Laatste wijziging: 2022-05-21 (technisch), 2021-11-26 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Inleiding - Kwartet - Uitleg - Kroeg - Oversteken - Tampon
Wel, de beperkingen rond de pandemie zijn in afbouw. Het weer is eindelijk van guur naar zomers omgeslagen. Elsje heeft haar VWO-diploma gekregen. Zelf noemt ze het de WC-rol, gezien de lengte van de lijst van vakken waarin ze min of meer getoetst en met overmacht geslaagd is. Ze mag ook graag uitdragen, dat ze zo gewoon gebleven is. Ze geeft echter geen handtekeningen. Maaike weet en kan óók veel, maar ze heeft dat veel meer op eigen kracht bereikt (zonder de westvleugel). Háár kennis verhoudt zich tot die van Elsje als de hoge rimboe tot een nieuwerwets logistiek centrum. Ze overwegen nu beiden, iets universitairs te gaan doen. Maaike voelt wel voor een studie die bekroond kan worden met promotie op de dwerggroei bij mammoeten. Elsje voelt wel voor een studie die bekroond kan worden met een promotie op verschillen in groeisnelheid bij gelijk genotype. Wiesje heeft dan wel enkele bijzondere gaven, maar vindt alles wel best zo: wat moet een uitgesproken gevoelsmens met een tweede uitgesproken verstandelijke studie? En ikzelf? Tja, wat kan ìk nu eigenlijk?
Wegens aanhoudend succes zijn de muzen en Eros nog steeds de wervelende jeugd. Alice en Sylvie zijn dankbare bezoekers van de westvleugel. Ze zijn inmiddels donateurs en (nu het toerisme aanloopt slechts) gelegenheidsmedewerkers van Sans Perail en Pierlala.
Ja, het kwartet bestaat ook nog. Wel is Peter inmiddels een ingevallen oude man, minstens lijdend aan een begin van Parkinson. Het kwartet had vernomen van de wonderen van Fort Rimboe - en als ervaren bezitters van een huiskapel (neehee, geen dakkapel, geen blaaskapel, en zéker geen kapelaan) wilden ze graag de kennismaking hernieuwen en uitbreiden. Dat werd hogelijk gewaardeerd, en hun muziek ook. Ze verschenen dus op een ietwat drukkende avond aan de poort van Fort Rimboe. Met de Scarab: Nol en Peter voorin, Ellen en Gwen bij de instrumenten op de open laadbak. Scarab achteruit de poort in, oplegger te lang om een garage in te draaien.
Wij (Malawiel) kwamen hen tegemoet in gevechtskleding, en geleidden hen naar de frituur. Daar werden ze verwelkomd door Jezus, en voorgesteld aan de andere aanwezigen, nu in vrijetijdskleding. (Bedenk, dat de onsterfelijken best op verschillende plaatsen tegelijk kunnen zijn.) Al die jeugd? Oh, Eros en de Muzen! Elsje verklaarde nog maar even: “Ik ben dus viereneenhalf, hè.”
Er werd gezellig gekout, maar de müsli hadden de muziekinstrumenten ontwaard. Als je de bezetting van Our Country nog weet, dan mis je Bill en Mina. Die waren in de kroeg, blij om weer eens gasten te ontvangen. Geen nood: Aart viel op electrische gitaar in (met dempen van de snaren en met slechts het hoge element van zijn Stratocaster in bedrijf) voor Bill op banjo, en Elsje speelt immers viool. Ze zoog het repertoire in zich op, en wist het terstond passend te spelen. Malawi als drietal aan de kant? Dat is geweest! Wiesje maakte van de nood een deugd, deed eerst wat danspasjes met Yvonne, en ging daarna square dance caller spelen. Yvonne had een vlaag van inspiratie (kunst, met al die muzen!), en ging Wiesjes roepen in zogenaamde gebarentaal vertalen. Ze kregen samen de slappe lach, en de dans werd heel merkwaardig. De jeugd danste geestdriftig, veel aanwezigen deden mee (en vanuit de westvleugel kan het best vol worden met onsterfelijken en ondoden). Zelfs Maaike en ik deden mee, ondanks het doorschuiven (partnerruil).
De aanleiding tot dit vermaak was eigenlijk ietwat godsdienstig. Daarom gingen we op die voet door. De westvleugel bleek plots een ondood kerkkoor te bevatten van Southern Baptists of zo. Wiesjes synthesizer werd geleend als piano, net binnen de schuifpui, en de koorleden stelden zich buiten op, het derde gelid op de rand van het binnenperk. “Oh, happy day - oh happy da-hay … when Jesus washed the sins away”. Oh, ook akoestisch blijkt Fort Rimboe een wonder: wat binnen en op de binnenplaats vol en luid klinkt, dat blijkt buiten de poort zowat onhoorbaar.
