Laatste wijziging: 2020-05-12 (technisch), 2020-05-02 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Logeren - Mannen - Heide - Vleermuizen - Verveling - Schijngestalten - Perkbal
Nou, dat logeren van Elsje bij Malawi was geen succes. Ze wilde bij Maaike liggen, ze wilde bij mij liggen, dus tussen ons in, maar Maaike en ik willen meer dan ooit met elkáár verstrengeld liggen, en ook nog elk met Wiesje. Als Elsje rijper is, dan kunnen we in wisselende tweetallen slapen. Gelukkig voelde ze dat ook zelf aan. Deze ervaring onderschreef mijn onderbouwing van het denkbeeldig houden van Nebula en Stella (het niet willen van echte kinderen). Nou ja, met Elsje erbij bestrijken we vier generaties, dus…
Aart en ik konden onder het klussen aan die stoomlocomotief eventjes ongeremd mannen onder elkaar zijn, eventjes de verkeerde grappen maken. Dat werkte heel bevrijdend, ongeveer zo als monter uit de WC komen terwijl een volgende zijn hoofd stoot tegen de stank. De katjes en Yvonne bespeurden slechts die bevrijding, en bevonden die in hun eigen voordeel. Aan dat geklus kwam spoedig een einde: anderen mochten dankzij ons een vliegende start maken. (Een merkwaardige uitdrukking in verband met treinen.)
Het bracht ons op een inval: met de ploeg waarmee we laatst naar de kruidenkring gelopen waren, gingen we nu naar het schuine ven. Op de fiets naar het station, dan lopend verder. Vier onsterfelijken op de fietsen van de oostvleugel - we hebben hen eerst op de binnenplaats van Fort Rimboe leren fietsen (op die bestrate strook van twee meter breed). Elsje in het kinderzitje achterop Diana’s fiets, bereden door Freya. Mijn rugzak bij Maaike achterop: zij is immers zowel vrij licht als sterk.
Het schuine ven - een plek vol herinneringen voor allen behalve Elsje… Het waterpeil was lager dan toen, en het water was uiteraard nog vrij koud. Geen probleem voor Maaike en Elsje, en hier konden ze tenminste kopje-onder. Maaike kon zelfs Elsje “redden”. Elsje vond dat prachtig. We troffen er ook de mammoeten van leidster Evelien. Elsje en de mammoeten sloten elkaar in het hart. Ik vond een grote zak studentenhaver in de rugzak. Elsje heeft daaruit geestdriftig maar zonder verspillen aan de mammoeten uitgedeeld. Ze mocht een rondje rijden op de rug van een mammoet (ter herinnering: de grootte van een herdershond, maar steviger), ook door het ven heen. Wat heeft ze genoten!
Na de picknick liepen we langs dat andere ven er vlakbij, en langs een droog ven dat de modderpoel geweest moet zijn waaruit we een Trojaans paard gered hebben. Wiesje en ik kregen het weer even te kwaad bij de herinnering aan die inspanning, aan onze vriendschap met die dieren, en aan de bijna achteloze uitleg van Apollo over hun dood. Aphrodite deed een groepsknuffel met Malawi, en herinnerde ons aan de mogelijkheid om hen als ondood terug te halen. Mja.. dat klopte… maar toch…
We struinden terug naar het verlaten station, maakten er gebruik van het sanitair (ik heb een sleutel), en wilden terugfietsen. Wiesjes blik viel op de watertoren. Erop?
De deur was op slot. Aart heeft de sleutel. Maar… om te voorkomen dat men elkaar onbedoeld erin zou kunnen opsluiten, zou die deur wel vanbinnenuit geopend kunnen worden. We hadden Hermes in ons midden, dus… Het was een hele klim. Elsje probeerde hoever ze kwam, maar werd weldra weer door Hermes opgetild en gedragen.
Maaike kon zich niet herinneren, ooit boven geweest te zijn. Voor Elsje was het sowieso nieuw. Ze keken samen (Elsje op de nek van Maaike) opgetogen alle kanten op. Wiesje en ik zochten vergeefs de poel en Botje: te hoge bomen, al tč dicht in ‘t blad. Voor de onsterfelijken was het eerder: dit vanuit menselijk oogpunt ervaren. Zelf maakte ik foto’s van de zend- en ontvang-installatie die Aart hier aangebracht heeft voor ons mobiele netwerk: dan kon hij zich een beeld vormen voor mogelijk onderhoud. Ik wees Maaike op de spoorwegovergang beneden, en vertelde van de vrachtauto’s die daar in die strenge winter vastgeraakt waren. Dáár lag nou de oorsprong van die “chocola en pleisters”, en achteraf ook van de komst van Sans Perail. Wiesje verontschuldigde zich dan maar voor haar achteraf ongegronde angst voor locofilie. Driehoeksknuffel. Daarvoor moest Elsje neergezet worden, maar die wilde het uitzicht niet kwijt, en meedelen in de knuffel. Vlugge driehoeksknuffel, bukken, vierkantsknuffel, Elsje nu weer in handen van Hermes. Goed, eerst zien, hoever ze op eigen beentjes kon afdalen. Stapje, bijtrekken, stapje, bijtrekken… Ze stemde in met opnieuw gedragen worden. Even later was de deur weer vergrendeld, en namen we de fietsen ter hand.
