Laatste wijziging: 2022-05-27 (technisch), 2022-03-26 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
Huis - Bezoek: uit - Bezoek: thuis
Misschien heb je wel eens gedacht: “Dat kooikershuisje, wie woont daar tegenwoordig?” Ter herinnering voor anderen: het Televisiekanaal loopt aan de oostzijde dood op de smalle Bittensluis onder de Bittenbrug in de Digitale Zandweg (die hier beklinkerd is). De kanaaldijken wijken juist uit, en vormen met de Digitale Zandweg een ongeveer trapeziumvormig bassin, de Baai. Aan de zuidzijde is een deel van de Baai (besef ik nu) aangeplempt en opgehoogd tot het dorpsplein, met een loswal. Aan de noordzijde is dat water aan het verlanden. Op dat stukje drasland staat een kooikershuisje met een steigertje. In dat huisje woonde, toen Wiesje en ik naar Us Net kwamen, Teun. Die slijt zijn laatste dagen nu in de mantelzorg van Toos aan de heidezijde van de Digitale Zandweg. Zo maakte hij plaats voor Bob en Marie. Die woonden sinds hun komst naar Us Net in het huisje, kilometers westwaarts, dat Wiesje van mevrouw Hoofddoek geërfd had. Zij hadden het van Wiesje gekocht, en bij hun verhuizing naar het kooikershuisje verkocht aan Sheila. Dat kon, want dat huisje (bij ons bekend als “VCR”) stond op de kadastrale kaart. Toen Bob en Marie dood gevonden waren in het kooikershuisje, hadden hun nazaten het ontruimd, en getracht het te verkopen. Dat kon niet, want het stond (zoals bijna heel Us Net) niet op de kadastrale kaart. Misnoegd hadden ze het opgegeven, en de sleutel (van het slot dat Bill op de deur gezet had na forceren uit ongerustheid over Bob en Marie) weer ingeleverd. Sindsdien stond het leeg.
Toen de schoonouders met Bill en Mina bij de schippertjes waren, hing een briefje op de deur van de kroeg (gesloten wegens lockdown) dat naar Ab en Sophie verwees. Zo kwam het, dat Ab Bill opbelde met de voordracht voor nieuwe bewoners. Zo kwam het, dat wij (Malawiel plus schoonouders) ongeveer een week nadien gingen kennismaken.
Aan het steigertje bij het huisje lag nu een scheepje, wellicht gebouwd voor de visserij op de Zuiderzee, en nadien verbouwd tot woonbootje. Het was op eigen kracht hierheen gevaren. Bootje en nu huisje werden bewoond door Marije en Manon, onmiddellijk bekend als “M&M”, en na de vraag “wie is wie?” ook als “de dikke en de dunne”. Twee vrouwen van tegen de veertig, en vooral Marije een bedenkelijke BMI, Manon nog altijd in mijn klasse. Heel warme mensen, onmiddellijk dikke(!) vrienden. Wiesje had voor onze theevisite dan maar twee vlaaien gemaakt. “Twéé lekkere vlaaien? En jullie zelf dan?” Uiteraard bedacht iederéén die bijnaam “M&M”, dus wezen ze ons op de naam van het scheepje: "Treets" (de oude productnaam van M&M's). Update: dat hadden ze fout, en ik dus ook: die luidde "Smarties".
Dit tweetal bracht welkome vaardigheden naar Us Net: herstel van rijwielen en klusjes aan schepen. En was er geen handel, dan hadden ze toch ergens geld, en dan gingen ze wel in de zon liggen of zo. Uiteraard hadden ze de vloot van Pierlala zien liggen, maar vrijwilligerswerk dááraan was niet hun ding.
Het “bewonen van bootje èn huisje” moest zich nog zetten. De gedachten gingen in de richting van een fietsenwerkplaats en een ontvangkamer (waar wij nu zaten) in het huisje, de rest aan boord. Ze hadden zelf de boot al aangesloten op electriciteit, waterleiding en zelfs riolering van het huisje. Nou, dergelijke onverwijlde zelfredzaamheid doet je snel stijgen in ons aller waardering (“achting”, als woordspeling op ons aantal). Reken even mee: ze reden (op snorfietsen) over de Digitale Zandweg, zagen de Baai en het huisje, lazen het briefje op de deur van de kroeg, gingen bij Ab en Sophie aan, waren die avond weer aan boord (op zwerftocht afgemeerd niet zo ver van Us Net), waren hierheen gevaren, hadden in het huisje en deszelfs kruipruimte aansluitpunten gevonden, berekend hoe ze vanaf die punten konden aftakken naar hun schip, een winkel gezocht voor de benodigdheden (nee, niet Tin Roof), die spullen laten afleveren, de spades onverwijld in de grond gestoken, en de aansluitingen gemaakt. (Ter herinnering: Us Net ligt aan een gasleiding, maar we betwijfelen het voortduren van de (onbemeterde) levering.)
