Laatste wijziging: 2022-05-284 (technisch), 2022-02-23 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).
De winter loopt ten einde. De dagen zijn alweer merkbaar langer. Het micro-klimaat van Fort Rimboe maakt, dat de binnenplaats alweer noodt tot buiten vertoeven, zij het nog niet bloot. De kappen van de galerij zijn nog niet nodig voor schaduw, de zeilen (over de binnenplaats gespannen voor Sheila’s verjaardag) hebben we nu eindelijk gereefd (tegen de gevel van de zuidvleugel) om de zon door te laten.
Zo zaten we (Malawiel) dan weer eens op een gaasbank voor onze eigen huiskamer, in nasi-pakken, na zowaar een ontbijt in plaats van een brunch, met vóór ons een roltafeltje met koffie en nane. En plakken chocola, want we hadden die in onze rugzakken eens ververst. (Schijn je met pleisters ook te moeten doen.) Op bureaustoelen uit de noordoost-toren hadden we twee gasten. Ik beperk me maar tot de omschrijvingen “niet-meer-” en “nog-aanbedene”, hierna kortweg Niet- en Nog-.
Ja, ze hadden ons zien zitten, en wilden aanschuiven. ‘Tuurlijk! Welkom! Maaike en ik haalden de stoelen, Wiesje kopjes, schoteltjes, theelepeltjes (dus toch maar alles op een dienblad), en Elsje wist een abrikozenvlaai te liggen. (Door dat bezoek aan M&M was Wiesje weer in vlaaienstemming geraakt.) Steeds weer blijkt, hoe blij wij allen zijn met Fort Rimboe: geen gebeden, geen offergaven, wel gezelligheid en wederzijds begrip. En, niet te vergeten: contact tussen de onsterfelijken van verschillende achtergrond onderling.
Nog- genoot van de vlaai: “Ik wil vandaag eens rustig-aan doen. De mensheid knort over druk-druk-druk en de 24-uurs economie, maar verwacht van ons al eeuwen, dat we altijd klaarstaan.” (“We” leek te slaan op ŕlle nog-aanbedenen.) Niet- beaamde: “En dan hebben jullie een veelvoud van wat wij aan gelovigen hadden, en bovendien verspreid over alle tijdzones.” Hij keek ons vieren beurtelings aan: “Nogmaals: dit is čcht groots! Voor ňns om post-actief te zijn, voor hčn [hij wees op Nog-] om éventjes te kunnen uitblazen.”
Maaike was benieuwd: “Hoe speel je zoiets klaar: eeuwenlang dag en nacht voor een groeiende schare gelovige in de weer zijn: luisteren, beden verhoren, wonderen verrichten?” Nog- vond het een goede vraag: “Hermes heeft ooit voor Larie en Wiesje ons [hij wees op Niet- en zichzelf] vergeleken met een rechtspersoon. Maar denk aan kloosterorden: aan de continuďteit van een zich steeds vernieuwende groep mensen die zichzelf ondergeschikt maakt aan een doel. Of misschien aan de armen van een octopus, die tot op zekere hoogte afzonderlijk denken. Dat zijn vergelijkingen voor het begrip, niet voor hoe het nou precies werkt. Wij kunnen dus lang bestaan, we kunnen veel verschillende dingen tegelijk doen, en er is iets met dimensies. Zodoende kunnen wij in verschillende gedaanten opkomen, aanwezig zijn, en weer verdwijnen. Maar in dit geval hangt van één eh… wezen af, of er überhaupt iets gebeurt. Vandaag dus even niets. Vergelijk het met een boer die op zondag zoveel mogelijk werk naar maandag verschuift. Wat je aan een productielijn niet zou kunnen.”
Maaike had nňg een vraag: “In hoeverre kun je steeds dezelfde gedaante blijven gebruiken? Die wordt immers ouder, of valt op door eeuwige jeugd. Maar de Muzen lijken alles met betrekking tot hun vorige gedaanten vergeten te zijn.” Niet- prees: “Goed gezien! Het hangt ervanaf, waar kenmerken en herinneringen opgeslagen worden. Laat ik me niet wagen aan vergelijkingen met computers, maar me beperken tot kleding. Ja, dat is een goede vergelijking. Want als ik zeg, dat het afhangt van in welke zak of tas je iets opslaat, dan kan dat “iets” zowel slaan op jouw aantekeningen als op jouw auto-sleutels. Als je de jas achterlaat met je autosleutels erin, dan kun je die auto niet meer gebruiken. Maar sla je iets op in een hoesje aan je nek, dan kun je gerust je jas achterlaten, wellicht een andere aantrekken, en toch diezelfde aantekeningen blijven gebruiken. In het geval van de Muzen zou het zomaar kunnen zijn, dat hen geleerd is om hun “iets” (eigenlijk hun “alles”) op te slaan in iets waarover ze niet zelf kunnen beschikken.”