Na dit geweld was het tijd voor iets sobers. Boven het theezitje bleken plots twee solisten in wedkamp gegaan: beurtelings een chazan en een muezzin. Ze zongen zich binnenstebuiten, en gaven elkaar de eer bij het slot-applaus. Ah, ook het hindoeïsme bleek vertegenwoordigd. Op ons weer eens bestofte Indiase spul werd een raga gespeeld, terwijl enkele kathak-dansers vóór en alweer òp de rand van het binnenperk scènes uit de Mahabbarata uitbeeldden. Zagen wij daar in de schaduw niet een toehoorder met een slurf?
Pauze. Eros ontpopte zich als disc jockey, met een voorkeur voor bubble gum muziek. “If Paradise is half as nice as Heaven that you take me to…”
Aart kreeg zin in het zwaardere werk. Met Wiesje op synthesizer, mij op basgitaar en Hephaistos op slagwerk toonde hij, dat Herman niet de enige is die Jimi mooi kan nadoen. Na zijn eerste nummer werd een tweede Strat ingeplugd, een linkshandige. Jawel… Het werd dus een zeer muzikale en lange nacht. Je zag toehoorders wankelend aftaaien en korte tijd later met aanwijzingen van bedbezoek terugkomen. Jawel, maar wij (oost- en noordvleugel) kregen daarna allerlei warme herinneringen aan de muziek in de kroeg. En eh… waren die pandemische maatregelen niet inmiddels verreweg teruggedraaid?
Maaike krijgt heus niet méér dan haar rechtmatige acht uur per etmaal met mij. Het is domweg de gelegenheid die haar geboden wordt door de sjes. Wiesje mag dan altijd al de neiging gehad hebben tot ontbloting en triomf, maar Elsje is daarin bijna agressief, en speelt dan de hoofdrol. Inmiddels zijn ook mannen niet meer veilig. Dan komen de sjes samen op een man af, monsteren misprijzend diens kruis, en vragen “deelnemend” naar de achtergrond van de toestand van diens pik. Stijf of slap, ze wijten dat aan gebrek aan zorg door een vrouw. Vaak wijzen ze naar mij (verscholen onder of naast Maaike) en (indien niet bloot) op hun eigen inlegkruisjes voor hoe het zou moeten. Stel je voor: je zit als onsterfelijke of ondode in de westvleugel, en de sjes moeten jou hebben. Twee paar gebiedende borstjes, meestal twee blote kort-geschoren heuveltjes met een grijze druppel aan de flapjes, soms één touwtje, Wiesje met beider handdoeken in de aanslag, opdat Elsje ook met haar handen kan praten.
Op een winderige middag gingen we eindelijk weer eens naar de kroeg: Malawiel, Aart en Yvonne, de jeugd, Apollo, Aphrodite, Dionysos, Demeter, en Kees en Nora. Weet je het nog: de Digitale Zandweg loopt ongeveer noord-zuid, heeft het fietspad met de schelpjes aan de westzijde (rimboe-zijde), maar klinkerbestrating van ongeveer de hennenren tot de loods van de winkel van Ab en Sophie. Toen wij ooit die schelpjes aanlegden, heeft iemand (Aart, Ab, Mina?) twee gele verkeersborden gemaakt en geplaatst om de fietsers op de klinkers ook noordwaarts rechts te laten houden.
Wij liepen, in dezelfde kleding als onlangs naar de speeltuin, nu naar de kroeg, de ietwat gure noordenwind in de rug. Kees en Nora droegen nog onze vorige uitvoering van gevechtskleding, maar kilt en wikkelrok rukken op. Warempel, er waren op deze tijd (midden op een werkdag) en met dit weer toch vrij veel fietsers op pad. We liepen twee aan twee aan de oostkant van de weg. Ongelooflijk! Vier wielrenners koersten verbeten noordwaarts, drie gericht op het achterwiel van hun voorganger, de kopman node opkijkend. Die zag ons, maar miste het op gewone hoogte bevestigde gele bord. Hij reed dus pardoes het zand in, op de trappers gevolgd door de anderen. Slechts lichte verwondingen, gelukkig, maar wij werden aangekeken op het belemmeren van het zicht!
Wij staken bij de kroeg voorbeeldig over, maar zagen op afstand bij Ab weer eens een botsing. Daar was een ploeg voor de wind snellende zuidwaartsen niet bedacht op een ploeg tegen de wind zwoegende noordwaartsen die bij het naar rechts afbuigen eerst een decimeter naar links hing. - Misschien willen Hans en Grada bloemlezingen van al die fiets-ongelukken op YouTube plaatsen, als passende afwisseling met de Russische auto-ongelukken?
