Laatste wijziging: 2019-01-12 (technisch), 2009-05-22 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave. Naar vorig verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).

Kees: "Ik, Kees"

Mijn naam is Kees. Ik had een maat, die heette ook Kees. We dronken allebei jenever, hij liever oude, ik liever jonge. Daarom noemen ze mij Kees de Jonge. Maar als ik "Kees" zeg, heb ik het over mijn maat zaliger.

Ik doe niks. Nou ja, ik wacht tot ik óók weg mag. Ik durf niet voor te dringen. Er zijn van die dingen, je wilt niet dat ze gebeuren. Je vraagt je af, of ze gebeurd zouden zijn als ze je het niet hadden kennen vertellen. Het doet pijn, veel pijn. Maar op een gegeven moment weet je niet meer, hoe het zonder die pijn was. En de jajem helpt je, die pijn te dragen. Praten niet, en zéker niet tegen zo'n afgestudeerde nitwit, die zich niet kan voorstellen dat het hem ook zomaar kan overkomen.

Veel pijn, veel jajem, veel geld. En dat heb ik niet. Ik heb wel wàt: ik heb één keer geluk gehad in me leven. Maar ik moet uitkijken. Daarom maak ik soms zèlf drank. Dat is veel goedkoper, en ik heb er een redelijke hand van. Al zeg ik het zelf. Soms kan ik een deel verpatsen aan Bill of Albert. Kees had ook pijn. We hebben er zelden over gesproken. We zagen het aan elkaar. We hoefden elkaar niks te zeggen. We hadden steun aan elkaar, zoals je op de grond kunt zitten en elkaar als rugleuning hebt. Maar wij zaten vaak náást elkaar in de kroeg: dan hoefde je elkaar niet steeds aan te kijken.

Nu is het moeilijk, alléén. Je bent niet mèt iemand, dus je bènt niemand. In de stad voelde je al die scheve blikken. Hier is dat minder, Je màg er best bij zijn, maar je blijft toch een vreemde: iemand die niet samen met een ander aan een toekomst bouwt. Waar moet je met ze over praten?

Ik benijd die Larie best wel. Met zo'n mokkeltje zou ik subiet de drank laten staan. Godsamme, alsof ze je door je ogen in je ballen kijkt. Eigenlijk ben ik best blij als ik 'r niet zie: dat is veel rustiger. Gelukkig komt ze nooit mee, als Larie me bij het brouwen of stoken helpt. En hijzelf begrijpt me. Hij weet niet waarvan die pijn komt, maar hij voelt 'm, zonder dat ik hoef uit te leggen. Albert voelt ook wel dat er iets is. Die heb zelf óók iets, maar ik weet niet wàt.

Kees en ik hebben veel gezworven. Eerst in de stad, toen ook buiten de stad. Dan hadden we soms een fles, maar geen glaasjes. Zo ben ik uit mijn hand gaan drinken. Kees zocht altijd een bekertje, in een prullenbak of zo. De drank doodt de bacteriën wel. De bacteriën wel, waarom mij niet...

Naar inhoudsopgave. Naar volgend verhaal (ongeacht waarschuwingen, in leesvolgorde).