Laatste wijziging: 2024-10-02 (technisch), 2024-09-28 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Verjeugdigd"

[geloof, sex]

 

Het begin van een Blok 4.

 

Woord vooraf - Verjeugdigen - Volleybal - Verjeugdigd - Scheve ogen - Nix18 - Vaag

Woord vooraf

Waarom dat eeuwige geneuzel over vrouwenlichamen? Wel, dat gaat terug tot ergens rond “Flinterdun”. Wiesje en ik beseften, dat het de sex is die je bijeen houdt, niet een gedeelde muzieksmaak of een gezamenlijk handeltje. Mijn eigen gedachten hebben zich ontwikkeld van “het moet voor haar óók lekker zijn” tot (uitgaande van heterosexuele paren) “je moet de vrouw bevredigd houden, en dan houdt zij als wederdienst jou ook graag bevredigd”. Wiesje en ik hadden toch al die gewoonte om veel in bed of in bad te verblijven. Zodoende is alle naaktloperij gegroeid, van ons beiden naar de schoonouders en hun kinderen. Ik moet nog steeds terugdenken aan die keer bij het schuine ven dat Sheila en Maaike op de fiets naar ons toe kwamen. En dat Maaike haar bikini uittrok voordat ze het water in ging. Uiteraard kwam van alle blootheid ook het vergelijken en het bevoelen.

Je gaat anders naar anderen kijken, onbewuste (althans onbedoelde) lichaamstaal lezen: kijken of anderen zich goed voelen of wellicht een beurt moeten hebben. (Dat is geen “of-of”, en zeker niet binair.) Je gaat ook lichamen vergelijken. Ikzelf heb altijd willen weten, waaròm ik iets vind, zelfs als het om smaak gaat. Dat zou wel een soort teleologie kunnen inhouden, zoals in het liedje “That’s my weakness now” (Sam Stept en Bud Green, 1928): “He's got eyes of blue. I never cared for eyes of blue, but he's got eyes of blue, and that's my weakness now!” Dus: hield ik nou van de brede heupen en kleine borsten van Wiesje voordat het tussen ons aanging? Ik denk het wel, want ik viel eerder op Diana. Maar Diana trok mij (en Mart!) op school al aan door haar uitstraling voordat ze uitgegroeid was. Ook Wiesje trok mij aan voordat ze in de puberteit kwam, en Elsje dwong de handtastelijkheden al als peuter af. En Maaike heeft weliswaar andere maten, maar trekt mij evenzeer aan. Ach, Wiesje en ik hebben lang geleden al afgesproken, dat we heus genieten mogen van de aanblik van anderen, mits we dat genot met de ander delen. Zo heeft Wiesje mij herhaaldelijk gepijpt terwijl ze aan Aart dacht. Zij blij, ik blij, Aart vereerd toen hij het vernam, en Yvonne monkelde. Aan lichamelijkheden kun je weinig veranderen, gedrag kun je nabootsen. Onze aanblik gold vooral ons publiek bij optredens, dus vooral dansers. Dan wees Wiesje mij op hoe zekere man met zijn vrouwlijke dansgenoot omging. Ik vermoed, dat onze huidige tikkies op dergelijke keren teruggaan.

Afijn, je (althans ik) gaat dus zowel letten op vrouwenlichamen in het algemeen als op de aan jouw zorgen toevertrouwde in het bijzonder. Uiteraard verandert “heupwijdte” na zekere leeftijd weinig meer, maar het flapje en de tepels gaan je steeds meer vertellen over hoe ze zich lichamelijk voelt. Dat geven van himalaya’s klinkt wellicht vreemd (van “onbegonnen werk” voor gevoellozen tot “zó gepiept” voor narcisten), maar “oefening baart kunst”. Het is trouwens geen “toonladders spelen”, maar de aanwijzingen (waaronder afscheiding) van je lieverd opvolgen voor een hoge score. (“Score” is ook het Engelse woord voor “partituur”, maar ik beoog geen verband met die “toonladders”.) Kortom, als wij ons uit het gezelschap terugtrekken naar onze slaapkamer, dan heb ik al een indruk van wat mij te doen staat. “Een beurt geven”, maar wel met een gespecificeerde opdrachtenbon.