Op het laatste ogenblik draaiden we niet linksaf de kroeg in, maar liepen we het kerkje in. Daar werden we ontvangen door Jezus (een vertrouwd gezicht in de westvleugel), gekleed in de lendendoek waarmee hij doorgaans op kruisen afgebeeld wordt (maar niet in protestantse omgevingen zoals dit kerkje). De sjes gingen zich meteen afvragen, of hij voor plassen die doek zou afwikkelen, of dat hij die wikkeling onderlangs opzij zou schuiven. Hij knipoogde naar hen.
Wellicht uitsluitend voor de jeugd (Eros en muzen, dus ouder dan hij) legde hij uit: “Dit is een spreekkamer van mij. Gelovigen verzamelden zich hier om mij te aanbidden. Hoe goed ik wel niet was, en of ik dan maar een plekje in de Hemel voor hen kon regelen, en dit jaar een goede oogst, en nu meteen of ik dat zieke kind weer gauw beter kon maken. - Ik heb het lang geleden aan Larie en Wiesje uitgelegd: mijn Vader en ik werken meer in de hoofden van mensen, voor uitvoerend werk kun je beter terecht bij hèn.” Hij wees wijds naar de vier Olympiërs. Hij zuchtte, en vervolgde: “Ze stellen mijn leven tot voorbeeld, maar ze gedragen zich er niet naar. Ze verwarren onbuigzaamheid met vroomheid. Ze maken elkaar af uit naam van mijn naastenliefde. Eigenlijk drukken al die kruisbeelden niet mijn lichamelijke pijn uit, maar de pijn die hun onbegrip mij aandoet.” Hij zeeg moedeloos neer op de treden naar het altaar. De sjes haastten zich naar hem toe voor een knuffel. Er is een tijd van uitdaging en een tijd van troost. Allen waren ontroerd.
Wat ben ik in een wondere wereld beland! We zijn bevriend geraakt met allerlei onsterfelijken, zij ook met elkaar, we hebben hen een pied à terre geboden (met koffie-apparaat en een credit card voor on-line bestellingen), en nu deze troostknuffel. Echt “nou ja, gewóón” Wiesje, en eigenlijk begon dat al met dat Trojaanse veulen, alweer zo’n vijftien jaar geleden. En Wiesje geeft steevast de eer aan mij, en zegt, dat zij dingen dankzij mij kan.
Vooruitblik: die avond opperde ik bij de biecht, dat kloosters (niet slechts christelijke) wellicht doelmatiger zouden zijn, als strenge regels, eredienst en meditatie vervangen zouden worden door ongebreideld knuffelen, wellicht sex, en dan ook niet geordend naar geslacht. Eigenlijk leefgemeenschappen, wellicht eerder op een kibboets gelijkend. Maar naastenliefde hoef je toch niet te beperken tot de bewoners van hetzelfde gebouw, dezelfde omheinde ruimte, dezelfde terp? Maaike was nuchter: “Kijk naar òns!”
Nog aangedaan gingen we in een rij naar de gelagkamer van de kroeg. Wij hadden ons bezoek aangekondigd, blij weer eens oude vrienden te kunnen ontmoeten. (Ben je het overzicht kwijt, bedenk dan dat Yvonne en Mina jeugdvriendinnen zijn, dat ze met Aart en Bill tot de eerste bewoners (krakers) van Us Net behoren, dat Bill en Mina de eerste vrienden van Wiesje en mij hier waren, en dat we bijvoorbeeld door die Heidefeesten met veel van de inwoners een band gekregen hebben.) We waren nu dus ook blij met de levende muziek van Rokkenrol. Ah, Sophie drumde nu, in plaats van Pierre. Zowaar! Pierre was tenor-sax gaan spelen, en Isabel had nu een kleine accordeon (zo een als Wiesje), en gebruikte die voor zydeco-achtige uithalen en loopjes in de rock & roll. Het klonk zo veel leuker dan vroeger.
De jeugd ging onmiddellijk aan het dansen. Tja, veel muzen herkenden hun ding in de muziek. Pierre wist Eros duidelijk te maken, wat in deze dansvorm van een man verwacht wordt: vooral leiden. Vervolgens groeide Eros snel in die rol, tot vreugde van de müsli. De sjes lijken echt een tweeling, en weten elkaar in omstandigheden als deze blindelings te vinden. Nou, Maaike zit liever op schoot dan te hopsen, dus zij en ik vermaakten ons ook wel.
