Laatste wijziging: 2022-05-20 (technisch), 2021-11-24 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Inleiding - Muzen - Verbouwing - Afra - Synchroon - Speeltuin - Zijspan - Station - Praten - Terugweg - Thuiskomst - Sport - Omgebouwd
Alweer een tijd niet aan schrijven toegekomen. De lockdown neigt ten einde. Grada is tweemaal op Fort Rimboe wezen inenten. De lucht is nog koud, de zon al warm. Op de binnenplaats kun je tegen de avond al bloot zitten. Elsje gelijkt inmiddels zowat een tweelingzus van Wiesje, en zo heel veel wijkt Maaike eigenlijk niet van hen af. Donkerblond in plaats van zwart haar, iets langwerpiger gezicht, vollere borsten, minder brede heupen. Elsje is steeds meer de gangmaker, krijgt Wiesje mee in een synchroon-act of Maaike in iets sportiefs, en ik blijf dan ietwat achter als de oude man, in wederzijdse steun aan de derde vrouw. Totdat Elsje het met een loei tijd vindt om bij mij te zijn, en Wiesje en Maaike zijn nu eenmaal óók een leuk span. Yvonne oogt inmiddels ook weer als een dertiger, en Diana vraagt zich af, of de menopauze ook in tegenrichting gekruist kan worden. Ze heeft geen behoefte aan een derde kind, en is op haar 62e weer aan de pil gegaan.
Buiten gebeurt ook iets. Sheila is haar begijn-zijn aan het afbouwen. Ze is een verhouding begonnen met beide neven. Die hebben een twee-onder-een-kap in dat nieuwbouwwijkje van Eikenrode, op enkele huizen van Fred en Nelleke. Yvonne zegt, dat Sheila hen beiden afbeult. Een oud landarbeidershuisje in die buurt (niet gesloopt voor die nieuwbouw) is nu de woning van Dennis en Jean-Luc. Ze zijn dat huisje aan het opknappen, en werken dus niet meer aan de vloot van Pierlala. Dat scheelt Aart weer tweemaal een retourtje fietsen. Ze trekken nu veel op met de neven. Sheila is weer een beetje aan het makelen, en zoekt nu ook naar betalende klussen voor de neven en de jongens. En ze heeft containers onderweg uit China, vol spullen die Tin Roof in consignatie gaat verkopen. Ze heeft zich een Chinese naam aangemeten die “witte leeuwin” betekent. Elsje zocht onlangs op het Internet naar die naam, en vond er, dat Sheila bekend staat als een harde zakenvrouw die grote restpartijen opkoopt tegen bodemprijzen (maar wel met winst voor de verkoper, zo is ze), en haar kant van de transactie dan stipt nakomt.
Dit hele vijftal zoekt nog zijn gezamenlijke plaats in de samenleving. Californië blijft een optie, maar Sheila vermoedt mogelijkheden langs de Nieuwe Zijderoute. Haar concreetste plannen betreffen echter Siberië in het algemeen. Daar ontdooit de permafrost. Al dat water kan gaan stromen, alle bebouwing en infrastructuur kan gaan schuiven. Dat levert enerzijds veel schade op, anderzijds kansen voor herstel, ontsluiting en ontginning. Ze vraagt zich zelfs af, of de aanleg van noord-zuid kanalen (met sluizen, zoals het Engelse kanalen-netwerk, maar wel voor grotere schepen) kan zorgen voor bevloeiing van de steppen en voor ontsluiting door scheepvaart. Met ook nog eens verharde wegen op de kanaal-oevers, en hier en daar een spoorlijn. En met pompen, opdat het water in de kanalen naar behoefte noord- of zuidwaarts geleid kan worden.
Die vèrgezichten gaan haar mogelijkheden uiteraard te boven. Maar er zullen legioenen arbeiders nodig zijn, en zwaar materieel. Die arbeiders komen waarschijnlijk niet gretig naar Siberië: ‘s winters te koud, ‘s zomers te heet, en dan nog de kans om door muggen leeggezogen te worden. Dus ziet zij voor zichzelf een kans om, in overleg met wereldlijke en geestelijke bestuurders en de bevolking, woonwijken neer te zetten van (in Amsterdamse woorden “tot in de derde zandlaag”) stabiel gefundeerde, goed geïsoleerde drive-in woningen en voorzieningen, opdat de bewoners amper aan extreme temperaturen en aan muggen blootgesteld zullen hoeven te zijn. En dan ook zuiver drinkwater en behoorlijke afvalwaterzuivering. Bestaande inwoners mogen uiteraard ook die nieuwbouw in. Nou, en als de arbeiders dan van elders toegestroomd zijn, dan zal de plaatselijke economie opbloeien. Een deel van de arbeiders zal verdertrekken naar een volgend project, een deel zal blijven, en de nieuwe kansen benutten. Kortom, de Witte Leeuwin overweegt dingen in vrijwilligheid die Stalin wellicht onder dwang uitgevoerd zou willen hebben.