Oh ja: in schijnbare tegenspraak met het bovenstaande staat Maaikes gezegde “In een wei koeien zie je geen uiers”. Één ontblote borst tussen geklede mensen valt op, maar tussen bloteriken niet. Of eigenlijk: “door het bos de bomen niet zien”.

Verjeugdigen

We zijn verjeugdigd, zelfs ondode Mart, zelfs ik, de andere stervelingen ten tweeden male.

Eerst was de vraag vooral, wanneer ik me door Apollo verjeugdigen laten zou, of wanneer ik “een Mart doen zou”: sterven en terstond terugkeren, maar dan zoals beloofd als jongeling. Langzamerhand begon ik toch wel iets te voelen voor lichamelijk weer jong te zijn. (Op zich al een vreemde gewaarwording, zowel het “voelen voor” als het “zijn”.) Het verloop bij Mart beviel ons niet, want officieel doodgaan heeft rechtsgevolgen. Hij had geen paspoort of rijbewijs meer, en zou dus in moeilijkheden geraken als we bijvoorbeeld weer naar Tirol zouden gaan - zéker met de dezer dagen toegenomen kans op grenscontroles. Gelukkig kan vriend Hermes ons helpen, maar toch.

Vergeef me de beeldspraak van tweedehands auto’s waar ik menselijke lichamen bedoel. De wederopstanding van Mart was feitelijk een omkatten van eenzelfde model (of is software als beeldspraak treffender: het terugzetten van een back-up?), die eerdere verjeugdigingen kwamen neer op een schilderbeurt.

Wij hebben echter onze grootse kleintjes. Die bedachten, dat onze lichaamscellen ondermeer bijhouden, hoe vaak ze zich gedeeld hebben. Als je die "kilometerteller" nu eens zou kunnen terugdraaien… Apollo dacht dat wel te kunnen doen. (Vergeef me bovendien de kromheid van lijken te beweren dat terugdraaien van de kilometerteller de motor weer “nieuwer” maken zou.) Misschien moet ik het duidelijker stellen: de onsterfelijken kùnnen veel, vooral dankzij toegang tot extra dimensies, maar ze wéten lang niet alles. (Het standaard-voorbeeld: wat is een koffie-apparaat?) Elsje wéét “alles”, Maaike kàn “alles”, maar pas met Apollo erbij kunnen wonderbaarlijke ingrepen verricht worden.

Mart bood zich aan als proefkonijn: hij was immers al ondood. Apollo heeft “zijn teller teruggedraaid” tot overeenkomend met ergens in zijn 36e levensjaar, dus overeenkomend met zijn voorkomen. Vervolgens Diana evenzo, en Aart en Yvonne. Zodoende zijn zij nu allen biologisch 35 jaar oud - met de aantekening dat gesprongen eicellen weg blijven. (Ik besef nu pas, dat bij de eerste verjeugdiging het generatieverschil tussen Mart en Diana enerzijds en Aart en Yvonne anderzijds weggevallen was. Dat moet een vreemde gewaarwording geweest zijn.) Bij Elsje is de klok verder vóóruitgedraaid naar haar 19e levensjaar, bij Wiesje en Maaike gewoon terug. (De generatieverschillen zijn daar eerder óók weggevallen. Op het eerste gezicht, maar in hun gedrag bemerkbaar.) En nu bij mij dus ook. Ik wàs dus nu weer die slungel van 18, zonder ouderdomskwalen. Vooral mijn paspoort had dus een foto die niet meer goed geleek.