Er waren meer oude vrienden uit Us Net, maar er waren ook toeristen: trekkers, minder-fanatieke wielrenners (waaronder een zestal Brabo’s die de auto’s in Eikenrode hadden staan, en nu het plan van een rondje op de pedalen ingeruild hadden voor een middagje levende muziek bij een uitstekend biertje), en wat zich ontpopte als een nieuwe groep: zeilers. Ja, eigenlijk had ik mij onbekende bootjes zien liggen. Het grote kanaal aan de westzijde van de rimboe schijnt nu onderdeel van een staande-masten route, en het Televisiekanaal biedt, hoewel een vrij smalle strook tussen dijken en bomen, meestal richting Us Net gemakkelijk voor de wind weg lopen, en dan terug hetzij laveren oefenen (met secondenwerk bij het steeds weer door de wind gaan) hetzij lekker lui op de motor terug te tuffen. We vingen uit een gesprek op, dat ook boerderij Aazicht nu een terrasje aan het water biedt, blijkbaar naast Sheila’s botenhuis en garage. Hmm… dan kun je erop wachten, dat mensen de rimboes gaan bezoeken, bijvoorbeeld vanaf het kabelpontje dat Sheila bij haar huisje heeft laten maken, en dat de vloot van Pierlala onbedoeld bezoek krijgt. Aart was Sheila al aan het appen.
Maaike en ik hadden een stevige stoel gevonden in dat donkere hoekje. We kregen er meteen de tasjes te bewaren van de rest van ons gezelschap. Elsje lijkt telepathisch toegang te hebben tot het Internet. Ze toonde Wiesje allerlei rock & roll danspassen, wisselde daarbij steeds van rol, en kreeg al snel leergierige blikken van allen. Weldra schakelden ze over naar acrobatiek (zo heet dat), en dat was echt verpletterend. Die als tweeling ogende meiden in gevechtskleding bezig te zien - slechts de inlegkruisjes lieten nog iets te raden over. De andere volwassenen uit ons gezelschap hielden zich in, maar met aanwijzingen van “dat kunnen wij ook”. Trouwens, zo te zien is Kees veel fitter dan ik, ook al is hij jaren ouder, en door vroeger drankgebruik getekend. De jeugd deed geestdriftig alles na, ook de acrobatiek. Maar aan Eros was die minder besteed. Anderzijds moesten sommige opdringerige bezoekers formeel gewaarschuwd worden inzake afstand houden en camera’s. Achteraf net het laatste nummer van de set wisselden de onzen van dansgenoot: Elsje ging verder met Aart, Wiesje met Yvonne.
Dat brengt me op alweer een stuk uitleg. Als noordoost-toren zijn we heel vertrouwd met elkaar: een stel dat ik al ongeveer vijftig jaar ken met twee dochters, een stel dat ik al ongeveer zestien jaar ken met één dochter (hier), en ik. En de stellen schoonouders kennen elkaar ook al een jaar of vijftien. Dankzij Wiesje kennen de meesten elkaar ook al lang bloot. (Mart in levende en ondode gedaante opgeteld.) Over onze tafelschikking heb ik al eens gesproken. Ieder mag de anderen sexueel opwinden, graag zelfs, maar de ontladingen blijven voorbehouden aan de vaste levensgezellen. (En dan was er die tijd aan het eind van het leven van Mart, waarin Diana haar gerief bij Aart mocht halen.)
Oh, ja. Die tafelschikking heeft inmiddels nòg iets gebracht: plagerij. Die pleegt bij Aart en mij te beginnen. Eerst een ouwe-jongens-krentenbrood begroeting, dan een sexistische grap over meestal de vrouwen tegenover ons (Yvonne en Maaike), en als dan meestal Elsje opstuift, onderling gaan praten over “boutjes en moertjes”, desnoods over voetbal. Nou, dan hebben Wiesje en Yvonne óók wel iets te bespreken. Mart en Diana horen er niet bij. Die beginnen desgewenst mijmeringen over kunst, of over de middelbare school (waarvan wij drieën elkaar kennen). Uiteraard eindigt alles in knuffels.
Welnu. Aart gaat gebukt onder die vaker genoemde gruwelijke herinnering. Zelfs met Yvonne kan hij er niet over praten. Elsje blijkt echter een geboren psychotherapeut. Voortbouwend op haar “Komt dat door mij?” heeft ze een griezelig scherp oog gekregen voor reacties. Als zij Aart gadeslaat, bespeurt zij alle wolken die over zijn gezicht trekken, heeft er de samenhang bij, en bespreekt haar bevindingen met Yvonne waar Aart bij is. Dan kan hij zwijgend reageren, en weet Yvonne wéér een puzzelstukje te plaatsen. Ze kan er niet veel méér mee doen dan hem haar troostende knuffels (en sex) aanbieden. En nu danste Aart dus even met zijn therapeute.