In Fort Rimboe is de lol vergroot. Wellicht in tweespraak met Loki heeft Apollo de muzen een tikje ouder gemaakt. Ze hebben nu allen minstens erwtjes op de plank, een begin van een flapje tussen de schaamlippen, en soms een drupje afscheiding. Maar bovenal beseffen ze nu, dat ze vrouwen in wording zijn. Eros wordt dus voortdurend uitgedaagd en (letterlijk) beetgenomen. Hij ziet in mij een ervaren en minder ongelukkige lotgenoot, en vlucht dus vaak naar mij toe. Maar ik heb meestal iemand op schoot. Vooral Elsje grijpt dan loeiend of kraaiend naar zijn plassertje (dat nog net niet stijf kan worden), en hij rent dan weg met zijn handjes ervoor - de eerste stapjes, want zó kun je niet rennen. Zelfs Yvonne en Diana laten zich niet onbetuigd. Ook zij zitten vaak bij hun man op schoot. Komt Eros aanstormen, dan spreiden zij de benen wijd, en krijgt hij tunnelvisie. Blijft hij lang genoeg binnen gehoorafstand, dan wordt hij eraan herinnerd, dat die vrouwen van mij uit die tunnels geboren zijn. Inmiddels is hij dan wel weer ingesloten door wat muzen, die hem noden tot speleologie. Maaike heeft al eens het woord “proefboring” gebezigd. Kortom, Eros is als een pinball in een (uiteraard erotische) flipperkast. En alle blote vrouwvolk werkt op de hormonen van het aanwezige manvolk (behalve wellicht Eros).
Ik zei net, dat Eros vaak naar mij toe vlucht. Helaas voor hèm willen de müsli graag van Mawiel weten hoe je mannen (letterlijk en figuurlijk) aanpakt, en van mij wat er nu steeds misgaat tussen Eros en hen. Ik ben immers een man met drie vrouwen (dùs blijkbaar vrouwvriendelijk), en ik ben een veilige vraagbaak, want ik krijg als enige man geen (zichtbare) stijve van hun (der müsli) nabijheid. Elsjes uitleg omtrent “afbeulen” beklijft niet.
Wij (noord- en oostvleugel) hebben trouwens laatst de eer gehad om de slaapkamer van de muzen te bezichtigen. Nou, een vensterloos hok (want tegen de buitenwand van Fort Rimboe), wel met dag- en kunstlicht zoals in onze eigen slaapkamer, met tegen de achterwand drie drie-hoge stapelbedden met smalle gangetjes ertussen, met naar de deur toe aan de buitenzijde twee gewone WCs en twee douches en wastafels, aan de binnenzijde een rij smalle kasten, en in het midden een sobere tafel en stoelen. Zo te zien hebben ze samen twee notebook computers, wel met een vrij groot scherm. Geen inspirerende ruimte, maar het is ook slechts een slaapverblijf voor onsterfelijken die tegenwoordig meestal onder de stervelingen zijn. Oh ja, het is uiteraard(?) op de bovenverdieping. En er is een nood-uitgang tussen bedden en kasten. Elsje had een voorgevoel, keek aan de binnenzijde van de deur, en vond daar een zo groot als passende afbeelding van Eros.
Inmiddels heeft ook Fort Rimboe als geheel een eerste verbouwinkje gehad. Te weerszijden van de scheidingswanden in oost- en westvleugel zijn tegen de buitenmuur fahrkunsten gemaakt (vier dus) van de bovenverdieping naar het zwembad in het souterrain. In kokers (trapgaten) die tevens voorzien zijn van een takel met paternoster (touwen, geen kettingen) om spullen verticaal te verplaatsen. Het muzenhok heeft de deur vlakbij de deur van dat trapgat. De müsli vinden fahrkunst en takel prachtig speelgoed.
In een voortdurend “to be or not to be” zijn ook de girls weer vaak aanwezig, vooral sinds deze “tweak” van de muzen. Ook zij zijn nu bloot (mits niet onderweg). Dat blijkt inbreng van Karla: dat wij niet moeten denken, dat zij niet gezien zouden mogen worden. Thea blijkt bijgepraat over het verband tussen manlijke belangstelling en haar cyclus. Bovendien heeft Janneke haar geoefend in “slecht nieuws gesprekken met mannen”.
Afra mag dan de girl zijn met de meeste belangstelling voor de müsli (ik vind dat zo’n prachtige vondst van Maaike), ze wordt nu zelf herhaaldelijk betrokken in vergelijkingen met Diana. (Ter herinnering: Afra is iets ouder dan ik, Diana twee jaar jonger.) Ik zei hierboven al, dat Diana steeds jeugdiger oogt. Afra veroudert verder, zij het langzaam. Onder òns valt met wat spitsvondigheid dan best te lachen (en Karla weet de spitsen te vinden en aan te wijzen), maar uiteindelijk komt steeds weer Loki de sfeer bederven met het cliché dat Afra gewoon een goede beurt moet hebben. Nee nee, niet van hèm, maar van een man die dan net in zijn blikveld is (bijvoorbeeld ik), of bijvoorkeur (in zijn gevoel voor humor) Eros.
Ook ik heb een klik met Loki, en Wiesje mag er graag op aansturen. Dan vraagt hij of ik aan Afra, hoe oud ze ook weer is. Dan bijt ze gekweld, dat je dat niet vraagt aan een dame. De inkopper is dan: “Maar ik vraag het aan jou!” Ook Diana kan zich ermee bemoeien: “Zó kun je geen complimentjes krijgen!” Dan briest Afra kort, en wendt zich af. Loki haalt voor ons (niet voor de girls) bier en wijn, vergeet soms zogenaamd wie wàt drinkt, en ondode Mart en hij neuriën van de Beatles: “Will you still need me, will you still feed me, when I’m sixty-four?”