Ja, hoor: ondanks Corona kruisten hier net twee pelotons wielrenners. Ai, de achterste van de ene ploeg trok een centimeter te ver naar links, en bracht zichzelf plus de helft van de tegenliggers ten val, precies op de rails. Het ongeluk verwerd tot een vechtpartij. Minstens Wodan en Hermes overwogen ingrijpen, en ik had het station al weer open, op weg naar de verbandkast. Maar nee, wij moesten ons erbuiten houden. Station weer toe, wij over de schelpjes terug. Van net buiten de poort van Fort Rimboe belde ik Ab, en Wiesje Saar: dat er wellicht pelotons gehavende wielrenners langs kwamen sloffen, met behoefte aan méér dan plakgerei en pleisters. Ik sloot de deur in de poort achter mij. Inderdaad zijn er (vooral bij Ab úren later) bij beiden pelotons mannen voorbijgehinkt met onduidelijke bagage die bestaan zal hebben uit schrootrijpe racefietsen, zelfs als slag-, steek- of wurgwapens niet meer bruikbaar.
Bij de eerste avondschemer kreeg Maaike een inval. Ze plaatste een schuifladder tegen de gevel van de noordvleugel, en klom omhoog totdat ze met haar hoofd voor de vliering was. Op die plek wist zij groepjes vleermuizen van verschillende soort. Die waren inmiddels weer uit hun winterslaap. Maaike vertelde hen, dat de mensenwereld van slag was door een besmettelijk en dodelijk virus, en dat velen vleermuizen aanzagen voor de schuld daaraan. Dat ze dus bedacht moesten zijn op vijandige mensen, maar dat ze hier bij ons veilig waren. Wij hadden helaas geen insecten voor hen. Desgewenst kaas, en misschien vonden ze alsnog iets.
Nou… als we dan beneden bij de frituur en het theezitje (“Zoete Inval” sloeg niet aan) lichtjes konden maken, dan maakten wij hen alsnog blij, en een stukje kaas… lekker! (Ter herinnering: vleermuizen zijn geen muizen, maar (in Nederland) insecteneters. Egels ook, en die lusten koemelk. Kaas is gestremde melk.)
Zeker, maar… toen Maaike bloot die ladder afdaalde, keek ik van onder die ladder naar haar op. Ik kreeg een stijve, en ik voelde me zo’n man die zichzelf daarmee overschat. Maaike zag die stijve, begreep, dat die van háár moest zijn, en snelde met mij hand in hand naar de gaasbank die binnen stond met de rugleuning neer. Even een hevige maar korte knuffel, en zij ging klaarliggen. Dat wil zeggen: bij het weinige licht zag ik nog net, dat ik haar uit de knoop moest halen.
“Uit de knoop halen” is een uitdrukking van Wiesje en mij, betreft meestal Maaike, betekent dat de kleine schaamlippen opgerold de doorgang aan grove vleeslichamen [sorry, Marten Toonder] blokkeren, en betekent als het vermeld wordt doorgaans, dat Maaike zelf snel moet ingrijpen. Als we rustig vrijen, dan komt het met wat beffen vanzelf goed. Maaike kent de uitdrukking uiteraard al lang, en heeft aan minder dan een half woord genoeg.
Ze trok dus haar gleuf open, en ik bonkte naar binnen. Toch handig, dat ook zij tegenwoordig altijd nat is. Het werd dus een snelle sur place, tot voor kort haar voorkeur. We ontdekten een ernstige tekortkoming van het gaasbed: te smal om af te rollen voor een na-spel. Gelukkig haalde Wiesje ijlings een eenpersoons luchtbed (zo’n ding uit onze kampeerspullen dat je tot stoel kunt omvormen dankzij twee riemen met haken), toevallig laatst als stoel gebruikt, en legde dat naast de gaasbank. Ik rolde met toch nog een dreun af, en kreeg Maaike op mij. Samen met Wiesje zochten we meteen naar plekken voor ladders. Intussen was deze ladder naar de westvleugel verhuisd: wij brengen hen wel vaker op ideeën.