Rokkenrol nam dus flink zwetend pauze. Bill greep de sjes bij de hand, en leidde hen het podium op: “Voor de duidelijkheid: Wiesjes kleine zusje Elsje is flink gegroeid. Ze lijken veel op elkaar. Ik hoop maar, dat ik me niet zèlf vergis: dit [ene paar handen omhoog] is Wiesje, dit [andere paar handen omhoog] is Elsje. - Zeg ik het goed?” Maaike en ik zagen de sjes lichtelijk bewegen alsof ze een grap overwogen. Bewust of niet doorkruiste Yvonne die met applaus.
Oh, eigenlijk konden de sjes wel een setje muziek maken. Wiesje mocht Isabels accordeon lenen, Elsje Mina’s viool. Wiesje gebaarde Maaike en mij naar het podium. Goed goed, dan maar meteen de Topjes. Ik leende de basgitaar van Tom en Ina, Maaike de electrische gitaar. (Ook Maaike weet inmiddels “alles” van muziek en instrumenten. Ze geniet van mijn bewondering terzake.) Er was geen woord of gebaar tussen ons gewisseld, maar Elsje zette trefzeker een nummer in op de grens van cajun en zydeco. Jazeker, met het karakteristieke te laag inzetten van de viool, en met een (door Maaike en mij uitgewerkt) ritme waarop weer rock & roll gedanst kon worden, met syncopische uithalen van Wiesje. We speelden dat nummer totdat alle dansers ook hun laatste reserves verbruikt hadden (enkele minuten dus), en begonnen toen een langzame cajun wals, door Maaike hartverscheurend gezongen in prachtig patois. Ik moest intussen denken aan mijn jeugdhelden van Creedence Clearwater Revival. Nou, dan probeerden we dat toch? Elsje als een onvermoede rivale van Tina Turner in dier aanpak van “Proud Mary”, en daarna mocht ik proberen om “Born on the bayou” te zingen in 1-2-3&4-5&6 ritme. Afgewisseld door een viool-solo in de plaats van de gitaar-solo en een accordeon-solo in de plaats van de mondharmonica-solo. De jeugd wisselde tussen helemaal losgaan in dans en icky-zijn bij het podium. Wat! Wilden ze onze handtekeningen???
Elsje wilde weer een andere stijl. Zoals Hermes ons wel vaker tot roadie is, zo “ontdekten” we onze Topjes instrumenten in de berging. Oh… mijn contrabas - zou mijn toonvastheid ook buiten Fort Rimboe werken? Ik tokkelde een loopje, en Mawiel was tevreden. (Elsje heeft een aangeboren absoluut gehoor, Maaike is wiskundig genoeg om de verhoudingen van geluidsgolven te herkennen, en Wiesje vult haar redelijke muzikale gehoor aan met wat bluf. Maar ook hùn muzikaliteit bleek “interlokaal”.
Rokkenrol kreeg onder dankzegging de instrumenten terug, wij hadden nu de onze. Elsje had haar viool onder de kin, en wees met de strijkstok Maaike op dier taragot. Hoppa! Een gezellige en meeslepende Servische kolo, met weer zang van Maaike. De müsli waren door het dolle heen, en deden zowaar wat ze geacht werden te doen: anderen inspireren. Een groep bezoekers improviseerde een kringdans, en Mila bracht orde in de multi-culti. Daarbinnen deden anderen een soort square dance. Rokkenrol zat ons de kunst af te kijken. Prima! Toen de dansers moe werden, schoof de soort muziek iets naar het noordoosten: Hongarije. Wiesje zong hartverscheurend het langzame deel van een csardas. Bij het matig snelle tweede deel werd gedanst zoals bij die kolo, en bij het snelle derde deel voelde men de neiging tot lifts, en herinnerde zich dankbaar de acrobatiek van daarnet. Vervolgens eindigden we ons pauze-nummer met nog een csardas, begonnen met een innig duet van Elsje en mij. Maaike en Wiesje vormden een koortje. Ook de jeugd was nu toe aan een pauze. We hadden weer een afspraak over consumpties. In deze drukte kreeg ieder van ons (Malawiel ook, uit solidariteit) een stempel gezet op de rug van de linkerhand.
