Laatste wijziging: 2024-09-28 (technisch), 2024-09-15 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Lustrum 2"

[geloof, sex]

Noot: Deze aflevering (geen echt verhaal) staat bol van de verwijzingen.

 

Opname - Terugblik - Anderen - Kout - Tafeltennis

Opname

We wonen nu ruim vijf jaar in Fort Rimboe, “al” of “pas”? Vijf jaar voor Malawi in de noordvleugel en de onsterfelijken in de westvleugel, iets korter voor de schoonouders in de oostvleugel en voor Elsje. We kunnen ons bijna niet voorstellen, dat het vijf jaar is. (“Dat het vijf jaar is” - waarnaar verwijst “het”? Naar het tijdsverloop?) - Ook ruim vijf jaar is Maaike partij van het boterbriefje van Wiesje en mij, maar dat is de formele bevestiging van haar verblijf bij ons. Overigens nadert het vierde lustrum van Wiesje en mij: al bijna twintig jaar samen!

Stop the press! Maaike heeft nog een lustrum ontdekt: het min-tweede lustrum van Elsjes meerderjarigheid (en toetreden tot het boterbriefje). Ter herinnering: Wiesje is de voogd van Elsje, Diana is toeziend voogd. Diana wist alras een kunstwerk te bedenken en maken: een “afstreep-kalender”, ongeveer in de vorm van een telraam. Je streept steeds een dag af, en aan het eind van de maand streep je de maand af en begin je met ongestreepte dagen. Het is een wandversiering van vierkante decimeters groot, in warme kleuren, in onze woonkeuken in de noordoost-toren.

We zijn allen zo aan elkaar gewend en gehecht geraakt. We kunnen samen lachen om onze uitleg aan de onsterfelijken (vooral de niet-meer-aanbedenen, kortweg niet-aanbedenen, want die wonen hier, of zijn hier wellicht slechts “voortdurend ingelogd”, weet ik veel) en ondode stamgasten over bijvoorbeeld wat een koffie-apparaat is en hoe het werkt. Wat koffie (in snelfilter-maling) is, en hoe wij eraan komen. Wat het Internet is. Die koffie en het offertje laatst herinneren me eraan, dat we nog zelden aanleiding hebben om een offertje te plaatsen. Anderzijds doen zij ons versteld staan met hun “verschijnen en verdwijnen”: hun gedaanten en wat wij dan maar “Harren Net” noemen, als de andere wereld dan Us Net.

Wat die gedaanten betreft: wij stervelingen zijn ja “verjeugdigd” tot de gedaanten van 18 of 19 jaar oud (Mawiel) danwel 35 of 36 oud (schoonouders), met de aantekeningen dat Mart ondood is (maar niet tot de ondoden gerekend wordt), Elsje eigenlijk nog 7 jaar is, en ikzelf mij niet heb laten verjeugdigen vanaf nu 68. De niet-aanbedenen en wellicht de ondoden lijken in beperkte mate hun gedaante te kunnen kiezen (uit mogelijkheden die wij de “verkleedkist” noemen). Daarbij lijken ze voor mannengedaanten een voorkeur te hebben voor een schijnbare leeftijd van omstreeks 45 jaar, maar vrouwen lijken jonger (aantrekkelijker) te willen ogen. De Muzen van Apollo lijken aan zijn keuze onderworpen, en ogen nu alweer enkele jaren als langzaam groeiende bakvisjes. Samen met de drie jongste ondode Vestaalse Maagden noemen wij hen “de jeugd”. Drie oudere Vestaalse Maagden noemen wij de “XM” (ex-maagden). Deze ogen als late twintigers, en zijn verrassend zelden vermeldenswaard. De neiging tot naaktlopen en onbekommerde sex heeft zich gaandeweg over het hele Fort uitgebreid, maar nauwelijks tot de nog-aanbedenen en tot incidentele gasten (ondode en levende).