Ik zag de bui hangen. Wij (alle acht: Malawiel en schoonouders) hebben dus notaris Nelleke ingeschakeld voor het “authentiek maken” van bewijzen van onze identiteiten vóór en ná. Een onderdeel van die maatregelen was het inbrengen van een identificatie-chip zoals bij huisdieren gebruikt. Dat was een voorstel van mijzelf, ook al gruw ik van spullen op en dus al helemaal in mijn lijf. We hebben ook nieuwe paspoorten aangevraagd - ook een avontuur als je niet meer op een bestaand adres ingeschreven staat. (Fort Rimboe bestaat officieel, gelegen in zekere provincie, maar gek genoeg niet in een gemeente.) Ook Mart heeft een paspoort aangevraagd. Het was een zware bevalling. en waarschijnlijk zijn wij onze Olympische vrienden dank verschuldigd voor mythologische ingrepen in de bewustzijnstoestand van ambtenaren, maar wij hebben nu alle acht een geldig Nederlands paspoort met onze oorspronkelijke geboortedatum en (zelfs Mart) ons oorspronkelijke BurgerServiceNummer, maar met pasfoto’s die onze huidige gezichten tonen. De chips zijn erin vermeld. Elsje is nog steeds twee lustra van haar meerderjarigheid verwijderd. Mart kan nu op voor zijn bus-rijbewijs. Wiesje en ik worden door Maaike en schoonouders klaargestoomd voor ons gewone rijbewijs. Elsje kàn al lang vanalles besturen, maar moet ja nog tien jaar wachten om het te mógen.

We hebben in het Fort een feestje gebouwd, met Nelleke en Apollo als eregasten. Om ons aan anderen te tonen, hebben we opgetreden als Topjes en Oudjes, in de kroeg van Us Net en in het Patronaat in Eikenrode. De te tonen veranderingen waren Mart weer vrijuit (maar dat ontging iedereen; wellicht spelen ook daarin de onsterfelijken een rol) en vooral mijn eigen “halve eeuw eraf”.

Hoe het voelt? Eigenlijk “gewóón”, maar ik lees weer zonder bril, ik ben mijn buikje kwijt, en mijn gebit is weer zo compleet als het na alle “ruimte maken voor de beugel” was. Ook de anderen voelen zich “gewóón”. Nadeel: Elsje vindt niet langer, dat ik als oudje ontzien zou moeten worden. Het voelt “gewóón”. Toch lijken we sportiever.

Volleybal

Het volleybal-net hangt vaker, en we spelen ook vaker. Zelfs als Malawiel beach-volleybal! Dan moeten Wiesje en ik niet in hetzelfde team zitten. Meestal groeit een spel beach-volleybal (van wie dan ook) uit tot volledig zes-tegen-zes. Met ook nog eens toeschouwers. Die geilen zich dan op aan de zwiepende lichaamsdelen.

Volleybal begint meestal met de schoonouders: die zijn matineuzer, en ze zijn vroeger buiten dan wij (Malawiel). Dan hangen ze nog niet meteen het net op, maar dan doen ze de Laurel & Hardy. Ergens laat in de middag of vroeg in de avond hangen ze het net op, en “beginnen alvast” met beach-volleybal. Meestal de stellen tegen elkaar. Dan komen we erbij. Min of meer afhankelijk van hun tussenstand komen wij elk team versterken, of wordt het de klieken tegen elkaar. Ook leuk: gezinnen “A(art) tegen M(art)” tegen elkaar (wat al bij dat “versterken” kan optreden): Mart, Diana, Wiesje en Elsje tegen Aart, Yvonne, Maaike en mij. Dan zijn de krachten ongeveer gelijkelijk verdeeld, maar bij team-M zijn ze sterker samengebald in de ene persoon Elsje dan in team-A bij Maaike en Aart.