Oh ja, de vleermuizen, de aanleiding voor het beklimmen van de ladder! Yvonne en Diana zorgden gezwind voor lichtjes en voor grof geraspte kaas (vleermuizen zijn best klein!) bij het theezitje, en bij de frituur deden dat Vestaalse Maagden. (Ja, Hera doet zich ook wel voor als Vesta.) We hebben behalve het aloude Griekse spul dus ook het Germaanse spul, maar Hermes kon bij Kees en Nora een vat heerlijk abdijbier krijgen dat wegens de pandemie niet aan Bill afgeleverd kon worden. (Bill en Mina grijnsden.)
Yvonne leerde de muzen maďs poffen (in een dun laagje olie). Dat ontspoorde helemaal, en nog dagen later leek het, alsof het in de westvleugel vanbinnenuit gesneeuwd had. Elsje vond het prachtig, en sjouwde met knuistjes vol popcorn ("een kinderhand is gauw gevuld") heen en weer. Doorgaans is de westvleugel een soort Café Hoppe, met bij de frituur sta-Hoppe, binnen zit-Hoppe en hier zelfs lig-Hoppe. Bij zo’n gedeelde feestzin als nu is dan het theezitje de plek voor klessebessen. Naar buiten is de heuvel trouwens altijd stil en donker. (Eens opletten, hoe het buiten met geur en rook is.) Zo werd het weer erg gezellig, maar Athena moest wel haar uil aan de ketting houden.
Yvonne had met Sheila geSkyped. Die verveelde zich geweldig. Haar makelaardij en haar uiteenlopende projectjes lagen stil, restaurant en bar in Sheila’s Lair waren evenals de meeste bedrijfjes gesloten, en Matras vroeg zich af, of ze dan toch maar een vak moest leren. Van narigheid hadden ze zich dan maar tot gezamenlijke Corona-zone verklaard. Ze hadden een gezamenlijk tijdverdrijf: het ontwerp van een eigen spel kaarten. Met Sheila eindverantwoordelijk voor de zwarte kleuren en Matras voor de rode kleuren probeerden ze alle kaarten een gezicht te geven. De boeren en de tweeën waren de klootzakken, de tienen en azen waren de droomprinsen, en alleen de vrouwen waren vrouwen, met henzelf als schoppen- en hartenvrouw. Ze overwogen Maaike en Wiesje als klaver- en ruitenvrouw. Nee, Sheila had mij niet genoemd. - Ha! De volgende dag waren Yvonne en Mina óók aan het ontwerpen. Loki had een stoel bijgetrokken, en zat te gniffelen. Wiesje kreeg weer eens een inval, en ging met Maaike samen ontwerpen. Wiesje was eindverantwoordelijk voor de harten-Nebulae en de schoppen-Nebuli, Maaike voor de ruiten-Stellae en de klaver-Stelli.
Dan speelden in de buurt ook nog land- en tuinbouwproblemen. Van ons uit gezien voorbij Eikenrode lagen enkele middelgrote velden asperges. De hele buurt is gaan helpen oogsten, waarbij Pegasus dankbaar gebruikt werd voor het vervoer van de velden af, en dan maar meteen naar een daartoe vrijgemaakte plek bij Tin Roof. Dat betekende dan weer, dat de Digitale Zandweg moest terugvallen op het draaiboek van dat Pegasus stuk was.
Verder binnenlands nieuws. We hebben mobieltjes gekocht voor de westvleugel. Ze hadden al Internet, maar wij (sterfelijken) zagen de behoefte die zij (onsterfelijken) niet zagen. Zoals ze de behoefte aan dat hele pied ŕ terre niet gezien hadden. Ook zij zouden behoefte kunnen hebben aan opbellen, gebeld worden, SMS-berichten uitwisselen, of domweg twee-traps authenticatie bij Google (nu eens niet de hond). In overleg hebben we op onze eigen naam (nou ja, de mijne) drie “onbeperkte” abonnementen erbij genomen: voor de Olympiërs, de Asen en de nog-aanbedenen. Wie ze hoe gebruikt, is hůn zaak. Wel ben ik de systeembeheerder die zonodig apps of abonnementen aanschaft. Ja, dat kost ňns geld, net als hun koffie, maar zij hebben het niet, en zij kunnen ons anderszins helpen of belonen. Gaat allemaal heel vanzelfsprekend.
De oostvleugel hebben we nu (sinds de verhuizingen) verhuurd, opdat onze (schoon)ouders rechten en plichten hebben. Aart en Yvonne betalen een symbolische huur: die hebben immers niets te makken. Mart en Diana bulken van het geld door de verkoop van hun woonboerderij. In een soort voorschot op de erfenis betalen die een stevige huur. Zodoende kunnen er best telefoons af.