Daarmee is Afra’s lijdensbeker nog niet leeg. Elsje heeft uit een beschimmelde muzikale fruitmand opgedaan “Tachtig rode rozen voor oma lief…”, en de müsli zingen dat refrein gráág mee. Heeft Wiesje haar accordeonnetje bij de hand (Loki kan heel gedienstig zijn…), dan speelt ze de “Marche funèbre” van Chopin, waarbij meteen iedereen behalve de girls (en de müsli en Eros, die het niet begrijpen) in gepaste houding langs een denkbeeldige weg naar een begraafplaats gaat staan. Daarna zingt Yvonne het enige nummer dat ze met vertrouwen in het openbaar durft te zingen: “Wa-haarheen lei-heidt de weg die wij moeten gaan…” Ook Maaike kan niet achterblijven. Afra is inmiddels ongeveer even grijs als ik, maar Maaike zingt dan met de rug naar Afra en met haar handen in mijn hoofdhaar “Ik heb eerbied voor jouw grijze haren…” Daarna doe ik het peil snel dalen, want weldra grijp ik Maaike beet, en toon iedereen de vijftig tinten grijs in haar schaamhaar. Oh, dan is Afra meteen weer wèl van de partij.
Ik noemde hierboven de synchroon-acts van de sjes. Welnu. Zelfs tot ons hier is doorgedrongen, dat twee ministers soms persconferenties houden over de maatregelen ter beperking van de pandemie, en dat deze meteen vertaald worden door een gebarentolk. Dus gaat meestal Elsje opeens een verhaal vertellen in gebarentaal (en op zich behoort die tot haar geestelijke bagage), waarbij meestal Wiesje tracht haar na te doen (zodanig, dat het lijkt alsof ze de houdingen van een kathak-dans probeert te leren), met uiteraard veel gebaren van één vinger. Dat is zeer onderhoudend. Dan valt minder op, dat ik die gebaren ongeveer nadoe bij Maaike op mijn schoot. Eventueel later in bed bij elk, want de draai die ik eraan geef is uiteraard ook grappig bedoeld, en geslaagd als aanzet voor een himalaya.
De maatregelen waren versoepeld, terrassen mochten ‘s middags weer open. Er kwam bovendien zonnig weer aan, met de wind niet meer uit het noorden. De kout in de westvleugel leidde nu tot een stuip: Malawiel met de müsli en Eros naar de speeltuin! We kondigden het de avond tevoren vast aan.
Aangekleed gaat uit: Malawiel in gevechtskleding (ik dus in kilt, niets eronder), de müsli in padvinder-achtige kleding van T-shirts en soort hot pants met een soort colbertje erover, kousen tot aan de knie, hoge wandelschoenen. Met dat colbertje uit waren alle vormen in haut-relief duidelijk zichtbaar. Eros had in plaats van de hot pants een ouderwets-korte korte broek (niet zo’n ding met pijpen tot op de knie) met wijde pijpen, en met een boxer eronder (ook wijde pijpen dus). Hij droeg bovendien een basebal cap met als embleem de omgekeerde levensboom (teken van de pacifisten) en bijschrift “Make love, not war”. Uiteraard was er een materiaalwagen: de kleine rugzak (met chocola en pleisters), en je weet al, op wie die last weer drukte. Oh ja, nieuwe nuance in de gevechtskleding: (uiteraard) te beginnen bij Wiesje moeten de inlegkruisjes duidelijk zichtbaar zijn achter de strings, opdat iedereen kan beredeneren, dat de dames lekken. Nee, geen maandverband, want er moet zoveel mogelijk lichaam zichtbaar blijven. Nou ja, ik ben degene die ze aanbrengt, en ook degene die opgewonden moet blijven. (Zie ook verderop.)
We vertrokken zowaar al vóór tienen, in zeven wisselende tweetallen, en liepen over de Digitale Zandweg, weer over de berm aan de heide-zijde. Iedereen met een racefiets had de schelpjes in zijn route opgenomen, bovendien op dit tijdstip waarop het nog wel rustig zijn zou. Wel, het was zó druk, dat de vele aanrijdingen nauwelijks tot valpartijen leidden: er was domweg geen ruimte om snelheid te maken. Iedere paar minuten werd Eros door een muze uitgedaagd om “love te maken”, en dat werd letterlijk en figuurlijk een running gag. In zijn wanhoop rende Eros trouwens vaak naar de andere kant van de schelpjes. De fietsers neigden dan tot het tegendeel van de tekst op zijn pet.
Bij het station had ik mijzelf willen overwinnen door niet te stoppen, maar Mawiel moest zonodig de muusjes wijzen op de drijfstangen van een stoomlocomotiefje dat net water ging nemen.
Bij de speeltuin viel de drukte mee. De meeste voorbijgangers reden te hard of vonden het wellicht nog te vroeg. Oh ja: terrassen mochten eigenlijk nog niet open zijn… Wij allen aan vier gereserveerde tafeltjes. Ja hoor, er moest weer gevraagd worden, of dit tien kinderen waren die ik bij drie vrouwen had. Ze kennen Wiesje, Maaike en mij onderhand zestien jaar (oh nee: de tent is jarenlang gesloten geweest), maar humor staat er niet op het menu. Maar het zijn wel lieve vrouwen (ter herinnering: behorend bij de mannen van Sans Perail). De “jeugd” beliefde cola te drinken. Wiesje was melig, en bestelde voor ons vieren warme chocolademelk (voor mij nog net op tijd omgezet in warm chocoladewater) met een plak chocoladekoek. (Voor oudere lezers: geënt op een ooit bekende slagzin: “half elf, Blooker tijd”.) De jeugd wilde ook iets happen, maar dwaalde af naar zoete popcorn. We hadden (bij monde van Maaike) een afspraak gemaakt over hoeveelheden en prijzen, dus er was altijd een grote fles cola binnen bereik, en de popcorn kwam in schalen aangevoerd. Daarnaast was onze jeugd gemachtigd om zelf gangbare bestellingen te doen, en mocht de staf ook zelf iets op onze kosten eten en drinken.