Dan komen er toeschouwers uit de westvleugel, waarschijnlijk net terug uit Harren Net, en komen na wat aanschouwen beide teams versterken. De nog-aanbedenen gunnen zich de tijd niet om mee te doen, maar uit hun houding spreekt steevast verlangen.

Ik noemde net die “zwiepende lichaamsdelen”. Vroeg of laat verschijnt ook de jeugd, die meestal zelf uit het zwembad komt. Ook Eros en Cupido komen graag. De jochies spelen óók graag mee, maar ze zijn zeer beperkt inzetbaar: te klein, te slap, te weinig inzicht, te lief. De jeugd geilt zich op aan de “echte mannen” onder de spelers - en blijkbaar ook aan mij, omdat ze mij ook uit de slaapkamer kennen. Zie je het vóór je: Thor met een daverende smash, en bakvisjes die zich vingeren.

De westvleugel trekt zich ook meestal als eersten weer terug, vermoedelijk ondermeer voor wat sex. Bij ons “is stofjas fietsenmaker”, onze verse vorm van “schraalhans keukenmeester”: Aart en Mart nog leeg, en ik altijd leeg. Dus kunnen wij nog een potje spelen.

Verjeugdigd

De borsten van Yvonne en Maaike lijken iets veranderd, verstevigd. Yvonne lijkt des te sterker op Sheila, met wie ze nu nog slechts zes jaar te schelen lijkt. Iedereen blijft “oooh!” zuchten bij de aanblik van Yvonne en Maaike. Maaike probeert dat dan maar te aanvaarden. Als wij, vooral ik, zeggen dat zij echt een mooie vrouw is, dat wij haar de bewondering gunnen, en dat wij haar nog steeds lief vinden (met hevige liefkozingen en sur places als “bewijs”), dan zàl het wel. Yvonne kan wèl ongeremd genieten van de bewondering. (Diana en Wiesje hadden nooit een probleem daarmee.)

Trouwens, ik ben meer aandacht gaan geven aan die vormen, dus vooral bij op schoot zitten: met mijn handen langs hun zijden strijken, hen teder laten voelen hoe hun borsten op hun lijf zitten, en hoe hun heupen welven. Dit begon als hernieuwde poging om Maaike laten voelen hoe lief haar vormen zijn, maar ook de sjes genieten er zo van.

Malawiel had al die onderlinge tikkies. Die gewoonte is algemeen geworden: binnen het Fort ga je poezelig met elkaar om. (Nee, meneer Han, het is geen plicht.) De sjes zijn dat ietwat plagerig gaan uitbouwen: proberen om degenen die jij ontmoet zodanig te raken, dat die daarvan heel geil wordt (en waarschijnlijk niet de gelegenheid heeft om jou te “tikken”). Wiesje heeft blijkbaar de juiste borsten om mooi te kunnen zwiepen: anderen hebben dan even een striem over hun lijf over waar een tepel van haar hen geraakt heeft. Omgekeerd zijn borsten vanzelfsprekende doelen voor tikkies.

Manlijke gedaanten behoren een hoogstens halfstijve pik te hebben: een stijve getuigt van blijkbaar niet aan sex weten te komen. Sterker nog, de snikkel behoort bloot te zijn (door terugtrekken van de voorhuid of door besnijdenis), en schoon. Schoongelikt. Bevredigde vrouwen doen dat graag, gebruikte kwakjesvaten niet.

Uiteraard zijn pikken vanzelfsprekende doelen voor tikkies, balzakken de doelen voor gevorderden.

