toilet-heuvel. De ruimte (ter herinnering: bruto 10*10m2) wordt bovendien doorsneden door allerlei gordijnen. Gordijnen van neerhangende haardunne draden, die tegelijk doorzichtig zijn en patronen tonen. Dat alles in black-light kleuren, met hier en daar een wit spotje. Mij herinnert het aan mijn jeugd, ondermeer aan schoolfeesten (ter herinnering: op dezelfde school als zij).
Mart en Diana liggen vaak ergens onder die tientallen of honderden kussens, want Diana blijkt fantasieën te hebben over dieren die nog meer ondergronds leven dan konijnen. (Ja, Wiesje en ik hebben elkaar verbaasd aangekeken.) Bovendien is de ongeremde sex opnieuw tot hèn doorgedrongen. Kijk, ondode Mart gaat nu door voor dertiger. Diana ook, maar zij oogt nu nog jeugdiger, en dus (zoals ik vroeger schreef) jonger dan Wiesje in werkelijkheid is. Ik schreef het onlangs nog: aan tafel zit Mart meestal tegenover Diana. Naast Diana zit meestal Wiesje. Dan heeft hij bij elke hap uitzicht op twee paar gebiedende borstjes. Naast hem zit meestal Elsje, nog zo’n paar borstjes, en vaak met één hand in mijn kruis. Ik weet, hoe hij zich voelt. Logisch, dat zij na het eten naar hun grot rennen (over die loopplank aan de buitenzijde van de huisrimboe). Aart en Yvonne snellen meestal achter hen aan, naar hun geliefde strandje in die huisrimboe. Tja, eten met uitzicht op Yvonne en Maaike gaat je evenmin in je hete blootje zitten. (En Mawiel doet de afwas.)
Het is ‘s ochtends bij onze brunch, hun lunch, nog erger. Wiesje en Maaike spelen het steeds klaar, om als laatsten aan tafel te komen. Dan zien wij mannen (en Elsje) die twee prachtige blote vrouwen op ons af komen, pas gewassen maar met alweer wat grijs tussen de benen. Ze krijgen ook steeds de slappe lach, met schuddende borsten, en beëindigen een onduidelijk misverstand met een korte maar hete knuffel. Dan denken wij drieën zoiets als “Kwakjesvat! Hier!!!”, en intussen zit uiteraard Elsje alweer aan mijn voorhuid te frunniken. Ook al uiteraard kennen de katjes de uitwerking van hun gedrag, en hebben het na een toevalstreffer (en waarschijnlijk influisteren door Elsje) ge-in-sti-tu-ti-o-na-li-seerd. ‘s Ochtends ben ik niet zo’n eter. Elsje heeft zich dat aangetrokken, en gaat mij vaak voeren. Stukjes droog brood en komkommer, die zij dan onbeschaamd eerst even in haar flapje sopt. Uiteraard vindt zij ook, dat ik (even later in de slaapkamer) ook de kruimels van mijn brood moet vinden en opeten. Vervolgens blijken de katjes een komkommer (soms elk, soms samen) uit de kas gehaald te hebben die ik met hen samen soldaat moet maken (en in hun schuttersputjes dopen). Kortom, dezer dagen ben ik slechts een toy boy met slaaptekort. Maar eervol en genoeglijk is het óók! Laatst hebben we Wiesje en Elsje aan tafel van plaats laten wisselen. De sfeer sloeg dood. Wiesje blijkt ook aan tafel de matriarch, de spelverdeler, en Maaike blijkt Wiesje bij zich te moeten hebben om deel te hebben aan het geheel (dus niet mij of Yvonne). Anderzijds weet Elsje zich geen houding te geven in dit vertrouwde gezelschap, tenzij ze aan mij kan frunniken.
De onsterfelijken hebben groots uitgepakt. De Asen hebben een doorgang gemaakt naar een parallelwereld of zo, naar een zandstrandje in een fjord. Je kunt er liggen zonnen, je kunt er duiken, je kunt er klimmen, en ze hebben er boten in verschillende uitvoeringen om mee te roeien of te zeilen. Dat alles dan wel bij onze binnen-standaardtemperatuur van 23°. De Olympiërs hebben dus maar een Griekse tegenhanger gemaakt: een eilandje met een strand, wat rotsjes, wat struiken, en zeilbootjes. Zelfde temperatuur, dus ‘s zomers wellicht aangenamer dan het echte Griekenland. Ook voor deze parallelwerelden geldt, dat in beginsel iedereen altijd welkom is. Er lijkt zich bij de onsterfelijken een dagritme te ontwikkelen van overdag vooral “parallel” bij de ene of de andere groep, en ‘s avonds in de huiskamer of bij de frituur. Wel iets later op de avond, want de vleesmaaltijden vinden nu meestal ginds plaats: zeedieren en geiten.
Ken je Asterix-verhaal “de Romeinse Lusthof”? Daarin plant Obelix tover-eikels. Die groeien in een oogwenk uit tot volwassen bomen zodra ze de grond raken. Asterix is verwonderd, maar Obelix niet: het is de eerste keer, dat hij eiken ziet groeien. Inderdaad, daaraan moest ik denken, toen we (Malawiel en schoonouders) na ongeveer een week in het dal gingen kijken. Maar uiteraard had ik evengoed aan Elsjes groeispurt kunnen denken. Afijn, alles leek volgroeid, en veel leek oogst-rijp. Nabij het punt waar de aanbouw de noordoost-toren (ter herinnering: slechts een dakluik en de paal van een windmolentje) raakt, bevonden zich enkele bijenkorven die wij ons niet konden herinneren, maar het aantal vliegbewegingen zette Schiphol ook figuurlijk op afstand.
In de zon en uit de wind leek het dal veel leuker dan de zonneweide, maar ja, we hadden alles volgezet met groenten en fruit. Demeter, Ceres, Dionysos en Bacchus ondervinden een nadeel van hun mensengedaanten: ze kunnen niet tegelijkertijd hier oogsten (en een nummertje maken) en met de anderen in een parallelwereld vertoeven. Tja…
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).