Laatste wijziging: 2021-12-15 (technisch), 2021-12-14 (inhoudelijk). Naar inhoudsopgave.
Dit is een verhaal binnen de Oudjes [geloof, sex]. Je springt erheen terug.
Malawiel is een vulkaankrater van uitdrukkingen. Dat begon al in de tijd dat Wiesje en ik nog slechts een stel vormden. De komsten van afkortingsmaniak Maaike en nog groter talenwonder Elsje hebben de snelheid van ontwikkelingen verhoogd. Malawiel is zelf al een voorbeeld. We duiden onszelf en de mogelijke stellen daaruit aan met die codes uit beginletters. Een voorbeeld van ontwikkeling is dat verhaal Wi deeb [geloof, sex]. Uiteraard zijn er nu meer mensen te debriefen, en onder vier mensen is duidelijk, wie bedoeld wordt: niet de gaande, niet de komende, maar degene die evenals ik blijft liggen. Dus is de uitdrukking ingekort tot “deeb!”, en is geworden tot “tot straks!”.
Zo is er ook een uitdrukking die (ontleend aan Herman Finkers) luidde: “Kun je de eierstokken zien?” In ons geval is het eerder voelen dan zien, en zó ver binnen kom zelfs ik niet. Er ontstond een parallel-uitdrukking: “Kun je met stokjes eten?” Beide uitdrukkingen versmolten tot “Stokjes?” Maar je kunt niet zo ver binnenkomen, als er een tampon in de weg zit. Dat leidde tot de vraag of het antwoord “touwtje”. Zo ontstond de uitdrukking: “Stokjes of touwtje?” Die ging in de eerste plaats betekenen “Vloeit ze?”, in de tweede plaats “Is de controle-bloeding al begonnen?”, en inmiddels in de derde plaats “Weertje, hč?” (of Plat: “Hej roep’n op ‘n moos?”)
Deze raad je vast niet: “Konijn!” Die betekent: “Jouw beurt!” Kijk, Wiesje en ik waren de konijnen. In mijn herinnering gaat die bijnaam terug op Mina en het turven van onze keren vrijen op Heidefeesten. Wiesje was uiteraard het opperkonijn. Ikzelf was dan het nooit als zodanig benoemde onderkonijn. Toen Maaike bij ons bleef, werd zij het wčl benoemde onderkonijn, en was ik dan maar zoiets als hčt konijn. Al herinner ik me, dat Maaike mij eens heeft aangeduid als de wortel. Zelf voelde ik mij eerder het haasje. Zodra Elsje bij ons bleef en voornoemde “konijnen-rangen” uitgelegd kreeg, legde zij het verband met de kerst-dis, in de (betwistbare) volgorde “opperkonijn eerst”. Zo werd hiërarchie tot beurtmelder, en zo werd “konijn!” tot “jouw beurt!” Uiteraard hebben we gevieren allang vastgesteld, dat die beurten vooral slaan op sex met mij, en dat we dus ongeveer terug zijn bij Mina en haar spreadsheet.
Sommige voetbal-supporters hebben de humor om “Enschede” “Pluskut” te noemen. Elsjes variant is “neuken of zuipen”: een vermaning aan mij, afgeleid van “pompen of verzuipen”. Tja, we hebben tegenwoordig vaak vaten heerlijk hooggistend bier in de noordwest-toren. Kees en Nora hebben plezier in het maken, wij velen (immers niet allen) in Fort Rimboe in het drinken, Hermes vervoert ze gemakkelijk, en in zijn rol als Mercurius (of Lug, van de zuidwest-vleugel) ziet hij met voldoening een betaling in de tegenrichting gaan. Een betaling deels in hop, want die zijn we zelf in verschillende smaken gaan verbouwen. Bier drinken of uit mijn mond ruiken of proeven is nu eenmaal niet aan Elsje besteed.
Er is een rubriek beschrijvingen van hoe ik met mijn handen en gezicht sex bedrijf, en soms voor de sur places. Aanduidingen, vergelijkbaar met die bij klassieke bladmuziek, zoals “andante”:
Donderdags (Maaike: “do’s”): afkorting van “als het vandaag donderdag is, dan is dit Amsterdam”, betekent: gehaast en vluchtig.
Detective (Maaike: “tief”): afkorting van “als een detective”, betekent: grondig zonder tijdsdruk.
Zoekend (Maaike: “zoek”): betekent: grondig maar gehaast.
Rondvaartboot (Maaike: “boot”): afkorting van “als op een rondvaart”, betekent: vluchtig, maar zonder tijdsdruk.
Behalve uitdrukkingen zijn ook klemtonen bij ons in beweging. Dat begint al bij het woord. “Au-au-au-au!” is beslist een klem-toon.
Yvonne gebruikt veel cliché’s, en Maaike heeft die meegekregen. Na een avond huiskamer geeft beslist wel iemand van ons in bed te kennen, dat iets niet haar ding is. Dan rijst onherroepelijk de vraag: “Wat is jouw ding?” Met het verdere verloop: “Nou, voel maar!” - “Lekker ding! Heb ik ook!” - “Ik ook, maar La niet. Eigenlijk is zijn ding toch wel mijn ding…” - “En het mijne!” - “En het mijne! Maar die buik is niet mijn ding.” - “Maar die buik is ook zijn ding niet!” - “Nee, dat klopt.” - “Dat ding klopt alleen als het stáát, en wanneer maken we dat nou nog mee?” - “Nou, laatst nog…” - “Oh ja, laatst. Wanneer was dat ook weer?” - “Twee minuten geleden, schat ik…” - “Wat???” - “Jazeker! Wat met staaf. Heel lekker! Is toch wel mijn ding!” - “Nee, wat ik nu voel, dŕt is toch jouw ding?” - “Hmm… ja… Misschien heb ik wel twéé dingen.” - “Ik ook! Ik heb hier ook twee dingen. En dat andere daar.” - “Driemaal is scheepsrecht.” - “Scheepsrecht is niet mijn ding!” - “Wat is jouw ding?” Zo’n gesprek (polyloog?) kan lang duren, maar wordt geleidelijk een tweegesprek. De derde vrouw en ik zijn dan “lichaamssappen aan het uitwisselen” (ontleend aan Dolf Jansen).
Terug naar de Oudjes [geloof, sex].
Naar inhoudsopgave.