Ik zei het al: poezelige omgang is geen plicht. Wiesje en vooral Elsje leven zich erin uit, Maaike wordt stuurs van tikkies met vreemden. Als ik “met Maaike ben”, dan houd ik me sterk in, maar als ik met Wiesje of vooral Elsje ben, dan doe ik van harte mee. - Ik moet denken aan de omgang met de boys en hun vrienden. De sfeer daar was altijd zo goed, dat mijn grenzen vervaagden, al heb ik nog steeds een onprettig gevoel bij de herinnering aan die ene keer dat ik Geert of Herman (ik heb de herinnering verdrongen) bij ons in de konijnenflat opgegeild heb bij een uitleg van Wiesje. - Ach, de boys… Vooral Geert is nu echt oud. Ze komen soms naar het Fort, meestal met de auto (voor die ene kilometer), gaan geestdriftig aan de wijn, en blijven dan bij ons hun roes uitslapen. Zijn wij eigenlijk nog bij hen geweest sinds de pannenkoekenfuif waarop ik Elsje de toiletpot op moest helpen, het begin van het gevleugelde “Komt dat door mij?” - ik denk het wel, maar ik kan het me niet herinneren. In het Fort hebben we weinig homosexuele mannen, eigenlijk slechts Eros en Cupido - en dat zou bij verdere rijping voorbij kunnen gaan. Voorlopig is het wèl gezellig, de boys en de jochies. Oh ja, en soms komen Dennis en Jean-Luc. Die hebben trouwens wel vaak contact met de boys. Tenslotte is Dennis door de boys ingewijd, en is Jean-Luc een stuk ouder dan hij. Dat schiet me nú allemaal te binnen, en het zegt iets over de bubbel-werking van het Fort. - En we hebben het zijspan, maar die waren heterosexuele mannen in verkeerde lichamen.

Die “kilometertellers” hebben we niet helemaal stilgezet. Ze lopen nu zo langzaam als wij aandurven. Ook de cyclus van onze vrouwen hebben we zo traag gezet, dus veel trager dan onder invloed van de Slok. (Ter herinnering: de Slok vertraagt de ovulatiecyclus tot minder-dan-jaarlijks, en blokkeert in-nestelen volledig.)

Dat “aandurven” duidt niet op voorzichtigheid, maar op berekening. In de verre toekomst zal Apollo (of een ander) de ingreep opnieuw doen. Die toekomst is er (waarschijnlijk), want de onsterfelijken kunnen (bijna) niet meer zonder Fort Rimboe, en dus (bijna) zonder ons, sterfelijken. - Wanneer was het ook weer, dat Wiesje vergeefs aan Aphrodite vroeg om ons samen eeuwig voort te laten leven, als sterrenbeeld Konijnen of zoiets?

Wiesje en ik hadden de verbetering van “ook in koud water Maaike en Elsje achterna kunnen”. We hebben nu alle acht een “ice man” verbetering, al is ons niet duidelijk wat die inhoudt. Nou ja, regen hindert ons steeds minder. Malawiel heeft weer een nachtje bij het (weer geslonken) schuine ven gekampeerd, en we hebben veel tijd in het water doorgebracht. Maar dat water was niet koud.

Mijzelf is nog steeds gegeven om mijn lieverds al hun sur places te geven, zelfs bij lege prostaat (de gewone toestand).

Bij de schoonouders speelt verandering. De voornaamste is, dat ze geen kinderen meer op te voeden hebben en (samengevat) niet meer hoeven te werken voor hun geld. Diana betoont zich zo geil als Mart laatst zelf schreef, dus hij grossiert ook al in beeldspraak van de man in de stofjas. Aart is dat schuldgevoel (van die brand) kwijt, maar heeft bij vlagen dat schuldgevoel dat hij Yvonne verwaarloosd had. Ook al blijft zij hem verzekeren, dat hij het al meervoudig goedgemaakt heeft. Zegt Yvonne, in onze beeldspraak: “Die man krijgt de kans niet om zijn stofjas uit de kast te halen.” Kortom, in de huisrimboe dreigt tsunami-gevaar. - Diana zint inmiddels op een nieuwe inrichting van de zuid-oostvleugel, want de huisgrot heeft afgedaan.