Oh, dit moet er ook nog bij. Wiesje en ik hadden altijd al onze fantasietjes, maar inmiddels doet Maaike volop mee: die is bewonderenswaardig soepel inzake mind sets. Alle gedoe rond Nebula en Stella deed ons gedrieën over hen fantaseren, soms hun rol spelen, niet bepaald chronologisch, eerder Sam & Moos. Zo kon Stella van mij een schone luier moeten krijgen, terwijl ze kort voordien aan Maaike had bekend, dat ze misschien zwanger was van die leuke amanuensis. Er dook zelfs een nieuw personage op: Katja, via “elzenkatje” het denkbeeldige kind van Elsje en mij. Kortom, Malawi werd nňg gezelliger in bed en op de gaasbank (en inmiddels weer bij het muurtje van het binnenperk aan onze kant). Maar ook in de westvleugel: “Nebula, je moet nog rijden”. Iedereen (ook de oostvleugel) kent het spel, en speelt graag mee, vooral Loki. De jongens Nebulus, Stellus en Katjus worden steeds schlemieliger. Ze worden vaak toegesproken zo als “Niet doen! Jij be-grij-pen?”, of heel venijnig: “Stel-lus! Dat ding is al-leen om mee te plas-sen! Voor jou wčl.” Of iemand komt ons tegemoet, als wij eindelijk eens de weg uit de slaapkamer omhoog gevonden hebben: “Goed, dat ik jullie zie! Weet je, wat Nebulus vanmorgen geflikt heeft?” Diana kan het leuk meespelen: “Nebula, kom eens bij oma!” En dan zijn er nog de persoonsverwisselingen: “Dat was Elsje niet, dat was Katja!”
Zou Elsje zoiets al begrijpen? Maaike bedacht een praktijkproef. We hadden een gaasbank buiten. “Iedereen” stond nieuwsgierig toe te kijken. Maaike noodde Yvonne naar een uiteinde van de bank, en meldde Elsje (naast zich): “moeder (mama)”. Ze noodde Aart naar het andere uiteinde van de bank: “vader (papa)”. Ze liet Elsje los, ging tussen haar ouders in zitten, en wees op zichzelf: “kind”. Bank leeg. Ze herhaalde met Diana, Mart en Wiesje. Vervolgens zette ze Elsje tussen Diana en Wiesje in: “ook kind”. Ze wees heen en weer tussen Wiesje en Elsje: “zusjes”. Elsje knikte begrijpend. Bank leeg. Maaike noodde Wiesje naar een uiteinde van de bank, mij naar het andere, en wees naar het lege midden. Yvonne werkte mee: ze vouwde een vel papier in vieren (evenwijdig, voor een naambordje), en schreef op zo’n strook “Nebula”. Maaike zette dankbaar dat “bordje” op de lege plek, en las wijzend voor: “Nebula”. Wiesje stond op, nam het papier mee voor Yvonne, en nam de regie over. Maaike ging op die lege hoek van de bank zitten. Ik zat nog op de andere. Wiesje plaatste het naambordje op de lege plek, nu met “Stella” zichtbaar, en las dat wijzend aan Elsje voor. Die begreep het! Ze had nog iets anders begrepen: papa’s hebben een pik en een zak, mama’s hebben een gleuf en borsten. Ze klom zelf aan een uiteinde de bank op, verwees mij naar het andere uiteinde, en wees vragend naar de lege plek. Iedereen keek elkaar aan: hoe moest dit verder? “Katja”? Diana nam Elsje dan maar op de arm voor een moederlijke knuffel. Evenmin een alledaagse aanblik. Men ging dan maar perkballen.
Perkbal is een vorm van volleybal die Artemis bedacht heeft: de bal moet over het binnenperk heen. (Op het Internet zijn ook aanwijzingen te vinden voor een ander spel dat zo heet.) Het is toegestaan om te kaatsen tegen de gevel aan de overkant. Het is in het belang van je eigen ploeg om geen ruiten in te smashen of zelfs maar hard die muur te raken, want bij terugkaatsen gaat die bal waarschijnlijk het perk in. Punt voor de tegenpartij, danwel verlies van opslag. Je staat op de bestrating, en hebt dus een speelhelft van twee meter diep. Je staat dus één rij diep. Men spreekt af, of de volle breedte van het perk (ter herinnering: zestien meter) gebruikt wordt, danwel de helft. De grote kunst is, tijdig te beseffen of een bal rechtstreeks danwel gekaatst zal komen, dan te kiezen of je wilt ingrijpen (of de bal het perk in wilt zien gaan), en de juiste houding aan te nemen.
Totzover deze aflevering.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).