De jeugd had meteen alle speeltoestellen bezet (maar zoveel zijn dat er niet), en was echt jeugdig aan het rennen en schreeuwen. De negen muzen van god Apollo en de god Eros zelf… Twee andere te vroege gasten waren wellicht moeder en dochter, grootverbruikers van cosmetica die hen (in mijn ogen) slechts vadsiger deed ogen. Ze lepelden advocaat. Bij hen behoorden bovendien twee ook al zwaarlijvige langharige teckels. Die probeerden met de jeugd mee te spelen, en legde zich uit ademnood weldra toe op het vangen van gemakkelijk toegeworpen popcorn. Moeder en dochter - vijftig en vijfentwintig, of wellicht toch eerder veertig en twintig, dus leeftijdgenoten van Wiesje en Maaike? Wat een verschil! Keken ze ook afgunstig naar ons? Ze zaten met hun voorkanten in de zon, en droegen duur-ogende grote zonnebrillen (die evengoed de wansmaak aan cosmetica onverhuld lieten, kun je nagaan!). Onder het opschrijven herinneren die vrouwen mij aan enkele mannen. Ooit trad ik met een jazz-groepje op bij een diner dansant. Sommige zwaarlijvige heren konden amper hun slanke vrouwen in een foxtrot geleiden, en ik moest toen denken aan (vrouwlijke) verhuizers in gevecht met tweedeurs linnenkasten.
Afgezien van de dames meubilair had ik een mooi uitzicht op de ravottende müsli. En op Mawiel, met minstens links en rechts huidcontact, en vaak onder tafel ook tegenover mij (maar zodanig, dat mijn uitzicht zo min mogelijk “verstoord” werd. Mawiel is best doortrapt: alles wordt in het werk gesteld om mij geil genoeg te hebben (maken en houden) om hen hoogtepunten te geven en om zelf dra weer een stijve te kunnen krijgen, en hen ook daarmee te gerieven. Kortom, de man in de stofjas haat hen hartgrondig.
Wiesje had een inval: ze belde Saar. Oh, dat trof: dan kwamen Ton en zij naar de speeltuin, hun opvolgers voorstellen.
Een half uur later hoorden we een auto stoppen. Ton en Saar kwamen met twee anderen, alle beperkingen uit het oog verliezend. Wiesje haalde desgevraagd koffie met appeltaart, en weerde nieuwsgierige müsli af.
Wel, Ton en Saar hadden al een tijdje de behoefte gevoeld om te stoppen met werken (ze zijn inmiddels in de zeventig), en nu dienden zich opvolgers aan. Die woonden in een containerwoning achter het natuurvriendenhuis, totdat Ton en Saar de dienstwoning verlaten zouden hebben. (“Horizontaal!”, verzekerden beiden.)
De nieuwen stelden zich voor: Alice en Sylvie. Twee vroege dertigers, als man geboren vrouwen. Alice kwam van de Filipijnen, was zeeman geweest, ginds “omgebouwd”, en op een toeristenvisum naar Amsterdam gekomen. Sylvie kwam uit Bretagne (ze zei niet “Frankrijk”), was ontwikkelingswerker geweest in vooral de Sahel, en was in Amsterdam “omgebouwd”. Inmiddels waren ze getrouwd. Beiden spraken uitstekend Nederlands, maar met hoorbare herkomst. Alice was zelfs voor een oosterse aan de gedrongen kant, Sylvie was ruim twee meter lang, slank en hoogblond. Dat lengteverschil herinnerde mij aan een motorfiets met zijspan, zei ik die avond bij de biecht, en Maaike kortte dat meteen schitterend in tot “zijspan”. (Proef de woordspeling!) Wij waren meteen dol op hen.
Wiesje vertelde iets over ons (zoals Elsjes leeftijd) en over Fort Rimboe. Nog niet over de westvleugel en over de jeugd in ons gezelschap. (Dat alles kwam later ter sprake.) Die jeugd trok ook steeds de aandacht van het zijspan, en Elsje is dan degene om erover te beginnen. Alice leek te blozen, en verklaarde: “Ik was altijd dol op stoomtreinen. Nu zit ik erin.” Uiteraard was dat beeldspraak van een vrouwminnaar, maar Wiesje ging erop door: “Hebben jullie gezien, dat bij dit stationnetje [ze wees] stoomtreinen rijden?” Ja, dat hadden ze zojuist vanuit de auto gezien. Ton voelde zich genoodzaakt om de auto te legitimeren: “Bij de huidige drukte zijn de schelpjes gevaarlijk voor onervaren fietsers.”