Terugblik

In hoeverre zijn we veranderd? Dan moet ik volgens mijn lieverds bij mijzelf beginnen. Ik was destijds bezig, de wereld te ontvluchten, vooral de eenzaamheid. Na twintig jaar met Wiesje zou ik veel gezelliger geworden zijn, en een toonbeeld van vrouw-vriendelijkheid. Wel, ik zou daarvoor Dankbaar mogen zijn. Wiesje is opgebloeid van een onzekere wisselbeker (“wissel-kwakjesvat”, volgens Elsje) tot de natuurlijke matriarch van Fort Rimboe. Haar inlevingsvermogen is haar kracht. Maaike is in die twintig jaar opgegroeid van een peuter tot de bouwer van Fort Rimboe. Met de omweg over leven als een dier in de natuur. Ze houdt haar licht onder de korenmaat. Elsje is het grote wonder. Ze bestond twee lustra geleden nog niet, en heeft zich in haar vierde levensjaar met spoed ontwikkeld van een bloot en geil hummeltje tot een blote en geile volwassene. Kan en weet “alles”, maar mist soms nog eigen levenservaring.

Na een wat onzeker begin zijn mijn schoonouders (de ouders van mijn drie lieverds) ook definitief in het Fort komen wonen. Ook zij hebben zich uiteraard ontwikkeld. Ieder op zich, als stellen, en als de oostvleugel. Mart was een schoolvriend van me, en Diana was een dagdroom van ons, twee klassen onder ons. De voornaamste ontwikkeling van Mart is uiteraard, zoals enkele alinea’s terug vermeld, dat hij overleden is en terstond als ondode opgestaan, maar altijd tot de sterfelijken gerekend wordt. Hij is nooit echt handig geweest, maar hij doet nu zijn best om zich nuttig te maken. Diana maakt nog weinig kunst, maar heeft de dagelijkse gang van zaken in het Fort op zich genomen. Dagelijkse en bijzondere boodschappen, geldzaken, anderen aanmoedigen om zeker schoonmaakwerk te verrichten. Ze is iemand die graag het goede voorbeeld geeft, zodanig dat anderen volgen.

Aart en Yvonne behoren tot de eerste vrienden die Wiesje en ik in Us Net maakten. Als stel hebben ze zich lang niet kunnen ontwikkelen, maar dat halen ze nu in. Aart heeft geleden onder een ervaring als beginnend brandweerman. Hij heeft Yvonne en later de kinderen nooit daarmee willen belasten, en is lang een onvermoeibare klusser geweest. Sinds hij zeker weet, dat hij juist een bovenmenselijke prestatie geleverd heeft bij die gebeurtenis, is hij veel ontspannener geworden. Hij heeft ooit van Wiesje en mij begrepen, hoezeer hij Yvonne verwaarloosd had. Sindsdien probeert hij dat goed te maken - en volgens Yvonne heeft hij dat allang meervoudig bereikt. Yvonne heeft haar eigen toekomstplannen, iets met toneel, opzijgezet voor Aart en later hun vier kinderen. Pas sinds Maaike haar natuurleven opgaf en zich bij Wiesje en mij aansloot, heeft zij tijd om zich te ontplooien. Ze blijkt groots met kleding en zo.

Als oostvleugel groeien de schoonouders vanzelf naar elkaar toe. Dat ligt voor de hand met je (schoon)kinderen als noordvleugel en een nog steeds ietwat geheimzinnige westvleugel. Ook zij zijn samen muziek gaan maken (als De Oudjes). In wisselende verhoudingen doen ze aan tuinieren (op de heuvel) en tuinbouw In het dal). Het binnenperk is eigenlijk een project van Maaike (meest met Elsje), maar lijkt over te gaan op Yvonne.

De kas (op de eerste verdieping van de noordvleugel) was ook een project van Maaike. Diana en Yvonne oogsten er voor onze warme maaltijden (van schoonouders en Malawiel), maar de onsterfelijken (vooral Demeter en Dionysos) nemen de zorg ervoor steeds meer over.

Anderen

Eigenlijk hebben we nog weinig geschreven over de buitenpost van Fort Rimboe: de Bios. Daar wonen immers tegenwoordig twee stellen wier levens met de onze verknoopt zijn: Bill & Mina en Ab & Sophie. Laat ik deze vier maar samennemen als “buitenpost”.

Vooral Bill en Mina zijn vaak in het Fort, want Mina en Yvonne zijn immers jeugdvriendinnen. Voorts hebben Bill en Mina met Wiesje en mij die “flinterdun” geschiedenis. Soms komen de ondode huisdieren Google en Chot tevoorschijn. Daarvoor zijn wij stervelingen de westvleugel dankbaar, maar er valt steevast bij elk een traan. De dood van die dieren heeft ons (Aart, Yvonne, Bill, Mina, Wiesje en mij) voor het eerst naar Tirol gebracht, naar het chalet van een vriendin van Sophie.