Scheve ogen

Scheve ogen zijn er ook: anderen zouden ook wel verjeugdigd willen worden. Denk aan de buitenpost en aan Sheila. Wij sterfelijken hebben uiteraard geen bezwaar, maar de onsterfelijken voelen mee met Apollo: je verleent een kleine groep een gunst, maar doet daarmee alle anderen niet tekort. Hoe meer “grensgevallen” je dan die gunst óók verleent, des te groter wordt de groep van verongelijkten. Het standpunt van de westvleugel is daarom: nú slechts deze acht, maar aan anderen kan deze gunst later alsnog verleend worden, als daarvoor grond ontstaat.

De onsterfelijken kunnen dus blijkbaar niet in de toekomst kijken, of die toekomst ligt nog niet vast. Overigens is die verjeugdiging een zaak van de niet-aanbedenen (Apollo) en van ons (Maaike en Elsje), waarover we geen mening van nog-aanbedenen kennen.

Nix18

Laatst werkte de verjeugdiging tégen ons. Wij (Malawiel) waren in de stad, voor een bezoek aan Jeroen en Gonnie (“Matras”). We ontdekten in de winkelstraat een ambachtelijke slijter: hier iemand die zelf likeuren stookt en die in zijn eigen winkeltje verkoopt. We wilden zeker product proeven, maar de stoker wilde bewijzen zien van onze leeftijden. Ik had de paspoorten in het tasje, toonde ze, maar nu voelde hij zich echt beetgenomen. Gelukkig vroeg Wiesje hem, of hij Kees (en Nora) kende. Ja. Hij vertrouwde onze telefoons niet, en heeft op de zijne Kees gebeld. Kees en Nora waren ook op dat feestje op het Fort geweest, dus Kees kon hem geruststellen. Er ontspon zich een levendig bijpraten, totdat onze slijter door stoorgeluiden erop gewezen werd, dat hij zijn mobiele telefoon nog op zijn Duitse SIM-kaart staan had, en dat hij dus al die tijd nodeloos aan het roamen was. Vervolgens hadden wij dagenlang neiging tot biepen. Geleidelijk om steeds belachelijkere dingen, totdat Wiesje en ik beseften dat we “raga berendesi” aan het opvoeren waren. - Oh, die melige lol die Wiesje en ik al spoedig hadden, was die maar in kloppende zinnen te vangen! (Die melige lol met Wiesje moet je niet verwarren met het overtroef-cabaret dat ik met Afra had.)

Vaag

Volgens ons broedt Apollo inmiddels op toepassing van de nieuwverkregen inzichten op zijn Muzen. Voorlopig zijn die en de drie VeMa nog bakvisjes die verlangend toekijken als ik mijn lieverds bevredigd houd.

Dat brengt me erop, dat wij de onsterfelijken eigenlijk nogal vaag vinden. Ze kùnnen vanalles, maar wat hebben ze in hun (in onze ogen) lange bestaan gedáán? Een beetje tuinieren vanaf de veranda, geen plannen maken (en uitvoeren!) voor wat ze met de Aarde zouden willen bereiken. Trouwens opmerkelijk, dat iedere cultuur een eigen scheppingsverhaal heeft. Kunnen die scheppers hun werk niet signeren of zo? - Neem onze eigen Schepper, een goede vriend. Wat hij met zijn schepping voorhebben zou, dat moet blijkbaar die laatst-geschapen levensvorm zelf uitvinden. “Je lijkt op mij, dus je weet het wel te vinden. Ik neem een dagje rust. Doei!” Nou, voor opbouwende plannen lijken we als gehele mensheid niet te porren, zelfs nauwelijks voor goed rentmeesterschap. En hoe Goed ben je, als je een volgeling in de waan brengt dat hij zijn zoon moet offeren om zijn liefde voor jou te betuigen? - Zo’n gedachte aan een pied à terre, zo wenselijk als Fort Rimboe gebleken is, is daarentegen bij geen onsterfelijke opgekomen. Dat moest van jonge Maaike komen.

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).