Ik stelde het zijspan voor, nu even kennis te maken met Sans Perail (en dus de mannen van de speeltuin-vrouwen). Dat leek allen een goed idee. Maaike en ik gingen met hen mee, allereerst naar de vrouwen van de speeltuin zelf: ook kennismaken, dan vertellen dat wij naar de mannen gingen. Ah! Leuk, aangenaam, goed plan! Er werden meteen contact-gegevens uitgewisseld. Op het station was het stil. Ach, schafttijd! Maaike en ik gingen het zijspan voor naar de loods. We wensten allen smakelijk eten. Ik leidde het voorstelrondje. Oh, uiteraard kreeg het zijspan desgewenst een rondleiding. Alice kwam maar meteen uit de kast, vertelde dat ze zeeman geweest was, op twee van haar eerste reizen zelfs stoker (op met olie gestookte stoomschepen). Nou, dan wierp Hendrik-Jan zich op als rondleider. Hij spoelde ijlings zijn laatste halve boterham weg met een halve mok koffie, en ging hen voor. Hen, niet ons? Wel, Maaike verklaarde, dat ze moest plassen, en trok mij mee. Niet naar het toilet in de loods op een armlengte, maar naar het inmiddels prachtig gerestaureerde toilet “binnen”.
Hier moet ik vier dingen uitleggen. Ten eerste heeft een groep mannen en vrouwen (waaronder Mila) het stationsgebouwtje (waartegenaan de loods gebouwd is, met een buitendeur in gebruik als binnen-doorgang) prachtig hersteld in de staat van omstreeks 1900. Denk aan het huidige Spoorwegmuseum na herstel, maar dan wel flink kleiner, ongetwijfeld standaardtype zoveel van de StaatsSpoorwegen. Zo klein en afzijdig als het is, het moet gebouwd zijn voor mensen van stand, met achter de enige wachtkamer twee toiletten met waterspoeling en wasbekken met stromend water (uit van die koperen kranen met vier in een bol eindigende spaken), en met voldoende ruimte in het dames-toilet voor bezoek in een hoepelrok. Ten tweede is Maaike de jonge vrouw waarvan al die oudere mannen (al tientallen jaren samenlevend met de vrouwen die zich dan maar over de speeltuin ontfermd hebben) heimelijk dromen. Niet Wiesje of Elsje, want dier vormen zijn tè vrouwelijk. Niet Sheila of Yvonne, al begrijp ik niet precies waarom. Wel Maaike, want dier afmetingen kunnen door de welgevormde beugel, en haar ingetogenheid wordt aangezien voor koketheid - ook al is ze beroemd om de verhalen over haar orde-maatregelen op school en over haar blote leven in de natuur. Ten derde is voor Mawiel zo’n uitstapje zonder beide anderen, hoe lief ook, een feestje. Dat geldt vooral voor Maaike, die zich vaak door de sjes overschaduwd voelt, en immers opgegroeid is in de schaduw van Sheila, Dennis en Wouter. Ten vierde is er iets wat je niet hebt kunnen lezen, hoogstens beredeneren. Kijk, die topjes uit de gevechtskleding reikten destijds tot de onderzijde van de stevige borstjes van de katjes. Nu ook bij Elsje. Maar Maaikes borsten zijn groter geworden, hangen iets meer door, en worden nu tot ongeveer onderkant tepelhof bedekt. Er zijn dus liggende sikkels zichtbaar. Maaike laat dat onverschillig, maar Wiesje wordt nu op haar eigen punt “uitdagen” door Maaike afgetroefd. Zelf zwegen ze erover, dus ik heb het dan maar in een biecht aangesneden. Weinig reactie, maar het is nu tenminste bespreekbaar. Het is trouwens erger dan “liggende sikkels”, want het topje is niet berekend op een grotere borst-omvang. Het zit dus krapper, en wordt duidelijk vastgehouden door Maaikes tepels. Maar heft ze haar armen, dan valt dat weg, en kruipt het topje op. Laat ze haar armen weer zakken, dan blijft het topje ergens boven de tepels hangen. Loki heeft dus al een strijdkreet “hieperdepiep…” waarop ook Maaike gewoontegetrouw haar armen heft. Ze beseft altijd nèt te laat, dat ze beetgenomen is, maar als naturist kan haar het gevolg niet schelen. Bovendien ben ik dan weer degene die als inpakkunstenaar die vormen moet verbergen, en uiteraard geniet ze dáárvan.
Welnu, deze droomvrouw trok mij mee naar ongetwijfeld dat hoepeljurk-toilet. Wat moest deze onhandige donateur toch met drie vrouwen? Ja, ze kennen het antwoord, maar voor hen is een vrouw toch vooral een kwakjesvat dat al het huishouden doet.
Maaike en ik deden het uitkleed-ritueel, daarna nog staande een knuffel. Verschil met Wiesje, die zo belust is op een liefkozing, dat ze die dan maar eerst door schaarse kleding heen voelt. Ik scheurde toiletpapier af, en veegde haar “halletje” teder af: plassen gaat beheersbaarder als het plasgaatje niet bedekt is met afscheiding. Ze ging op de toiletbril zitten, zo ver mogelijk naar achteren, en ging plassen. Daarna veegde ik met natgemaakt papier het halletje schoon, en schoof een middelvinger naar binnen. Maaike kwam bijna terstond klaar, zó gevoelig is ze tegenwoordig. Nou, ook haar knopje maar even. 2 - 0. Ze stond node op, en liet mij haar plaats innemen. Ze deed mijn voorhuid naar achteren, en bestuurde mijn plassen. Nu kreeg ik vochtig papier over mijn eikel. Ach, eigenlijk hadden we de kleine fles uit mijn tasje voor beide beurten kunnen gebruiken, of ook mijn eikel onder de stromende kraan afspoelen. Ik moest nu zo ver mogelijk naar voren gaan zitten, benen wijd, halfstijve boven de bril uit. Maaike zat op haar knieën, deed een beetje trek-, lik- en zuigwerk, en had mij in een oogwenk klaar. Ze slikte alles door, spoelde het weg met kraanwater, kwam heel even op schoot zitten voor een tongzoen, en hielp me overeind. Aankleed-ritueel, snelle vorm. Ik nam Maaikes gebruikte inlegkruisje,stopte het in een daarvoor meegenomen plastic zakje in mijn tasje, en legde teder een schoon kruisje in. Knuffel, doortrekken, handen wassen, terug naar de loods.