Sophie was de weduwe die eindelijk Ab vrouwlijk gezelschap schonk - en opeens zie ik de parallel met Wiesje en mijzelf. Ab werd trouwens alras een vriend van mij, later ook van Wiesje. Ab en Bill waren dan weer samen goed voor ondoorgrondelijke handeltjes tot nut van ‘t algemeen. Opeens zie ik de parallel met “zus en zo” in Eikenrode. En dan is Ab nog steeds bestuurslid van de Rabobank aldaar, evenals Sheila.

Sheila brengt me op Shemabof. Ze vertoeven soms even in VCR, vooral als Sheila net terug is van een lange zakenreis. Van daar komen ook die vier dan wel even naar het Fort. Madelon, Bob en Fred vinden die westvleugel nog steeds vreemd (uiteraard!), maar Sheila voelt steeds meer voor deze schepping van haar zusje. Wat dan weer de verstandhouding tussen hèn beiden verbetert.

Die zakenreizen van Sheila blijven ook verhalen apart. Ze gaat haar neus (voor buitenkansen!) achterna, en is al bijna verveeld van de winsten die ze (bruto) behaalt. Soms voor zichzelf, soms voor Eikenrode. Soms ook met zichzelf, daarin is ze open naar Mabof: als ergens een steenrijke man gezelschap nodig heeft of een kwakkie kwijtmoet, dan is dat onderhandelbaar. Al helemaal als hierdoor een werkelijke handelskoop binnen bereik komt. Beide geldstromen lopen over die Rabobank, en verdwijnen uiteindelijk in het “zus en zo” moeras. Maar Sheila weet heus, wat háár daarvan toekomt! Vervolgens is ze er wel gul mee. Als wij Yvonne met een bepaalde blos en hakkeling meemaken, dan is haar en Aart weer eens iets toegestoken. Bedragen (of liever “zus en zo” tegoeden) die hun wensdromen te boven gaan. Dan zijn ze dankbaar, nou, eigenlijk Dankbaar, dat ook zij beiden kunnen méébetalen aan het Fort, in plaats van te moeten dulden dat vooral Diana, Wiesje en Elsje (als erfgenamen van immers ondode Mart) de afleveringen van Pegasus betalen. (Nou ja, Pegasus wordt dan weer gevlogen door Bob en Fred van Sheila en Madelon, maar de verkoper is Tin Roof, dus hun oom Bob en tante Linda en hun oom Fred en tante Nelleke.) - Wat is alles in onze omgeving vervlochten geraakt!

Dennis en Jean-Luc zien we weinig, maar we weten elkaar te vinden. Dat "weinig zien" geldt uiteraard nog sterker voor Wouter en Claudia. Met enkele jaren faseverschil hebben ze zich ontwikkeld tot steunpilaren van hun bergingsbedrijf (op zee). Oh, die banden zijn dan ook weer hechter geworden: naarmate Dennis de klus-vaardigheid van Jean-Luc overneemt, hebben zij samen meer gemeenschappelijk met Wouter en Claudia. Ze helpen ook wel bij klussen aan boord van de “Clauwou”. Een zeeschip heeft immers voortdurend onderhoud nodig. Soms schnabbelt Dennis als acteur: als die handige jongen ook mooi zijn moet.

Kout

Minstens eenmaal daags zitten we (Malawiel) te kouten met gedaanten uit de westvleugel. Nu het weer het toelaat, zitten we vaak op de binnenplaats, met neergelaten galerijkappen. Dan zitten wij op een gaasbank, zij op een gaasbank ertegenover. Als je de gaasbank een stukje uit de gevel plaatst, dan kun je daarop ook met je hoofd naar achteren leunen, en je kunt vanaf beide banken je voeten op de andere leggen. (Van gevel tot binnenperk is immers slechts twee meter.) Node zitten we meestal naast elkaar. Dat heeft iets grappigs.