Uiteraard moesten ook wij over onszelf vertellen. Niet te geloven, maar het bewijs werd geleverd: ze hadden twee boeken van Mart en een klein kunstwerk van Diana. Maar eh… Mart was toch dood? Kortom, even later wisten M&M van de wonderen van Fort Rimboe. En van verjongingsingrepen, snelle lichaamsgroei, en van de verhoudingen binnen Malawiel. Dan ook maar meteen van alles over de girls. Verrassing: Manon bleek een nicht van Thea, met wie de familie al lang geen contact meer had. Toevallig nog meer lesbo’s in de buurt? - Desgevraagd vertelden wij over buren en omgeving. Skin-changers? Ja, zij hadden net als wij de uitgebreide Blu-rays van de Tolkien-films van Jackson. De mammoeten leken hen leuk. Oh, en die ene kudde hier was lesbisch?
Marije hoorde een vertrouwd maar zeldzaam geluid: een Solex. Maaike vloog naar buiten, en haalde Sheila binnen. Elsje zag beteuterd een der laatste puntjes vlaai verdwijnen. Wiesje was tactvol: “We kunnen thuis toch meer vlaaien maken!” Elsje keek haar hoopvol aan: “En, doen we dat?” Yvonne probeerde de rek in Elsjes nasi-pak: “Nee, dat wordt dan een grotere maat.” M&M (volgens Maaike trouwens ook “de memmen” of “Mama”) keken vertederd: “Ware schoonheid zit van binnen. Kijk maar naar ons… Wou jij zo graag nog een stukje?” Het oogcontact tussen M&M en Elsje was te vluchtig voor mijn waarneming. Het verdwijnen van een punt vlaai eveneens. Diana plaagde luchtigjes: “Zullen we vanavond eens pannenkoeken eten?” Wiesje herhaalde Yvonnes rek-test.
Hier moet ik weer eens uitweiden. Het is een kwartje dat bij mij pas gevallen is toen ik onlangs schreef over Amsterdam. Als we een ruimte binnenkomen met stoelen die zich niet lijken te lenen voor schootzitten, dan weet Elsje zich steeds tussen Wiesje en mij in te dringen. “En dan hebben we nog...” Maaike komt dan aan mijn andere zijde zitten. Dan betoon ik mijn blijdschap door uitingen zoals “Ha, kom je gezellig bij mij zitten?”, en dan straalt ze een tijdje. Zijn de schoonouders er ook bij, zoals nu, dan gaan die aan één kant naast ons zitten (in wat dus meestal een kring is of wordt), met Aart en Yvonne in toevallige volgorde naast ons (dus naast Maaike of Wiesje), voorbij hen Diana, en aan het uiteinde Mart. Zij voelen zich minder op hun plaats in zo’n kring. Ikzelf eigenlijk ook, maar ik ben ja slechts de toy boy van Mawiel. Omdat Elsje een plaats in het midden van de rij verkiest, vormt Maaike meestal een uiteinde. - Oh ja: ik beschouw “Malawiel” en afgeleiden als enkelvoud, maar “M&M” en afgeleiden als meervoud.
Sheila was redderig, en nam weldra ietwat afstandelijk weer afscheid. We hoorden de Solex verdwijnen. En nu wij. We zaten als acht bezoekers op een kromme rij tegenover onze gastvrouwen in de huiskamer, op het zuiden, met uitzicht op de boot. Zodanig, dat Wiesje en Aart bijna met hun rug tegen de gashaard zaten - en die brandde, want het was januari, en er stond nog steeds druk op de leiding. Wiesje heeft het liever warm dan koud, maar Elsje trekt zich op aan Maaike, die ook nu onbekommerd het kanaal in zou duiken. We droegen die op zich heel behaaglijke nasi-pakken (met slechts een string eronder), maar Elsje zocht de stand van de ritssluiting die haar tepels nog net bedekte. M&M werden er merkbaar door afgeleid. Elsje beleed, dat we ons anders hadden moeten kleden: gevechtskleding. Marije was benieuwd, wat dan nog meer op gevechtskleding zou lijken dan de nasi-pakken, en toch minder warm zou zijn. Maaike sprong op, trok mij overeind, en meldde, dat wij de gevechtskleding wel zouden halen. We kregen “Neuk ze!” nageroepen.