Men was inmiddels klaar met schaften, en toog weer aan het vrijwilligerswerk. Ik voelde steelse afgunstige blikken. Hendrik-Jan was het zijspan voorgegaan, maar Alice had meteen al deskundige vragen. Sylvie volgde onze nadering. Ze stamelde: “Hebben jullie…?” We knikten, hand in hand. Sylvie bekende: “Alice en ik hebben ons altijd aangetrokken gevoeld tot vrouwen. Alleen zaten we zelf in het verkeerde lichaam.” Maaike liet zich, nog stralend, gaan: “En, is het wat?” Ze wees op zichzelf, en zodoende op het zichtbare stukje linker borst. Sylvie verslikte zich, onderbrak met haar gehoest de uitleg, trok de aandacht van Alice, maar verloor die meteen aan Maaike. (Ik tikte hier “Naaike”, best een leuke woordspeling.) Hendrik-Jan deed een tactvolle poging om de aandacht te herkrijgen. Hij keek naar Maaike, krikte snel maar moeizaam zijn blik naar haar ogen, en vroeg: “Heb je het niet koud zo?” Maaike omarmde mij, en fluisterde: “Integendeel!” Hendrik-Jan schudde zijn hoofd, en mompelde iets als “foei, foei, foei”. Alice had nog haar halve aandacht voor hem, maar Sylvie leek nu wel Afra in haar opnemen van Maaike. Als een 3D scanner, maar zo’n uitdrukking ken ik nog niet. Hendrik-Jan deed een tactvol eindbod: “Zullen we de rondleiding uitstellen tot het beter schikt?” Het zijspan knikte. Hendrik-Jan maakte zo’n “ga je gang” gebaar naar de uitgang van de loods. We namen afscheid, dankbaar voor uitleg en opschorting.
We hadden behoefte aan praten, en gingen in de wachtkamer zitten. Die wachtkamer heeft theezitjes: tafeltjes en stoeltjes uit die begintijd, geschikt om gevieren thee met gebak te nuttigen, met een vaasje om je achter een dun boeket voor je overbuur te verstoppen. We zetten ons aan zo’n tafeltje, en waren blij met de leegte van het vaasje. Sylvie zuchtte: “Sorry, maar het is best moeilijk voor ons! Wij vallen allebei op vrouwen. Wij hebben ons allebei laten ombouwen, maar dat lukt natuurlijk nooit helemaal. Jamais! Elkaar hoeven wij niets uit te leggen. En opeens krijgen wij drie mooie jonge vrouwen te zien plus al die pubertjes. En dan gaan jullie hier nog even samen naar het toilet!” Alice zuchtte instemmend. Maaike dacht even na: “Misschien kennen wij iemand die je verder kan helpen…” Alices mond viel open. Maaike opperde: “We kunnen aan de anderen voorstellen, dat jullie twee straks met ons mee lopen naar ons huis. Daar is ook degene die jullie misschien verder kan helpen. Verder om vrouw te worden.” Sylvie en Alice wisselden een blik. “Nou, gráág…” We liepen terug naar de speeltuin.
Elsje gaf een kenmerkende loei: “Zijn jullie daar eindelijk?” Ik liep hand in hand met Maaike, en voelde haar ineenduiken. Punt voor de biecht. Elsje nam mij over. Saar vroeg, of de kennismaking gelukt was. Sylvie antwoordde, dat ze die later nog over gingen doen. Maaike herhaalde voor de anderen het voorstel om het zijspan straks mee te nemen. Saar bood meteen aan: “Bel dan maar, als we met de auto moeten komen om jullie op te halen.” Dankbaar aangenomen.
De tijd schreed onder gekout voort. De jeugd bleef onverminderd druktemaken, de honden hadden opgegeven, moeder en dochter bleven maar advocaat lepelen. Opeens kreeg ik twijfels over die twee: geen mens doet zo, geen mens. Meteen stonden ze moeizaam op, en wankelden naar ons toe. Elsje herkende hen als eerste: Hera en Freya. Ze stelden zich lillend voor aan het zijspan, en begroetten ons anderen hartelijk. Wie was ook weer wie van de twee? Maakt niet uit! De jongere wees naar het toegangshek. Daar verschenen een wielrenner en een hardloper: Apollo en Hermes. De müsli drongen op Apollo toe als handtekeningenjagers op hun idool, en Eros zocht zijn toevlucht bij de twee godinnen. Hermes leidde ook de müsli naar hèn toe.