Maaike wil beslist naast mij zitten, en straalt uit “ik ben hier met mijn man”. Elsje wil ook beslist naast mij zitten, liefst zelfs rechts van mij (zoals aan tafel), dus die zit dan aan mijn andere zijde. Zij straalt naar vooral alle manvolk uit, dat het het gezag van haar borstjes erkennen moet. Wiesje gaat aan Maaikes andere zijde zitten, en straalt naar vooral alle vrouwvolk uit, dat het het gezag van haar borsten erkennen moet. (Zie je het verschil met de schikking bij bezoeken aan anderen? Dan wil(de?) Elsje tussen Wiesje en mij zitten, met dus Maaike aan mijn andere zijde. Uit zichzelf gaat Wiesje nu dus vaak aan Maaikes andere zijde zitten. Dat hangt samen met Maaikes eh… kuisheid, en bovendien heeft Elsje weinig behoefte meer aan geborgenheid.) Volgens de stellen-regel ben ik dan met Elsje, Wiesje met Maaike. Dat weet Maaike uiteraard, maar ook {“ik ben hier met mijn man”  en met Wiesje aan haar andere zijde} is een teken van de geborgenheid die ook zij vraagt. Malawiel bestrijkt immers grofweg vier generaties: ik - Wiesje - Maaike - Elsje.

Maaike doet nogal eenkennig, maar is heus warm jegens wie haar vertrouwen gewonnen geeft. Elsje heeft meestal het hoogste woord (en de luidste scheet), en meestal mengt Wiesje zich in het gesprek. Maaike en ik beperken ons tot inkoppen van gevatheden. De sjes weten ons vaak te overtroeven.

Tja, “borsten” is een onverwacht heet punt bij Wiesje en Elsje met hun kleine priktieten. Wiesje heeft nog steeds de wens om zonder bevalling melk te geven. De westvleugel lijkt meer te voelen voor rondere borsten, minstens zo groot als die van Maaike. Uiteraard ziet iedereen die voorkeur, dus de sjes worden geplaagd. Bijvoorbeeld door gedaanten die dier borsten negéren, maar het hoofd buigen voor die van Maaike. Maar ja, dan plaag je ook Maaike, want die wil niets anders met haar borsten dan dat vooral ik ze liefkoos. Verder zijn ze maar lastig. - De aantrekkingskracht van de jeugd (met hun nog kleine borsten) ligt blijkbaar meer in hun geestdrift of in hun afscheiding.

Wie tegenover ons komen zitten, is afwachten. Soms een nog-aanbedene, met een snelle hap in de ene hand en een beker in de andere: even gedagzeggen, soms onze mening over iets abstracts of concreets vragen, snel weer weg. Wat zijn allen dan weer blij met Fort Rimboe, en dat vertaalt zich dan steeds in lof of zelfs knuffels voor Maaike. En ja, op deze vondst is zij wel trots (vermomd als Dankbaar), dus deze lof kan zij wèl aannemen. Dit is dus, hoe anderen de tepels van Maaike kunnen voelen.

Die “snelle hap” is vermeldenswaard: liefst een vegetarische loempia uit de diepvries, op temperatuur gebracht in de magnetron. De nog-aanbedenen hebben wèl enige bekendheid met “diepvries” en “magnetron”. Ze verkiezen iets vegetarisch om te voorkomen, dat ze vlees van ongepaste bron eten. Daarom zorgt Diana maar voor een bestendige voorraad van “kleine” fabrieksloempia’s. Daarnaast vouwt ze naar eigen luim en inzicht “grote” vegetarische loempia’s. Die bevatten dan ook gekookt ei. Die grote loempia’s maakt ze samen met de andere bij kas en dal betrokkenen. Op “loempia-dag” eet ieder die dat wil een hele of halve, en de rest gaat de diepvries in. Die “beker” kan vruchtensap (of een bewerking daarvan) bevatten, bier (waarschijnlijk het alcoholvrije bier dat Dionysos en Demeter ontwikkeld hebben, en waarvan een oneindig vat in de noordwest-toren staat), koffie, of melk. Diana bestelt nog steeds melk bij Tin Roof, maar veel minder dan toen Elsje klein was. Voornamelijk fabrieksmelk, maar juist voor de westvleugel ook wat rauwe melk, door wisselende melk-boeren ‘s ochtends vroeg aangeleverd (in jerrycans met statiegeld). Die wordt hier dan in een koffie-gamel gestort. Wie trek heeft in rauwe melk, die tapt onder-uit, schept boven-uit, of maakt een mengvorm daarvan.