Rokkenrol zou hervatten, maar twijfelde merkbaar. Apollo, slechts door Ab en Sophie herkend, bood aan om nog een setje uitstel te geven. Oh, nou, tja… eh… graag… Apollo wenkte ons Topjes naar het podium, wenkte de jeugd, Aphrodite, Dionysos, Demeter, Kees en Nora bij zich in een rij, wees Maaike op de taragot, en telde af: lang-kort-kort. Elsje had de tekst, en maakte zich onversterkt door de gehele gelagkamer verstaanbaar (en begrijpelijk voor wie hedendaags Grieks kent). De rij danste, en geleidelijk voegden bezoekers zich aan de rij toe. Ja, zó kon het ook! Rokkenrol danste glimlachend mee. Daarna een sirtaki. Maaike haalde zowaar een bouzouki uit de berging, en Elsje zong, trompet in de hand. Nu haakten naar het eind toe juist steeds meer dansers uitgeput of duizelig af. Nou, dan weer iets rustigs in ⅞ tot besluit. Daarna hernam Rokkenrol de muziek voor een korte maar uitputtende set. Uitblazen en met elkaar bijpraten. Vooral (met Malawiel opgesplitst in wisselende tweetallen) met Ab en Sophie, de boys, het geld, en met (heel lang niet gesproken) Rob en Inge. Dochter Claudia verbleef na een verbroken samenwonen weer bij hen, wegens de pandemie werkloos, en oogde uitgeblust. Kees en Nora hebben even bij Teun en Toos gezeten. Teun is inmiddels een wrak in een rolstoel. Toos is haar babbels merendeels kwijt, en aan haar weten Kees en Nora niets te vertellen. Wiesje en ik hebben nog even met de jaffa’s gepraat. Die voelen zich nogal eenzaam. Toen de boys erbij gehaald, en hen voorgesteld om dan maar gevieren door te gaan met de Hijbezems. Wiesje stelde voor: “Hij-stoffers”. David verstond “rijst-offers”, en begreep het dus niet. Die avond hebben we (Malawiel) in de slaapkamer bij wijze van gezelschapsspel daarop voortgebouwd, met “reis-toffers”, “reiskoffers”, “hutkoffers”, uiteraard “kutkoffers”, enzovoorts.
De wandeling terug naar Fort Rimboe was ook een belevenis. Vermoedelijk op aangeven van Loki waren in het donker enkele van de ara’s bij ons. Ze speelden postillon d’amour tussen Eros en de müsli.
Toen we (Malawiel) als laatsten vanuit de kroeg de poort van Fort Rimboe wilden betreden, verscheen plots een schim de hoek om, van de kant van de kruidentuin. Het bleek mammoet Carolien. Ben ik nou de enige van ons vieren die geen dieren verstaat? Uiteraard werd voor mij vertaald. Carolien wenste mede namens allerlei andere dieren zodanige werken aan het kanaal, dat het mogelijk zou worden om aan de ene oever zonder te plonzen het water in zou kunnen, en aan de overzijde om er überhaupt uit te kunnen klimmen. (Het kanaal heeft oevers met damwandplanken. Die steken enkele decimeters boven het gemiddelde waterpeil uit.) Maaike had meteen een plan voor de uitvoering. Zelf dacht ik aan de bekostiging. Carolien begreep, dat ze ons aan haar kant had, gaf ons elk een aai met haar slurf, en verdween weer richting kruidentuin. Daar wachtte beslist haar kudde. Wij gingen de poort in, en sloten af.
Bij de frituur hervonden we ons gezelschap. Wiesje vertelde Caroliens wens. Ik zei, dat ik aan provinciale subsidie dacht. Maaike beschreef haar plan van aanpak: ze wilde trappetjes maken, evenwijdig aan de as van het kanaal, opdat ze weinig breedte zouden kosten. Elsje had bezwaar tegen subsidie: de trappetjes zouden dan wellicht tevens geschikt moeten zijn voor watersporters, maar die zouden niet op de gedachte gebracht moeten worden om de rimboes en de verre weide te verkennen. We hielden het onderwerp aan tot de avondbiecht.