Apollo richtte zich vertrouwelijk (maar niet fluisterend) tot het zijspan: “Ik kàn jullie helpen, maar dan moeten jullie een paar dagen bij ons logeren. Hierom: genetisch zijn jullie mannen. Vrouwlijke kenmerken krijg je onder invloed van vrouwlijke hormonen.Daar weten jullie alles van. Wat ik wil doen om jullie te helpen is: even dat DNA omzetten naar XX, dan jullie een paar dagen onder invloed van je zelfgemaakte hormonen lichamelijk laten vervrouwlijken, en dan je DNA weer terugzetten naar XY.” Het zijspan keek elkaar bedenkelijk aan. Elsje meende: “Ik ben nu dus viereneenhalf, hè! Ruim een jaar geleden werd ik nog in een draagband gedragen.” Ze liet in een flits haar borsten zien. Het zijspan stemde rochelend in met de behandeling. Ton en Saar reden hen vast met de auto naar Fort Rimboe, Apollo en Hermes hielden hen bij. Hera en Freya waren plots met honden en al verdwenen, maar hadden wèl afgerekend. (De westvleugel heeft een eigen bankpas en een eigen “kleine kas”. Wij (Malawiel) zorgen voor een aanvaardbaar tegoed, Diana houdt boek.) Wij (Malawiel) lieten de jeugd nog wat ravotten, rekenden af, en geleidden de jeugd op weg.
“Op weg” betekende: allereerst de “weg op”, de schelpjes kruisen. Het toegangshek van de speeltuin wijkt wellicht een meter terug van de omheining, en laat het zes meter breed zijn: er moesten ooit landbouwmachines door. Welnu, zes vierkante meter opstelruimte is krap voor vier volwassenen en tien kinderen. Tien nog steeds onvermoeide pubers (sorry, Eros), niet gewend aan de huidige tijd buiten Fort Rimboe. Ze werden onder luid bel-gerinkel en verwensingen van links en rechts ontweken. Een stuk of acht fietsers eindigden ongesorteerd met hun voertuigen in het nog vochtige zand van de Digitale Zandweg. Wiesje meldde dat maar even aan de dames van de speeltuin. Zelf begaven wij ons huiswaarts, vrij zeker van ons onvermogen om de botsingen te kunnen voorkómen.
Bij de watertoren wachtte ons een verrassing: van daarachter kwamen Hera en Freya tevoorschijn, behoedzaam de schelpjes overstekend, nu als de strakke dertigers die ze meestal “dragen”, en gekleed in onze gevechtskleding! Wiesje gaf hen terstond elk een stevige knuffel. Elsje tilde maar weer haar topje op: “Laat es zien?” Met hun rug naar de schelpjes lieten beide godinnen hun moois zien. Wiesje was naast Elsje gaan staan, tegenover de godinnen, en liet zich niet kennen.
Je kunt nòg zo innig willen wielrennen, met de spoorwegovergang nabij moet je toch vaart minderen en op je omgeving letten. Staan daar vier vrouwen hun tieten te vergelijken? Lachen: er lagen vier wielrenners bij ons op en naast de schelpjes, maar de twee volgers hadden niet gezien, wat hun koprijders afgeleid had. En dan was er nog de bromfietser die vooral (langs de rimboe-zijde) oog had voor zijn duo-passagier, op minder dan remweg-afstand de schelpjes geblokkeerd vond, het zand vol mensen, en dan maar naar links stuurde. Daar was nèt de struikenrij opgehouden, en begonnen de tegels rond de watertoren. Boem met het voorwiel tegen het metselwerk, duo-passagier omhooggewipt. Net niet tegen het metselwerk, maar zij (lang goudblond haar, geen helm) kwam lelijk neer op de armen van de bestuurder (met helm), die zijn brommer nog wel rechtop had. Twee mensen en een brommer sloegen tegen de tegels. Ik meldde dit dan maar bij het station. Hendrik-Jan liep mee terug om de noodzaak van medische hulp en van gereedschap te peilen.
We kwamen bek-af thuis, en zelfs Wiesje wilde een zwembad in (het kleine). De jeugd ging joelend meteen met een fahrkunst naar het grote zwembad. Wijzelf (Malawiel) volgden Freya en Hera naar het zijspan. Ton en Saar waren alweer weg met de auto - oh, met Aart en Yvonne naar Bill en Mina.
Het zijspan zat onwennig bij de frituur aan het bier, de kleding zo ver los als ze durfden. De rest (waaronder Diana en ondode Mart) zat bloot. Nou, Wiesje en Elsje hebben aan een half woord (hier: twee knoopjes open) genoeg, aan Maaike zal het niet liggen, en zij rukte ook mij de kleren van het lijf.
Apollo herhaalde blijkbaar voor ons: “Zodra zij er klaar voor zijn, maak ik hun Y-chromosomen tijdelijk onklaar met een chemisch kapje, en kopieer hun X-chromosomen. Vervolgens ga ik de werking van die X-chromosomen versnellen. Zodra ze dreigen een cyclus te krijgen, moet ik de zaak stoppen. Dan haal ik de kapjes weer van de Y-chromosomen plaats ze op de helft van die X-chromosomen. - Klinkt ingewikkeld, en ik heb het nog nooit gedaan, maar (geloof me!) voor mij is dat kinderspel.” Hij wendde zich vooral naar Alice en Sylvie: “Let op: je krijgt dus ongeveer de kenmerken van een zus van je, en dan hoop ik maar, dat jullie daarvan kunnen genieten. - In de tussentijd zijn jullie onze gasten. En eh - wij onsterfelijken zien veel, dus je eventuele schaamte geldt slechts voor de stervelingen. Ik wacht, totdat jullie me zeggen dat je er klaar voor bent.” Het zijspan knikte. Zo te zien dronken ze zich moed in. Wiesje verlangde naar het bad. Wij (Malawiel) taaiden af.