Tafeltennis

Vaak komt Aphrodite bij ons zitten. Als de andere bank vol is, of als ze met Wiesje smiespelen wil, dan schikken wij voor haar in. De laatste dagen is het volgende herhaaldelijk gebeurd. Aphrodite was naast Wiesje komen zitten. Apollo was vervolgens tegenover mij komen zitten, en was jegens Elsje en Maaike gaan kouten: “Zo dames, alles kits achter de rits?” - Wij hadden nog nooit de ritssluiting gezien als beeldspraak voor een flapje tussen schaamlippen, maar inmiddels ligt “rits” ons (Malawiel, inmiddels ook schoonouders) op de lippen (van de mond). Met variaties, zoals “alles kids achter de rits?”, “schoonmaker, blijf bij de rits!”, en van Elsje: “Joh, bij de les blijven!”. Dat laatste was dan weer een woordspeling op een vroegere minister van Onderwijs: Jo Ritzen. - Merk op, dat Apollo vooral sinds het werken aan de Slok een hechte band heeft met beide kleintjes.

Maar goed, als dan Maaike opstond om met mij van plaats te ruilen (om geen kruisende gesprekken te hebben), dan stelde hij voor: “tafeltennis?”, en alvorens met hen naar binnen te gaan, gebaarde hij naar mij met vier vingers.

Hij en ik tegen de jongedames. Wij met slingerende pik, ik met ook slingerende buik, Maaike met slingerende borsten, Elsje met lillende borstjes. Dan verloren wij met 21-10 of zo. Intussen waren dan Wiesje en Aphrodite ons nagekomen, want tafeltennis is immers een hartstocht van Wiesje. Dus nam Wiesje mijn batje over, en plofte ik naast Aphrodite neer. Dezer dagen heeft die (bij ons) een gedaante met de brede heupen van Wiesje en ongeveer de borsten van Yvonne: een maat groter dan die van Maaike. Bovendien bezwangert zij de lucht met feromonen, een overdreven en voorbarige vorm van hoe ze in vruchtbare dagen rieken zou. Neerploffen naast zo iemand is als een afgematte mustang een lasso om je hals voelen dalen. - Ja, Aphrodite is ook al lang een vriendin van mij, maar die vriendschap heeft wel twee littekens van die keren dat zij met Wiesje van plaats geruild had: eenmaal in ons bad, eenmaal bij de boys. Als “afgematte mustang” (mijn lieverds hebben zich kapotgelachen bij de vergelijking, en we hebben de beddelakens moeten verschonen) ben ik echter niet tot domme dingen in staat. Intussen maken dan Maaike en Elsje Wiesje en Apollo in met 21-5 of zo, want er is geen buik om hen te doen lachen en één slingerende pik minder, en Wiesje heeft nu eenmaal minder balbeheersing dan de kleintjes.

Wij (Malawiel) laten dan graag Apollo en Aphrodite tegen elkaar spelen, terwijl wij uitblazen. Ook dat is lachen, want Aphrodite heeft last van haar borsten, en ze kent de pik van Apollo. Waarschijnlijk had zij die steeds “tot ontspanning gebracht” voordat ze bij ons kwamen zitten. Zodoende kon zij hem niet betoveren met aanblik en geur. Kortom, dan won hij steeds met 21-2 of zo.

Uiteindelijk gingen we dan gezessen naar onze slaapkamer, zij tweeën te moe voor meer dan “braille lezen”, wij inmiddels weer een beetje bij de les. (Oh ja, zó kwamen we op Ritzen.) Dan kan ik toch weer alledrie een himalaya neuzen, en dan mag Wiesje krachtvoer innemen voordat ik de kleintjes een sur place geef. Dan liggen die onsterfelijken wel afgunstig toe te kijken. - Het is ook al een keer of drie voorgekomen, dat de jeugd getuige was in de slaapkamer, want toch ook minstens twee keer van het tafeltennis. Voor hen is Apollo (bewust of niet) de baas, en Aphrodite een (maar niet “het”) rolmodel. Overigens heeft Venus hier dezer dagen een gedaante die herinnert aan Twiggy, in mijn woorden een “sprinkhaan”.

Gelukkig hebben we die rolbaan naar boven en de frisse lucht (met minder zweet en feromonen), en de jeugd verkiest het zwembad. Onze terugkeer buiten leidt steevast tot commentaar, uiteraard vooral van Loki: “Valt nog niet mee, hè?”

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).