Ik was razend benieuwd naar Maaikes trappetjes. Ze legde het uit. Voor mammoeten (zelfs van de onderhavige grootte) kun je geen ladders verticaal ophangen, wel trapjes bouwen. Zij dacht aan “holle” betonblokken van (net geen) 30*15*20, met de openingen horizontaal. Een trap van 29 cm breedte zou aanvaardbaar zijn, maar wellicht op enkele centimeters van de damwandplanken. Hoogte 14 cm per blok, liggend. De diepte van het kanaal (tot aan de bovenzijde van de damwandplanken) zou aan de randen 2 m kunnen zijn, of anders zo gemaakt worden, Nou ja, zeg even 14 blokken op elkaar voor de hoogste trede, dan 13 voor de volgende, en zo. Maar om verschuiven te voorkómen die lagere trede 2 cm hoger maken middels een extra blok van 2 cm hoogte onder die 13. De derde trede dan 12 blokken hoog met daaronder een extra blok van 4 cm, dan 11 plus 6 cm, 10 plus 8 cm, 9 plus 10 cm, 8 plus 12 cm, 8 plus 0 cm (want 7 plus 14 cm), 7 plus 2 cm, 6 plus 4 cm, 5 plus 6 cm, 4 plus 8 cm, 3 plus 10 cm, 2 plus 12 cm, 2 plus 0 cm (want 1 plus 14 cm), 1 plus 2 cm, tenslotte 0 plus 4 cm. Samen 17 stapels, dus een lengte van 3,40 m. Met tegen ongelijkmatig verzakken een betonnen drempel onder die 3,40 m. Maaike zag dan over die lengte kleine damwandplanken om de blokken bijeen te houden. Tja, dan ook maar aan de landzijde, met volstorten van de ruimte tussen die plankjes en de aanwezige kademuur van grote damwandplanken. Wel, en zo’n trap dan steeds te weerszijden van het kanaal, bijvoorbeeld iedere kilometer. Ter herinnering: het kanaal is ongeveer 10 km lang, dus 9 paar trappen te plaatsen. Per trap nodig: 33 blokken, al konden van veel extra-blokken zowel de boven- als de onderhelft gebruikt worden. In totaal dus 9*2*33= 594 blokken. Damwandplanken of -platen van 4 m lang en 0,5 m breed, per trap nodig: 2*7 in de lengte (met waarschijnlijk opnieuw overschot door herbruikbare helften), 1 in de breedte. In totaal dus 9*2*15 = 270 platen. Vulgrond tussen trap en oever te onttrekken aan de kanaalbodem, bevestigingsmaterialen pro memorie. Oh, dan viel de aanschaf van het materiaal erg mee. Subsidie niet nodig. En de arbeid? Mawiel zei in koor: “Sheila!” Niet doelend op haarzelf, maar op de neven en de jongens. Met de “Klaas Vaak” als werkschip. Brandstof pro memorie. Maaike schreef een bericht aan Sheila. De sjes glipten naar de maanweide, riepen daar gedempt Carolien aan, en deden haar verslag.
De volgende ochtend was er al vrij vroeg antwoord van Sheila. Mankracht geregeld, kosten voor haar rekening. De afstanden gingen niet regelmatig worden, om VCR met kabelpont en begroeide zandbanken (weet je nog?) te ontzien.
Ze (“Sheila’s gang”) gingen ook weldra aan de slag. Met de “Klaas Vaak” voeren ze naar het bedrijventerrein (daar, waar de Digitale Snelweg het grote kanaal kruist), haalden daar de gekochte bouwmaterialen plus een gehuurd damwandplanken-hulpstuk, en voeren ermee naar VCR. Onderweg haalden ze bij Aazicht Sheila’s speedboat op. Daarmee haalden ze ons (Malawiel) bij de Baai op. Elsje had met Carolien daar afgesproken, aan de landzijde (hoge rimboe) van de dijk, na het invallen van de duisternis. Eerst even alleen Carolien en wij, later haar kudde erbij, daarna Sheila’s gang in plaats van de kudde, en tenslotte desgewenst algemene kennismaking.
Elsje had Lego meegenomen en wat stukjes strokarton. Daarmee legde ze aan Carolien uit, hoe de trappen opgebouwd gingen worden. Carolien wist het met treffende slurf-bewegingen aan haar kudde over te brengen. Er kwam een vraag: hoe kon je die trappen vinden als je in de rimboe iets of iemand wilde ontwijken? Maaike vond dat een uitstekende vraag, en had (tot mijn verbazing) meteen een antwoord: een geurige naaldboom aan de landzijde van de dijk, ter hoogte van elke trap. Misschien ook nog een lijsterbes die boven de kruin van de dijk zou uitsteken? De mammoeten vonden het geweldig. Changement. Sheila’s gang was vereerd, met Carolien kennis te maken. Goed idee, die boom en struik, maar dat kon misschien beter een ander verzorgen. Elsje haalde Demeter erbij. Die verscheen uiteraard(?) in gevechtskleding, dus de neven waren even afgeleid. Wiesje vermaande met een knipoog: “Kijken mag, maar de winst is voor Sheila!” Demeter glimlachte koket, en nam graag die beplanting voor haar rekening. Oh, Carolien moest nog vernemen, wie deze plotseling verschenen mensenvrouw was. Bovennatuurlijk? Ze was blij, dat ze zelf slechts een mammoet was… Maar die knuffel van Demeter was niet te versmaden. Afgesproken werd, dat Demeter terstond de bomen zou planten, en zodoende de plaats van de trappen op onregelmatige afstanden bepalen zou. Ze nam afscheid, vertoonde zich nog even aan de kudde, en verdween. De kudde en Sheila’s gang maakten nog even vluchtig kennis.