Maaike en Elsje doorkruisten eerst even het grote zwembad in drie richtingen, ietwat onthutst en ietwat bewonderend gadegeslagen door de toch eigenlijk wel moede muusjes en zich op de drijvende “ijsberg” vastklampende Eros. Daarna voegden ze zich bij Wiesje en mij in het kleine zwembad. Elsje peinsde: “Ik heb zin in een soort krachtmeting met He en Frey: een borstenwedstrijd. Borstbal, of zoiets.” Maaike zag het: “Zoiets als een kruising tussen volleybal en tennis. De bal moet over het net. Moet ook één keer mogen stuiteren om de kracht uit de slag te halen. Maar als die bal te laag komt?” Elsje besliste: “Als de bal lager komt dan je kruis, dan mag je die met je benen spelen. Niet wat bij volleybal “dragen” zou heten. Niet duiken en met je arm spelen, want bloot duiken op bosgrond geeft lelijke borsten.”
In de schemering van die avond probeerden we het. Hermes en Loki hebben onlangs een soort virtueel rookgordijn bedacht. Dat gordijn maakt ons volleybalveldje onzichtbaar vanaf de weg, zelfs al gebruiken wij verlichting. We hadden het net lager gehangen, halverwege tussen volleybal- en tennishoogte. En we hadden het veld beperkt tot beachvolleybal-grootte. De sjes tegen Hera en Freya. Het zijspan was niet onder de toeschouwers: laveloos waren ze de kuur in gegaan. De girls waren er wel. Aart en Yvonne waren er ook, thuisgebracht door Ton en Saar, en zelfs Aart had veel gedronken. Uiteraard werd dit geen sportwedstrijd, maar een snelle kweek van hormonen. Maaike mocht dan Elsjes inval verwoord hebben, en zelf nog het sportlustigst zijn, ze stond liever klef met mij toe te kijken. De jeugd kwam nog even toegesneld, en nam zich voor om dit later ook eens te proberen.
De kunst van borstbal is, dat twee stevige borsten een goed speelvlak bieden voor een (niet te harde) volleybal. Je kunt boogballen mooi aannemen, overspelen, en (na veel oefening met een mooie ruk waarschijnlijk) met de beoogde kracht over het net spelen. Elsje had Maaikes aanwijzingen dienaangaande begrepen, en Wiesje vertrouwde gewoon op haar bluf. Er lukte dus wel iets, speltechnisch. Voor de godinnen lag het uiteraard anders. Weliswaar droegen ze weer de gedaanten die ze tegenwoordig vaak “aan hebben”, maar beheersing van een niet-eigen lichaam is een kunst - zoiets als het gebruik van werktuigen, of zelfs maar gepriegel met handschoenen aan. Daarnaast is sporten niet een gewone bezigheid voor onsterfelijken. Laat staan een teamsport.
De wedstrijd duurde dus maar enkele minuten, en niemand had een score bijgehouden. Er kwam een volgende tweekamp: Diana en Yvonne tegen Afra en Karla. Ik leg het nog maar even uit. Diana als inmiddels een oudere Wiesje en vrij rationeel, Yvonne als inmiddels een oudere Sheila en sportief hoewel flink aangeschoten. Afra als zestiger met moede borsten, rationeel maar meer zuipschuit dan sportmens. Karla als een Wiesje in de dertig (dus jonger dan Wiesje is, maar ouder dan Wiesje oogt), rationeel en ooit (vóór haar drugsverslaving) wel sportief. Kortom, een aan elkaar gewaagd veld! Alweer een wedstrijd van niks, maar grote lol.
Inmiddels waren we ontzettend melig. Ik moest eraan geloven, met Maaike naast mij, en aangeschoten Aart en ondode dromer Mart tegenover mij. Mijn buik bleek een goede vervanger voor stevige borstjes. Zodoende ontpopten Maaike en ik ons als het minst slechte team. Apotheose: Maaike en ik tegen Wiesje en Elsje. Nu viel Wiesje door de mand. Maaike en ik bij acclamatie winnaars van de avond (van bruto een halfuur of zo). Elsje wilde ook iets gewonnen hebben, en pijpte mij dan maar midden op het veld. Aansluitend gingen we naar de frituur. De sjes droegen me aan mijn armen, Maaike aan mijn benen. Een onduidelijk vod over mijn buik moest een ereteken zijn. Ik herinner me, dat ik me bij de frituur verslikt heb in een pul bier, maar anders zou ik gezworen hebben dat we meteen naar bed gegaan waren. Wat een dag!
Op de vierde dag nadien vertoonde het zijspan zich weer, meteen bloot. Echte vrouwen, maar (zoals Apollo toelichtte) zonder eierstokken. Wiesje wilde tegen hen borstballen. Alice liet zich bij de frituur door Wiesje een bal toewerpen, en gebruikte haar borsten als een honkbalknuppel. De bal belandde op de vliering oostelijk van de poort, en Alice zelf zeeg kreunend neer. Einde oefening. Na een brunch kleedden ze zich in nieuwe jurken (ijlings gemaakt door Yvonne en Hera), en vroegen Ton en Saar om een slinger. Dankbaar namen ze afscheid.
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).