Ja, inmiddels ken je dat wel. We snelden hand in hand naar het Fort, de binnenplaats aan de oostzijde over - en dan weten ook de beperkteren in de westvleugel (denk aan ondode gasten) wel, hoe laat het is. Jassen uit, schoenen uit, rolbaan af, uitkleden (ritueel, maar snel), samen plassen, bed op, snelle himalaya, sur place met opgooien, gevechtskleding aantrekken (zonder string eronder; ritueel, maar snel), gevechtskleding van de sjes in een draagtas proppen, rolbaan op, schoenen aan, jassen aan, zelfde weg terug. We moeten minder dan een kwartier weg geweest zijn.
Een man in kilt was bijzonder, maar een blom in topje en kort wikkelrokje bezienswaardiger. De sjes moesten zich omkleden, deden hun schoenen uit (met zichtbare borstjes), verruilden schaamteloos (lees: uitdagend) de nasi-jacks voor hun topjes, trokken mèt hun nasi-broeken hun strings uit, deden de wikkelrokjes aan, en trokken hun schoenen weer aan. M&M waren verbluft. Manon meende: “Je had je kleren ook uit mogen laten”, en Marije zei dromerig, dat zij dat sinds haar achtste niet gedurfd had. Elsje vond, met haar stralende lach, dat ook M&M zich toch mochten blootgeven. Marije bewolkte: “Heel lief van je! Wij hebben dat al minstens twintig jaar niet meer gehoord. Maar als ik me uitkleed, dan trap ik op mijn tepels…” Elsje getuigde van haar grote begrip: “Kun je je borsten niet in een draagband dragen?”
Marije zuchtte, keek de kring rond, en kleedde zich uit. Mja, van die aanblik krijgt een man geen stijve: een buik die tot voor de schaamstreek hangt, en over die buik (naar weerszijden afhangend) twee borsten als gevulde maar slappe kniekousen. Manon had zich inmiddels ook uitgekleed. Nou, als een man heel dronken is, dan misschien… Yvonne zag die draagband vóór zich, in mijn referentiekader een soort mitella. Nou, dat zouden ze onderzoeken! Oh ja, en de kachel kon inderdaad wat lager.
Aart vroeg, of we het scheepje mochten zien. We zàgen het toch! Oh, van binnen… Wij wel! M&M hielpen elkaar moeizaam de kleren in, en gingen ons voor, de loopplank over. Een popperig stalen scheepje, met achteruit een kuip met stuurwiel, daarvóór een vol woon-gedeelte, en vooruit een vol werkplaatsje. Aan dek was een mast neergeklapt. Geen zeilmast, maar overeindgezet samen met een boom laad- en los-tuig. Het geheel leek een kruising tussen een zeilend vissersbootje en een mechanisch zandschuitje. Dat woon-gedeelte herinnerde ons (Malawiel) aan onze slaapkamer, maar dan minder opgeruimd. (Maar moet je bij ons eens een kastdeur openen…) Elsje probeerde vrijpostig de veerkracht van hun bed, geen kooi, maar een tweepersoons boxspring-matras op de vloer. Ja, iedereen wist wel, dat ze onder dat rokje geen string droeg, laat staan iets groters. Marije zuchtte verlekkerd: “Ik zou mijn tepels of mijn kut willen strelen, maar waar hèb ik ze…?”
Met die vraag in ieders gedachten gingen we terug naar de huiskamer. De avondschemer viel. We namen onze plaatsen weer in, ietwat afwachtend. Diana vroeg: “Hebben jullie zin om bij ons te komen eten, nu?” De zinsbouw deed Elsje proesten: ze zag “nu” als woordspeling op Frans “nu” (verbogen: “nues”): “bloot”. Diana gaf onmiddellijk mee: wij achten aten immers altijd bloot, en gasten mochten zelf bepalen wat ze wel of niet droegen. Nou, die wondere wereld wilden ze wel eens meemaken! Allen hesen zich in de kleren, propten de nasi-pakken van de sjes in de draagtas, maakten de borden van de vlaaien schoon genoeg om ook in die tas te proppen, sloten boot en huisje af, en daar gingen we. Nu langs de westzijde van de binnenplaats, opdat iedereen zag dat we bezoek hadden.