Sheila’s gang zocht en vond de naaste “trapwijzers”, en legde bij het licht van de hijskraan (van de "Klaas Vaak") de eerste trap aan. De gang had al bij de bouwmarkt het plan licht veranderd: de damwandplanken en de (ook metalen) drempel werden eerst aan de wal tot een geraamte geschroefd. Onderste blokken werden aan boord van de “Klaas Vaak” op maat gezaagd. De damwandplanken werden iets onder het vlak van de betonblokken afgezaagd, opdat ze niet zouden noden tot eraan afmeren. Daarna werd het geraamte met de blokken gevuld en op zijn plaats gezet. Nadat Elsje en Maaike bloot waren gedoken naar de gekozen plek, om die te controleren op beletsels (en omdat ze nu eenmaal graag zwemmen). De neven hielden het niet meer, en moesten door Sheila gepijpt worden. De mammoeten beproefden eerst deze eerste trap, genoten van het zwemmen, en stemden in met overeenkomstige plaatsing van de overige trappen. Vervolgens voer Sheila (zelf in bikini) Malawiel (nu bloot) langs alle andere plaatsen voor trappen, waarna de kleintjes (oeps!) daar doken. Nergens problemen. Bij het zomerse ochtendgloren waren we weer allen bij VCR, in de kleren. Er waren nu twee paar trappen geplaatst. Sheila bracht Malawiel gezwind terug naar de Baai, en overnachtte met haar gang op de “Klaas Vaak”. De volgende avond meldde ze per SMS het werk klaar. Elsje gniffelde: “Zwerft die kudde mannetjes nog door de lage rimboe?”
Een week later maakten we (Malawiel en schoonouders) een avondwandeling over de dijk (Televisiekanaaldijk (commerciële zijde)). Het kanaal oogde verlaten, maar de zandbank bij VCR bevatte een groep mammoeten uit verschillende kuddes. Ook bullen. Een (vermoedelijke) kleindochter van Carolien kwam het water uit gestoven om ons te vertellen, hoe blij ze allen waren. Toen ze terugliep naar de trap, moest ze wachten voor een otter die een grote vis over de dijk heen wilde sjouwen.
Déze stuip kan ik nú wel vertellen. Hij speelde dit voorjaar, toen de müsli net een beetje eh… opgebold (of ontplat) waren. Eros vluchtte weer eens voor hen naar mij toe. Ik zat bloot onderuit op een handdoek op een lage driezitsbank (de inventaris van de westvleugel wisselt nogal) met Maaike op schoot. Eros ontwaarde een touwtje tussen haar benen, stopte abrupt, wees met gestrekte arm en afgewend gezicht, en piepte: “Wa-wa-wat is dàt?” (wellicht in het Oud-Grieks, met telepathische vertaling). Enkele müsli botsten op hem en elkaar, en volgden zijn wijzen. Wellicht was het toen ook voor hèn nog nieuw. Tja, ik ben degene die de tampons inbrengt en uithaalt. Ik greep naar het touwtje, en trok teder de tampon naar buiten. Maaike kwam zowaar klaar, en greep dromerig naar haar borsten. Eros rende gillend weg. De müsli werden bevestigd in hun bange vermoeden, dat deze knoeiboel ook hèn te wachten stond. Ik haalde behoedzaam een verse kleine tampon en het afvalzakje (bij Malawiel bekend als de pedaalemmer, afgekort tot “ped”) uit het tasje, dumpte de oude tampon in de ped, bette tussen onze benen door Maaikes gleuf met de opgevouwen handdoek (waarop we nog steeds zaten, teken maar uit), stopte eerst een vinger naar binnen, daarna de verse tampon. De vieze vinger stak ik even in mijn eigen mond, tot schrik van velen. Daarna hernam ik het lome strelen van Maaike. Inmiddels waren uiteraard ook de sjes ter plaatse. Elsje pochte: “Ik ben begonnen met grote, maar ik ben aan de pil.” Wiesje snoefde: “Pah! Ik had eerst jarenlang de verkeerde pil, en ik bloedde als een rund. Vraag maar aan La!” Ik knikte. We gingen over tot de orde van de dag.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).