Laatste wijziging: 2023-11-28 (technisch), 2023-08-19 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Larie: "Sint Larie"

[geloof, sex]

 

De wereld was nog betrekkelijk glad. In de heuvelen van het huidige Nepal woonde een enkele mens, wellicht de eerste. Het was een witte man. Hij kon voldoende plantaardig voedsel vinden, maar hij voelde zich eenzaam.

Jegens de dieren om hem heen was hij minstens een goede buur. Echt bevriend was hij met de konijnen, vooral met gaandeweg drie vrouwtjes. Ze lieten zich graag door hem aaien, geleidelijk steeds meer opgeilen. Ze kwamen dan hevig schokkend klaar. De grond schudde dan steeds heviger, en de heuvelen werden een bergketen, met de hoogste bergen op Aarde. De konijnen deden ook terug wat zij konden doen: zijn worteltje liefkozen. Dan kwam ook hij schokkend klaar, en droeg bij aan die vorming van bergen en dalen. De konijnen werden steeds groter en menselijker. Wel verschillend: het oudste werd zwart, het jongste geel, en het middelste bleef wit.

De bergen waren zo hoog geworden, dat er voortdurend sneeuw op bleef liggen. Dat maakte het vinden van genoeg voedsel steeds moeilijker, dus ze moesten steeds verder zwerven. Ze bleven wel bijeen, al was het maar om elkaar warm te houden. Één voor één werden de gewezen konijnen zo groot, dat Larie met zijn worteltje bij deze vrouwen naar binnen kon, en daar klaarkomen. De vrijgekomen warmte deed sneeuw smelten, en de afscheiding van de vrouwen droeg bij aan de vruchtbaarheid van de rivieren die hun warmte deed ontstaan.

De sex leidde ook tot voortplanting, steeds in de kleur van de vrouwen. Maar er was dus weinig voedsel te vinden. Daarom besloten de nazaten, hun geboortegrond te verlaten. De witte nakomelingen trokken westwaarts, de zwarte zuidwestwaarts, en de gele oostwaarts. Slechts het oorspronkelijke viertal bleef zwerven tussen de hoogste toppen. Ze leken trouwens niet ouder te worden: of ze werden het niet, of ze reïncarneerden onmiddellijk. Meer nageslacht kwam er echter niet. Bovendien werden de zwarte en gele vrouw steeds witter.

Na lange tijd vroegen de vier ouders zich af, of het leven elders beter was, en hoe het hun nazaten vergaan zou zijn. Zodoende verlieten zij als laatsten de vertrouwde omgeving, en daalden dan maar westwaarts af van wat zij inmiddels als het Dak van de Wereld waren gaan ervaren. Uiteindelijk vonden zij steeds meer van hun witte nageslacht, maar het herkende hen niet meer. Dan trokken ze mismoedig verder. Ze vonden een bewoonbare heuvel aan de rand van een dorpje, en besloten zich daar te vestigen.

Totzover de mythe van Malawiel, bedacht door Maaike en Elsje, en verteld in de huiskamer. (Aan allerlei nog- en niet-meer-aanbedenen!) Met verontschuldiging aan de schoonouders. De onsterfelijken vonden het een mooi verhaal. Wel rees de vraag: waarom "Sint Larie" (bij Maaike uiteraard "stla", één lettergreep)?

Wel, zo'n stamvader verdient een voetstuk. Een naamdag zou passen. Echter, in Christelijke tradities is het van heiligen de sterfdag die vaststaat, veel vaker dan de geboortedag. (Merk op, dat 25 december de betwiste geboortedag is van Jezus van Nazareth, dat zijn sterfdag, althans de dag van zijn kruisiging, berekend moet worden, en dat geen van beide zijn naamdag is.) Naar het voorbeeld van "Sint Juttemis" is "Sint Larie" dan een ongedefinieerde dag, temeer omdat ik nog niet dood ben. Cogito, ergo sum.

Het mede-bedenken van bovenstaande mythe tekent wellicht de voltooiing van Elsjes inbedding in Malawiel, van haar inzien dat ze bij ons behoort en wat ze voor de groep kan betekenen. Oh, ze zal zich nog vaak tussen Wiesje en mij in willen drukken, maar we zien nu allen beide kanten.

De aanleiding tot het bedenken van de mythe was uiteraard ons voortdurende probleem van de Dankbaarheid. Zij drieën zijn mij zo dankbaar voor hun geluk en vooral genot, en ik ben zo Dankbaar dat het mij gegeven blijkt om hen dat te geven. Voor wie mij nog steeds ziet als de pasja met drie kwakjesvaten: als je geacht wordt om 's ochtends en 's avonds drie kwakjes op te brengen  en vaak tussendoor ook enkele (plus het niet als aftrekken bedoelde gedonderjaag met mijn voorhuid), dan zit je dankbaarheid als man niet in het "erop mogen". Veeleer wèl in de aanblik (met alle zintuigen) van die bevredigde lijven. En uiteraard in alle ondergane liefkozinkjes.

 

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).