Elsje vond: “Eigenlijk mis ik de müsli in de huiskamer, nu ze de hele tijd in dat eh… harren net zitten. Het is zoveel stiller, en ze werken nu niet op La’s hormonen…” Wiesje proestte: “Wat komen wij nu veel tekort, hč? En nu kijkt iedereen weer naar ňns. Goed, toch?” Niet- glimlachte: “Ze komen heus allemaal weer terug. Wat moeten ze nou de hele tijd als twaalf meisjes met twee jongetjes die niet willen, en alle veertien nog niet kunnen? Ze raken heus snel uitgekeken op die paar sporten en spelen die ze daar kunnen doen. Jullie zijn veel grotere gangmakers voor ons, en jullie inspireren hčn.” Elsje keek mij aan: “Hoor je dat, La? Ze komen terug! Hou je ogen open!” Ze betastte tersluiks mijn kruis. (Niemand zat op schoot. Elsje had het weer voor elkaar om tussen Wiesje en mij in te zitten. Maaike zat dus weer aan mijn andere zijde.)
Wiesje had een onbewuste matriarchen-vraag aan Nog-: “Is die ruimte in de zuidwest-toren naar wens? Groot genoeg? Moeten er voorzieningen of spullen bij?” Nog- glimlachte: “Dank je wel! Heel attent! Ik denk, dat ik mede namens de andere gebruikers zeggen mag, dat de ruimte groot genoeg is. We kunnen er altijd nog een “harren net” aan bouwen. Een kledingrek en een schoenenrek zouden handig zijn, en een voetbadje met stromend water, los van bad en douche. En als je het helemáál volmaakt wil doen, dan ook zo’n grote iPad. Dan kunnen we in alle schriftvormen teksten schrijven, en onze gelovigen ook op jullie manier volgen op social media.” Hij wendde zich tot Niet-: “Jullie hebben een printer, hč?” Niet- schrok op: “Nee. Die enkele keer…” Niet- wendde zich tot ňns: “Had Diana laatst jullie printer gebruikt?” Wij wisten het niet, maar ik antwoordde: “In de noordoost-toren hebben wij een kleine kleuren inkjet staan. Volgens mij heeft Diana bij hen of in de zuidoost-toren een grote plotter staan.” Ik maakte kort duidelijk, wat het verschil is, en hernam: “Jullie mogen bij ons afdrukken, maar misschien willen jullie niet laten merken, dat jullie aanwezig zijn. Als er printers bij moeten komen, zeg het maar.” Nog- leek heel even in een punt te verdwijnen en eruit te verschijnen: “Zoiets als wat jullie in de noordoost-toren hebben, maar liefst een maat groter, eh… A3, zou dat kunnen?” Hij keek naar Niet-: “Jullie weten de weg, hč?” Niet- knikte: “Ja, voor die enkele keer hebben wij geen hele printer nodig.” Het ging indirect over geld, maar Wiesje zei kordaat: “Dan gaan wij die straks bestellen. En een kledingrek, oh… jullie óók, een schoenenrek, jullie óók, en dat voetbadje. En die iPad. Doen we!” We babbelden nog wat door over het ontwaken van de natuur uit een achterhaald lijkende winterslaap. Elsje haalde intussen een frambozenvlaai, ik zette koffie en nane bij.
Ook ik had een vraag aan Nog- en Niet-: “Is er eigenlijk een verband tussen jullie: twee aanzichten van hetzelfde, of zo?” Nog- bestudeerde zijn punt vlaai, en peinsde: “Waarschijnlijk wel. Kijk: of “wij” hebben de wereld geschapen, of “jullie” hebben ons geschapen met een verhaal dat wij jullie als sluitstuk geschapen zouden hebben, of jullie en wij zijn delen van hetzelfde. Bijvoorbeeld, dat jullie massa zijn, en wij energie. Velen van hčn [hij wees op Niet-] zijn immers begonnen als natuurkrachten, en geleidelijk zijn ze van krachten tot heersers van die krachten geworden. Hoe dan ook, zonder mensen zouden zij noch wij bestaan of voortbestaan, want geen andere diersoort heeft een godsbesef. Wij kunnen niet zonder jullie, maar sommigen van ons kunnen dingen doen die jullie niet, nog niet, of misschien niet meer kunnen. Afijn, je ziet aan ons wensenlijstje van daarnet, hoezeer wij jullie nodig hebben. En wat baten ons offergaven op heilige plaatsen, als we hier lekkere vlaai kunnen eten?” Knuffel van Wiesje. Nog- hernam ontroerd: “En waar ter wereld kunnen wij een vriendschappelijke knuffel krijgen van gelovigen?” Elsje vatte zangerig samen: “We zitten hier gezellig, en we zitten hier okee!” We gaven elkaar in een kring de hand, zo als sommigen elkaar “smakelijk eten” wensen. Tijd om ons te vertreden. We bekeken gezessen de inhoud van de plantenkas en van de moestuin, bespraken de te plegen lichte verschuivingen tussen gewassen, en namen bij de frituur afscheid.
Na de lunch deden we de bestellingen. Af te leveren bij Tin Roof, en dan brengt Pegasus ze wel bij ons. Ja, heus ook inktpatronen, A3 papier, en (omdat nog-aanbedenen waarschijnlijk geen spiekbriefjes afdrukken) een A3 lamineer-apparaat en hoesjes. Die avond zagen we Nog- in de huiskamer. Een lamineer-apparaat - groepsknuffel! Ook de müsli-en-zo waren weer in de huiskamer: veel gezelliger! Ze zochten zelfs ňns gezelschap. Elsje vroeg: “En… was het leuk?” Een VeMa antwoordde: “Nou… nee… Wij wilden jullie nadoen, soort vader-en-moedertje spelen, maar zij niet. Stomme kleuterpikkies...!”
Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).