Inchecken in de noordoost-toren, rondleiding door noord- en oostvleugel en zuidoost-toren. M&M kwamen ogen en referentiekader tekort: wie heeft zelfs maar één ruimte thuis die benadert wat noord- en oostvleugel bieden?
Alle tien bloot dronken we een aperitief in de huisrimboe, inmiddels allen bloot. Yvonne bood hulp: “Zal ik iets maken dat jullie het naaktlopen makkelijker maakt?” Wat een inkopper! Yvonne vroeg Diana te hulp, M&M bij zich, en de andere zes om een maaltijd te bedenken en te bereiden. Malawiel begaf zich naar de kas. “Als we nu eens…” Het draaide uit op een mediterrane rijsttafel: allerlei kleine schalen rondom een bak zilvervliesrijst. Moest er vlees wezen? Voor M&M gelukkig niet, maar de schoonouders hadden wel trek. Mart kreeg desgevraagd van Artemis twee vers-geschoten ganzen (of toch eidereenden?), en bleek best handig in plukken en toebereiden. Als dank bracht hij haar een toebereide bout, en die viel zeer in de smaak.
De tafelschikking bleek een uitdaginkje: waar plaats je juist deze gasten? Aart puzzelde er even op (immers geen technisch probleem), maar vond een goede oplossing: Mart en hij naar de korte kanten, Elsje en ik een plaats naar links, M&M op de plaatsen van Elsje en Mart.
M&M kwamen naar het tweede aperitief (waaraan allen behoefte hadden, zelfs allen iets alcoholisch) in hun nieuwe kledingstukken. Ja, hoe noem je zoiets: een beha met daaronder een “buikhouder”, dat alles met verstelbare banden (brede bandjes). Elsje hield het op “bebuha’s”, en niemand wist een betere aanduiding (al zou "bubuha" recht doen aan het woord waarvan afkorting). Het bovendeel had uitsparingen voor de tepels - een echo van Sheila’s inbreng bij de schootzitters-uniformen. De stof was donkerblauwe fleece. M&M waren diep geroerd door het medeleven en het resultaat, vervolgens door de tafelschikking en de spijzen.
En natúúrlijk mochten ze na het eten zwemmen, misschien beter eerst in ons kleine zwembad of in de huisrimboe, en pas na dat beroemde half uur wachten in het diepe. De huisrimboe vonden ze ook geweldig om in te zwemmen: heerlijk water, afwisselende routes mogelijk, bloot ongeremd alles kunnen laten hangen, en geen (waarneembare) pottenkijkers. Intussen deed Malawiel de afwas. Later gingen we alle tien het grote zwembad in. De daar aanwezige müsli namen haastig de wijk, tot teleurstelling van M&M, Wel lachen, vonden later veel aanwezigen in de huiskamer: de müsli wilden beslist niet die vormen van M&M krijgen, en trokken dus nog sterker maar wel kinderlijker naar Eros.
M&M vonden het grote zwembad uiteindelijk toch het mooiste, met bijvoorbeeld die lichtgevende diepteboeien. En dan het genot van de luchtdouches om je mee af te drogen. En die bedkamer met (zichtbaar) twee tweepersoons bedden, met bloedvlekken in de hoeslakens. “We zijn strontjaloers,” bekende Marije. We beleden maar weer eens, dat Maaike dit alles ontworpen had. Maaike verwees voor de inspiratie naar haar intrek bij Wiesje en mij. Ik gaf Wiesje de eer van de toestemming aan Maaike. Wiesje vond dan weer, dat ze dankzij mijn inzet bij mij gebleven was. Ik was net op tijd om een “En ik dan?” van Elsje te voorkomen: zij was (en is) immers niet slechts de sluitsteen die verdelen in twee paren mogelijk maakt, maar ook onze geliefde gangmaker. Ik stond achter haar, en knuffelde haar in die houding. In dit opzicht is ze heel gevoelig op haar borstjes (maar verder is ze nu eenmaal kut-gericht).
Uiteindelijk, halverwege de avond, stelden we M&M voor in de huiskamer. Zij in “bebuha”, wij achten bloot. En laten nou ook de girls aanwezig zijn, dus Thea ook, en zelfs het zijspan (tegenwoordig graag bloot, en terecht). Loki ging af met de slim bedoelde vraag “Hoe word je fietsenmaker?”, want minstens twintigvoudig antwoordde men eenstemmig: “Op een oude fiets moet je het leren!”
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).